Welstandsnota 2004

Geldend van 01-07-2004 t/m heden

Intitulé

Welstandsnota 2004

<vet>Inhoudsopgave</vet>Inleiding<vet>Hoofdstuk 1</vet>Beleidsbepaling, participanten en procedures1.1 Ruimtelijk kwaliteitsbeleid in de gemeente Urk1.2 De gemeenteraad stelt het welstandsbeleid vast1.3 B&amp;W voeren het welstandstoezicht uit 1.4 De welstandscommissie adviseerd1.5 De welstandscommissie 1.6 Openbaarheid 1.7 Vooroverleg en principeplannen1.8 Handhaving en excessenregeling1.9 Loketcriteria<vet>Hoofdstuk 2</vet>Welstandscreteria 2.1 algemene criteria<vet>Hoofdstuk 3</vet>gebiedsbeschrijvingen Kaart Welstandgebieden 3.1 Kom Urk 3.2 Tuindorp 3.3 Plan Noord 3.4 Schelpenhoek/Waaiershoek3.5 Top 3.6 Flatten 3.7 Hooiland 3.8 De Reede 3.9 De Reede/Urkerweg 3.10 Urkerhard3.11 De Staart3.12 De Natuurwijk3.13 De Polderwijk 3.14 Individuele Woningbouw3.15 Bijzondere bebouwing 3.16 Winkelcentra 3.17 Lemsterhoek 3.18 Kamperhoek 3.19 Zwolsehoek 3.20 Havengebied 3.21 Groen met verspreide bebouwing 3.22 Natuurgebied 3.23 Agrarisch gebied<vet>Hoofdstuk 4</vet>Sneltoetscriteria4.1 Algemeen 4.2 Aan- en uitbouwen 4.3 Bijgebouwen en overkappingen4.4 Kozijn en gevelwijzigingen4.5 Dakkapellen 4.6 Dakopbouwen4.7 Dakramen 4.8 Zonnepanelen en -collectoren 4.9 Spriet-, staaf- en schotelantennes 54 4.10 Erfafscheidingen 4.11 Rolhekken en (rol)luiken 4.12 Terras- en cafémeubilair 4.13 Reclames4.14 Balkons<vet>Overgangsbepaling</vet>StraatnaamregisterBijlage 1: BegrippenlijstBijlage 2: Lijst Rijksmonumenten Bijlage 3: Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningspichtige bouwwerken.<vet>InleidingRedelijke eisen van welstand</vet>Welstandstoezicht is ooit ingesteld om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte ontsieren. Bij iedere aanvraag voor een bouwvergunning wordt beoordeeld of het betreffende bouwwerk voldoet aan “redelijke eisen van welstand”. De welstandubeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet, gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in de omgeving worden beoordeeld, waarbij ook verwachte veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen. Artikel 12 maakt duidelijk dat de wetstandsbeoordeling een complex gebeuren is, waarbij deskundigheid en kennis van de omgeving vereist is. Door grote hoeveelheid combinaties van bouwwerk en omgeving valt de welstandsbeoordeling onmogelijk te standaardiseren of te objectiveren. Toch vraagt de samenleving om meer zekerheid en meer openheid rondom de welstandsbeoordeling. Vrijwel iedereen wil meewerken aan het instandhouden en bevorderen van de schoonheid van hun leefomgeving, mits vroegtijdig duidelijk is wat het betekent als zij met bouwplannen rondlopen. Veel irritaties over het welstandstoezicht worden weggenomen als vooraf aangegeven wordt welke zaken een rol spelen bij de beoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt. Modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht is een belangrijke doelstelling van het voorstel tot wijziging van de Woningwet. Artikel 12 is in dit wijzigingsvoorstel uitgebreid met een nieuw artikel 12a, dat bepaalt dat de welstandsbeoordeling alleen nog maar kan worden gebaseerd op door de Gemeenteraad in een welstandsnota vastgestelde welstandscriteria[1]. Voor u ligt de zo bedoelde welstandsnota van de gemeente Urk[2]. Deze nota voldoet aan de per 1 januari 2003 gewijzigde Woningwet. Naar aanleiding van de wetswijziging is ook de Bouwverordening van de gemeente Urk aangepast, waarbij verwezen wordt naar deze nota als uitwerking van de bepalingen volgens artikel 8 lid 6 van de gewijzigde Woningwet[3].<vet>Doel en uitgangspunten van het nieuwe welstandsbeleid van Urk </vet>De gewijzigde welstandsnota van Urk is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijk gebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van de Urker bevolking. Dat betekent dat de verschijningovorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van het bouwwerk alleen. Elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt en versterkt het woon- en vestigingsklimaat. Het doet van het wvlstandstoezicht in om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de schoonheid en aantrekkelijkheid van Urk. Door het opstellen van welstandsbeleid heeft de gemeente een effectief, controleerbaar en klant- vriendelijk welstandstoezicht om opdrachtgevers en Ontwerpers in een vroeg stadium te informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. Bij de voorbereiding van de “Welstandsnota 2004” is vanaf het eerste moment een maatschappelijke discussie gevoerd. Individuele burgers, ondernemers en belangenorganisaties zijn nadrukkelijk in de gelegenheid gesteld om hun inbreng te geven. tn samenspraak met de ambtelijke werkgroep is een programma van eisen opgesteld, wat richtinggevend geweest is bij het opstellen van de nieuwe welstandsnota:•Het welstandsbeleid moet klant- vriendelijk zijn en maatschappelijk draagvlak hebben. Burgers worden betrokken bij de voorbereiding en vaststelling. Het beleid moet uit te leggen zijn en de uitvoering ernan moet openbaar en controleerbaar zijn. •De planindiener en de architect hebben recht op een deskundig en begrijpelijk oordeel over hun plan. Aan de leden van de Welstandscommissie worden daarom de volgende eisen gesteld: communicatief vaardig, in staat om tekeningen te kunnen lezen, cultureel besef en kennis van de (geschiedenis) van de bouwkunst. •Het welstandsbeleid moet verweven zijn met andere beleidssectoren. Beeldkwaliteitplannen zijn een goede onderlegger voor welstandsbeleid en worden opgesteld in samenspraak met de burgers. •De regels moeten overzichtelijk zijn en maatwerk leveren per gebied. De vraag blijft in hoeverre ruimtelijke kwaliteit in regels kun worden vastgelegd. De regels moeten de ondergrens waarborgen en de pIanindieners in een vroeg stadium aan het denken zetten over kwaliteit. Vernieuwende plannen met potentie kunnen, ondanks dat zij niet aan de (gangbare) regels voldoen, een positieve bijdrage leveren aan de omgeving. •Het welstandsbeleid moet stimulerend, ontwikkelingsgericht en dynamisch zijn. Laat het niet te saai, niet te middelmatig worden!<vet>De Welstandsnota</vet> In de gemeenteraadsvergadering van 19juni 2003 is het plan van aanpak vastgesteld om te komen tot een nieuwe welstandsnota.<vet>Leeswijzer</vet> De welstandsnota moet inhoudelijk kennis koppelen aan juridische houdbare criteria en efficiënte procedures. Bovendien moet de nota leesbaar, begrijpelijk en stimulerend zijn voor de verschillende ‘gebruikers”. Dit levert een gelaagde nota op waarin welstandscriteria in allerlei soorten en maten zijn uitgewerkt. Daarbij is in ruime mate gebruik gemaakt van foto’s en voorbeelden. Hoofdstuk 1 begint met de beschrijving van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid van de gemeente en de huidige werkwijze van de Welstandscommissie. Daarna volgen paragrafen over de aangescherpte verantwoordelijkheden van de Gemeenteraad en Burgemeester en Wethouders bij respectievelijk de vaststelling en de uitvoering van het welstandsbeleid. Vervolgens wordt ingegaan op de betekenis en de inhoud van het advies van de Welstandscommissie. In een volgende paragraaf komen de taakomschrijvingen en de samenstelling ven de Welstandscommissie aan de orde. Tot slot volgen paragrafen over de openbaarheid van de vergaderingen van de Welstandscommissie, de mogelijkheden voor vooroverleg met de Welstandscommissie, de werkwijze bij projecten en planbegeleiding door een supervisor en over handhaving van het welstandsbeleid en de excessenregeling. Hoofdstuk 2 van de welstandsnota geeft de algemene criteria die Burgemeester en Wethouders en de Welstandscommissie gebruiken bij het welstandsoordeel. Daarna worden in hoofdstuk 3 de gebiedsgerichte welstandscriteria gegeven. Deze worden bij iedere welstandsbeoordeling gebruikt, om te beoordelen hoe het bouwwerk zich gedraagt in zijn omgeving. Op Urk zijn ruim twintig gebieden/thema’s te onderscheiden die eigen welstandscriteria hebben gekregen. In de volgende paragraaf van het derde hoofdstuk worden welstandscriteria genoemd voor specifieke Urker bouwwerken. Daarna volgen in hoofdstuk 4 de sneltoetscriteria van veel voorkomende kleine bouwplannen: aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, dakkapellen, kozijn/gevelwijzigingen, erfafscheidingen en reclames. De welstandscriteria voor deze kleine bouwplannen zijn zo opgesteld dat een ambtelijke snel- toets mogelijk is, Als een bouwplan van de criteria afwijkt of als deze in een bijzondere situatie niet van toepassing zijn, wordt het plan aan de Welstandscommissie voorgelegd. In de laatste paragraaf wordt tot slot de procedure gegeven voor het opstellen van welstandscriteria voor grotere )her)ontwikkelingsprojecten. De nota wordt afgesloten met een overgangsbepaling en een register van straatnamen met een verwijzing naar de betreffende welstandsgebieden. De nota kent drie bijlagen: een begrippenlijst, een lijst van rijksmonumenten en het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken van 16 december 2004.<vet>Gebruik van de welstandsnota en de hardheidsclausule</vet>In de praktijk wordt de wetstandsnota niet als ‘leesboek’ gebruikt. De planindiener die wil weten wat de welstandscriteria voor zijn of huur bouwplan betekenen onderzoekt eerst of het bouwplan valt onder de ‘veel voorkomende kleine bouwplannen. Het volstaat om kennis te nemen van de van toepassing zijnde welstandscriteria en of er in de straat een trendsetter is aangewezen danwel of in het betreffende gebied nog iets bijzonders over het bouwplan wordt gezegd. Het gebied is gemakkelijk te vinden in het register van straatnamen. Met deze informatie heeft de planindiener voldoende gegevens om een bouwplan te realiseren dat voldoet aan redelijke eisen van welstand. De welstandsbeoordeling kan in zon geval door bouw- en woningtoezicht worden afgehandeld. Wilde planindiener een afwijkend bouwplan dan ken hij (liefst via de ontwerper) daarover in overleg treden met bouw- en woningtoezicht. Het bouwplan wordt dan, eventueel in de vorm van een principeaanvraag, aan de Welstandscommissie voorgelegd, die het beoordeelt op grond van de gebiedsgerichte en algemene welstandscriteria.Voor alle bouwplannen die niet steun in de lijst van veel voorkomende kleine bouwplannen, gelden de gebiedsgerichte welstandscriteria en indien van toepassing de criteria voor specifieke bouwwerken. Deze welstandscriteria zijn minder ‘objectief dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute maar relatieve welstandscriteria die ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan. Aanbevolen wordt om bij twijfel of grote afwijkingen van de criteria de interpretatie in een vroeg stadium al onderwerp van gesprek te laten zijn met de Welstandscommissie.De welstandscriteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangvet en dienen om de kwaliteit van Urk op te waarderen. Dat is primair de bedoeling van het welstandstoezicht. Maar veel liever worden in Urk bouwplannen gezien waarbij de welstandscriteria worden gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving. In zon geval kan het zelfs voorkomen dat de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn. Het ken gebeuren dat een plan wél voldoet aan redelijke eisen van welstand maar niet aan de gebiedsgerichte objectgerichte welstandscriteria. Daarom kunnen Burgemeester en wethouders, na een schriftelijk en gemotiveerd advies van een welstandscommissie, afwijken van deze welstandscriteria. In de praktijk betekent dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria kan worden beargumenteerd. Daarbij geldt de stelregel: ‘het is redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonische vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt’.

Hoofdstuk 1 Beleidsbepaling, participanten en procedures

Artikel 1.1 Ruimtelijk kwaliteitsbeleid in de gemeente Urk

In het ruimtelijke kwaliteitsbeleid van de gemeente is het welstandstoezicht het ‘vangnet’. De hoogte van het vangnet hangt echter nauw samen met het ruimtelijke kwaliteitsbeleid dat de gemeente voert. Het proces van het opstellen van een welstandsnota begint dan ook met een inventarisatie van het lokale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en een analyse van de consequenties daarvan voor het welstandsbeleid.<vet>Welstandstoezicht op Urk, de huidige situatie </vet>De gemeente Urk voert reeds lange tijd welstandstoezicht uit. Tot 1987 door het Oversticht en daarna door een gemeentelijke Welstandscommissie. Vanwege de invoering van de Woningwet 1991 heeft de gemeente Urk welstandsbeleid geformuleerd. Dit is vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan Urk uit 1992 en de welstandsnota ‘Kwaliteit met beleid’, vastgesteld door de Gemeenteraad op 24 februari 1994. Daarnaast voert de gemeente specifiek beleid met betrekking tot de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving. Van deze mogelijkheid wordt vooral de laatste jaren gebruik gemaakt, in de vorm van beeldkwaliteitplannen. Burgemeester en Wethouders laten zich bij de afgifte van bouwvergunningen adviseren door een adviescommissie die bestaat uit onafhankelijke deskundigen, de Welstandscommissie voor Urk. Om de twee weken houdt deze commissie een openbare zitting. Planindieners en ontwerpers kunnen desgewenst een toelichting geven op het plan. Alle bouwvergunningplichtige plannen worden in de commissie behandeld.<vet>Ruimtelijk beleid </vet>De gewenste ruimtelijke Ontwikkeling kan in deze nota worden vastgelegd. In sommige delen van de gemeente wordt een actief ruimtelijk kwaliteitsbeleid gevoerd waarbij instrumenten als een beeldkwaliteitplan worden ingezet. Het eerste was het beeldkwaliteitplan voor de dorpskom en het laatste het beeldkwaliteitplan voor de Polderwijk. Momenteel vigeren er in de gemeente 74 bestemmingsplannen waarvan er 51 ouder zijn dun 10 jaar. Het oudste geldende plan stamt uit 1974. De planvormen lopen uiteen, de laatste jaren is er een streven naar uniformiteit. Momenteel is de gemeente bezig met een inhaalslag voor mat betreft de actualisatie van de bestemmingsplannen. Bij de inhaalslag streeft men naar standaardisatie van het proces en inhoud. Het gaat bij de actualisatie primair om een bouwtitel en een gebruiksregeling. In de toelichting worden beleidsuitgangspunten zoals een stedenbouwkundige paragraaf of een kwaliteitsparagraaf (en eventueel een verwijzing naar het welstandsbeleid opgenomen. De Welstandscommissie wordt hierbij om advies gevraagd. Stedenbouwkundige plannen worden intern gemaakt of uitbesteed. Zij hebben vooral een globaal toetsende en strategische functie. -let stedenbouwkundige plan legt het ambitieniveau neer voor de welstand. Er wordt gestreefd in een aantal steekwoorden het toetsingskader te definiëren. Bij het opstellen van de stedenbouwkundige plannen wordt de Welstandscommissie om advies gevraagd.<vet>Monumentenbeleid </vet>De gemeente Urk heeft dertig rijksmonumenten[4] en voert een actief monumentenbeleid. Stedelijke vernieuwing. herstel of behoud van het cultureel historisch erfgoed heeft prioriteit. Naast het recentelijk afgeronde “aktieplan dorpsvernieuwing” zijn inspanningen gedaan die geresulteerd hebben in het Beeldkwaliteitsplan Urk (1992), de Welstandsnota (1994), MIP/MSP Monumenten Inventarisatie en Selectie Project (1980-1998), het bestemmingsplan Kom Urk, 1e algehele herziening (1998) en als laatste inspanning het aanwijzingsvoorstel Urk als beschermd dorpsgezicht. Al deze instrumenten stellen hoge eisen aan de legt- en omgevingskwaliteit ven het oude dorp. Verwacht wordt dat begin 2006 het voormalige eiland wordt aangewezen als een beschermd gebied in de zin van de Monumentenwet 1988. Behalve het rijkmonumentencomplex ‘gemaal Vissering’ zijn alle monumenten gesitueerd binnen het te beschermen gebied. In het bestemmingsplan Kom Urk, 1e algehele herziening, is rekening gehouden met de aanwijzing als te beschermen gebied.Ook is er aandacht voor het archeologisch erfgoed in de grond. Uitgangspunt is dat de bodemschatten in de grond worden bewaard, Is dit niet mogelijk vanwege gewenste bebouwing dan dient met de aanwezige bodemschatten zorgvuldig te worden omgegaan. Een nieuwe archeologische basiskaart, waarop de vermoedelijk vindplaatsen van bodemmateriaal zijn aangegeven, is in voorbereiding en resulteert in een archeologische beleidskaart.Voor monumenten, beeldbepalende panden en woningen gelegen binnen het te beschermen gebied zijn subsidiefaciliteiten beschikbaar. Doordat in het oude gedeelte van Urk hogere eisen worden gesteld aan de leef- en omgevingskwaliteit zijn de bouwkosten hier ook hoger. Door het beschikbaar stellen van subsidiefaciliteiten wordt niet alleen tegemoet gekomen aan de hogere bouwkosten maar is bovendien een extra instrumentarium voorhanden om de leef- en omgevingskwaliteit te waarborgen. Aan deze geldelijke steun worden voorwaarden verbonden. Naast gemeentelijke subsidiefaciliteiten kennen ook de provincie Flevoland en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg regelingen op het gebied van geldelijke steun.De gemeente Urk heeft een eigen Monumentencommissie De commissie ineen onafhankelijk adviesorgaan, dat gevraagd en ongevraagd adviseert. Belangrijk onderdeel in de vergaderingen is de planbeoordeling voor wijzigingen aan rijks- en gemeentelijke monumenten. De Monumentencommissie adviseert verder over allerlei beleidszaken met betrekking tot de gemeentelijke monumentenzorg. Ook is voor de commissie een belangrijke taak weggelegd in het selecteren en beoordelen van potentiële panden voor de gemeentelijke monumentenlijst. Overwogen wordt of in de toekomst een geïntegreerde welstand- en monumentencommissie kan worden ingesteld, zodat tot een integraal ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt gekomen. Vanuit de monumentenzorg wordt het wenselijk geacht dat het monumentenbeleid (inclusief archeologie. cultuurhistorie, historische geografie, stedenbouw en landschapskunde) integraal onderdeel wordt van het toekomstige welstandsbeleid.Naast het bestaande monumentenbeleid zijn een aantal nota´s in ontwikkeling of reeds in voorbereiding. zoals een monumentenbeleidsnota, een gemeentelijke monumentenlijst en een archeologische beleidskaart.<vet>Openbare ruimte </vet>Het opstellen van inrichtingsplannen, de uitvoeringen beheer van de openbare ruimte geschieden grotendeels in eigen beheer. Bij reconstructies en andere herinrichtingen wordt rekening gehouden met de huidige eisen die er aan de openbare ruimte worden gesteld. Er wordt een integrale aanpak nagestreefd. Te denken valt aan de inrichting van de 30 km/uur gebieden. Weg, riool, openbare voorzieningen en groen worden in samenhang aangepakt zodat een gebied, na herinrichting, volledig aan de huidige eisen voldoet.Voor de wegen wordt de categorisering gehanteerd zoals die door de Gemeenteraad is vastgesteld. Hierin worden hoofdontsluitingswegen onderscheiden zoals o.a. de Singel - Staartweg en Toppad - Vlaak (50 km/sur) en wijkontsluitingswegen zoals Lange Dam (30 km/uur) Genoemde wegen onderscheiden zich door de rode fietsstroken aan weerszijden. Deze zijn wel te berijden voor autoverkeer als de verkeerssituatie dit toelaat. De inrichting van de wegen is zodanig dat er moeilijk harder gereden kan worden dan de toegestane snelheid. Dit door gebruikt te maken van asverspringingen, versmallingen en drempels of zogenaamde “punaises”. Het gewenste onderhoudsniveau staat beschreven in het wegenbeheerplan. Hieruit vloeit ieder jaar een lijst voort met wegen die ie aanmerking komen voor herstraten/herinrichten. Voor het onderhoud van de riolering wordt gebruik gemaakt van een rioolbeheerplan. Jaarlijkse inspecties worden gedaan en bepaald wordt of rioolstrengen vervangen moeten worden. Hierin wordt de koppeling gemaakt met het bovenliggende wegdek.De openbare verlichting moet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, iedere categorie weg vraagt zijn eigen hoeveelheid licht. Om dit te bereiken staan er diverse typen mesten en worden verschillende soorten armaturen toegepast. Een beheerplan is in ontwikkeling.Tot de openbare ruimte behoren tevens de plantsoenen. Deze zijn beschreven in het groenstructuurplan. Er zijn drie structuren:<vet>Hoofdgroenstructuur </vet>Onder de hoofdgroenstructuur wordt verstaan het groen wat langs de hoofdontsluitingswegen is gelegen. Deze wegen worden gekenmerkt door een dubbele bomenrij. Het groen in de oude dorpskom, de park- gebieden en het bos behoren eveneens tot de hoofdgroenstructuur. Voor de oude dorpskom moet een beleid worden ontwikkeld dat refereert aan de van oorsprong groene traditie.<vet>Wijkgroenstructuur </vet>De wijkgroenstructuur is gelegen langs de wijkontsluitingswegen. Kenmerkend ineen enkele bomenrij. Tevens behoort al het groen langs de waterpartijen en de grotere plantsoenen tot de wijkgroenstructuur.<vet>Buurtgroenstructuur </vet>Al het overige groen in de woonstraten behoort tot de buurtgroenstructuur. Van opgaande beplanting wordt overgegaan naar een bodembedekkende beplanting. Dit is onderhoudsarmer en sociaal vriendelijker. Met de herinrichting van een wijk worden de plantsoenrenovaties integraal meegenomen. Het onderhoudsniveau is beschreven in een groenbeheerplan. Er is een nota snippergroen waarin de mogelijkheid geboden wordt om incidenteel een stukje groen uit te geven (verkopen( als de ligging dit toe laat.).Hiernaast zijn er ruim veertig speelterreinen, drie begraafplaatsen en een sportcomplex. Deze vragen elk om een andere vorm van beleving en kwaliteit van groen.<vet>Landschap </vet>In het buitengebied wordt geen ruimtelijk kwaliteitsbeleid gevoerd. Wel zijn enkele ontwikkelingen aan te wijzen die de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied bedreigen en daarom van belang zijn voor het opstellen van welstandsbeleid. Het gaat dan om de grootschalige uitbreidingen van woonwijken en bedrijvenlocaties zonder compenserende maatregelen en zonder aandacht voor inpassing in het landschap. Steeds vaker moeten naast of in de plaats van de landbouw ook nieuwe functies een plaats krijgen. Recreatief medegebruik legt extra druk op het buitengebied. Het wordt vanuit de gemeente dan ook zeer noodzakelijk geacht dat de cultuurhistorische aspecten een rol spelen bij de welstandsbeoordeling van ingrepen in het buitengebied. Tot nu toe beperkt de advisering van de Welstandscommissie zich hoofdzakelijk tot de detaillering van de gebouwen en het gebouw als zodanig. De advisering moet zich uitbreiden naar de structuur van het landschap.<vet>Aansluiting tussen welstandsnota en andere beleidsdocumenten</vet>Omdat Urk het ruimtelijk kwaliteitsbeleid vanuit verschillende invalshoeken wil intensiveren is het zaak zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten. Van elk instrument moet duidelijk zijn wat de reikwijdte is verweven met andere beleidsinstrumenten. In het kader van deze welstandsnot is vooral de relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder weer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Datgene dat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan door welstandscriteria niet worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies richt zich op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zon geval de welstandsnota daarvoor de argumentatie leveren, in de welstandsnota wordt verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten. Dergelijke documenten maken daardoor deel uit van de welstandsnota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde eisen als voor de welstandsnota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de Gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die ‘zo veel mogelijk’ zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en de specifieke aspecten van het bouwwerk in de omgeving. In het geval van een beeldkwaliteitplan moet zorgvuldig worden nagegaan of dit wordt gebruikt in het kader van de bestemmingsplantoetsing of in het kader van het welstandstoezicht.

Artikel 1.2 De gemeenteraad stelt het welstandsbeleidsplan vast

Met de gewijzigde Woningwet is een gemeentelijke welstandsnota een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandsnota een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandstoezicht. Na vaststelling van de welstandsnota door de Gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar worden gebaseerd op de criteria die in de welstandsnota zijn genoemd. De criteria in de welstandsnota moeten zo concreet mogelijk worden toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk in de omgeving. Nieuw is dat de welstandscriteria niet langer algemeen bindend zijn (omdat ze niet meer zijn opgenomen in de bouwverordening) maar een stelsel van beleidsregels vormen waarbinnen Burgemeester en Wethouders het welstandstoezicht moeten uitvoeren. Dit geeft onder meer de mogelijkheid om de welstandscriteria per gebied op maat te snijden. Het blijft bij het welstandstoezicht gaan om redelijke eisen van welstand, maar de vraag wat precies ‘redelijk’ is wordt per gebied ingevuld. Na vaststelling van de welstandsnota wordt de werking ervan periodiek geëvalueerd. De Welstandscommissie legt de Gemeenteraad een jaarverslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden, in het verslag wordt tenminste uiteengezet op welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria[5]. Naar aanleiding van de evaluatie kan de Gemeenteraad overgaan tot aanpassing van de welstandsnota, Voor dergelijke aanpassingen is de gemeentelijke inspraakverordening van kracht. Na vaststelling van de welstandsnota is de Gemeenteraad bevoegd tussentijds aanvullingen op de welstandsnota vast te stellen. Dit is vooral het geval bij de grotere nieuwe projecten waarvoor de welstandscriteria voortaan in het kader van de stedenbouw kundige planvoorbereiding worden opgesteld. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding (zie paragraaf 2.5).

Artikel 1.3 B

De bestuurlijke verantwoordelijkheid van de afgifte van de bouwvergunning ligt bij Burgemeester en Wethouders, Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van dein de welstandsnota opgenomen criteria. ln vele gevallen speelt het advies van de onafhankelijke en deskundige Welstandscommissie daarbij een belangrijke rol,<vet>Wanneer vragen B&amp;W advies aan de Welstandscommissie?</vet>Burgemeester en Wethouders vragen bij elke reguliere bouwvergunningsaanvraag advies aan de van de Welstandscommissie, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de bouwvergunning op een andere grond moet worden geweigerd. Indien de reguliere bouwvergunning op verzoek van de planindiener wordt gefaseerd vindt de welstandsbeoordeling plaats in de eerste fase. Na de goedkeuring krijgt de indiener de gelegenheid om het plan bouwtechnisch verder uit te werken, waarna in de tweede fase de toetsing aan het Bouwbesluit en op bodemverontreiniging plaatsvindt. Soms zal het voor de Welstandscommissie moeilijk zijn een plan gefaseerd te beoordelen omdat de ruimtelijke en de bouwtechnische aspecten sterk verweven zijn. Als de tweede fase een ingrijpende wijziging van het plan inhoudt kan de planindiener door Burgemeester en Wethouders worden verzocht om een gewijzigde aanvraag voor de eerste fase in te dienen die opnieuw wordt getoetst De planindiener beslist zelf of hij dit risico wit lopen. Naast de formele gefaseerde bouwvergunningsaanvraag blijft ook de mogelijkheid bestaan tot het voeren van voor overleg met de Welstandscommissie door middel van een principeaanvraag (zie paragraaf 1.7). Bij bouwaanvragen die volgens de Woningwet onder de lichte vergunningprocedure vallen vragen Burgemeester en Wethouders geen advies aan de Welstandscommissie indien het betreffende bouwplan valt onder één van de categorieën veel voorkomende kleine bouwplannen, de sneltoetscriteria van toepassing zijn en het bouwplan daaraan zonder twijfel voldoet. De ambtenaar bouw- en woningtoezicht wordt door Burgemeester en Wethouders gemandateerd om in dat geval het positieve welstandsoordeel te geven.<vet>Wanneer kunnen B&amp;W afwijken van het welstandsadvies?</vet>Burgemeester en Wethouders volgen bij hun oordeel in principe het advies van de Welstandcommissie. Daarop zijn de volgende uitzonderingsmogelijkheden:•Afwijken op inhoudelijke grond: Burgemeester en Wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de Welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de Welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet de criteria heeft toegepast. Indien Burgemeester en Wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de Welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De Welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld. •Afwijken van de welstandscriteria(hardheidsclausule): Burgemeester en Wethouders kunnen op advies de Welstandscommissie afwijken van de welstandscriteria. Dit kan gebeuren bij plannen die niet voldoen aan de vastgestelde gebiedsgerichte of objectcriteria maar wél aan redelijke eisen van welstand, dit te beoordelen aan de hand van de algemene welstandscriteria. Bijvoorbeeld indien de afwijking integraal onderdeel uit maakt van een nieuw ontwerp. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. •Afwijken om andere redenen: Burgemeester en Wethouders hebben [6] de mogelijkheid om voor een bouwplan, dat in strijd is met redelijke eisen van welstand, toch bouwergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De Welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld. Op Urk zijn Burgemeester en Wethouders uiterst terughoudend met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen.<vet>Indienen bezwaar </vet>Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van Burgemeester en Wethouders op de aanvraag voor een bouwvergunning. Belanghebbenden zijn in de regel de planindiener en de direct omwonenden. In de bezwaarschriftprocedure heroverwegen Burgemeester en Wethouders het besluit, na advies van de ‘Commissie Bezwaarschriften. Belanghebbenden worden in dat gevat uitgenodigd om tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toe te lichten. Binnen tien weken nemen Burgemeester en Wethouders daarna een beslissing op het bezwaar. De belanghebbenden die het met de heroverweging niet eens zijn kunnen hiertegen in beroep gaan bij de Rechtbank. Het cluster Bouw- en Woningtoezicht kan informatie geven over de procedure. Als een bezwaar te waken heeft met het welstandsoordeel richt de belanghebbende zich dus nadrukkelijk op het oordeel van Burgemeester en Wethouders en niet op het advies van de Welstandscommissie. Dat is immers alleen een advies aan Burgemeester en Wethouders. De Welstandscommissie zelf kent daarom geen bezwaarprocedure voor belanghebbenden. Natuurlijk kunnen de ontwerper en eventueel de planindiener de Welstandscommissie wel een toelichting op een uitgebracht advies vragen. Na hoor en wederhoor kan de Welstandscommissie als zij daartoe aanleiding ziet, het advies herzien. Deze herziening wordt in het advies gemotiveerd. (zie ook paragraaf 1.4).<vet>Jaarlijks rapportage over de uitvoering van het welstandstoezicht</vet>Burgemeester en Wethouders stellen, ter uitvoering van artikel 12 lid c van de Woningwet jaarlijks een verslag op voor de Gemeenteraad over de wijze waarop zij met hun verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het welstandstoezicht zijn omgegaan. De rapportage over het voorgaande jaar is uiterlijk gereed in maart van het volgende jaar. In de rapportage komen in ieder gevat de volgende punten aan de Orde:•De wijze waarop Burgemeester en Wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen; •In welke categorieën van gevallen zij de aanvraag voor een lichte bouwvergunning niet aan de Welstandscommissie heeft voorgelegd en op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria; •In welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van ‘ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand’ (artikel 19 Woningwet) zijn overgegaan en of zij na die aanschrijving is overgegaan tot bestuursdwang.

Artikel 1.4 De welstandscommissie adviseert

Het advies van de Welstandscommissie geeft aan of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk en/of standplaats, zowel op zichzelf als in verband wet de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, voldoet aan redelijke eisen van welstand Dit wordt beoordeeld aan de hand van criteria zoals opgenomen in de welstandsnota. Het advies van de Welstandscommissie wordt schriftelijk vastgelegd in begrijpelijke taal. Dit advies bevat een korte omschrijving van het plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten, uitwondend in een integraal advies. Steeds moet de motivering van het advies duidelijk zijn. De welstandsadviezen zijn niet gericht op zaken die geen betrekking hebben op het welstandstoezicht. Het welstandsadvies kan aanbevelingen bevatten voor beleid of procedurele zaken die naar mening van de commissie in acht genomen moeten worden. De welstandsadviezen mogen niet beledigend of discriminerend zijn geformuleerd.<vet>Uitkomst en betekenis van het welstandsadvies</vet>Het welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben:|•Akkoord: als het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt een positief advies gegeven aan Burgemeester en Wethouders. Op initiatief van de Welstandscommissie of op verzoek van Burgemeester en Wethouders of diens vertegenwoordiger, kan een positief advies schriftelijke worden gemotiveerd. Dit gebeurt in ieder geval bij bijzondere situaties waarbij wordt afgeweken van de criteria met toepassing van de hardheidsclausule. Ineen enkel geval attendeert de Welstandscommissie, de planindiener op zaken die het plan op een (nog) hoger niveau kunnen tillen Deze suggesties zijn vrijblijvende overwegingen en staan los van het welstandsadvies zelf; •Akkoord, mits: regelmatig voldoet een plan naar mening van de Welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet aan redelijke eisen van welstand, tenzij het op onder geschikte punten wordt aangepast. Deze punten worden ondubbelzinnig genotuleerd of op tekening aangegeven. De Welstandscommissie geeft in dit geval aan Burgemeester en Wethouders het advies ‘akkoord mits’. Burgemeester en Wethouders houden vervolgens ofwel het plan aan en de planindiener de gelegenheid geven het plan aan te passen, ofwel verlenen de bouwvergunning onder voorwaarde dat het plan wordt aangepast. In het laatste geval moet de voorwaarde vanuit het belang van ‘redelijke eisen van welstand’ expliciet worden genoemd bij de vergunningverlening (artikel 56 WW): •Niet akkoord: als een plan naar mening van de Welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet vol doet aan redelijke eisen van welstand, volgt een negatief advies. Dit betekent dat ingrijpende wijzigingen in het planconcept of de uitwerking van het ontwerp noodzakelijk zijn. Een negatief advies wordt altijd schriftelijk gemotiveerd door de Welstandscommissie. Indien een plan na drie negatieve adviezen en eventuele gesprekken met de ontwerper en de planindiener, geen noemenswaardige vooruitgang kent, neemt de Welstandscommissie via haar secretaris contact op met de verantwoordelijke wethouder om de consequenties hiervan te bespreken. Dit om te voorkomen dat er eindeloze discussies tussen de Welstandscommissie en de ontwerper of de pIanindiener ontstaan: •Aanhouden: binnen de wettelijke beslistermijn kan de Welstandscommissie het Welstandsadvies aanhouden indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper wenselijk is of om de ontwerper de gelegenheid te geven zijn plan aan te passen, De secretaris van de Welstandscommissie is verantwoordelijk voor het aanleveren van de gevraagde gegevens of het maken van afspraken. Gezien de korte afhandelingtermijn van licht-vergunningsplichtige plannen zal het in de praktijk nauwelijks mogelijk zijn deze plannen aan te houden.<vet>Mondelinge toelichting op het welstandsadvies </vet>In principe moeten de welstandsadviezen zo begrijpelijk en duidelijk zijn dat nadere uitleg overbodig is. Indien de ontwerper of de planindiener een mondelinge toelichting op het welstandsadvies wenst, wordt dit in eerste instantie gegeven door de secretaris van de Welstandscommissie. Indien betrokkenen vervolgens een nadere toelichting wensen, wordt een afspraak gemaakt met de Welstandscommissie. Na hoor en wederhoor kan de Welstandscommissie als zij daartoe aanleiding ziet, het advies herzien. Deze herziening wordt in het advies gemotiveerd 

Artikel 1.5 De welstandscommissie

De bouwverordening geeft volgens artikel 8 lid 6 van de Woningwet voorschriften omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de Welstandscommissie. In aansluiting op de aanpassing van de Bouwverordening van de gemeente Urk wordt in deze Welstandsnota een uitwerking gegeven van deze voorschriften.<vet>Taakomschrijving</vet>De belangrijkste, wettelijke en openbare taak van de Welstandscommissie is het uibrengen van adviezen aan Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarvoor een aanvraag om vergunning is ingediend in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit welstandsadvies is gebaseerd op de in deze Welstandsnota genoemde welstandscriteria die zowel stedenbouwkundige als architectonische aspecten bevatten. De tweede belangrijke wettelijke taak van de Welstandscommissie is het opstallen van een jaarlijks verslag van de werkzaamheden voor de gemeenteraad. Volgens artikel 12b lid 3 van de Woningwet komt in dit verslag tenminste aan de orde op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit deze nota. De gemeente Urk wil daarnaast ook in het verslag lezen hoe de werkwijze van de Welstandscommissie is geweest, op welke manier zij uitwerking heeft gegeven aan de openbaarheid van vergaderen, wat de aard van de beoordeelde plannen was en hoe de advisering is verlopen bij spraakmakende of beeldbepalende projecten. Voorts kan de Welstandscommissie in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid in het algemeen en aanpassing van de welstandsnota in het bijzonder. Het jaarverslag van de Welstandscommissie met gereed zijn in april het opvolgende jaar.Om deze twee belangrijke wettelijke taken optimaal te kunnen uitoefenen en de kennis die daarbij wordt vergaard ten goede te laten komen aan het lokale ruimtelijke kwaliteitsbeleid, krijgt de welstandscommissie op Urk tevens de volgende taken mee:•Het Onder regie van de gemeente voeren van noodzakelijk geacht overleg met betrokkenen bij de voorbereiding van bouwplannen en het beoordelen van principeaanvragen voor bouwplannen; •Het beoordelen van reclame- uit- stalling- en terrassenvergunningen; •Het op verzoek van Burgemeester en Wethouders uitbrengen van adviezen over de welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante beleidsstukken; •Overleg met de betrokken afdelingen en Burgemeester en Wethouders over het opstellen van welstandscriteria en welstandsbeleid; •Het bevorderen van de openbaarheid van het welstandstoezicht, het zorgdragen voor het maatschappelijk draagvlak en het stimuleren van de discussie over ruimtelijke kwaliteit op Urk.<vet>Samenstelling van de Welstandscommissie</vet>De Welstandscommissie is volgens artikel 1, lid 1 sub r van de Woningwet een door de Gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie. De Gemeenteraad van Urk heeft een eigen welstandscommissie benoemd. De Welstandscommissie Urk bestaat uit vier leden, een voorzitter en drie architectleden. Per vergadering zijn twee leden aanwezig via een jaarlijks rooster. Het secretariaat wordt verzorgd door een ambtelijk secretaris. De commissieleden worden in overleg met Burgemeester en Wethouders benoemd voor een periode van drie jaar. Na deze termijn is eenmaal herbenoeming voor drie jaar mogelijk.De gemeente Urk hanteert voor de commissieleden de volgende profielschetsen. Van alle leden van de Welstandscommissie wordt verwacht dat zij geïnteresseerd zijn in Urk en de gemeente kennen of willen leren kennen. Bovendien moeten zij communicatief zijn ingesteld en in staal zijn om hel welstandsoordeel begrijpelijk te verwoorden. Aan de leden van de Welstandscommissie wordt de eis gesteld dat zij tekening kunnen lezen en cultureel besef van de (geschiedenis) van de bouwkunst te hebben. Uit oogpunt van onafhankelijkheid mogen de leden van de Welstandscommissie niet onderschikt zijn aan Burgemeester en Wethouders of belangen is Urk hebben die gerelateerd zijn aan het welstandstoezicht. Indien één van de commissieleden betrokken is bij een bouwplan dat ter beoordeling aan de Welstandscommissie wordt voorgelegd, neemt hij of zij geen deel aan de beraadslagingen de eindbeoordeling van het betreffende plan maar wordt een gekwalificeerde vervanger ingeschakeld.<vet>Voor de afzonderlijke leden zijn de volgende taakomschrijvingen vastgesteld:</vet>•Voorzitter: de voorzitter is verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie en de algemene kwaliteit van de advisering. Dit vereist, naast bovenstaande capaciteiten, zowel bestuurlijke ervaring en inzicht in lokale besluitvormingsprocessen als kennis van de ruimtelijke ontwikkelingen en het beleid op Urk; •Ambtelijk secretaris: de ambtelijk secretaris is eerstverantwoordelijk de vakinhoudelijke kwaliteit en de consistentie van de welstandsadviezen en het schriftelijk formuleren daarvan. De ambtelijk secretaris heeft een sleutelpositie en onderhoud contacten op werkniveau met de commissieleden, het gemeentebestuur, het ambtelijk apparaat, de planindieners en hun ontwerpers; •Architectlid: het architectlid is medeverantwoordelijk voor de vakinhoudelijke kwaliteit van de welstandsadviezen en het schriftelijke formuleren daarvan. Het architectlid heeft zowel ervaring met het beoordelen van ontwerpen van (aanstaande) collega´s bijvoorbeeld in onderwijssituaties of jury´s als ook een erkend of veelbelovend niveau van eigen vakuitoefening als architect. <vet>Ondersteuning van de Welstandscommissie</vet>De Welstandscommissie wordt zonodig ondersteund door:• Adviseurs: een stedenbouwkundige van de gemeente Urk is bij grootschalige plannen als adviseur van de Welstandscommissie aanwezig. Deze medewerker neemt vanuit zijn discipline actief deel aan de beraadslagingen maar heeft geen stem in de eindbeoordeling. Deze medewerker is verantwoordelijk voor het overbrengen van de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen aan de commissie, ten behoeve van de beoordeling van bouwplannen. De stedenbouwkundige afdeling is verantwoordelijk voor het tijdig inwinnen van een advies van de Welstandscommissie over de welstandsaspecten van nieuwe stedenbouwkundige plannen. Indien de aard van een te beoordelen plan dat noodzaakt kan de Welstandscommissie Burgemeester en Wethouders verzoeken om de ad hoc basis specifieke deskundigen als adviseur aan de commissie toe te voegen, bijvoorbeeld een architectuurhistoricus, een landschapsarchitect of een kunstenaar. Ook deze adviseurs nemen deel aan de beraadslaging maar hebben geen stem in de eindbeoordeling; •Notulist: de administratief medewerker van Bouw- en Woningtoezicht draagt zorg voor het notuleren<vet>Het aan te leveren materiaal</vet>De kwaliteit van het aangeleverde materiaal (plattegronden, tekeningen, foto’s etc.) moet een goed beeld geven van het bouwplan en de planfilosofie. De Welstandscommissie kan zich een goed oordeel vormen als tenminste de volgende zaken worden aangeleverd: situatietekening inclusie aansluitende terreinen (minimaal schaal 1:1000), tekeningen van bestaande en nieuwe plattegronden doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1:100), tekeningen van principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk, kleurschema´s, materiaallijst, materiaalmonsters en foto´s van de bestaande toestand van het bouwwerk en de omgeving. Bij grote projecten kan de Welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving verlangen om de schaal en massa te kunnen beoordelen. De secretaris zorgt voor aanvullende informatie, bijvoorbeeld luchtfoto´s en digitaal beeldregistratiesysteem, stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en eventueel maquettes. De leden van de Welstandscommissie gaan indien noodzakelijk zelf ter plaatse kijken.

Artikel 1.6 Openbaarheid

De wettelijke taken van de Welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid tenzij er zwaarwegende redenen zijn die dit teniet doen (zoals gedefinieerd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur). Het jaarverslag van de Welstandscommissie is openbaar en de advisering over bouwplannen in de bouwvergunningsprocedure geschiedt in openbaarheid, dit betreft zowel de beraadslaging als de beoordeling. Ook de schriftelijke adviezen over bouwplannen in de bouwvergunningsprocedure zijn openbaar.Betrokkenen, ontwerpers en planindieners, zijn tijdens de behandeling van hun plan welkom ‘aantafel’ om een mondelinge toelichting te geven. Zij kunnen daarvoor een afspraak maken met de secretaris. Betrokkenen hebben spreekrecht, in die zin dat de commissie hoor- en wederhoor toepast. Daarna vormt de commissie het eindoordeel dat wordt verwoord in het advies aan Burgemeester en Wethouders. Belangstellenden kunnen de vergadering bijwonen. Zij hoeven daarvoor geen afspraak te maken. Belangstellenden hebben geen spreekrecht. De Welstandscommissie wordt immers gevraagd om een onafhankelijk en deskundig advies van Burgemeester en Wethouders, binnen het vastgestelde kader van de Welstandsnota. In zeer bijzondere situaties kunnen Burgemeester en Wethouders de Welstandscommissie vragen om belangstellenden te horen, voorafgaand aan de planbeoordeling. Verwacht wordt dat deze openbaarheid bijdraagt aan de gewenste vermaatschappelijking van het welstandstoezicht. Het streven is daarom de huidige passieve openbaarheid te veranderen in een actieve openbaarheid. Dit door bijvoorbeeld de agenda voor de vergadering van de Welstandscommissie, die momenteel pas op de dag van vergadering kan worden opgevraagd bij de secretaris, in de toekomst eerder te publiceren. Ook de werkwijze van de Welstandscommissie en de faciliteiten waarvan de commissie gebruik maakt, moeten hiervoor worden geoptimaliseerd.

Artikel 1.7 Vooroverleg en principeplannen

De gemeente Urk biedt ontwerpers en planindieners de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele bouwvergunningsaanvraag, vooroverleg te plegen met de Welstandscommissie over de interpretatie van welstandscriteria. Hiertoe kan het schetsontwerp als principeplan worden ingediend. Het vooroverleg met de Welstandscommissie kan pas starten nadat duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van het plan. Omdat het vooroverleg diep kan ingrijpen in de planontwikkeling, moet het met de nodige waarborgen worden omkleed. De volgende punten zijn daarbij van belang:•De kwaliteit van het aangeleverde materiaal moet een goed beeld geven van de bedoelingen van de planfilosofie. De volgende zaken worden aangeleverd: situatieschets inclusief aansluiten de terreinen (minimaal schaal 1:1000), schetsen van bestaande en nieuwe plattegronden, doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1:100) schetsen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouvwerk, voorstel voor kleurenschema’s en materiaallijst en foto’s van de bestaande toestand van het bouwwerk en de omgeving. Bij grote projecten kan de Welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen; •Het principeplan wordt geregistreerd, gedateerd en krijgt een nummeren een dossier. De Welstandscommissie behandelt geen ongeregistreerde plannen; •De Welstandscommissie draagt uiterste zorg voor een goede verslaglegging en consistente beoordeling in de verschillende planfasen.Bij het welstandsadvies over een principeplan moet de Welstandscommissie altijd aangeven in welk stadium het plan werd beoordeeld en, bij een positief advies, of zij het plan bij de definitieve vergunningsaanvraag nog wil terugzien. Voor de welstandsadviezen over deze principeplannen gelden verder dezelfde uitgangspunten als voor de adviezen over bouwplannen in de vergunningsprocedure.

 

Artikel 1.8 Supervisie

De gemeente kan voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aanstellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en initiatiefnemers in de vroege planvormingfasen reeds te informeren en te begeleiden. Om misverstanden te voorkomen is het van belang de relatie tassen de planbegeleiding door de supervisor en de uiteindelijke welstandsbeoordeling door de Welstandscommissie schriftelijke vast te leggen. De supervisor begeleidt opdrachtgevers en ontwerpers meer of minder intensief tijdens het planproces. De rol van een supervisor kan op verschillende manieren worden ingevuld, wat weer van invloed is op de afbakening van werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de supervisor en de Welstandscommissie.

Artikel 1.9 Handhaving en excessenregeling

De gemeente Urk geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en spant zich in voor de naleving daarvan. De gemeente Urk geeft prioriteit aan het handhavingsbeleid van illegale bouwwerken of gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan. Als voor een vergunningplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouwvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze aanvraag bouwvergunning wordt geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, moet de eigenaar de situatie aanpassen. Burgemeester en Wethouders schrijven dan degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is aan, om binnen een bepaalde termijn de strijdigheid op te heffen. De handhavingsnota is van overeenkomstige toepassing. Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 19 van de Woningwet kunnen Burgemeester en Wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van de welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. De criteria hiervoor moeten in de welstandsnota zijn opgenomen. De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.Voor Urk geldt het criterium dat bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk dat ook voor niet-deskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. Vaak heeft dit betrekking op het afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria).

Artikel 1.10 Loketcriteria

Voor eenvoudige aanvragen in de lichte bouwvergunningsprocedure wordt een loketafdoening bevorderd (“klaar-terwijl-u-wacht-vergunning”). Vooral bij de welstandstoetsing is op dit punt tijdswinst te behalen in de bouwvergunningsprocedure. Vandaar dat in artikel 7 van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) de eis is opgenomen dat gemeenten in hun Welstandsnota loketcriteria voor de welstandsbeoordeling geven voor de bouwwerken uit artikel 4 van het Bblb (het gaat hier om de bouwwerken genoemd in artikel 2 waarvoor ingevolge artikel 4 een lichte-bouwvergunningplicht geldt). Uitgangspunt in de gewijzigde Woningwet is dat er alleen welstandstoezicht kan worden uitgeoefend wanneer daarvoor criteria zijn vastgelegd in de Welstandsnota. Op grond van artikel 12a, derde lid, van de Woningwet moeten de welstandscriteria zoveel mogelijk zijn toegesneden op de verschillende categorieën bouwwerken.Woningwet, moeten de welstandscriteria zoveel mogelijk zijn toegesneden op de verschillende categorieën bouwwerken. De criteria mogen verschillen naargelang de plaats waar een bouwwerk is gelegen (gebiedsgerichte differentiatie). Voor de gemeenten is het dus zaak zo concreet mogelijke welstandscriteria vast te stellen in de nota naar aanleiding van het Tweede Kamerverslag is een uitvoerige uiteenzetting gegeven van wat daaronder moet worden verstaan. Het komt erop neer dat welstandscriteria zo volledig en objectiefmogelijk moeten zijn. Voor sommige bouwwerken kunnen deze criteria 100% “dekkend” zijn, zodat die als “loketcriteria” kunnen gelden. Deze term wordt overigens door de wet zelf niet genoemd. Het is in principe aan de gemeenten om te bepalen voor welke typen bouwwerken criteria dusdanig concreet worden geformuleerd dat ze een “sneltoets” aan het loket mogelijk maken. Naar de vorm en mate van (inhoudelijke) concreetheid zijn de loketcriteria vergelijkbaar met de bouw-, werk- en plaatsgebonden randvoorwaarden die in artikel 2 en 3 van het Bblb zijn opgenomen ten aanzien van bouwvergunningsvrij bouwen. De betekenis van de loketcriteria is evenwel geheel anders; loketcriteria spelen uitsluitend een rol bij de gemeentelijke welstandstoets. Op grond van artikel 12a, vierde lid, van de Woningwet kunnen ter bevordering van de eenheid in welstandnota’s bij Algemene Maatregel van Bestuur voorschriften worden gegeven omtrent categorieën van bouwwerken en standpunten als bedoeld in het derde lid en de criteria die daarop van toepassing zijn. In hoofdstuk IV, artikel 7 van het Bblb staat vermeld dat voor alle licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken genoemd in artikel 4 van de AMvB de criteria voor welstand uitputtend zijn en uitsluitend betrekking hebben op plaatsing, vorm, maatvoering, materiaalgebruik en kleur.Loketcriteria moeten, op grond van het Bblb, in ieder geval worden opgesteld voor de volgende bouwwerken:•Bij een woning of woongebouw op de grond staande aan- of uitbouwen van één bouwlaag, met een maximale hoogte van 5 meter; •Bij een woning of woongebouw op de grond staande bijgebouwen en overkappingen bestaande uit één bouwlaag, met een maximale hoogte van 5 meter en een bruto- vloeroppervlak van maximaal 50 m2; •Het veranderen van een kozijn, kozijnvulling, luik of gevelpaneel van een woning of woongebouw of een bij een woning of woongebouw behorend bijgebouw; •Dakkapellen op een gebouw (zowel woningen als niet woningen); •Erf- en perceelafscheidingen. De criteria zijn zodanig geformuleerd dat de aanvrager tevoren weet hoe te bouwen om aan de welstandseisen te voldoen. Deze criteria maken het mogelijk om voor het loket de bouwvergunning te verlenen (“klaar-terwijl-u-wacht vergunning”).Verondersteld mag worden dat een aanvraag om bouwvergunning voor een bouwplan dat aan de loketcriteria voldoet, door de gemeente snel wordt afgehandeld. Advies van de Welstandscommissie ligt in zo´n geval niet in de verwachting. Dat laatste is anders wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria voldoet, In dat geval kunnen Burgemeester en Wethouders, na advies van de Welstandscommissie en gemotiveerd, beslissen de bouwvergunning toch te verlenen. Overigens zouden zij in zo´n geval de bouwvergunning ook kunnen verlenen indien zij van oordeel zijn dat het bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand, maar de bouwvergunning niettemin moet worden verleend (zie artikel 44, eerste lid onder d van de Woningwet).Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen (kroketcriteria) voldoen in elk geval aan redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 2 Welstandcriteria

Artikel 2.1 Algemene welstandscriteria

<vet>Toelichting</vet>De algemene welstandscriteria die in deze paragraaf worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het ‘Architectonische ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes. Zij zijn gebaseerd op de notitie over architectuur beleid’ die prof. Ir. Tj. Dijstra schreef in 1985 als Rijksbouwmeester.De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling.In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan (slaafs) is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wel aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De Welstandscommissie kan Burgemeester en Wethouders in zo´n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonische vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.<vet>Relatie tussen vorm, gebruik en constructie</vet>Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbaren (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.<vet>Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context</vet>Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzing in associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend en saai. Precies zo wordt en bouwwerk verwarrend en saai als de regels van architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzing en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van het bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt in geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd wordt geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- en verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om de omgeving ‘te begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.<vet>Evenwicht tussen helderheid en complexiteit </vet>Van en bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden is simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven, mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken, Complexiteit in architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge beleningswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig een evenwichtige en spanningsvolle relatie. Dit wil zeggen dat gebouwen met een hoge mate van complexiteit, indien ook van een bepaalde male van helderheid sprake is, kunnen aan redelijke eisen van welstand. Maar ook eenvoudige gebouwen die geen hoge mate van complexiteit hebben en waarbij wel sprake is van helderheid kunnen aan redelijke eisen van welstand voldoen.<vet>Schaal en maatverhoudingen </vet>Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.Ieder bouwwerk heeft een schaal voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar normen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar waarom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar van de omgeving waarin dat geplaatst is.<vet>Materiaal, textuur, kleur en licht </vet>Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang net de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. De keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groter. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kas het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat. 

Hoofdstuk 3 Gebiedsomschrijvingen

Artikel 3.1 Kom Urk

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Het voormalig eiland Urk bestaat uit een keileemheuvel met twee toppen. De heuvel heeft een hoogteverschil van bijna 9 meter. Dit hoogteverschil heeft een stratenpatroon en de ontwikkeling van de bebouwing bepaald. Structuur en kwaliteit zijn vastgelegd in een beeldkwaliteitplan. De bebouwingsstructuur kent een aantal gebieden met elk een eigen karakteristiek. Enkele openbare gebouwen zijn belangrijke pijlers binnen de historische omgeving. de ligging van het oudste deel van het dorp, in de luwte van de bult op de flank van de keileemheuvel, is een gevolg van een voortdurende strijd tegen het water. Op het hoogste punt is het Kerkje aan de Zee gebouwd. Het gebied tussen beide toppen is relatief vlak, het westelijk deel van het dorp kent de sterkste hoogteverschillen op een klein oppervlak heeft de richting van de straten bepaald. Door op steile stukken evenwijdig aan de hoogtelijnen te bouwen, is de verkaveling ogenschijnlijk chaotisch verlopen. Op de hoogtelijnenkaart[7] is te zien dat de verkavelingrichtingen overeenkomen met de hoogtelijnen. Daar waar de grond minder steil afloopt, zoals in Wijk 2, volgen de straten de richting van de haven in plaats van de hoogtelijnen. Dwarsverbindingen op de steile stukken hebben de vorm van steegjes, zigzaggende straatjes, schuine straten en vorkconstructies op splitsingen gekregen. Een complex stelsel van zichtlijnen is het gevolg. De historische groei van Urk resulteert in gebieden met een eigen karakter[8]. De ligging ten opzichte van de keileembult, de haven en de relatie met belangrijke historische gebouwen speelt een belangrijke rol in de karakteristiek van Oud-Urk (Wijk 4, 5 en 6), de Haven (Wijk 1), de Hoogte, de Stroken (Wijk 2) en Rond de Kerk (Wijk 3). In het verleden heeft de dorpskern veel openbaar groen getekend. De groene bult is door de jaren heen bijna geheel verdwenen.<vet>Aanvullende kenmerken winkelgebied</vet>Binnen en aansluitend aan de historische kern van Urk bevinden zich verspreid en geclusterd winkels. De historische kern kenmerkt zich door smalle straten, karakteristieke bebouwing, de relatie met de haven en het water. Hierdoor is een winkelmilieu ontstaan waarbij het om meer gaat dan alleen efficiënt aankopen doen. De regionale functie is hier, ten opzichte van andere winkelgebieden het hoogst vanwege de ligging, de herkenbaarheid en het aantrekkelijke winkelmilieu. Het toerisme draagt hier functioneel aan bij. Het winkelcentrum ´t Klif is min of meer het centrum van winkelgebied Kom Urk. Vanaf hier waaieren de winkels verspreid uit richting Klifweg, Handelskade en Wijk 2. De winkels in het gebied zijn ontstaan uit een combinatie van wonen en winkel. Door schaalvergroting is de woonfunctie ondergeschikt geworden. Stallingruimte van winkelwagentjes en fietsen, parkeerruimte en ruimte voor bevoorrading is onvoldoende aanwezig.<vet>Bebouwing op zich</vet>Een groot deel van de bebouwing van het dorp Urk dateert uit de periode vanaf 1850. Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel panden van voor deze periode vervangen door nieuwbouw. Toch is de Urker bebouwingskarakteristiek overwegend behouden gebleven met uitzondering van enkele beeld- en structuurverstorende situaties[9]. Herstel van de historische structuur is gewenst.De noodrand van het oudste deel van Urk heeft een rafelige structuur omdat daar de woningen hun achterzijde tonen. Door een fijn netwerk van straten en stegen in het vooroorlogse dorp grenzen de gevels van de woningen vrijwel alleen aan de straat. Het onderscheid tussen de voorgevel en achtergevel ontbreekt. Voor en achter hebben de woningen een ondiep erf met een transparante erfafscheiding[10]. Naast de typisch Urker visserswoning[11] zijn er ook meer stadse woningen gebouwd, die blijk geven van architectuurinvloeden van het vaste land. Veel naoorlogse woningen zijn gebouwd naar voorbeeld van de Urker visserswoning ook in delen van oorspronkelijk veel stenen stadstypes gebouwd worden. Trapeziumvormige en ronde kapvormen zijn niet karakteristiek voor de Urker bouwstijl.<vet>Aanvullende kenmerken winkelgebied</vet>De bebouwing in het winkelgebied voegt zich binnen de aanwezige historische bebouwing van de dorpskern. Uitzonderingen hierop zijn het winkelpand Wijk 2-89, winkelcentrum ‘t Klif, de Handelskade en de Klifweg. Wijk 2-89 en de panden gesitueerd aan de Klifweg hebben geen relatie met de historische dorpskern. Bij de overige panden is door het toepassen van dwarskappen en houten topgevels geprobeerd een relatie te leggen met de karakteristiek van het oude dorp. Vanwege de situering en de grootschaligheid is deze bebouwing minder geslaagd. Reclamevoering aan de winkelpanden heeft invloed op de historische omgeving.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De architectuur van de bebouwing is overwegend eenvoudig en sober van aard. De detaillering is simpel van opzet en meestal functioneel[12]. De kleuren groen en wit (hout) hebben de overhand. Het later toegepaste lakwerk is een verwijzing naar het lakwerk van de vissersschepen. Hoofdzakelijk zijn traditionele materialen gebruikt. Het metselwerk is meestal uitgevoerd in baksteen in de kleuren geel en roodbruin. Het metselverband van de steens voorgevel is uitgevoerd in kruisverband. De halfsteense top- en zijgevels zijn uitgevoerd in halfsteenverband met soms de toepassing van vlechtingen. De dakbedekking bestaat uit rode of grijze gebakken Hollandse pannen. Op het type woningen met een gebroken kap zijn veelal vlakke pannen, (Frisse pan of ‘Tuille du Nord’) toegepast. In de loop van de tijd is op gemetselde gevels wit raapwerk in blokverband aangebracht, voorzien van een zwart geteerde plint.<vet>Aanvullende kenmerken winkelgebied</vet>De architectuur van de bebouwing van het winkelgebied is overwegend eenvoudig en sober van karakter. De panden zijn kleinschalig van opzet en herkenbaar als voormalige woning. De detaillering is eenvoudig van opzet en functioneel. De kleuren groen en wit voor houtwerk, hebben de overhand. Toegepast zijn traditionele materialen. De gevelopeningen zijn anders dan die voor de oorspronkelijke woonfunctie. De winkelpanden van winkelcentrum ´t Klif, de Handelskade en de Klifweg hebben een meer eigentijds karakter en grootschaliger van opzet. Reclame-uitingen passen moeilijk binnen de karakteristieke bebouwing.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:<vet>Bebouwing en omgeving</vet>•Het oorspronkelijk stratenpatroon, een fijn netwerk van straten evenwijdig aan de hoogtelijnen, dient te worden gerespecteerd. •Het doolhof van steegjes, pleinen en open ruimten moet worden bewaard. •De sterk variërende rooilijn en silhouet van de bebouwing moet als verassend element worden behouden. •De sterk functionele erven kennen een grote variëteit in transparante afscheidingen. •De richting van de kappen, dwars op de straat, kenmerkt de op zich zelf staande bebouwing. •Natuurlijke hoogteverschillen dienen te worden gehandhaafd. •De zichtlijnen, ontstaan door het fijne netwerk van straten en stegen in combinatie met het hoogteverschil, dienen te worden gehandhaafd. •Het openbare groen moet zoveel mogelijk worden hersteld. <vet>Aanvullende criteria winkelgebied</vet>•De architectuur van de bebouwingsmassa van de winkelpanden dient zich te conformeren aan de hoofdkarakteristiek van het oude dorp.<vet>Bebouwing op zich</vet>•Het individuele karakter van de huizen, verstrekt door de aanpalende steegjes, moet worden gerespecteerd. •Uitgangspunt is het behouden, herstellen en verstrekken van de diversiteit van de onderlinge panden. •De oorspronkelijke kapvormen is uitgangspunt voor ontwerp, trapeziumvormige en ronde kapvormen zijn niet karakteristiek voor de Urker bouwstijl. •Bij invulling van open ruimtes moet de karakteristieke structuur als uitgangspunt worden gehanteerd. •Voor de ondiepe bouwblokken is het ontbreken van onderscheid tussen de voor- en achtergevel van belang. • Voor nieuwe ontwikkelingen wordt aansluiting gezocht bij het bestaande (historische) beeld. •De karakteristieken van de gebieden en van de overige beschreven elementen in het Beeldkwaliteitplan Urk 2004 zijn uitgangspunt voor beoordeling. •Aan- en bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw in goot- en nokhoogte. •Dakkapellen dienen in het dakvlak te staan, kleinschalig te zijn en bij voorkeur plat afgedekt. •Vrijstaande bergingen dienen plat te worden afgedekt of worden voorzien van lessenaarsdak. •De erfafscheiding verdient aandacht en dient te passen bij het karakter van de bebouwing. Betonnen en dichte houten schuttingen zijn niet toegestaan. <vet>Aanvullende criteria winkelgebied</vet>•De oorspronkelijke hoofdopzet van de panden in het winkelgebied dienen herkenbaar te blijven. •De panden van winkelcentrum ´t Klif, de Handelskade en de Klifweg dienen qua hoofdopzet aan te sluiten bij het oude dorp. •De relatie tussen boven- en ondergevel moet in tact blijven. •Gevelopeningen moeten een relatie hebben met de karakteristiek van de totale voorgevel van het pand.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Het behoud van massa, vorm, korrelgrootte, de oorspronkelijke gevelindeling en de detaillering is uitgangspunt. •Het gebruik van traditionele materialen qua vorm, kleur en afwerking is uitgangspunt. Kunststof, trespa, aluminium, betonstenen, beton- en geglazuurde dakpannen, gevelpannen, (geglazuurde) raamdorpelstenen en andere moderne materialen zijn niet toegestaan. •Het individuele karakter van de panden is uitgangspunt voor de detaillering en kleur- en materiaalgebruik. •Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moet passen bij de architectuur van het betreffende pand en de omgeving. •De architectuur van de bebouwingsmassa van de winkelpanden dient zich te conformeren aan de hoofdkarakteristiek van het oude dorp. •De richting van de kappen, dwars op de straat, kenmerkt de op zich zelf staande bebouwing.<vet>Aanvullende criteria winkelgebied</vet>•Naast het behoud van massa es vorm, staat het behoud van de oorspronkelijke gevelindeling en de detaillering voorop. •Reclamevoering aan winkelpanden moet passen binnen de historische omgeving. •Historische (gevel) reclamevoeringen prevaleren.

Artikel 3.2 Tuindorp

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Het Tuindorp ligt op de overgang van het hoge naar het lage deel van het eiland. Aan de noordoostzijde vormt een waterpartij de afscheiding tussen het Tuindorp en latere uitbreidingsgebieden. Structuur en kwaliteit zijn vastgelegd in een beeldkwatiteitplan. Hoewel het Tuindorp goed aansluit op het oude deel van Urk is het gebied planmatig van opzet. De schaal en de bouw van de individuele woonhuizen in het westelijk deel van het Tuindorp sluiten aan op het karakter van de oude kern. Door de planmatige opzet met gesloten binnenterreinen en veel groen is dit een herkenbaar eigen gebied. De voortuinen geven het Tuindorp een groener karakter dan de oude dorpskern. In het gebied zijn een aantal op zich zelfstaande winkels, twee kerken en een “medisch centrum” gesitueerd.<vet>Bebouwing op zich</vet>De bebouwing van het Tuindorp dateert uit de periode 1930-1955. De opzet is meer planmatig en het verschijnsel voor- en achtertuin komt vaker voor. In het westen zijn de woningen nog individueel gebouwd en herkenbaar aan een grote diversiteit in decoratieve elementen. Specifieke kenmerken van de woningen in dit deel van de wijk zijn de portieken en de gebroken kappen met dakoverstekken. Door toepassing van deze kapvorm wordt meer leefruimte op de verdieping gecreëerd Na de Tweede Wereldoorlog zijn de zogenaamde ‘dashuizen’ gebouwd. Deze woningen zijn planmatig van opzet en voorzien van langskappen. De dakvlakken van woningen zijn vrij steil. Trapeziumvormige en ronde kapvormen zijn niet karakteristiek voor de Urker bouwstijl.<vet>Materiaal, detaillering en kleur </vet>De architectuur van de bebouwing is overwegend eenvoudig en sober van karakter. De detaillering van de individuele huizen is decoratief van aard. De detaillering van de planmatige uitbreidingen is eenvoudiger van opzet en meestal functioneel. Gedekt schilderwerk voor houtwerk is algemeen toegepast. Later is ook lakmerk geïntroduceerd als verwijzing naar het lakwerk van de vissersschepen. Hoofdzaketijk zijn traditionele materialen gebruikt. Het metselverband van de steens voorgevel is uitgevoerd in kruisverband. De halfsteense top- en zijgevels zijn uitgevoerd in halfsteensverband met soms de toepassing van decoratief metselwerk. Woningen met spouwmuren hebben verschillende halfsteensmetselverbanden. Het metselwerk is meestal uitgevoerd in roodbruine baksteen. De dakbedekking bestaat veelal uit gebakken rode Hollandse pannen. Op het type woningen met een gebroken kap zijn veelal vlakke pannen, bijvoorbeeld type ‘TuiIle du Nord’ toegepast.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•De richting van de kappen, dwars op de straat, kenmerkt de op zich zelf staande bebouwing. •De groene omgeving rond de waterpartijen dient to worden gehandhaafd. •De voortuinen dragen bij aan het groene karakter van het Tuindorp. <vet>Bebouwing op zich</vet>|•Het individuele karakter van de huizen, versterkt duurde aanpalende steegjes, moet worden gerespecteerd. •Uitgangspunt is het behouden en versterken van de diversiteit van de onderlinge panden. •Voor nieuwe ontwikkelingen wordt aansluiting gezocht bij het bestaande (historische) beeld. •De oorspronkelijke kapvorm is uitgangspunt voor ontwerp, trapeziumvormige en ronde kapvormen zijn niet karakteristiek voor de Urker bouwstijl. •De karakteristieken van hel gebied en van de overige beschreven elementen in het Beeldkwaliteitplan Urk 2004 zijn uitgangspunt voor beoordeling. •Aan- en bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw in goot- en nokhoogte. •Dakkapellen dienen in het dakvlak te staan, kleinschalig te zijn en bij voorkeur plat afgedekt. •Portieken dienen te worden gehandhaafd. •Vrijstaande bergingen dienen plat te worden afgedekt of worden voorzien een lessenaarsdak. •Erfafscheidingen dienen te passen bij het karakter van de groene omgeving.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Het behoud van massa, vorm, korrelgrootte, de oorspronkelijke gevelindeling en do detaillering is uitgangspunt. •Het gebruik van traditionele materialen qua vorm, kleur en afwerking is uitgangspunt. Kunststof, trespa, aluminium, betonstenen, beton- en geglazuurde dakpannen, gevelpannen, (geglazuurde) raamdorpelstenen en andere moderne materialen zijn niet toegestaan. •Het individuele karakter van panden is uitgangspunt voor detaillering en kleur- en materiaalgebruik. •Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moet passen bij de architectuur van het betreffende pand de omgeving.

Artikel 3.3 Plan Noord

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Plan Noord is de eerste serie planmatige woningbouw gelegen ten noorden van het voormalig eiland Urk. De westkant van het gebied wordt begrensd door de Westermeerdijk, terwijl de noord- en oostkant zijn begrensd door bos en waterpartijen. De wijk heeft een zelfstandige structuur die niet gerelateerd is aan de norm van hel voormalige eiland. Het plan kenmerkt zich door een eenvoudig patroon van rechte straten met en symmetrisch straatprofiel. De wijk is ontworpen op het toenmalige verkeer met voetpaden (trottoirs) langs de rijbanen. De straten zijn opgebouwd uit rijenwoningen incidenteel afgewisseld door twee-onder-één-kap of vrijstaande woningen. Groen komt in de wijk weinig voor Kenmerkend is dat enkele rijenwoningen slechts aan één zijde van de straat een tuin hebben. De erfafscheidingen aan de voor- en eventueel zijtuin zijn eenvoudig van aard. In het centrum van het plan is een winkelcentrum met openbare gebouwen gesitueerd rond een plein met een publieksfunctie.<vet>Bebouwing op zich</vet>Binnen de wijk komen voornamelijk woningen met twee bouwlagen voor. De rijenwoningen zijn voorzien van langskappen. Alle hoofdbebouwing op de openbare ruimte georiënteerd. De architectuur binnen de wijk kenmerkt zich duur traditionele materialen en relatief kleine gevelopeningen metselwerk. Door de eenvoudige hoofdmassa en de eenheid in kapvorm is er sprake van een rustig bebouwingsbeeld. De balans in de bouwblokken uit zich in de regelmaat van de gevels die wordt ondersteund duur schoorstenen op het dak. De indeling van de gevels is duidelijk herkenbaar. De kappen van de woningen geven door de gelijkvormigheid de zijstraten een karakteristiek beeld. Typerend voor de architectuur is de horizontale massaopbouw. Aanbouwen aan achtergevels voegen zich eenvoudig binnen de hoofdkarakteristiek in de wijk Dakkapellen en dakopbouwen bevinden zich hoofdzakelijk in het achterdakvlak. De architectuur en uitstraling van de verschillende woningen zijn nagenoeg gelijk. Hoekwoningen met meerdere gevels aan een straat hebben geen meerzijdige oriëntatie, waar- duur het bebouwingsbeeld wordt verstoord.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De samenhang in het straatbeeld ontstaat door eenvoudig materiaal- en kleurgebruik. Bakstenen en dakpannen in een overwegend roodbruine kleur zijn de meest gebruikte materialen.<vet>Criteria</vet>|De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•Het stedenbouwkundig patroon dient herkenbaar te blijven zowel naar straatruimte, groenstructuur en de aansluiting daarop. •De bebouwing dient gericht te zijn op de Openbare ruimte. •Veranderingen mogen de regel- matige opbouw van de bouwblokken roet versturen.Bebouwing op zich•Uitgangspunt is de oorspronkelijke gevelindeling. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofd- massa. •Dakkapellen aan de voorzijde verstoren het straatbeeld.Materiaal, detaillering en kleur•Bakstenen en dakpannen dienen in een overwegend roodbruine kleur te worden toegepast. •Het kleurgebruik dient sober en ingetogen te zijn en te passen bij de oorspronkelijke architectuur. •Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik uitgangspunt, tenzij er een aanzet is gegeven tot wijziging hiervan. •Horizontale bouwdelen zoals goten dienen qua detaillering en kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Erfafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.4 Schelpenhoek/Waaiershoek

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Op de voormalige zeebodem tussen de Staartweg en De Noord ligt het woongebied Schelpenhoek / Waaiershoek. In de omringende groenstructuur langs De Noord staat een replica van de oude zeewering. Hier komt ook het hoogteverschil tussen eiland en zeebodem tot uiting. Het gebied is ruim van opzet met woningen in de vrije sector. Dit als reactie op eerdere uitbreidingswijken die minder ruim van opzet zijn. In het gebied is veel openbaar groen aanwezig. Kenmerkend in dat er geen vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap woningen binnen het gebied aanwezig zijn. Het zijn voor het merendeel rijtjes van drie woningen. De woningen zijn georiënteerd aan de openbare weg of aan het openbaar groen waardoor er sprake is van veel privacy. Parkeerplaatsen zijn vaak kopparkeerplaatsen in de groenvoorziening.<vet>Bebouwing op zichD</vet>e hoofdmassa in twee bouwlagen is bepalend voor het straatbeeld. De richting van de daken speelt hierin een grote rol. Alle hoofdbebouwing is op de openbare ruimte georiënteerd. De architectuur binnen de wijk kenmerkt zich door een horizontale, afwisselende gevelstructuur met grote gevelopeningen. Door de eenvoudige hoofdmassa en de eenheid in kap- vorm is er sprake van een rustig bebouwingsbeeld. De indeling van de gevels is duidelijk herkenbaar. De gevels en de daken hebben een horizontaal karakter wat voornamelijk tot uitdrukking komt in de doorlopende gootlijn. Dakkapellen en dakopbouwen bevinden zich in het achterdakvlak. Aanbouwen aan achtergevels voegen zich eenvoudig binnen de hoofdkarakteristiek in de wijk. Als gevolg van het stedenbouwkundig ontwerp hebben hoekwoningen meerdere gevels aan een straat. Erin aandacht besteed aan meerzijdige oriëntatie.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De architectuur is overwegend ingetogen en sober van opzet met een verfijning in de kleurtoepassing ex detaillering. De huizen zijn opgetrokken uit voornamelijk gele baksteen en hebben een donker pannendak. De bebouwing is sober ontworpen en heeft kenmerkende details in metselwerk. De gevels zijn voorzien van rechthoekige houten kozijnen. Kenmerkend zijn de erkerwoningen, gootdetails, de gevelinvullingen en de entreepartijen.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving,|•De samenhang in architectuur en openbare ruimte dient behouden te blijven. •De woningen zijn gericht op de straat of het openbaar groen. •Zorgvuldig vormgegeven groene ruimten zijn kenmerkend en dienen behouden te blijven. Verdichting of verstening is ongewenst.<vet>Bebouwing op zich</vet>•Bij aanpassingen is de huidige hoofdbebouwing uitgangspunt. Hierin spelen de nokrichtingen, plat afgedekte erkers en terugliggende entreepartijen een grote rol. •De gevelopeningen dienen horizontaal gericht te zijn. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •De dakvlakken dienen als een geheel herkenbaar te blijven. •Dakkapellen aan de voorzijde verstoren het straatbeeld. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>• Bakstenen en dakpannen dienen respectievelijk in een overwegend gele en donkere kleur te worden toegepast. •Het kleurgebruik dient sober en ingetogen te zijn en te passen bij de oorspronkelijke architectuur. •Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik uitgangspunt, tenzij er een aanzet is gegeven tot wijziging hiervan. •Horizontale bouwdelen zoals dienen qua detaillering en kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Erfafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.5 Top

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Plan Top kent zijn ontstaansgeschiedenis in de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Het gebied is gelegen op het lage gedeelte van het voormalig eiland. Het plan wordt begrensd door De Noord, Pyramideweg en De Akkers inclusief het Voorland. In de omringende groenxtructuur tango.Noord en de Pyramideweg staat replica van de oude zeewering. Hier komt ook het hoogteverschil tussen eiland en zeebodem tot uiting. Het binnen het gebied gelegen Hooiland apart beachreven. De wijk kenmerkt zich door een grote diversiteit in bebouwing in één en twee bouwlagen. Hierdoor ontbreekt een duidelijke samenhang in de wijk. Dit komt ondermeer tot uitdrukking in een afwijkend stratenpatroon. Kenmerkend zijn de doorgaande wegen. De groenstructuur duidelijk herkenbaar en geeft rust diversiteit van de bebouwing. De erfafscheidiegen aan de voor- en eventueel zijtain zijn eenvoudig van aard. Verspreid in de wijk zijn diverse openbare voorzieningen aanwezig.<vet>Bebouwing op zich </vet>Binnen het gebied zijn verschillende woonmilieus en architectuurvormen onderscheiden. De verschillende woonwilieus zijn te herkennen aan vorm van de bebouwing. De samenhang van de bebouwing is hierbij belangrijk. De indeling van de gavels duidelijk herkenbaar. De gavels daken hebben een horizontaal karakter wat voornamelijk tot uitdrukking komt in de doorlopende gootlijn. Dakkapellen en dakopbouwen bevinden zich in het achterdakvlak. Aanbouwen aan achtergevels voegen zich eenvoudig binnen de hoofdkarakteristiek in de wijk. Hoekwoningen met meerdere gevels aan een straat hebben meestal geen meerzijdige oriëntatie, waardoor het bebouwingsbeeld wordt verstoord.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Er is een grote variatie in architectonische vormgeving aanwezig. De architectuur is overwegend ingetogen en sober van opzet, Het materiaal- en kleurgebruik verschilt per woonmilieu en is daardoor bepalend. De eigen identiteit speelt daarbij voor de herkenbaarheid een grote rol. Kleur- materiaalgebruik en detaillering is voor deze samenhang bepalend.<vet>Criteria</vet>Voor het ontwerp en toetsing gelden de volgende uitgangspunten;<vet>Bebouwing en omgeving</vet>•Voor de situering van de bebouwingsmassa dient rekening te worden gehouden met de stedenbouwkundige structuur. •Er moet extra aandacht worden besteed aan de overgang van de woonmilieus naar de openbare ruimte. •De samenhang in woonmilieus dient behouden te blijven. •De bebouwing moet georiënteerd zijn naar de openbare weg. Bij hoeksituaties is oriëntatie naar twee zijden uitgangspunt.<vet>Bebouwing op zich</vet>•De huidige hoofdvorm is maatgevend voor de architectonische eenheid. •Uitgangspunt is dat aanpassingen voor alle woningen van de afzonderlijke woonmilieus op dezelfde wijze worden uitgevoerd. •Extra ramen in de kopgevel zijn toegestaan voor zover deze overeenstemming zijn met de karakteristiek van het bourwverk. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •De dakviakken dienen als één geheel herkenbaar te blijven. •Dakkapellen aan de voorzijde verstoren het straatbeeld. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofd- massa.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Het kleurgebruik dient sober ingetogen te zijn en te passen de oorspronkelijke architectuur, tenzij er een aanzet is gegeven tot wijziging hiervan. •Bij detaillering dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp. •Horizontale bouwdelen zoals goten dienen qua detaillering kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Erfafscheidingen dienen zoveel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.6 Flatten

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Het plan de “Flatten” is de eerste planmatige woningbouw aan de oostzijde van het lage gedeelte van het voormalige eiland. De westkant van het gebied wordt begrensd door het Wilhelminapark terwijl de noordkant zijn begrenzing vindt in de overgang met de singel aan De Akkers. De Wijk heeft een zelfstandige strectuer die niet gerelateerd is aan de vorm van het voormalige eiland. Een eenvoudig patroon van rechte straten met en symmetrisch straatprofi el kenmerkt het gebied. De wijk is ontworpen op het toenmalige verkeer met voetpaden (trottoirs) langs de rijbanen. De wijk is opgebouwd uit rijenwoningen met lage en hoge goten. Groen komt in de wijk weinig voor. Erfafscheidingen aan de voor- en eventueel zijtuin zijn eenvoudig van aard.<vet>Bebouwing op zich</vet>Binnen de Wijk staan voornamelijk rijenwoningen met één en twee bouwlagen, voorzien van langskappen. Alle hoofdbebouwing is op de openbare ruimte georiënteerd. De architectuur binnen de wijk kenmerkt zich door traditionele materialen en relatief kleine gevelopeningen in het metselwerk. Door de eenvoudige hoofdmassa en de eenheid in kapvorm is er sprake van een rustig bebouwingsbeeld. De balans in de bouwblokken uit zich in de regelmaat van de gevels die wordt ondersteund door de schoorstenen op het dak. De indeling van de gevels is duidelijk herkenbaar. De gelijkvormige eindgevels van de bouwblokken geven de zijstraten een karakteristiek beeld. Typerend voor de architectuur is de horizontale massaopbouw. Aanbouwen aan achtergevels voegen zich eenvoudig binnen de hoofdkarakteristiek in de wijk. De toevoeging van dakkapellen en dakopbouwen in afhankelijk van de dakhelling en nok- hoogte en bevinden zich in het achterdakvlak. De architectuur en uitstraling van de verschillende woningen binnen één blok zijn nagenoeg gelijk. Er is sprake van gesloten, blinde zijgevels omdat de bebouwing vaak direct aansluit op het trottoir of ontsluitingspad.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De samenhang in het straatbeeld ontstaat onder meer door een eenvoudig materiaal- en kleurgebruik. Bakstenen en rode dakpannen zijn hierbij de meest gebruikte materialen.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voxr ontwerp en toetsing;<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Het stedexbouwkundig patron dient herkenbaar te blijven zowel naar straatruimte, groenstructuur en de aansluiting daarop.•Veranderingen mogen de regelmalige opbouw van de bouwblokken niet vervtOrev. •De bouwmassa voor de laagbouw- woningen dient te worden afgestemd op het vernieuwingsplan. •De bebouwing dient gericht te zijn op de openbare ruimte.<vet>Bebouwing op zich</vet>•Uitgangspunt is de Oorspronkelijke gevelindeling. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa. •Dakkapellen aan de voorzijde verstoren het straatbeeld. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Bakstenen en rode dakpannen dienen te worden toegepast. •Het kleurgebruik dient sober en ingetogen te zijn en te passen bij de oorspronkelijke architectuur. •Bij aanpassingen aan bestaande boi.nwverken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik uitgangspunt. tenzij reeds een aanzet is gegeven tot wijziging hiervan. •Horizontale bouwdelen zoals goten dienen qua detaillering en kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Erfafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.7 Hooiland

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>In het plan Top is nabij de staart van het voormalig eiland het plan Hooiland gesitueerd. Het plan is ontworpen in de jaren ‘70 van de vorige eeuw volgens het woonefidee. Bij het ontwerp van de wijk is met een knipoog gekeken naar de structuur en het materiaal gebruik van het oude dorp.De relatie die de bebouwing heeft met de omgeving is bepalend voor de beleving van de kwaliteit. De bebouwing en de Openbare ruimte zijn als één geheel ontworpen. De bebouwing is op de openbare ruimte georiënteerd.<vet>Bebouwing op zich</vet>De architectuurstijl is opmerkelijk. De basis is gelegen in de oorspronkelijke bebouwing van het oude dorp. De bebouwing heeft weinig stijlkenmerken uit het oude dorp. De bebouwing kent wel een grote uniformiteit in uitstraling en opbouw. Dit bepaalt in grote mate de belevingswaarde. De samenhang van de bebouwing is belangrijk. De indeling van de gevels is duidelijk herkenbaar. De woningen hebben een verticaal karakter dat voornamelijk tot uitdrukking komt in de verticale houten gevelbeschieting en zelfstandige dwarskappen. Aanbouwen aan achtergevels voegen zich eenvoudig binnen de hoofdkarakteristiek in de wijk. Hoekwoningen met meerdere gevels aan een straat hebben meestal geen meerzijdige oriëntatie, waardoor een gesloten bebouwingsbeeld ontstaat.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De woningen zijn te herkennen aan de donkere gemetselde onderbouw. Vanaf de eerste bouwlaag is een verticale houten gevelbeschieting aanwezig in de voor Urk kenmerkende groene kleur. De boeien en de kozijnen zijn veelal wit. De eigen identiteit speelt daarbij voor de herkenbaarheid een grote rol. Kleur-, materiaalgebruik en detaillering is voor deze samenhang bepalend.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•Voor de situering van de bebouwingsmassa dient rekening te worden gehouden met de steden- bouwkundige structuur. •De architectonische identiteit van het plan dient behouden te blijven. •De bestaande Oriëntatie van de bebouwing op de openbare ruimte dient te worden gehandhaafd. •Veranderingen kunnen niet individueel plaatsvinden, maar altijd in onderlinge samenhang.Bebouwing op zich•De gevelopbouw, -indeling en de herhaling aan de namenstellende elementen zijn uitgangspunt bij veranderingen, aanpassingen en toevoegingen. •De huidige hoofdvorm is maatgevend voor de architectonische eenheid. •Extra ramen in de kopgevel zijn toegestaan voor zover deze in overeenstemming zijn met de karakteristiek van het bouwwerk. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •De dakvlakken dienen zelfstandig herkenbaar te blijven. • Dakkapellen aan de openbare ruimte verstoren het straatbeeld. •Aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Het bestaande kleur- en materiaalgebruik is bepalend voor de complexwaarde, draagt wezenlijk bij aan de expressiviteit en is uitgangspunt voor wijzigingen. •Bij detaillering dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp. •Erfafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.8 De Reede

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>De Reede is een gebied omsloten door de Urkerweg, Toppad, Zandplaat en Rotholm. De bebouwing kenmerkt zich door vrijstaande woningbouw (bungalows) op ruime kavels, In het centrum van het gebied liggen een aantal geschakelde patiobungalows. De ruimtelijke opzet kenmerkt het gebied. Erin weinig samenhang tussen de verschillende woningen. Openbaar groen komt bijna niet voor binnen plan. Het groene karakter van wordt bepaald door de inrichting van de tuinen van de woningen. Over het algemeen wordt veel aandacht besteed aan de inrichting van tuinen.<vet>Bebouwing op zich</vet>De bebouwing binnen het gebied bestaat uit verschillende typen. Naast de patioclusters staan er aan de Rotholm twee typen vrijstaande woningen. De overige woningen zijn vrijstaand en individueel ontworpen. Hierdoor heeft elke woning een eigen en herkenbaar gezicht. De bebouwing is overwegend op de openbare ruimte gericht.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De woningen zijn meestal opgetrokken in baksteen en afgedekt met pannendaken. Het kleurgebruik is gevarieerd en afhankelijk van de toegepaste materialen. De variatie ontstaat door verschillen in situering, stijl, vorm, kleur, materiaal, detaillering etc.<vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing</vet>:Bebouwing en omgeving•Bouwplannen moeten passen binnen de karakteristiek van de bebouwing, zoals die gekenmerkt wordt door de situering, de uitstraling en het groene karakter. •De vorm en plaats van het perceel is bepalend voor de situering en bouwmassa van hoofd- en bijgebouwen. Bebouwing op zich•De individuele waarde van de woning is bepalend. Veranderingen moeten passen binnen de (stijl)kenmerken en de expressiviteit van de woning. •De gevelopbouw, indeling en de samenstellende elementen zijn uitgangspunt bij veranderingen en toevoegingen. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. Aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Bij aanpassing van bestaande bouwwerken moet rekening gehouden worden met de bestaande detaillering en kleur- en materiaalgebruik. •Eerafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm. <vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing</vet>:Bebouwing en omgeving•Bouwplannen moeten passen binnen de karakteristiek van de bebouwing, zoals die gekenmerkt wordt door de situering, de uitstraling en het groene karakter. •De vorm en plaats van het perceel is bepalend voor de situering en bouwmassa van hoofd- en bijgebouwen. Bebouwing op zich•De individuele waarde van de woning is bepalend. Veranderingen moeten passen binnen de (stijl)kenmerken en de expressiviteit van de woning. •De gevelopbouw, indeling en de samenstellende elementen zijn uitgangspunt bij veranderingen en toevoegingen. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. Aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Bij aanpassing van bestaande bouwwerken moet rekening gehouden worden met de bestaande detaillering en kleur- en materiaalgebruik. •Eerafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.9 Reede/Urkerweg

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Plan De Reede/Urkerweg kent zijn ontstaansgeschiedenis vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw. De laatste woningen zijn opgeleverd begin jaren ‘80. De Reede/Urkerweg is een gebied omstoten door de Pyramideweg, Urkerweg, Toppad, Rotholm en Zuiderhoofd. In de wijk is een grote diversiteit in bebouwing. Rijen- en twee-onder-den-kap woningen zijn afwisselend in de wijk te vinden. Een zelfstandig woonmilieu vormen de seniorenwoningen aan de Nieuwe Klif die zijn uitgevoerd in één bouwlaag. De wijk kenmerkt zich door een grote diversiteit in bebouwing. Hierdoor ontbreekt een duidelijke samenhang. De groen- structuur van de wijk is duidelijk herkenbaar.<vet>Bebouwing op zich</vet>Binnen het gebied zijn verschillende woonmilieus en architectuurvormen te onderscheiden. De verschillende woonmilieus zijn te herkennen aan de vorm van de bebouwing. De indeling van de gevels is duidelijk herkenbaar. De complexwaarde is van belang, waarbij de gevelopbouw, dakvorm e.d. zorgen voor de samenhang. De gevels en de daken hebben een horizontaal karakter wat voornamelijk tot uitdrukking komt in de doorlopende gootlijn. Dakkapellen en dakopbouwen bevinden zich in het achterdakvlak. Aanbouwen aan achtergevels voegen zich eenvoudig binnen de hoofdkarakteristiek in de wijk. Hoekwoningen met meerdere gevels aan een straat hebben meestal geen meerzijdige oriëntatie, waardoor het bebouwingsbeeld wordt verstoord.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Er is een grote variatie in architectonische vormgeving aanwezig. De architectuur is overwegend ingetogen en sober van opzet. Het materiaal- en kleurgebruik verschilt per woonmilieu en is daardoor bepalend. De eigen identiteit speelt daarbij voor de herkenbaarheid een grote rol. Kleur- materiaalgebruik en detaillering is voor deze samenhang bepalend.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:<vet>Bebouwing en omgeving</vet>•Voor de situering van de bebouwingsmassa dient rekening te worden gehouden met de steden- bouwkundige structuur. •De bebouwing dient zich te oriënteren naar de Openbare weg. •Indien er sprake is van een hoeksituatie dient er dan ook naar twee zijden georiënteerd te worden. •Er moet extra aandacht worden besteed aan de overgang van de woonmilieus naar de openbare ruimte. •De samenhang in woonmilieu dient behouden te blijven.<vet>Bebouwing op zich</vet>•De huidige hoofdvorm is maatgevend voor de architectonische eenheid. •Uitgangspunt is dat aanpassingen voor alle woningen van de afzonderlijke woonmilieus op dezelfde wijze worden uitgevoerd. •Extra ramen in de kopgevel zijn toegestaan voor zover deze in overeenstemming zijn met de karakteristiek van het bouwwerk. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •De dakvlakken dienen als één geheel herkenbaar te blijven. •Dakkapellen aan de voorzijde verstoren het straatbeeld. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Het kleurgebruik dient sober ex ingetogen te zijn en te passen bij de oorspronkelijke architectuur, tenzij er een aanzet is gegeven tot wijziging hiervan. •Bij aanpassingen is het bestaande kleur- en materiaalgebruik uitgangspunt. •Bij detaillering dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp. •Horizontale bouwdelen zoals goten dienen qua detaillering en kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Erfafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.10 Urkerhard

<vet>Bebouwing en omgevingU</vet>rkerhard kent zijn ontostaansgeschiedenis in de jaren 80 van de vorige eeuw. Het gebied wordt begrensd door de Pyramideweg, Staartweg, het fietspad tussen de Staartweg en de Nagel en het natuurgebied Toppad. De wegen Lange Dam en Rotholm verbinden Urkerhard met de kom van Urk. Bij de planopzet is gestreefd naar een gedifferentieerd en aantrekkelijk woongebied. In de groenstructuur tussen de Pyramideweg, Staartweg en Robbenhoek is de staart van Urk’ opnieuw zichtbaar gemaakt. De groenvoorziening maakt structureel onderdeel uit van de planopzet. Het groen is zoveel atu mogelijk als “gebruiksgroen’ in de omgeving van de woningen opgenomen. De functie van het water is tweeledig. Naast de bergingsfunctie heeft het een ruimtelijke beleningswaarde in de steden- bouwkundige planopzet. In het gebied zijn op twee locaties (Openbare) voorzieningen aanwezig.<vet>Bebouwing op zich </vet>Binnen de wijk komen voornamelijk rijenwoningen en twee-onder-één- kap woningen voor met één en twee bouwlagen. De woningen zijn voorzien van langskappen. Vrijstaande woningen zijn voornamelijk gesitueerd in een aaneengesloten strook aan de noordzijde van het gebied. Vrije sector en sociale huurwoningen zijn verspreid in de wijk aanwezig. Alle woonbebouwing is op de Openbare ruimte georiénteerd.De architectuur binnen de wijk kenmerkt zich door ambachtelijk metselwerk en relatief kleine gevelopeningen. Door eenvoudige hoofdmassa’s en eenheid in kapvorm ontstaat een rustig bebouwingsbeeld. De balans in de bouwblokken uit zich in de regelmaat van de gevels. De indeling van de gevels is duidelijk afleesbaar. Typerend voor de architectuur is de horizontale massaopbouw. Aanbouwen aan achtergevels voegen zich simpel binnen de hoofdkarakteristiek in de wijk. De toevoeging van dakkapellen! dakopbouwen is afhankelijk van de dakhelling en nok- hoogte. De architectuur en uitstraling van de verschillende woningen binnen één blok zijn nagenoeg gelijk. Er is uprake van gesloten, blinde zijgevels omdat de bebouwing vaak direct aansluit op het trottoir of ontsluitingspad.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Binnen het gebied onderscheiden zich verschillende woonmilieus en!of architectuurvormen. De verschillende woningen zijn herkenbaar aan de vorm, materiaal en kleur van de bebouwing. De uniformiteit is hierbij belangrijk, waarbij de gevelopbouw, dakvorm en dergelijke zorgen voor de samenhang.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•Voor de situering van de bebouwingsmassa dient rekening te worden gehouden met de steden- bouwkundige structuur. •De bestaande oriëntatie van da bebouwing op de openbare ruimte dient te worden gehandhaafd. Veranderingen kunnen niet individueel plaatsvinden, maar altijd in onderlinge samenhang. •De bebouwing moet georiënteerd zijn naar de openbare weg. Bij hoeksituaties is oriëntatie naar twee zijden uitgangspunt. •De samenhang in woonmilieus dient behouden te blijven. Bebouwing op zich•De huidige hoofdvorm is maatgevend voor de architectonische eenheid. •Uitgangspunt is dat aanpassingen voor alle woningen van de afzonderlijke woonmilieus op dezelfde wijze worden uitgevoerd. •Extra ramen in de kopgevel zijn toegestaan voor zover deze in overeenstemming zijn wet de karakteristiek van het bouwwerk. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •De dakvlakken dienen als één geheel herkenbaar te blijven. •Dakkapellen aan de voorzijde die niet zijn opgenomen in het architectonische concept verstoren het straatbeeld. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Het kleurgebruik dient sober en ingetogen te zijn en te passen bij de oorspronkelijke architectuur, tenzij er een aanzet is gegeven tot wijziging hiervan. •Bij detaillering dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp. •Horizontale bouwdelen zoals goten dienen qua detaillering en kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Eerafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.11 De Staart

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>De Staart kent zijn ontstaansgeschiedenis in de jaren ‘90 van da vorige eeuw. Het gebied wordt begrensd door het fietspad tussen de Staartweg en de Nagel, de kavel “Roos” en de Nagel. Bij de planopzet is gestreefd naar een gedifferentieerd en aantrekkelijk woongebied. Als reactie op de oorspronkelijke uitbreidingswijken is extra aandacht besteedt aan de beeldkwaliteit. Thema’s uit de geschiedenis van de stedenbouw zoals halfronde cirkels, symmetrie en straalvormig gegroepeerde straten vormen de inspiratie voor de nieuwe uitbreidingswijken. Het creëren van een wervend, hoogwaardig woonmilieus is uitgangspunt bij de thematische uitbreidingen. Er is veel aandacht besteed aan de architectonische en stedenbouwkundige uitstraling. Het openbaar gebied en de woningen zijn integraal ontworpen en vormen een geheel. In de verkavelingopzet is gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé. De groenvoorziening waakt structureel onderdeel uit van de plan- opzet. Het groen is zoveel als mogelijk als “gebruiksgroen” in de omgeving van de woningen opgenomen. De functie van het water is tweeledig. In het centrum van het gebied ligt een waterpartij waarop verschillende zichtlijven zijn gericht. Naast de bergingsfunctie heeft het water een ruimtelijke belevingswaarde in de steden- bouwkundige planopzet.<vet>Bebouwing op zich</vet>Binnen het gebied zijn verschillende stijlen in architectuur te Onderscheiden. Er zijn diverse complexen aan de architectonische vorm van de bebouwing te onderscheiden. Deze bestaan uit een wisselend aantal woningen met een bepaalde waarde, waarbij de gevelopbouw, dakvorm en dergelijke zorgen voor samenhang in de bebouwing. In het algemeen heeft de bebouwing een frisse en gevarieerde uitstraling. Hoekwoningen wet meerdere gevels aan een straat hebben meestal een meerzijdige oriëntatie, waardoor het bebouwingsbeeld wordt versterkt.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Er is een grote variatie in architectonische vormgeving te zien. Het materiaal- en kleurgebruik is verschillend per complex. Dit komt tot uitdrukking in het gebruik van materialen, kleuren en detailleringen. Vanwege herkenbaarheid en identiteit speelt de complexwaarde een grote rol.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•De architectuur en de directe openbare ruimte zijn in samenhang ontworpen. Deze dient te worden behouden. •De clusterwaarde is maatgevend voor aanpassingen en uitbreidingen. •Voor de situering van de bebouwingsmassa dient rekening te worden gehouden met de steden- bouwkundige structuur. • De bebouwing moet georiënteerd zijn naar de openbare weg. Bij hoeksituaties is oriëntatie naar twee zijden uitgangspunt.Bebouwing op zich•De gevelopbouw, indeling en de herhaling van de samengestelde elementen zijn uitgangspunt bij veranderingen en toevoegingen. •Veranderingen moeten passen binnen de )stijl)kenmerken, het imago en de expressiviteit van het cluster. Veranderingen kunnen niet individueel plaatsvinden, maar altijd in onderlinge samenhang. •De huidige hoofdvorm is maatgevend voor de architectonische eenheid. •Extra ramen in de kopgevel zijn toegestaan voor zover deze overeenstemmen met de karakteristiek van het bouwwerk. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •De dakvlakken dienen als een geheel herkenbaar te blijven. •Dakkapellen aan de voorzijde verstoren het straatbeeld. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Bestaand kleur- en materiaalgebruik is bepalend voor de complexwaarde. Dit draagt wezenlijk bij aan de uitstraling en is uitgangspunt voor aanpassingen. •Bij detaillering dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp. •Horizontale bouwdelen zoals goten dienen qua detaillering en kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Erfafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal ot in een transparante vorm.

Artikel 3.12 De Natuurwijk

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Natuurwijk is ontstaan eind jaren ´90 van de vorige eeuw. Het gebied wordt begrensd door de Urkerweg, natuurgebied Toppad, winkelcentrum Urkerhard en de Ransuil. De planopzet kenmerkt zich door een eenvoudige en herkenbare opzet. De Natuurwijk ineen zelfstandig uitgewerkt deelplan van bestemmingsplan De Staart. Structuur en kwaliteit zijn vooraf vastgelegd in een beeldkwaliteitplan. De uitgangspunten refereren aan de landbouw waarbij bijzonder gedacht is aan het lijnenspel van een geploegde akker. Daarnaast heeft het natuurgebied Toppad een rol gespeeld bij de totstandkoming van het ontwerp. Zichtlijnen zijn over het algemeen oost west gericht naar het natuurgebied. De groenvoorziening maakt structureel onderdeel uit van de planopzet. Het groen is zoveel als mogelijk als “gebruiksgroen” aan de rand van het gebied gesitueerd.<vet>Bebouwing op zich</vet>Als een woning gelegen is aan het openbaar gebied komt dit tot uitdrukking in het ontwerp. Dp een boek laat de woning meerdere “voorgevels” zien. Bijgebouwen zijn van dezelfde architectuur als de woning. Binnen het ontwerp verdienen de erfgrenzen op het grensvlak tussen openbaar en privé gebied bijzondere aandacht. In dit verband wordt er onderscheid gemaakt tussen de erfgrenzen aan de Waterhoen, Haagwinde en de erf- grenzen aan de Waterhoen en de Kiekendief. De afsluitende erfgrenzen aan de Waterhoen en Haagwinde dienen geplaatst te worden in de bebouwingsgrens en moeten onderdeel blijven van het ontwerp. De afsluitende erfgrenzen aan de Buizerd en Kiekendief zijn van levend matenaal of vormen een onderdeel van de architectuur van de woning. De oostkant van het plan wordt afgesloten met vrijstaande woningen. Iedere woonstraat dient zijn eigen architectonische herkenbaarheid te behouden.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De kleuren van de gevels zijn veelal vrij licht (roodgele tot zalmkleurige tinten). De dakpannen variëren van licht naar donker. Er is variatie in architectonische vormgeving. Het materiaal- en kleurgebruik is verschillend per woonstraat.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•De architectuur en de directe openbare ruimte zijn in samenhang ontworpen. Deze dient te worden behouden. •Behouden en versterken van de eenheid is uitgangspunt bij de ontwikkeling van ingrepen. •De bebouwing moet georiënteerd zijn naar de Openbare weg. Bij hoeksituaties is oriëntatie naar twee zijden uitgangspunt. •De clusterwaarde is bepalend voor aanpassingen, toevoegingen of nieuwbouw.Bebouwing op zich•Veranderingen moeten passen binnen de (stijl)kenmerken, het imago en de expressiviteit van het cluster. •De gevelopbouw, indeling en de repetitie van de samengestelde elementen zijn uitgangspunt bij veranderingen en toevoegingen. Extra ramen in de kopgevel zijn toegestaan voor zover deze overeenstemmen met de karakteristiek van het bouwwerk. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •De dakvlakken dienen als een geheel herkenbaar te blijven. •Dakkapellen aan de voorzijde die niet zijn opgenomen in het architectonische concept verstoren het straatbeeld. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Bestaand kleur- en materiaalgebruik is bepalend voor de complex- waarde. Dit draagt wezenlijk bij aan de uitstraling en is uitgangspunt voor aanpassingen. •Bij detaillering dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp. •Horizontale bouwdelen zoals goten dienen qua detaillering en kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Eerafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.13 De Polderwijk

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>De Polderwijk is ontstaan rond de wisseling van het millennium. Het gebied wordt begrensd door de Urkerweg, Ransuil, Nagel en het buitengebied. De Polderwijk is een zelfstandig deel- plan van bestemmingsplan De Staart. Structuur en kwaliteit zijn vooraf vastgelegd in een beeldkwaliteitplan. Het grootste deel van de Polderwijk is bestemd voor woningbouw. Het noordelijke deel sluit aan op het winkelcentrum. Vanaf het winkelcentrum loopt een zichtlijn naar een toekomstige ontsluiting op de Urkerweg. In de kop van het plan is ruimte voor )openbare) voorzieningen. De wijk is omgeven door water. Aan de zijde van de Ransuil en Urkerweg is het water royaal ingebed in groene oevers. Het groen is zoveel als mogelijk als “gebruiksgroen” in het gebied gelegen. Een aarden dijkje vormt de scheiding tussen het “gebruiksgroen” en prive-terrein. De groenvoorziening en de dijkjes maken met het middengebied structureel onderdeel uit van de planopzet. Het middengebied is een groen openbaar gebied waarin speel- en verblijfsplekken en een langzaam- verkeersroute hun plaats hebben. Het woongebied wordt op twee plaatsen ontsloten vanaf de Ransuil. De twee ontsluitingen kruisen met drie woonstraten het middengebied en zetten zich voort in noordoostelijke richting.<vet>Bebouwing op zich </vet>Bij de gronduitgifte heeft clustering plaats gevonden per ruimtelijke eenheid. Hierdoor is samenhang in het bebouwingsbeeld aanwezig. De afzonderlijke bebouwing is weer dan een optelsom van de verschillende bouwplannen. Als een woning gelegen is aan het openbaar gebied komt dit tot uitdrukking in het ontwerp. Op een hoek laat de woning meerdere “voor- gevels” zien. Bijgebouwen passen bij de architectuur van de woning.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Uitgangspunt is een duurzaam gebouwde woonwijk in een traditionele vorm. Kenmerkend hiervoor is de toepassing van natuurlijke bouwmaterialen. Bij kleurtoepassing moeten te grote kleurverschillen worden vermeden. Per ruimtelijke eenheid is een toetskleur vastgesteld.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•De architectuur en de directe openbare ruimte zijn in samenhang ontworpen. Deze dient te worden behouden. •Behouden en versterken van de eenheid is uitgangspunt bij de van ingrepen. •De bebouwing moet georiënteerd zijn naar de openbare weg. Bij hoeksituaties is oriëntatie naar twee zijden uitgangspunt. •De clusterwaarde is bepalend voor aanpassingen, toevoegingen of nieuwbouw.Bebouwing op zich•De clusterwaarde is bepalend voor aanpassingen, toevoegingen of nieuwbouw, Veranderingen moeten passen binnen de (stijl)kenmerken, het imago en de expressiviteit van het cluster. •De gevelopbouw, indeling en de repetitie van de samengestelde elementen zijn uitgangspunt bij veranderingen en toevoegingen. •Extra ramen in de kopgevel zijn toegestaan voor zover deze overeenstemmen met de karakteristiek van het bouwwerk. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •De dakvlakken dienen als één geheel herkenbaar te blijven. •Dakkapellen aan de voorzijde die niet zijn opgenomen in het architectonische concept verstoren van het straatbeeld. •Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Bestaand kleur- en materiaalgebruik in bepalend voor de complex- waarde. Dit draagt wezenlijk bij de uitstraling en is uitgangspunt voor aanpassingen. •Bij detaillering dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijke Ontwerp. •Horizontale bouwdelen zoals goten dienen qua detaillering en kleurstelling op elkaar te worden afgestemd. •Erfafscheidingen dienen zoveel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.14 Individuele woningbouw

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Vrijstaande woningen binnen dit thema zijn gelegen binnen de verschillende gebieden. Vanwege het individuele karakter zijn de woningen goed herkenbaar en belangrijk voor de oriëntatie. Bebouwing en openbare ruimte in de directe omgeving sluiten goed op elkaar aan. De bebouwing is op de openbare ruimte georiënteerd.<vet>Bebouwing op zich</vet>De architectuur is gevarieerd, vaak beïnvloed door de opdrachtgever en sterk afhankelijk van de periode waarin deze woningen zijn gebouwd. De bebouwingsstructuur is open. De bebouwing is vrijstaand en incidenteel twee-onder-één-kap woningen. Door de maatvoering van de kavel staan de nokken over hef algemeen haaks op de weg. Bijgebouwen komen zowel vrijstaand als aangebouwd aan het hoofdgebouw voor. De verschijningsvorm sluit vaak aan op die van het hoofdgebouw. De variatie van de individuele woningen is bepalend voor het straatbeeld. Belangrijk daarvoor zijn de voortuinen en de groene erfafscheidingen.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Kleur-, materiaalgebruik en detaillering verschilt per woning en hangt nauw samen met de periode waarin het gebouwd is. De onderlinge samenhang zorgt voor een eigen identiteit en verhoogt hierbij de herkenbaarheid. Over het algemeen is de verschijningsvorm traditioneel.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•De stedenbouwkundige opzet dient in de toekomst leesbaar te blijven. Belangrijk hierbij is de aansluiting op de openbare ruimte en de rang- schikking van de bebouwing. •Veranderingen aan het hoofdgebouw moeten passen in het straatbeeld, De regelmatige plaatsing van de woningen moet niet worden verstoord. •De bebouwing moet georiënteerd zijn naar de openbare weg. Bij hoeksituaties is oriëntatie naar twee zijden uitgangspunt. Bebouwing op zich•De huidige hoofdvorm is maatgevend voor de architectonische eenheid. •Uitgangspunt is de bestaande gevelopbouw van de individuele woningen. •Er dient een relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. •Aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa. •Dakkapellen aan de voorzijde verstoren het straatbeeld. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Het individuele karakter van de woning is maatgevend. •Kleur-, materiaalgebruik en detaillering van het oorspronkelijke ontwerp dienen als uitgangspunt voor aanpassingen. •Erfafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.15 Bijzonder bebouwing

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>In de gebieden voor bijzondere bebouwing zijn scholen, kantoren en (Openbare) gebouwen opgenomen. Deze gebieden zijn qua inrichting afgestemd op grote aantallen bezoekers. Hierbij is aandacht besteed aan parkeervoorzieningen en het creëren van de verblijfssfeer. De gebouwen oriënteren zich overwegend naar de ontsluitingsweg. In recent ontwikkelde gebieden is sprake van meer onderlinge samenhang.<vet>Bebouwing op zich</vet>De entreepartij van de gebouwen is meestal gericht naar de ontsluitingsweg. Er is vaak sprake van een duidelijk ritme in het gevelbeeld. De gebouwen hebben aan alle kasten ramen. Bij het ontwerp van de panden ligt meer de nadruk op het individuele gebruik en minder op de onderlinge samenhang.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Er is een grote variatie in architectonische vormgeving te zien. Kleur-, materiaalgebruik en detaillering benadrukken het individuele ontwerp van de gebouwen en is afhankelijk van de periode waarin ze zijn gebouwd. De individuele bebouwing speelt voor de hei kenbaarheid en identiteit van het gebied een belangrijke rol.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•Bij het ontwerp dient rekening te worden gehouden met de situering van het gebouw ten opzichte van de stedenbouwkundige structuur. •De bebouwing moet georiënteerd zijn naar de ontsluitingsweg. •Bij hoeksituaties is oriëntatie naar twee zijden uitgangspunt.Bebouwing op zich•De gebouwen oriënteren zich naar de ontsluitingsweg. •Wijzigingen aan het gebouw dienen aan te sluiten op de bestaande bouwmassa. •De hoofdentree moet duidelijk herkenbaar zijn. •Het individuele gebruik van het gebouw mag tot uitdrukking komen in het ontwerp, mits aandacht wordt besteed aan de onderlinge samenhang in het gebied.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Kleur-, materiaalgebruik en detaillering van het oorspronkelijke Ontwerp dienen als uitgangspunt voor aanpassingen. •Incidentele afwijkingen moeten pannen binnen de karakteristiek van het gebouw. •Erfafscheidingen dienen zo veel mogelijk te worden uitgevoerd van levend materiaal of in een transparante vorm.

Artikel 3.16 Winkelcentra

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Winkelcentra zijn in twee typen onder te verdelen. Het eerste type is meer ingebed in de stedenbouwkundige structuur en wordt vaak gecombineerd met woningen boven of naast de voorzieningen. Dergelijke winkelcentra zijn opgenomen in het straten- patroon van de omliggende wijk, vaak georiënteerd op de hoofdontsluiting. De bebouwing binnen deze vorm heeft een gevarieerde functie en uitstraling. Door de functiemenging heeft de beganegrond een geheel andere uitstraling dan de laag erboven. Het tweede type is het intern gerichte winkelcentrum “Urkerhard”. De winkels zijn gelegen aan een gedeeltelijk overdekt stratenstelsel en hebben nagenoeg geen uitstraling naar de omgeving. Parkeren vindt veelal plaats rondom het winkelcentrum. Het besloten karakter van dit winkelcentrum wordt hierdoor nog eens benadrukt. De bevoorrading van de winkels geschiedt aan de buitenzijde.Reclame speelt een belangrijke rol in winkelcentra. Reclame-uitingen moeten in samenhang met de bebouwing worden ontworpen.Het winkelcentrum Wijk 2 maakt deel uit van het gebied Kom Urk. Dit gebied wordt afzonderlijk beschreven en maakt geen onderdeel uit van dit bebouwingsthema.<vet>Bebouwing op zich</vet>De bebouwing van de extern gerichte winkelcentra is divers. Vooral de begane grond van de bebouwing heeft een openbaar karakter. Functiemenging vult af te lezen uit de gevelopbouw. De begane grond onderscheidt zich qua uitstraling van de lagen erboven.Intern gerichte winkelcentra hebben een gesloten uitstraling naar de directe omgeving. De entreepartijen vormen hierop een uitzondering. Dit zijn in het oog springende onderdelen van het winkelcentrum. Naast deze entreepartijen bestaat de buitenzijde voornamelijk uit gesloten gevels waar de bevoorrading van de winkels plaatsvindt.De functie aan het gebouw komt tot uitdrukking in het ontwerp. Het ontwerp zou reclame-uitingen overbodig moeten maken. Omdat dit niet altijd mogelijk is, moet de reclamevoering worden meegenomen in het ontwerp.

 

<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Evenals architectuur verschillen detaillering, kleur-, en materiaalgebruik in de winkelcentra van elkaar. Binnen de winkelcentra van het eerste type geldt dit ook voor de winkels afzonderlijk.<vet>Criteria</vet>Vanwege de diversiteit in architectuur binnen dit bebouwingsthema gelden alleen de algemene welstandscriteria.

Artikel 3.17 Lemsterhoek

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Het gebied Lemsterhoek is het oudste bedrijventerrein op Urk. Het terrein ligt ingeklemd tussen de Urkerweg, de Sluisweg en de Urkervaart. De groenstrook tango deze wegen en de Urkervaart omsluit het bedrijventerrein. Het gebied is gedateerd en voldoet niet meer aan de hedendaagse inzichten. Om de gebruiksfunctie van het gebied te optimaliseren is revitalisering noodzakelijk. Bij ontwikkelingen binnen dit gebied is onder andere het masterplan uitgangspunt.<vet>Bebouwing op zich</vet>De architectuur van de bebouwing en het gebruik daarvan is gedateerd. Dit wordt veroorzaakt door de oorspronkelijke kleinschaligheid die later door veranderende inzichten grootschaliger is geworden. Omdat in de beginperiode de bestemmingsplanvoorschriften voorzagen in een geringe rooilijn staan de bedrijven dicht op de erfgrens. Belangrijk onderdeel van de bebouwing is de aanwezigheid van vrijstaande bedrijfswoningen, die in architectuur afwijken van de bedrijven. Vaak staan deze woningen aan de voorzijde van het bedrijfsperceel. Veelal is bij de vormgeving van de bedrijfswoningen geen rekening gehouden met de beeldaspecten van de directe omgeving en de bedrijfsgebouwen.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Op het bedrijventerrein komt in de gevels een grote diversiteit aan materialen voor. Ook in detaillering en kleurgebruik zijn er grote verschillen te herkennen. Erin over het algemeen weinig samenhang in kleur-, materiaalgebruik en detaillering tussen de verschillende bedrijfspercelen. Elke kavel vormt een individuele eenheden heeft een eigen identiteit.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:<vet>Bebouwing en omgeving</vet>•De architectuur van de bebouwingsmassa dient aan te sluiten op de stedenbouwkundige visie waarbij wordt gestreefd naar meer samenhang binnen het bedrijventerrein. •Bij hoeksituatie is oriëntatie naar twee zijden uitgangspunt.Bebouwing op zich•De gebouwen oriënteren zich naar de ontsluitingsweg. •De hoofdentree moet duidelijk herkenbaar zijn. •Wijzigingen aan het gebouw dienen aan te sluiten op de bestaande bouwmassa. •Indien er sprake is van afzonderlijke bouwmassa’s dient de bebouwing per bedrijf(eenheid) een herkenbare eenheid te zijn. •Aanpassingen kunnen aansluiten op het oorspronkelijke ontwerp van het gebouw mits de onderlinge samenhang op het bedrijventerrein wordt versterkt. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Er dient per perceel sprake te zijn van samenhang in materiaal, detaillering en kleurgebruik. •In het straatbeeld moet een zekere samenhang in kleurgebruik zijn.

Artikel 3.18 Kamperhoek

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Na realisering van het bedrijventerrein Lemsterhoek zijn er percelen uitgegeven op bedrijventerrein Kamperhoek. Het terrein ligt ingeklemd tussen de Domineesweg, Urkervaart en Meep. De groenstrook langs deze wegen omsluit het bedrijventerrein. Aan de zijde van de Urkervaart heeft het terrein een open karakter. Het westelijke deel van het gebied is gedateerd en voldoet niet meer aan de hedendaagse inzichten. Om de gebruiksfunctie van dat gebied te optimaliseren is revitalisering noodzakelijk.<vet>Bebouwing op zich</vet>De bedrijven staan ruimer op de kavel dan het bedrijventerrein Lemsterhoek. Ten westen van het Stortemelk maken zelfstandige bedrijfswoningen onderdeel uit van de bebouwing. Ten Oosten hiervan komen ze incidenteel voor. De woningen wijken in architectuur nogal af van de bedrijven. Veelal is bij de vormgeving van de bedrijfswoningen geen rekening gehouden met de beeldaspecten van de directe omgeving en de bedrijfsgebouwen.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Op het bedrijventerrein komt in de gevels een grote diversiteit aan materialen voor. Ook in detaillering en kleurgebruik zijn er grote verschillen te herkennen. Er is over het algemeen weinig samenhang in kleur-, materiaalgebruik en detaillering tussen de verschillende bedrijfspercelen. Elke kavel vormt een individuele eenheid en heeft een eigen identiteit.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•De architectuur van de bebouwingomssna dient aan te sluiten op de stedenbouwkundige structuur waarbij wordt gestreefd naar meer samenhang binnen het bedrijventerrein. •De bebouwing dient zich te oriënteren naar de openbare weg. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient er dan ook naar twee zijden georiënteerd te worden. Bebouwing op zich•De gebouwen oriënteren zich naar de ontsluitingsweg. •De hoofdentree dient duidelijk herkenbaar te zijn. •Wijzigingen aan het gebouw dienen aan te sluiten op de bestaande bouwmassa. •Indien er sprake is van afzonderlijke bouwmassa’s dient de bebouwing per bedrijfseenheid) een herkenbare eenheid te zijn. •Er dient sprake te zijn van samenhang in architectuur tussen eventuele bedrijfswoningen en de bedrijfsbebouwing. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Er dient per perceel sprake te zijn van samenhang in matenaal, detaillering en kleurgebruik. •In het straatbeeld moet samenhang in kleurgebruik zijn.

Artikel 3.19 Zwolsehoek

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Het gebied ligt tussen Meep. Urkervaart (Urkerweg), Zuidermeertocht en Domineesweg en wordt voor het grootste deel omsloten door water Dit bedrijventerrein beslaat een groot gebied en is een samenvoeging van een drietal bestemmingsplannen. Door uitgifte van bedrijventerreinen naar behoefte is onderscheid ontstaan tassen de gebieden en de onderlinge grootte van de kavels. Voor de percelen die het gebied omsluiten wordt een hogere beeldkwaliteit nagestreefd. Deze percelen zijn op de gebiedstypenkaart aangegeven.<vet>Bebouwing op zich</vet>De bebouwing kenmerkt zich door de zelfstandigheid van de bebouwing op de kavel. De veelal grote visverwerkingsbedrijven hebben hun geheel eigen uitstraling. De kleinere kavels en bedrijven zijn of onder architectuur gebouwd of zijn standaard zadeldak loodsen. Hierdoor is er veel onderscheid. Bedrijfswoningen komen zelfstandig en inpandig voor. Veelal is bij de vormgeving van de bedrijfswoningen geen rekening gehouden met de beeldaspecten van de directe omgeving en de bedrijfsgebouwen.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>Op het bedrijventerrein komt in de gevels een grote diversiteit aan materialen voor. Ook in detaillering en kleurgebruik zijn er grote verschillen te herkennen. Er iv over het algemeen weinig samenhang in kleur-, materiaalgebruik en detaillering tussen de verschillende bedrijfspercelen. Elke kavel vormt een individuele eenheid en heeft een eigen identiteit.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:Bebouwing en omgeving•De architectuur van de bebouwingsm05 5a dient aan te sluiten Op de stedenbouwkundige structuur waarbij meer samenhang binnen het bedrijventerrein moet ontstaan. •De bebouwing dient zich te oriënteren naar de openbare weg. Indien er sprake is van een hoek- situatie dient er dan ook neer twee zijden georiënteerd te worden. •Voor de percelen die het gebied omsluiten geldt een hogere beeldkwaliteit. •Voor de overige percelen wordt een samenhangende beeldkwaliteit nagestreefd. Bebouwing op zich• De gebouwen oriënteren zich naar de ontsluitingsweg. •De hoofdentree dient duidelijk herkenbaar te zijn. •Wijzigingen aan het gebouw dienen aan te sluiten Op de bestaande bouwmassa. •Indien er sprake is van afzonderlijke bouwmassa’s dient de bebouwing per bedrijf(eenheid) een herkenbare eenheid te zijn. •Er dient sprake te zijn van samenhang in architectuur tussen eventuele bedrijfswoningen en de bedrijfsbebouwing. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Er dient per perceel sprake te zijn van samenhang in materiaal, detaillering en kleurgebruik. •In het straatbeeld moet samenhang in kleurgebruik zijn.

Artikel 3.20 Havengebied

Bebouwing en omgeving

Het havengebied wordt omsloten door de Oost- en Westhavenkade, de Klif-, Sluis-, en Domineesweg en set IJsselmeer. De hoofdentree van Urk valt binnen het gebied en wordt gedomineerd door weinig representatieve bebouwing die qua verschijningsvorm geen relatie heeft maf het unieke karakter van Urk. De hoofdentree heeft een lage beeldkwaliteit. Dit geldt ook voor het gebied aan de Klif- en Handelskade.

 

Door de Gemeenteraad is voor het Havengebied het masterplan “Hart van Urk” vastgesteld. Het plan is gericht op de herinrichting van het gebied. De Oost- en Westhavenkade onderscheiden zich ruimtelijk door ligging, inrichting en bijbehorende bebouwing.

 

Kenmerkend is het contrast tussen compacte bebouwing van het oude dorp en de openheid in het havengebied. Zichtlijnen dienen gerespecteerd te worden. Onderscheid wordt aangebracht in een recreatief havengebied (inclusief wonen) en een gebied waar industrie gevestigd is (omgeving Werkhaven(. Hierdoor wordt ook ruimtelijk goed zichtbaar dat de Werkhaven met bijbehorende kades en bebouwing anders is dan bijvoorbeeld de Handels- en Burgemeester Schipperkade. Als gevolg van nieuwbouw ontstaat een ander beeld. Bij ontwikkelingen binnen dit gebied is het masterplan uitgangspunt.

 

Bebouwing op zich

In het industrie deel van gebied is de architectuur van de bebouwing gedateerd. De bebouwing heeft een sobere en functionele uitstraling en meestal plat afgedekt.

 

In het centrum van het havengebied is ruimte voor een bouwmassa in meerdere bouwlagen, met daaronder een parkeervoorziening. Op de begane grond moeten functies worden gerealiseerd met een aantrekkelijke uitstraling. Het geheel moet niet massaal overkomen maar eerder het beeld oproepen van geschakelde panden, die qua architectuur een relatie hebben met het unieke karakter van Urk.

 

De herinrichting van de Klifweg heeft als gevolg dat er sloop, nieuwbouw en functieverandering plaatsvindt. De woonfunctie op de bovenverdieping draagt bij aan de sociale controle

het gebied. Gestimuleerd moet worden dat de begane grond aan het openbaar gebied een aantrekkelijk beeld bezit

 

<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De huidige kwaliteit van de bebouwing binnen het gebied is mager. Wat detaillering materiaal- en kleurstelling betreft wordt een bepaalde verwantschap ervaren met de bebouwing in aansluitende gebieden. In de bebouwing komt het tijdsbeeld tot uitdrukking. Voor nieuwbouw dient een kwaliteitsslag uitgangspunt te zijn zoals omschreven in het masterplan. Aansluiting dient gezocht te worden bij voor Urk karakteristieke materialen, kleuren en detailleringen zoals omschreven in het Beeldkwaliteitplan Urk 2004.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor Ontwerp en toetsing:<vet>Bebouwing en omgeving</vet>•In de architectuur van de bebouwingsmassa dient de functie tot uitdrukking te komen. •De bebouwing dient zich te oriënteren naar het openbaar gebied. •De bebouwing aan de hoofdentree en de ontsluitingsweg naar het centrum van het havengebied moet voldoen aan een hoge beeldkwaliteit en in relatie staan met het unieke karakter van Urk. •Voor overige bebouwing wordt een samenhangende beeldkwaliteit nagestreefd. •Natuurlijke hoogteverschillen dienen te worden gehandhaafd. •De zichtlijnen in combinatie met het hoogteverschil dienen te worden gehandhaafd. •Het openbare groen moet zoveel mogelijk worden hersteld. <vet>Bebouwing op zich</vet>•Indien er sprake is van afzonderlijke bouwmassa’s dient de bebouwing per (bedrijfs)eenheid een herkenbare eenheid te zijn. •De hoofdentree dient duidelijk herkenbaar te zijn. •Wijzigingen aan het gebouw dienen aan te sluiten op de bestaande bouwmassa. •De noordgevels in de as van de Klifweg moeten qua schaal, maal en detaillering entra aandacht krijgen vanwege de beeldbepalende positie. •Voor nieuwe ontwikkelingen wordt aansluiting gezocht bij het de karakteristieken van de gebieden en van de overige beschreven elementen in het Beeldkwaliteitplan Urk 2004. •De erfafscheiding verdient aandacht en dient te passen bij het karakter van de bebouwing. Betonnen en dichte houten schuttingen zijn niet toegestaan.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Er dient per architectonische eenheid sprake te zijn van samenhang in materiaal, detaillering en kleur- gebruik. •In het straatbeeld moet samenhang in kleurgebruik zijn. •De panden van winkelcentrum ‘t Klif, de Handelskade en de Klifweg dienen qua hoofdopzet aan te sluiten bij het oude dorp. •De relatie tussen boven- en onder- gevel moet in tact blijven.

Artikel 3.21 Groen met verspreide bebouwing

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Aan de noordkant van de Staartweg ligt een bosgebied. In dit gebied komt verspreid bebouwing voor zoals verenigingsgebouwen, camping, sportterreinen, maneges, begraafplaats en (bedrijfs)woningen. De bebouwing staat in open ruimten die zijn omgeven door hoog opgaand groen dat het zicht op de bebouwing meestal ontneemt. In het gebied ligt een staatsnatuurmonument waar geen bebouwing voorkomt.

 

<vet>Bebouwing op zich</vet>De aanwezige bebouwing is functioneel en eenvoudig van uitstraling. De bebouwing bestaat veelal uit een bouwlaag met een plat dak of flauw zadeldak.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De materiaaltoepassing is sober en doelmatig en vaak ondergeschikt aan de omgeving.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:<vet>Bebouwing en omgeving</vet>•Het groene karakter van het gebied dient behouden te blijven. •Het bouwwerk dient ondergeschikt te zijn aan het karakter van het bosgebied en zich te richten op de landschappelijke structuur. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zichtlijnen en landschappelijke verbijzonderingen.<vet>Bebouwing op zich</vet>•Massa en norm van bebouwing dient te passen in de omgeving. •Voor verenigingsgebouwen is een houten gebouw met een flauw zadeldak uitgangspunt. •Grootschaligheid is niet toegestaan tenzij het bestemmingsplan hiervoor de mogelijkheid biedt. •Sterke contrasten tussen omgeving en bebouwing zijn niet toegestaan. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Kleuren die sterk contrasteren met de omgeving zijn niet toegestaan. •Voor nieuwbouw is een eenvoudige materiaalkeus en detaillering gewenst, passend in de omgeving.

Artikel 3.22 Natuurgebied

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Het staatsnatuurmonument “Het Toppad” wordt ingesloten door de wegen Toppad en Urkerweg en de welstandsgebieden Urkerhard en Natuurwijk.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor Ontwerp en toetsing:<vet>Bebouwing en omgeving</vet>•In het gebied is functionele bebouwing ten dienste van de beleving van de natuurwaarde toegestaan.

Artikel 3.23 Agrarisch gebied

<vet>Bebouwing en omgeving</vet>Het gebied bevindt zich aan de oostkant van de van de bebouwde kom. Het gebied wordt omsloten door het Urkerbos, de Zuidermeertocht en de wegen Vormtweg, Staartweg, Urkerdwarspad, Urkerweg, Karel Doormanweg en Domineesweg. Het maakt onderdeel uit van het Belvederegebied Noordoostpolder-Urk structuur en kwaliteit zijn vastgelegd in de Kwaliteitskaart Noordoostpolder Urk . De standaard agrarische kavel aan 300 x 800 meter vormt de primaire bouwsteen van de polder. Kenmerkend voor het gebied zijnde agrarische bouwpercelen die zijn voorzien van karakteristieke erfbeplanting. De agrarische erfbebouwing kenmerkt zich door de eenheid in bebouwingsstijl en de indeling van de erven. In het algemeen zijn de bouw- percelen met twee of vier gegroepeerd langs de wegen omgeven door dichte erfbeplanting en met karakteristieke erfpalen. Arbeiderswoningen staan verspreid in groepjes van twee, drie of vier en hebben ook omringende beplanting. Op langere termijn zat de agrarische functie in het gebied nagenoeg verdwijnen. Het gebied is aangemerkt aIs te ontwikkelen stedelijk gebied. Daarnaast kan het aansluitende natuurgebied worden ontwikkeld.<vet>Bebouwing op zich</vet>In de Noordoostpolder werden verschillende boerderijtypen toegepast. De woningen van de boerderijen binnen het agrarisch gebied zijn opgetrokken in traditioneel metselwerk en de schuur vaak in montagebouw. Er zijn vrijstaande woningen met een tussenlid verbonden aan de schuur en aan de wegzijde aangebouwde woningen met dezelfde kapvorm als de schuur. De arbeiderswoningen zijn voorzien van langskappen en vaak naar de ontsluitingsweg georiënteerd. Door de eenvoudige hoofdmassa’s en de eenheid in kapvorm is er sprake van een rustig bebouwingsbeeld. De balans in de bouwblokken uit zich in de regelmaat van de gevels die wordt ondersteund door de schoorstenen op het dak. De indeling van de gevels is duidelijk herkenbaar. De rood gedekte kappen van de boerderijen en arbeiderswoningen geven door de gelijkvormigheid een karakteristiek beeld. Typerend voor de architectuur is de horizontale massaopbouw. Dakkapellen bevinden zich bij de arbeiderswoningen zowel in het voor als in het achterdakvlak. De architectuur en uitstraling van de verschillende panden zijn nagenoeg gelijk. Uitbreidingen zijn vaak uitgevoerd in een tijdgebonden architectuur, die nogal afwijkt van de oorspronkelijke. Bij ontwikkelingen is het oorspronkelijke concept uitgangspunt.<vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>De oorspronkelijke woningen zijn herkennen aan de hard grauwe baksteen en rode dakpannen. Kenmerkend zijn de detailleringen van goot en entree. De bedrijfspanden zijn of in baksteen of montagebouw uitgevoerd. De eigen identiteit speelt daarbij voor de herkenbaarheid een grote rol. Het bestaande kleur-, materiaalgebruik en detaillering is voor deze samenhang bepalend.<vet>Criteria</vet>De volgende uitgangspunten gelden voor ontwerp en toetsing:<vet>Bebouwing en omgeving</vet>•Voor de situering van do bebouwingsmassa dient rekening te worden gehouden met de steden- bouwkundige structuur waarin het karakter van het gebied tot uitdrukking komt. •De architectonische identiteit binnen de groensingels van de individuele kavels dient behouden te blijven. •De bestaande oriëntatie van de bebouwing qua bezonning en ligging dient te worden gehandhaafd. Veranderingen kunnen niet individueel plaatsvinden, maar altijd in onderlinge samenhang. <vet>Bebouwing op zich</vet>•De gevelopbouw, -indelingen de herhaling van de samenstellende elementen zijn uitgangspunt bij veranderingen, aanpassingen en toevoegingen. •De huidige hoofdvorm is maatgevend voor de architectonische eenheid. •De dakvlakken dienen zelfstandig herkenbaar te blijven. •Dakkapellen dienen in het dakvlak te staan. •Aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa. <vet>Materiaal, detaillering en kleur</vet>•Het bestaande kleur- en materiaalgebruik is bepalend voor de bebouwing en draagt wezenlijk bij aan de expressiviteit en is uitgangspunt voor wijzigingen. •Bij detaillering dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijke ontwerp.

Hoofdstuk 4 Sneltoetscriteria

De hierna aangegeven ruimtelijke eisen omtrent vergunningvrije of licht vergunningplichtige bouwwerken zijn onder voorbehoud. Aan eventuele tekstuele of illustratieve fouten kunnen geen rechten worden ontleend.

Artikel 4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden sneltoetscriteria gegeven voor, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen, erfafscheidingen, dakramen, zonnepanelen en -collecloren, spriet-, staaf- en schotelantennes, rolhekken en (rol (luiken. Een bouwplan is in ieder geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand als:•Het bouwwerk voldoet aan de door de gemeente vastgestelde sneltoetscriteria, of; •Het bouwwerk bij vervanging qua plaatsing en vormgeving identiek aan het oorspronkelijke bouwwerk, mits de vervanging geen gevolg is van repressief welstandstoezicht, of; •Het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving identiek maan een in het betreffende bouwblok of straat eerder (afgelopen 3 jaar) als zodanig door de Welstandscommissie goedgekeurd exemplaar (bij gelijk- vormige kapvorm/woningtype), of; •Het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving voldoet aan een door een architect vooraf ontworpen en door de gemeente geaccepteerde optionele toevoeging of wijziging voor een woonwijk. Als er voor een bepaald type licht-vergunningplichtig bouwplan geen sneltoetscriteria zijn opgenomen zal het bouwplan door de Welstandscommissie worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. De Welstandscommissie zal het bouwplan dan beoordelen op basis van de gebiedsgerichte en/of de algemene welstandscriteria. Het kan voorkomen dat een bouwwerk in strijd is met de criteria maar wel een waardevolle en/of kwalitatieve toevoeging vormt voor het hoofdgebouw of de omgeving. Daarnaast kan het voorkomen dat juist het hoofdgebouw of de omgeving zich vet leent voor het voorgestelde bouwwerk. Om dit soort situaties te voorkomen is een vangnet gebruikt door het toevoegen van de regel:“Deze criteria gelden tenzij er sprake is van een bijzondere situatie en er gerede twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de genoemde criteria”. Bij het gebruik van dit vangset dient deugdelijk gemotiveerd te worden waarom er een uitzondering wordt gemaakt op de opgestelde criteria. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op art. 4:84 Algemene wet bestuursrecht.Tenzij anders aangegeven worden de afstanden loodrecht en maten buitenwerks (buitenzijde gebouw) gemeten.

Artikel 4.2 Aan- en uitbouwen

Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van een bouwlaag aan een gevel van een gebouw. Het bestemmingsplan treedt bij de vergunningplichtige aan- en uitbouwen in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze door het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een aan- of uitbouw aan de achterkant (achtererf of ziterf als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen). Om het straatbeeld te respecteren en intact te houden dient er bij de mogelijke toepassing van aas- en uitbouwen aan de voorkant een bufferzone aanwezig te zijn tussen gevel en straat.De gemeente streeft in gebieden naar een herhaling van gelijkvormige exemplaren die passen bij het karakter van de straat en de gebouwen. Belangrijk is dat de contour en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw. Ten behoeve van de aanbouw dient de overgang naar/scheiding tussen de naastliggende hoofdbebouwing met aanbouw gelijkvormig en duidelijk aangegeven te worden (bijvoorbeeld door een gemetselde muurdam). Bij hoekaanbouwen dienen de gevels van de achter- en zijaanbouw gelijk te lopen, waardoor een aaneensluitende hoekoplossing Ontstaat.Aan- of uitbouwen aan de voorgevel, zoals erkers, en aan- en uitbouwen die contrasferen met het hoofdgebouw zullen altijd aan de Welstandscommissie worden voorgelegd.<vet>Welstandscriteria voor aan- en uitbouwen aan de voorkant </vet>Een aan- of uitbouw aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een aan- Of uitbouw niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stadsof dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.Een aan- of uitbouw aan de voorgevel is altijd van grote invloed op het straatbeeld. Deze aan- of uitbouwen zullen dan ook altijd aan de Welstandscommissie worden voorgelegd.

 

<vet>algemeen:</vet>•De aan- of uitbouw voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van hef gebied maar deze geplaatst gaaf worden •De aan- of uitbouw is een Ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw •Geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld aan een bestaande aan- of uitbouw.<vet>plaatsing en aantal:</vet>•Geen aan- of uitbouw aan de voorgevel (voor advies naar de Welstandscommissie) •Afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot voorgevellijn minimaal 3.00 meter, tenzij het bestemmingsplan ruimere mogelijkheden biedt. •De achtergevel van de aan- of uitbouw aan de zijgevel dient bijvoorkeur niet gelijk te lopen met de achtergevellijn van hoofdgebouw, maar juist te verspringen. •Erin geen andere aan- of uitbouw aan de betreffende gevel aanwezig.<vet>Maatvoering:</vet>•Hoogte niet hoger dan eerste bouwlaag/vloer 1ste verdieping van hoofdgebouw. •Breedte maximaal 75% van de breedte van de oorspronkelijke zijgevel. •Diepte maximaal 3.00 meter gemeten vanaf oorspronkelijke zijgevel. •Oppervlakte tot in totaal maximaal 50% van het oorspronkelijk zijtuin is bebouwd. <vet>vormgeving:</vet>•Vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond. •Plat afgedekt. •Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. •Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw. • Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boei- boord en ornamenten. <vet>materiaal en kleurgebruik:</vet>•Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw. •Aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak. •Bij tussenwoningen een eenvormige en ondergeschikte overgang door bijvoorbeeld gemetselde muur op erfgrens (muurdam( of met behulp van scheidende penant.<vet>Welstandscriteria voor aan- uitbouwen aan de achterkant </vet>Een aan- of uitbouw aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een aan- of uitbouw niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen:</vet>•De aan- of uitbouw voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden. •De aan- of uitbouw is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. •Geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld aan bestaande aan- of uitbouw).<vet>plaatsing en aantal:</vet>•Afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot voorgevellijn minimaal 3.00 meter, tenzij het bestemmingsplan ruimere mogelijkheden biedt. •Aan- of uitbouw aan de achtergevel mag de zijgevellijn niet overschrijden, tenzij er sprake is van een hoekaanbouw. •Bij een hoekaanbouw dient de achter- en zijaanbouw op elkaar aan te sluiten. • er is geen andere aan- of uitbouw aan de betreffende gevel aanwezig.<vet>maatvoering:</vet>•Hoogte in ieder geval niet hoger dan eerste bouwlaag/vloer iste verdieping van hoofdgebouw. •Breedte maximaal 100% van de breedte oorspronkelijke achter- of zijgevel van hoofdgebouw, tenzij sprake is van een hoekaanbouw. •Diepte maximaal 3.00 meter gemeten vanaf oorspronkelijke gevel. •Oppervlakte tot in totaal maximaal 50% van het oorspronkelijk voor- of zijerf is bebouwd.<vet>vormgeving:</vet>•Vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond. •Plat afgedekt of desgewenst een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting. •Geen doorgetrokken dakvlak van hoofdgebouw over aan- of uitbouw. •Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. •Indelingen profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw. •Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boei- boord en ornamenten.<vet>materiaal en kleurgebruik:</vet>•Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw. •Aan- of uitbouw aan de zijgevel bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak. •Bij tussenwoningen een eenvormige en ondergeschikte overgang door bijvoorbeeld gemetselde muur op erfgrens (muurdam) of met behulp van scheidende penant.

Artikel 4.3 Bijgebouwen en overkappingen

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Een bijgebouw of overkapping is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag. ben bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis, of garage. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport of luifel boven een deur of raampartij. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en minimale afmetingen. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een bijgebouw of overkapping aan de achterkant (achtererf of zijerf als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen).De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van de bijgebouwen en overkappingen: materialen en kleuren van gevels en dak- vlakken afgestemd op die van het hoofdgebouw, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke hoofdgebouw en afgestemd worden op het karakter van het hoofdgebouw of de erfinrichting. Bijgebouwen of overkappingen die contrasteren met het hoofdgebouw zullen altijd aan de Welstandscommissie worden voorgelegd.<vet>Welstandcriteria voor bijgebouwen en overkappingen aan de voorkant</vet>Een bijgebouw of overkapping aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een bijgebouw of overkapping niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. to geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.Een bijgebouw of overkapping op het voorerf is altijd van grote invloed op het straatbeeld. Deze bijgebouwen of overkappingen zullen dan ook altijd aan de Welstandscommissie worden voorgelegd.<vet>algemeen:</vet>•Bijgebouw of overkapping voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden. •Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan een reeds bestaande aan-, uitbouw of bijgebouw) <vet>plaatsing en aantal:</vet>•Geen bijgebouw of overkapping op het voorerf (voor advies naar de Welstandscommissie) •Afstand tot voorgevellijn minimaal 3.00 meter tenzij het bestemmingsplan ruimere mogelijkheden biedt. •Afstand tot erfgrens minimaal 0.50 meter (achter erfafscheiding) tenzij bijgebouw wat betreft materialisering is geïntegreerd in erfafscheiding (bijvoorbeeld beide metselwerk) •Niet meer dan twee bijgebouwen en! of overkappingen op het gehele erf. <vet>maatvoering:</vet>•Hoogte maximaal 2.70 meter gemeten vanaf het aansluitend terrein. •Oppervlakte maximaal 20 m2 tot in totaal maximaal 50% van het oorspronkelijk achter- of zijerf is bebouwd. <vet>vormgeving:</vet>•Vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekig plattegrond •Overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels hoofdgebouw en minimaal aan twee zijden open en plat afgedekt. <vet>materiaal en kleurgebruik:</vet>•Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op •Tuinkarakter (metselwerk of hout). Geen golfplaat, betonplaten of damwandprofielen. •Bij integratie met erfafscheiding materiaal en kleurgebruik gelijk aan erfafscheiding. •Bijgebouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak.Welstandscriteria voor bijgebouwen en overkappingen aan de achterkant bijgebouw of overkapping aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een bijgebouw of overkapping niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toetsbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen:</vet>•Bijgebouw of overkapping voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied maar deze geplaatst gaat worden. •Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan een reeds bestaande aan-, uitbouw of bijgebouw) plaatsing en aantal:•Afstand van tot voorgevellijn minimaal 3.00 meter tenzij het bestemmingsplan ruimere mogelijkheden biedt. •Afstand tot erfgrens minimaal 1.00 meter (achter erfafscheiding( tenzij bijgebouw wat betreft materialisering is geïntegreerd in erfafscheiding (bijvoorbeeld beide metselwerk). •Niet meer dan twee bijgebouwen en overkappingen op het gehele erf.<vet>maatvoering</vet>:•Hoogte maximaal 3.25 meter gemeten vanaf het aansluitend terrein. •Bij toepassing van kap goothoogte minimaal 2.70 meter en nokhoogte maximaal 5.00 meter gemeten vanaf het aansluitend terrein. •Oppervlakte maximaal 30 m tot in totaal maximaal 50% van het oorspronkelijk achter- of zijerf is bebouwd.<vet>vormgeving</vet>:•Vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekig plattegrond. •Overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels hoofdgebouw en minimaal aan twee zijden open. Plat afgedekt of desgewenst een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -hellingen nokrichting. •Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. •Indeling en prof eten van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw. •Geen overmaat aan detailleringen, duo bescheiden oxerstek, boei- boord en ornamenten.<vet>materiaal en kleurgebruik</vet>:•Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op tuinkarakter (metselwerk of hout(. Geen golfplaat, betonplaten of damwandprof leien. •Bijgebouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak.

Artikel 4.4 Kozijn- en gevelwijzigingen

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Van een kozijn- of gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel. Omdat de opbouw en indeling van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straatwand moeten ook de kozijn- of gevelwijzigingen zorgvuldig worden ingepast. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoord door incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Met name een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zijgevel als deze gekeerd is naar de weg of het openbaar groen vraagt om een zorgvuldige vormgeving. Een kozijn- of gevelwijziging moet passen bij hef karakter van het hoofdgebouw en de karakteristiek van de omgeving. Een naoorlogse woning vraagt bijvoorbeeld om andere vormgeving dan een historisch pand uit de l0de eeuw.Het uitgangspunt van de sneltoetscriteria is dat de oorspronkelijke of originele vormgeving in elk geval niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Belangrijke te handhaven kenmerken daarbij zijn de maatvoering van de negge en profilering van het kozijn en het raamhout. De materialisering en (mate aan) detaillering is voornamelijk afhankelijk van het gebiedsgerichte beoordelingskader. Wijzigingen in de gevel die contrasteren met het hoofdgebouw of de directe omgeving zullen altijd aan de Welstandscommissie voorgelegd.<vet>Welstandscriteria voor kozijn of gevelwijzigingen</vet>Een kozijn- of gevelwijziging is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een kozijn- of gevelwijziging niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stadsof dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd. Wijzigingen aan de voorgevel of zijgevel als deze gekeerd is naar de weg of openbaar groen zijn de veranderingen altijd van grote invloed op het straatbeeld Dergelijke kozijn- of gevelwijziging zullen dan ook altijd aan de Welstandscommissie worden voorgelegd.<vet>algemeen:</vet>•De kozijn- of gevelwijziging voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar de verandering of wijziging betrekking op heeft. plaatsing en aantal:•Niet aan voorgevel of zijgevel als zijerf/-gevel gekeerd is naar de weg of openbaar groen. <vet>maatvoering:</vet>•Oorspronkelijke maatvoering kozijn en ramen behouden. •Diepte van negge gelijk aan bestaande situatie. •De oorspronkelijke profielafmetingen van het kozijn en/of het raam- host behouden.<vet>vormgeving:</vet>•Gevelwijziging blijft in overeenstemming met de architectuur/tijdsbeeld van de oorspronkelijke gevel. •Een individuele wijziging leidt niet tot een wijziging van de oorspronkelijke geleding en indeling van de gehele gevel, met ander woorden verticale of horizontale indeling van gevel handhaven. •Samenhangen ritmiek van de straatwand worden niet verstoord. •De gevel van begane grond en verdieping(enj blijft samenhangend. •De hoofdindeling komt overeen met de oorspronkelijke indeling. •Indeling raamfront behouden. •Geen toepassing van tussen dubbelglas geplaatste imitatieroedes. •Toegevoegde of vervangende draaiende of schuivende delen is mogelijk. •Gevelopeningen niet geblindeerd met panelen of Schilderwerk. •Bestaande Iateien, onderdorpels, raamlijsten, speklagen en/of rollagen in originele staat of in ieder geval in overeenstemming met de vormentaal van andere in de gevel voorkomende lateien, onderdorpels en/of raamlijsten.<vet>materiaal en kleurgebruik</vet>:•Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de reeds aanwezige materialen en kleuren van het hoofdgebouw. •Stalen kozijnen en raamhout vervangen door aluminium; alleen aluminium kan de dimensionering en profilering van staal benaderen. •In principe geen toepassing van kunststof bij vervanging van houten kozijnen. •Geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik.

Artikel 4.5 Dakkapellen

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de licht- toetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een dakkapel aan de achterkant op het achterzijdakvlak als het zijerf of- gevel niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen).Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dak- vlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak moet de noklijn van het dak, afhankelijk van straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak- vlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen een blok (van dezelfde architectuur/bouwstijl) kun rust en samenhang brengen.In plaats van een dakkapel kunnen ook dakramen worden aangebracht. Deze zijn minder dominant in het straatbeeld. Ook voor dakramen geldt het streven naar herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.<vet>Welstandscriteria voor dakkapellen aan de voorkant</vet>Een dakkapel aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen:</vet>•Een dakkapel voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden. •De dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok, mits de gemeente ervoor gekozen heeft om een eerder geplaatste dakkapel als trend- setter aan te wijzen. •De dakkapel ineen ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. •Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. <vet>Plaatsing en aantal:</vet>•Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rang- schikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt. •Bij individuele hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding voorgevel. •Minimaal 1.00 meter dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van dakkapel). •Afstand tot goot minimaal 0.50 meter en maximaal 1.00 meter. •Niet meer dan één dakkapel per woning op het betreffende dak- vlak. <vet>maatvoering:</vet>•Hoogte maximaal 50% van dein het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.25 meter gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim. •Breedte in totaal maximaal 30% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 2.00 meter gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel).<vet>vormgeving:</vet>•Plat afgedekt. •Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. •Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw. •Geen overmaat aan detailleringen, dus geen overstek, boeiboord en ornamenten.<vet>materiaal en kleurgebruik</vet>:•Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw. •Geen toepassing van dichte panelen in het voorvlak; bij binnenwanden eventueel een ‘dubbele stijl toepassen. •Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.<vet>Welstandscriteria voor dakkapellen aan de achterkant</vet>Een dakkapel aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen</vet>:•Bijgebouw of overkapping voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden. •De dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok. •De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw.<vet>plaatsing en aantal:</vet>BBij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt. •Bij individuele woning/pand gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding achtergevel. •Minimaal 0.50 meter dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel). •Afstand tot goot minimaal 0.50 meter en maximaal 1.00 meter. •Bij meerdere dakkapellen/dakramen een tussenruimte van minimaal 1.00 meter. •Maximaal twee dakkapellen per woning op het betreffende dak- vlak; deze dienen gelijkvormig aan elkaar te zijn. <vet>maatvoering</vet>:•Hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.65 meter gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim. •Breedte in totaal maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3.00 meter gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel).<vet>vormgeving</vet>:•Plat afgedekt of, bij een dakhelling groter dan 45° desgewenst een aangekapte dakkapel met een minimale dakhelling van 25°. •Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. •Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw •Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. <vet>materiaal en kleurgebruik:</vet>•Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozi1nen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw. •Materiaal- en kleurgebruik van kap bij aangekapte dakkapel gelijk aan kap hoofdgebouw. •Voorvlak grotendeels gevuld met glas, beperkte toepassing van dichte panelen. •Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak. <vet>Aanvullende criteria voor dakkapellen per kapvorm</vet>Bij een aantal afwijkende kapnormen zijn naast bovenstaande sneltoetscriteria voor de voor- en achterkant een aantal aanvullende welstandcriteria van toepassing. In geval van combinaties van verschillende dakvormen zal door de Welstandscommissie per situatie een afweging gemaakt worden van de toelaatbare uitbreidingen.<vet>Zadeldak met hellingshoek &amp;lt; 30</vet>° Soms geeft een zadeldak door de flauwe helling weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe te passen. Door de flauwe helling wordt de bovenzijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) gelijk met de nok. Hierdoor worden het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast, daarom is het plaatsen van een dakkapel op een zadeldak met een helling kleiner dan 30° welstandshalve ongewenst. Een reguliere dakkapel is hier dus niet goed mogelijk. Sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn hier niet van toepassing; plaatsing zal door de Welstandscommissie worden getoetst op redelijke eisen van welstand. Als de vrije hoogte onder de nok tenminste 2.00 meter bedraagt kan soms een oplossing worden gevonden door de nok te verplaatsen en te verhogen. Dan spreken we van een dakopbouw. Plaatsing valt dan onder een reguliere vergunningprocedure en zal door de Welstandscommissie worden getoetst op redelijke eisen van welstand.<vet>Zadeldak met hellingshoek >30°</vet>De algemene sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn hier van toepassing Hiervoor gelden dus geen aanvullende sneltoetscriteria.<vet>Zadeldak met wolfseind</vet>De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt voor toevoegingen. De zijdevlakken zijn hiervoor meer geschikt en dienen behandeld te worden als het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden gerespecteerd te worden.<vet>Zadeldak met vliering</vet>De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij deze dakvorm dus geen dakkapellen hoog in het dakvlak.<vet>Schild-, tent- of piramidedak</vet>Het karakter van deze kapvormen, mat naar de nok toelopende hoekkepers, vereist een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. Bij situering van de dakkapel dient respect te zijn voor de hoekkepers en moet minimaal één meter dakvlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel.<vet>Mansardodak</vet>Een daktoevoeging aan de achterkant is toegestaan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak, In beide gevallen dient de bonenaansluiting met het dakvlak op de knik van het dakvlak plaatste vinden.<vet>Lessenaardak</vet>Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok- en goothoogte gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 30° is een dakkapel welstandshalve niet wenselijk.<vet>Asymmetrisch dak</vet>Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en in welstandshalve niet gewenst. Het advies hierin omzetten naar het andere dak- vlak, In het algemeen worden dakkapellen onder in het dakvlak toegepast. Door de grootte van het dakvlak ontstaat hiermede een goed en evenwichtig beeld.

Artikel 4.6 Dakopbouwen

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>In sommige gevallen is door de geringe hoogte van de kapverdieping het plaatsen van een dakkapel niet mogelijk omdat de stahoogte onder de dakkapel te gering zou zijn. In dit geval wordt vaak één van beide dak- vlakken verlengd zodat er ter plaatse van de dakopbouw een nieuwe (hogere) nokhoogte wordt geïntroduceerd.Hoewel een dergelijke oplossing in het algemeen geen bijdrage levert aan een positieve ruimtelijke ontwikkeling biedt het wel soelaas bil ruimtegebrek. Dergelijke dakopbouwen zijn aanvaardbaar met inachtneming van de ambtelijke toetsingscriteria voor een dakopbouw. Alle overige vormen van opbouwen van daken alsmede dakopbouwen aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988 vallen buiten deze richtlijn en zijn regulier vergunningplichtig en moeten per geval door de Welstandscommissie worden beoordeeld. Een dakopbouw is nooit vergunningsvrij.<vet>Standaardplan</vet>Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de Welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouwen, Wonen en Milieu van de gemeente Urk.<vet>Welstandscriteria voor dakopbouwen</vet>Als er geen standaardplan is, voldoet een dakopbouw op het achterdakvlak in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als wordt voldaan aan onderstaande criteria;<vet>Maat en plaats</vet>•Per dakvlak of gevelbreedte in slechts één dakopbouw toegestaan. •Bestaande dakhelling handhaven. •Afstand tot de kopgevel weer dan 1.20 meter. •De verhoging bedraagt niet meer dan 30% van de oorspronkelijke kaphoogte, loodrecht gemeten tussen bestaande goot- en nokhoogte, met een maximum hoogte van 0.90 meter •Aan de onderzijde van de dakopbouw moet minimaal 1 meter overblijven. •Dakopbouwen op mansardekappen worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. •Ingeval van een tussenwoning kan de ene zijde op de bouwwuur worden geplaatst terwijl de andere zijde minimaal 0.75 meter los moet blijven. Dit om koppeling van maximaal twee dakopbouwen mogelijk te maken. •De afstand van een dakopbouw van van een dakopbouw tot een hoek- of kilkeper bedraagt minimaal 1 meter. •De glasopeningen bevinden zich aan de achtertuinzijde, zodat de dakopbouw zo min mogelijk zichtbaar is vanaf de straatzijde. <vet>Architectonische uitwerking</vet>•Materiaal- en kleurgebruik sluiten aan bij de rest van het pand. •De dakopbouw wordt afgestemd op de beeldbepalende kozijnen in de onderbouw. •De hoogte in breedte van de vensters hebben per verdieping een aflopende maat. •Maatverhoudingen zijn gerelateerd aan de vensters in ondergevel. •Verticalen in de dakopbouw lijnen aan de verticalen in de ondergevel. •Zijwangen zijn Ondoorzichtig. •Zijwangen en constructie in gedekte kleur. •Geen blinde panelen tussen dak- vlak en ramen van de dakkapel.

Artikel 4.7 Dakramen

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Omschrijving en uitgangspunten Een dakraam ix een raam aangebracht in het dakvlak, waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en dakbedekking rondom aanwezig is. Dakramen zijn niet erg dominant in het straatbeeld, maar kunnen door verschil in grootte en plaatsing binnen een dakvlak toch storend zijn.Dakramen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakraam mag dus niet ten koste gaan van de eenheid van het dakvlak. Bij meerdere dakramen op éen doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Daarbij moet de ruimte tussen het dakraam en goot of nok voldoende zijn. Dok de onderlinge afstand tussen verschillende dakramen moet voldoende zijn om het dak- vlak als eenheid te respecteren.<vet>Welstandscriteria voor dakramen</vet>Een dakraam is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakraam niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen:</vet>•Het dakraam voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar het dakraam geplaatst gaat worden. <vet>Plaatsing en aantal:</vet>•Bij meerdere dakramen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dan in beginsel niet boven elkaar gerangschikt. •Bij individuele woning/pand gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding voorgevel. •Minimaal 0.50 meter dakvlak boven, onder en ter weerszijden van het dakraam, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van het dakraam (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/voet van het dakraam). •Maximaal twee dakramen op voordakvlak en nier dakramen op achter- en zijdakvlak tot in •Totaal maximaal 50% van het oppervlak van het betreffende dak- vlak is bebouwd. <vet>maatvoering</vet>:•Oppervlakte maximaal 2.00 m2 per dakraam. • Bij meerdere dakramen identieke maatvoering aanhouden. <vet>vormgeving:</vet>•Eenvoudige vormgeving, geen overmaat aan detailleringen, duo bescheiden kozijn en profelen. <vet>materiaal en kleurgebruik:</vet>•Eenvoudig en bescheiden kleurgebruik, geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik.

Artikel 4.8 Zonnepanelen en –collectoren

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Een zonnepaneel dient voor energieopwekking en een zonnecollector voor warmteopwekking. Deze voorzieningen worden in toenemende mate ontwikkeld en toegepast. Inmiddels is er zodanig ervaring mee opgedaan dat een zorgvuldige vormgeving en plaatsing mogelijk zijn. Zonnecollectoren of panelen die niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied hebben weinig ontsierende invloed. De situering van zonnepanelen of -collectoren wordt echter bepaald door de optimale stand ten opzichte van de zon. Voorkeur van de gemeente voor situering aan de achterzijde kan daarom niet van doorslaggevende aard zijn bij de beoordeling van dergelijke bouwaanvragen. Alleen in beschermde stads- en dorpsgezichten, op monumenten of beeldbepalende panden lijkt een alternatieve situering aan minder belangrijke zijden of op tuinbergingen een voor de hand liggend alternatief. Zonnecollectoren of -panelen kunnen in het ontwerp van en gebouw worden geïntegreerd. Als losse toevoeging kunnen ze echter heel storend werken. Bij meerdere collectoren/panelen op een doorgaand dak- vlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.<vet>Welstandscriteria voor zonnepanelen of -collectoren</vet>Een zonnepaneel of -collector is niet in strijd net redelijke amen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Vulduet een zonnepaneel of -collector niet daaraan is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument steen beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen: </vet>•Paneel/collector voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van hel gebied waar deze geplaatst gaat worden. <vet>plaatsing en aantal:</vet>•Bij meerdere panelen/collectoren regelmatige rangschikking op horizontale of verticale lijn in een bepaalde ordening. •Op schuine daken: geheel binnen het dakvlak en de hellingshoek gelijk aan de hellingshoek van het dakvlak. •Op platte daken: geheel is gelegen binnen een hoek van 15° vanaf de dakrand. <vet>vormgeving:</vet>•Paneel/collector integraal opnemen in het ontwerp van het bouwwerk. •Paneel/collector vormt qua vormgeving een geheel met de installatie voor het opslaan van water ut vuur de opwekking van elektriciteit, zo niet dan in de installatie in het bouwwerk geplaatst. <vet>materiaal en kleurgebruik:</vet>•De kleur overeenkomstig met het achterliggende dakvlak of anders zwart, net raciet of donker grijs.

Artikel 4.9 Spriet-, staaf- en schotelantennes

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Het gaat hier uw antennes die van wezenlijk belang zijn voor het kunnen zenden en/of ontvangen van radio-, televisie- en andere communicatie- signalen. Onder spriet- of staafantennemast worden niet begrepen calamiteitensirenes en antenne-installaties ten behoeve van mobiele telefonie. Antennes kenmerken zich door een zeer eigen technische vormgeving die vooral aan de voorzijde storend kan zijn vuur het straatbeeld. De gemeente streeft dan nok naar plaatsing van antennes achter het hoofdgebouw, in ieder geval Onzichtbaar vanaf de weg of openbaar groen.Antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of aan een bouwwerk worden aangebracht. Een antenne dient een ondergeschikt element te blijven ten opzichte van de omringende bebouwing. Als losse toevoeging kunnen ze storend merken op het uiterlijk van een gebouw. Met name de hoogte, de bouwkundige uitwerking en detaillering van antennes mogen geen zwaar stempel op de omgeving drukken. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving. Het heeft de voorkeur een antenne achter het hoofdgebouw en in ieder geval achter de voorgevel- lijn te plaatsen. Daarnaast is de maatvoering en een zorgvuldige kleurkeuze van belang. De antenne dient altijd ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw of het erf waarop deze geplaatst wordt en in ieder geval niet de boventoon te voeren.<vet>Welstandscriteria voor spriet-, staaf- en schotelantennes </vet>Een spriet-, staaf- of schotelantenne is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een spriet-, staaf- of schotelantenne niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stadsof dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen:</vet>•De antenne voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar de antenne geplaatst gaat worden.<vet>plaatsing en aantal</vet>:•Antennes bij voorkeur aan een achtergevel bevestigen, in ieder geval achter de voorgevellijn geplaatst. •Niet aangebracht aan monumenten of beeldbepalende panden. Bij gestapelde woningbouw op het platte dak. •Bij gestapelde woningbouw op of aan het balkon geplaatst binnen het verticale en horizontale vlak van het balkon en niet aan de gevel of kozijn. •Maximaal één spriet-, staaf- of schotelantenne aan, op of bij een woning/pand.<vet>maatvoering</vet>:•Hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing op erf maximaal 5.00 meter. •Hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing aan gevel binnen bijzondere beeldbepalende gebieden zoals een dorpskern of centrumgebied maximaal 3.00 meter vanaf het snijpunt met het aangrenzende dakvlak. •Hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing aan gevel binnen overige gebieden zoals een bedrijventerrein , sportcomplex of woonwijk maximaal 5.00 meter vanaf het snijpunt met het aangrenzende dakvlak. •Hoogte schotelantenne maximaal 3.00 meter gemeten vanaf de voet van de antenne(drager). •Doorsnede schotel maximaal 2.00 meter. <vet>vormgeving:</vet>•Antenne en bijbehorende voorzieningen (mast, bedrading, tuidraden etc.) als één geheel vormgeven. •Indien zichtbaar vanaf de weg of het openbaar groen zo onzichtbaar mogelijk (een minimum aan dwarssprieten kan hiertoe bijdragen), •Beperken van aantal tuidraden; bij bevestiging aan gevel geen tuidraden (stabiliteit wordt behaald uit de bevestiging aan de gevel).<vet>materiaal en kleurgebruik:</vet>•Materiaal en kleur onopvallend en aanvaardbaar is relatie tot de geen felle, contrasterende kleuren maar antraciet of donkar grijs.

Artikel 4.10 Erfafscheidingen

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te scheiden van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Vooral in nieuwbouwwijken is dit een belangrijk punt omdat het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is.Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan de woongebieden. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling.<vet>Welstandscriteria voor erfafscheidingen</vet>Het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een erf- of perceelafscheiding niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen:</vet>•De erf- of perceelafscheiding voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar de erf- perceelafscheiding geplaatst gaat worden. <vet>maatvoering:</vet>•Hoogte maximaal 2.00 meter als erfafscheiding wordt geplaatst tenminste 1.00 meter achter de voorgevellijn. Bij plaatsing verder naar voren: hoogte maximaal 1.00 meter <vet>vormgeving</vet>:•Vormgeving afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aas de hier genoemde sneltoetscriteria voor erf- en perceelafscheidingen. •Haagplanten zoals liguster, buxus of haagbeuken, volledig te begroeien gazen hekwerken, of ander natuurlijk materiaal. •Geleding houten erfafscheiding afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel of reeds bestaande erfafscheiding in de omgeving.<vet>materiaal en kleurgebruik</vet>:•Materiaal en kleurgebruik aansluitend op erfafscheiding van naburig perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde sneltoetscriteria voor erf- en perceelafscheidingen. •Geplaatst achter de voorgevellijn op de zij- of achtererfgrens als deze niet gekeerd is naar de weg of openbaar groen. •Metselwerk conform het hoofdgebouw, waarboven mogelijk metalen stijlen in donkere kleur of schotten van houten planken tussen gemetselde penanten. •Geen toepassing van beton, kunststof, staal, golfplaat, damwandprofielen, rietmatten, vlechtschermen of felle contrasterende kleuren.

Artikel 4.11 Rolhekken en (rol)luiken

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Rolhekken en (rol)luiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen. Deze voorzieningen kunnen de omgeving een rommelig aanzien geven. Daarom stimuleert de gemeente in de eerste plaats het toepassen van alternatieve oplossingen zoals geweldbestendig glas of elektronische beveiligingssystemen.Voor woningen is het toepassen van rolhekken en (rol)luiken vergunningvrij gesteld. Voor gebouwen anders dan woningen en woongebouwen echter niet. Juist in winkelgebieden zijn de problemen met deze anti- inbraak en -vandalisme voorzieningen het grootst. De gemeente streeft er daarom naar dat rolhekken en (rol)luiken de uitstraling van een pand niet negatief beïnvloeden.<vet>Welstandscriteria voor rolhekken of (rol)luiken</vet>Een rolhek of (rol)luik is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een rolhek of (rol)luik niet daaraan of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de Welstandscommissie om advies worden gevraagd.<vet>algemeen</vet>:•Rolhek of (rol)luik voldoet aan het gebiedugerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden. <vet>plaatsing:</vet>•minimaal 2.00 meter teruggelegen van de uitwendige scheidingsconstructie (pui). •Aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie (pui), mits voor minimaal 70% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen. Aan de buitengevel, mits plaatsing aan de binnenzijde niet mogelijk is en voor minimaal 90% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen. •Rolkasten, geleidingen en rolhekken in de gevel worden ingepast. •Ingetogen kleurgebruik of kleuren harmoniërend met gevel.

Artikel 4.12 Terras- en cafémeubilair

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>De bebouwing en de openbare ruimte zijn voor het dorpsbeeld twee gelijkwaardige elementen die elkaar wederzijds beïnvloeden. De gebouwen normen als het ware de wanden van de openbare ruimte en de inrichting het comfort. De invloed van de inrichting op het totaal is groot. Om meer samenhang in de inrichting van horecaterrassen en in de inrichting van de openbare ruimte te krijgen zijn er enkele richtlijnen opgenomen voor terras- en café- meubilair.<vet>Terrasschotten</vet>Om bezoekers van terrassen uit de wind te laten zitten, mogen terras- schotten worden geplaatst. Een maximale hoogte van 1.50 meter is voldoende om aap dit doel te voldoen, waarvan minimaal de bovenste 0.75 meter volledig transparant is. De terrasschotten dienen demontabel/ inklapbaar te zijn, zodat zij kunnen worden verwijderd gedurende de tijden, dat het terras niet wordt geëxploiteerd en de tafeltjes en stoelen van het terras zijn verwijderd. Naast deze in de vergunning opgenomen terrasschotten, kunnen er ook terras- schotten zijn, die op eigen terrein- niet deel uitmakende van de weg- zijn gesitueerd. Ten behoeve van deze permanente terrasschotten moeten de daarvoor benodigde vergunningen worden aangevraagd.<vet>Terrasinrichting</vet>Omdat in de oude dorpskom en het havengebied van Urk kwaliteit wordt nagestreefd is het noodzakelijk ten aanzien van de inrichting van terrassen kwaliteitscriteria op te stellen. Zo hebben stoelen van naturelkleurig rotan, riet of materiaal dat oogt als rotan of riet veruit de voorkeur. De uitstraling van de terrasinrichting moet een directe relatie hebben met het type bedrijf. Zo nodig kan in overleg met de Welstandscommissie een passende oplossing worden gezocht.Parasols (incl. voet) mogen uiteenworden toegepast indien zij naast een semi-permanent karakter, een rustige kleurstelling hebben en als afzonderlijke elementen herkenbaar blijven.Bovendien moeten ze inklapbaar zijn de parasolvoeten verwijderbaar zijn. In uitgeklapte toestand moet de onderkant van de volant zich op minimaal 2.20 meter hoogte bevinden, terwijl de omvang van de parasol beperkt wordt tot de afmetingen van het terras. Verlichtings- en verwarmingselementen mogen alleen worden aangebracht aan de gevel van het pand. Als de maatvoering van het terras hiertoe geen mogelijkheden biedt in overleg met de gemeente naar een passende oplossing worden gezocht.<vet>Reclame</vet>Op transparante gedeelten van terrasschotten mag geen reclame worden aangebracht. Het overige gedeelte van de terrasschotten mag voor maximaal 10% van de oppervlakte gebruikt worden voor reclame. Op parasols mag maximaal 10% van de oppervlakte of alleen de volant gebruikt zijn voor reclame.Welstandscriteria voor terras- cafémeubilair<vet>Plaatsing en aantal:</vet>•De voor de rijbaan bestemde gedeelten van de Openbare weg dienen volledig obstakelvrij te zijn. De minimumnorm voor vrije ruimte op de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg bedraagt 1.50 meter. Indien een doelmatig en veilig gebruik van de openbare weg wordt gewaarborgd kan van deze maat worden afgeweken tot een minimum van 1.00 meter. •Vervuilende objecten die schade aan de weg kunnen veroorzaken zijn niet toegestaan, zware objecten dan wel objecten die geplaatst worden door middel van het verwijderen van klinkers of tegels alleen onder naders voorwaarden. •De toegang of ontsluiting van percelen mag niet belemmerd worden. •Onder normale omstandigheden kunnen terrassen niet geplaatst worden op de voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg. Op de voor de voetgangers of andere weggebruikers bestemde gedeelten van de openbare weg zijn wel mogelijkheden, waarbij een minimumnorm van 1.50 meter voor vrije ruimte gehanteerd wordt. •Door de structuur en het karakter van de oude dorpskom komen er situaties voor waar deze maat niet gehaald wordt, In deze enkele gevallen kan worden volstaan met een afwijkende maatvoering. Deze mag echter nooit minder bedragen dan het huidige minimum van 1.00 meter zodat het doelmatig en veilig gebruik van de openbare weg wordt gewaarborgd. •Op plaatsen waar het mogelijk is meer ruimte vrijhouden, omdat in verband met de functie van desbetreffende ruimte dit de voorkeur geniet. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan gebieden die vanwege zeer frequent gebruike weer vrije ruimte behoeven (doorstroming). Boven dit gedeelte dieet minimaal 2.20 meter Vrije ruimte te bestaan zodat de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt. •In bijzondere gevallen (evenementen) kan het College de exploitatie van een terras toestaan op de voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg. Een minimale doorgang van 3.50 meter is vereist voor het waarborgen van de toegang voor direct omwonenden en hulpverleningsdiensten.<vet>maatvoering:</vet>•Terrasschotten maximaal 1,50 meter hoog. •Minimaal de bovenste 0,75 meter transparant. •Wanneer rekening gehouden wordt met al het hiervoor gesteld ten aanzien van diepte, breedte en obstakelvrije zone, zijn er met name in de oude dorpskom locaties voorhanden die volledig benut zouden kunnen worden voor het plaatsen van een terras. Aangezien dit niet overeen hoeft te stemmen met een ter plaatse beoogd straatbeeld, is het College bevoegd aan het terras een maximum-oppervlakte te verbinden. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen op plaatsen waar de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg heel royaal is of op het voor parken bestemde gedeelten van de openbare weg. inrichting/vormgeving:•Omdat in de oude dorpskom en het havengebied van Urk kwaliteit wordt nagestreefd, is het noodzakelijk ten aanzien van de inrichting van terrassen kwaliteitscriteria op te stellen. Zo hebben stoelen van naturelkleurig rotan, riet of materiaal dat oogt als rotan of riet veruit de voorkeur. Zo nodig kan in overleg met de Welstandscommissie een passende oplossing worden gezocht. •Parasols (incl. voet) mogen alleen worden toegepast indien zij naast een semi-permanent karakter, een rustige kleurstelling hebben en als afzonderlijke elementen herkenbaar blijven. Bovendien moeten ze inklapbaar zijn en de parasolvoeten verwijderbaar zijn. In uitgeklapte toestand moet de onderkant van de volant zich op minimaal 2.20 meter hoogte bevinden, terwijl de omvang van de parasol beperkt wordt tot de afmetingen van het terras. Verlichtings- en verwarmingselementen mogen alleen worden aangebracht aan de gevel van het pand. Als de maatvoering van het terras hiertoe geen mogelijkheden biedt kan in overleg met de gemeente naar een passende oplossing worden gezocht. •Op transparante gedeelten van terrasschotten mag geen reclame worden aangebracht. Het overige gedeelte van de terrasschotten mag voor maximaal 10% van de oppervlakte gebruikt worden voor reclame. Op parasols mag maximaal 10% van de oppervlakte of alleen de volant gebruikt zijn voor reclame,

Artikel 4.13 Reclames

<vet>Omschrijving en uitgangspuntenAlgemeen</vet>Reclame bestaat al zolang mensen economisch actief zijn. Wat permanent verandert is de vormgeving en de presentatie ervan. Bij de tijd zijn is een vorm van overleven. Wat vandaag nog moderne reclame is, is morgen misschien al hopeloos verouderd. Oude reclamespotjes wekken soms alleen nog maar de lachlust op. Reclames vragen vanuit hun doelstelling aandacht en bepalen daardoor in hoge mate de belevingswaarde van het visuele milieu. Ze kan een positieve uitstraling hebben wanneer de plaatsing en vormgeving deel uitmaken van een doordacht concept. Is dit niet het geval, dan wordt het snel als storend ervaren en is het contraproductief. Bijvoorbeeld opschriften uitgevoerd in losse letters zijn over het algemeen minder storend in de gebouwde omgeving dan bijvoorbeeld borden met dezelfde tekst. Met andere woorden, ze leveren een positieve bijdrage aan de architectuur van gebouw en gevelwand. Een bekend verschijnsel is de welhaast natuurlijke behoefte aan steeds meer reclames, die elkaar dan ook nog moeten overtreffen in attentiewaarde. Dit proces gaat de oorspronkelijke architectuur verdringen en draagt, net als rolluiken, bij tot een beeld van verloedering en daarmee van economische achteruitgang.Andersom kan een zorgvuldige reclamevoering, als een stuwende kracht, de economie bevorderen. Ze werkt omzet verhogend, wat gunstig is voor het bedrijfsleven en de middenstand, maar, in de vorm van werkgelegenheid, ook voor de gemeente. Daarom zal het fraaier en doelmatiger resultaat, Ondanks eventuele hogere kosten, zich vele malen zelf terug verdienen. Hierbij moet de volgende opmerking worden gemaakt: in het spanningsveld tussen prijsstelling en visuele kwaliteiten gaat het laatste al te vaak ten koste van het eerste. Met andere woorden: het goedkoopste prevaleert. Toch heeft de vormgever de opdracht te voldoen aan redelijke eisen van welstand. Hij dient daarom een ontwerp te maken waarbij de aan te brengen reclame wordt geïntegreerd in de architectuur van het pand en de omgeving. De vormgevers moeten dus in de ontwerpfase al rekening houden met de plaats en de vorm van de reclames op en aan de gebouwen. De Welstandscommissie zal hier nadrukkelijk op wijzen.Een apart onderwerp zijn de reclames in de vorm van sandwichborden, die door winkeliers op het trottoir worden geplaatst. Deze borden vormen maar al te vaak een obstakel voor de voetgangers en belemmeren de doorstroming over het trottoir. Hoewel dit meer een verkeerskwestie is, zitten ook hieraan enige aspecten voor welstandszorg. Een overdaad aan sandwichborden schaadt de visuele kwaliteit van het winkelgebied en doet een aanslag op de kwaliteit van de Openbare ruimte.<vet>Juridische aspecten</vet>In de Algemene plaatselijke verordening Urk (APV) is bepaald dat aan een gebouw geen zaken mogen worden bevestigd die boven de weg draaien of uitsteken. Burgemeester en Wethouders kunnen hiervan ontheffing verlenen (artikel C23 APV). Ook is het verboden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders, op of aan de weg commerciële reclame te maken door middel van onder andere borden en doeken.<vet>Criteria reclames</vet>•Reclame moet optimaal worden afgestemd op de architectuur van het gebouw en moet passen in het straat- en dorpsbeeld. Als het aanbrengen van reclame plaatsvindt als onderdeel van nieuwbouw of van een verbouwingsplan van de gevel, verdient het aanbeveling om de reclame in het bouwplan te integreren. •Er moet een direct verband zijn tussen de reclame en de activiteiten die in het pand danwel op het perceel worden uitgeoefend. •Knipperende, bewegende en reflecterende reclames zijn in beginsel niet toegestaan. •Reclames op daken zijn niet toegestaan, tenzij de ruimtelijke omgeving dit aanvaardbaar maakt en/of indien het naamsaanduidingen betreft op grote, in de regel vrijstaande gebouwen (hotels, kantoren, en bedrijfsgebouwen). •Het aantal, de grootte en soort van de per gebouw toelaatbare reclames is afhankelijk van de afmetingen, schaal, de architectuur en de aard van het gebouw, alsmede van het prohel en de breedte van de straat, danwel van de ruimtelijke omgeving. •Reclames die vlak tegen de gevel worden aangebracht, mogen in beginsel niet hoger worden geplaatst dan de scheiding van de begane grond en de eerste verdieping, danwel de onderkant van de raamdorpels van de eerste verdieping. Voorts mogen deze reclames niet over de volle breedte van de gevel worden aangebracht. •Reclames die loodrecht op het gevelvlak worden aangebracht mogen in beginsel niet hoger worden geplaatst dan de scheiding van de begane grond en de eerste verdieping, danwel de onderkant van de raamdorpels van de eerste verdieping. •Reclames die aan de binnenzijde van etalages of van ramen worden aangebracht, maar die zich richten tot- en/of zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, moeten zijn afgestemd op de architectuur van het gebouw en passen in de omgeving. Ruiten dienen niet geheel of grotendeels te worden dichtgeplakt met reclames. •Een huisstijl van een onderneming en/of een gestandaardiseerde reclame worden niet per definitie afgewezen maar deze huisstijl moet optimaal worden afgestemd op de afmetingen, schaal, de architectuur en de aard van het gebouw en de omgeving. Dominantie van de huisstijl over de totale gevel, of over de totale gevel van de begane grond, is niet toegestaan. •Reclames moeten niet alleen goed worden afgestemd op de architectuur van het gebouw en passen in de omgeving, maar moeten ook een eigen kwaliteit hebben. Criteria waaraan reclames op zichzelf worden getoetst zijn: vormgeving, maatvoering typografie, kleurstelling, lay-out, materiaal gebruik en wijze van plaatsing. •Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaats vinden respectievelijk worden verkocht. •Indien er een afbakening is tussen de onderbouw en het bovenste van de gevel, bijvoorbeeld door een luifel, dan vormt deze afbakening de uiterste plaats van de reclame. •Reclame op luifels mag niet hoger zijn dan de halve borstweringshoogte boven de luifel, met een totale hoogte van 0.40 meter. •Reclame moet qua afmetingen passen binnen de contouren van het gebouw. •Horizontale reclames hebben maximaal een lengte van één derde deel van de gevelbreedte. •Loodrecht op de gevelstaande moeten afgestemd zijn op de schaal van de gevel en worden in het verlengde van het vroegere uitgangsbord. •Loodrecht op de gevel staande reclames mogen het zicht op andere panden, gezien in de langsrichting van de weg, niet belemmeren. •Loodrecht op de gevel staande reclame is niet hoger dan 0.50 meter en steekt niet meer dan 0.80 meter uit de gevel. •Aan de voorgevel: reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij vorm, maatvoering, detailleringen en kleur zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel. •Aan de voorgevel: de aanwezige samenhangende ritmiek mag niet worden verstoord. •Reclame-uitingen waar mogelijk integreren in de architectuur en beperken tot het hoogst noodzakelijke. •Grote reclame-uitingen dienen een architectonisch onderdeel te vormen van de totale compositie van de gevel. •Geen mechanisch bewegende delen. •Geen lichtcouranten of bewegende lichtobjecten en/of lichtreclame. •Geen daglichtreflecterende reclame.Bovenstaande criteria gelden voor reclames in het algemeen, ongeacht gebied waar de reclames zullen worden aangebracht. Er zijn gebieden de gemeente waar, gelet op de stedenbouwkundige, architectonische en/of monumentale kwaliteiten, naast bovenstaande algemene criteria specifieke criteria noodzakelijk kunnen zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de oude dorpskern. Er zijn ook gebieden waar bovenstaande criteria altijd onverkort worden toegepast, zoals bedrijventerreinen.<vet>Specifieke criteria reclames</vet>Voor onderstaande gebieden gelden volgende specifieke criteria:Oude dorpskern•Wanneer in bestaande historische architectuur reeds specifieke reclame mogelijkheden aanwezig zijn, zoals koofborden en reclamevel- den, dan is dat de aangewezen plaats voor reclames. •Als het aanbrengen van reclame plaats vindt als onderdeel van een nieuwbouw- of verbouwplan, kan worden geëist dat de reclames volledig worden geïntegreerd in het totale architectonische ontwerp. Bij bestaande gebouwen met grote architectonische en/of monumentale kwaliteiten dient zeer terughoudend reclame te worden toegepast en kan worden geëist dat er slechts losse letters in het vlak van de gevel worden toegepast, eventueel in combinatie met kleine (licht)reclames haaks op de gevel.<vet>Winkelgebieden</vet>Een reclame-uiting aan de voorgevel, de zijgevel of de achtergevel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:•Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaats vinden respectievelijk worden verkocht. •Maximaal één reclame-uiting tegen de gevel en één reclame-uiting loodrecht op de gevel. •Plaatsing loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan de gevel. •Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsfunctie zonder publieksfunctie. <vet>Woonwijken</vet>Er bestaat geen relatie tussen woonmilieu en reclame-uitingen, tenzij sprake is van een buurtwinkel of bedrijfsvoering aan huis. Een reclame-uiting op het erf, aan de voorgevel, zijgevel of de achtergevel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:•In gebieden met een overwegende woonfunctie dient reclame zeer terughoudend te worden toegepast. •Voor woningen met praktijk-aan-huis is een beperkte onverlichte naams- of beroepsaanduiding toegestaan. •Aan een buurtwinkel is een beperkte verlichte reclame-uiting toegestaan mits die niet hinderlijk is voor de omgeving. <vet>Bedrijventerreinen</vet>Bedrijventerreinen zijn minder gevoelig dan bijvoorbeeld een beschermd dorpsgezicht. Dit betekent niet dat welstandstoetsing hier niet van belang is, Het verdient aanbeveling te streven naar een centrale aanduiding als bewegwijzering, bijvoorbeeld bij de ingang(en) van een bedrijventerrein.•Gelet op de schaal, de aard van de gebouwen en van de omgeving kan worden afgeweken van de algemene criteria. •Teneinde een geïntegreerd ontwerp te krijgen zou de architect in een vroeg stadium moeten aangeven waar de geschikte plaats en vorm van reclames in zijn ontwerp is en hierover contact opnemen met het reclamebureau. •De reclame-uitingen op bedrijfspanden harmonieert met de architectuur van het pand. <vet>Sportterrein en landelijke gebied</vet>In deze gebieden zijn geen reclame- uitingen mogelijk. Voor sportcomplexen wordt een uitzondering gemaakt ten behoeve van (sponsor) reclame. Een reclame-uiting voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:•Reclame-uitingen op het sportcomplex dienen op het complex gericht te zijn. •Reclame-uitingen op sportcomplexen zijn voorzover mogelijk niet zichtbaar vanaf de openbare weg. <vet>Reclame-uitingen los van de gevel</vet>Een reclame-uiting ton van de gevel voldoet in ieder gevat aan redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande criteria wordt voldaan.•Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht. •Maximaal één reclame-uiting per erf. •Plaatsing bij de entree van het erf of op een parkeerplaats •Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de Openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren. •Reclame-uiting als zelfstandig element normgenen, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met het hoofdgebouw. •Reclame beperken tot het hoogst noodzakelijke. •Geen mechanisch bewegende delen. •Geen lichtcouranten of bewegende lichtobjecten en/of lichtreclame. •Geen daglichtreflecterende reclame.

Artikel 4.14 Balkons

<vet>Omschrijving en uitgangspunten</vet>Het aanbrengen van balkons hangt vaak samen met de wens om het woongenot te vergroten. Balkons beïnvloeden het aanzien van de gevels ingrijpend. De wijze waarop men balkons ervaart, wordt voor een deel beïnvloed door de afstand tot de weg (wel of geen tuin aanwezig) en voor een deel door de afmetingen. Omdat de opbouw en indeling van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving en de straatwanden moeten balkons zorgvuldig worden ingepast. In principe mag de samenhangende ritmiek in de straatwanden niet worden verstoord door de aanwezigheid van balkons.Wanneer balkons bonen eigen grond zijn gesitueerd, zoals doorgaans in de nieuwbouw, kan alleen via de welstandseisen regulerend worden opgetreden. Wanneer balkons boven gemeentegrond uitsteken is toestemming van de gemeente nodig. Deze situatie komt meer voor bij noorgevelu in het oude dorp. Hier heeft de gemeente dan ook een sterker handnat om regulerend op te treden. Balkons gericht naar de openbare ruimtes vragen om een zorgvuldiger vormgeving. Balkons kunnen zowel in- als uitpandig worden uitgevoerd, terwijl de tussennorm halfinpandig ook wordt toegepast. Ten aanzien van balkons ie het oude dorp, dient met name aan de voorgevels, een terughoudend welstandsbeleid te worden gevoerd. Aan de achterzijde van gebouwen en niet zichtbaar vanaf de openbare ruimte kan ten aanzien van balkons een ruimhartiger standpunt worden ingenomen. Dit neemt niet weg dat balkons bescheiden van afmetingen dienen te zijn. Een te omvangrijk balkon verstoort doorgaans de schaal van het gebouw in ernstige mate.Het uitgangspunt van de criteria is dat de oorspronkelijke of originele vormgeving van de gevelopbouw zoveel mogelijk behouden blijft. Omdat met name uitstekende balkons aandachtvragende elementen in de gevelwand zijn, moet een aanvraag voor een balkon altijd worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. Een balkon moet op grond van de Bouwverordening minimaal 4.20 meter bonen een rijweg, inclusief een strook van 0.50 meter breedte ter weerszijden van die rijweg of minimaal 2.20 meter boven een ander deel van de weg zijn gesitueerd.Buiten de gevels van gebouwen draaiende of uitstekende voorwerpen dienen zo te worden aangebracht dat ze geen gevaar of hinder voor het verkeer opleveren.<vet>Welstandscriteria voor balkons</vet>Een balkon voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.<vet>algemeen</vet>:Balkons moeten voldoen aan het betreffende gebiedsgerichte beoordelingskader.<vet>maat, plaats en aantal</vet>:•Aanbevolen wordt om een balkon aan de achterzijde van de gebouwen te plaatsen. •Aan de voorzijde maximaal 1.00 meter uitsteken en maximaal 60% van de gevelbreedte. •Niet zichtbaar vanaf de openbare weg en niet boven gemeentegrond maximaal 1.50 meter uitsteken en maximaal 75% van de gevelbreedte. <vet>Vormgeving:</vet>•Balkons dienen, met name in het oude dorp, kleinschalig van opzet te zijn. •Balkons dienen, in welke norm dun ook, goed in het totale architectonische concept te zijn geïntegreerd. •Het hekwerk rondom het balkon moet transparant zijn of de onderbouw moet vragen om een gesloten uitvoering. <vet>Materiaal- en kleurgebruik:</vet>•Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de reeds aanwezige kleuren van het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 5 Overgangbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsbepalingen

Op een aanvraag om een bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden vóór de vaststelling van de onderhavige beleidsregels, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige beleidsregels worden toegepast.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Urk, gehouden op 24 juni 2004,De griffier,                                                          De voorzitter,

Straatnamenregister 1

 

AbbertAchterlandAchteronderAkkers, deAlmerelaanAmbachtswegAmsteldiepAnkerplaatsArubastraat

Zwolse hoekHooilandDe StaartTopNoordLemsterhoekZwolse hoekUrkerhardNoord

BaakBakkerkade, EvertBalg, DooveBalgzandBasaltBergeendBlauwborstBoeg, deBonairestraatBorndiepBornholmlaanBoterbloemstraatBreehornBreezandBremerbergBrug, deBuizerd

De Reede/UrkerwegHavensZwolse hoekZwolse hoekPolderwijkNatuurwijkNatuurwijkDe StaartNoordZwolse hoekTuindorpFlattenZwolse hoekUrkerhardZwolse hoekDe staartNatuurwijk

PolderwijkNoord

TopFlattenDe StaartAgrarische gebiedAgrarische gebiedHavens Natuurwijk

 Urkerhard/De Staart

FitisFlevostraatFok, GroteFok, KleineFoksdiep

NatuurwijkNoordTopTopZwolse hoek

GammelsGeerGeulGeulGiek, DeGolfoploopGriendGrindrugGuineastraat, Nieuw

UrkerhardTopDe Reede/UrkerwegUrkerhardDe StaartPolderwijkZwolse hoekDe Reede/UrkerwegNoord

NatuurwijkHavensUrkerhardUrkerhardTopNoordTopHooilandZwolse hoekZwolse hoekUrkerhard

LemsterhoekKamperhoek

Julianastraat, Kon

 Noord

KamperzandKamvarenKetelKeteldiepKiekendiefKiel, DeKlif, NieuweKlifkadeKlifwegKolkKooizandKooltuinenKraagstuk

UrkerhardNatuurwijkUrkerhardZwolse hoekNatuurwijkDe StaartDe Reede/UrkerwegHavensHavensDe Reede/UrkerwegUrkerhardUrkerhardPolderwijk

LaconLier, DeLijkant

UrkerhardDe StaartUrkerweg/De Reede

MakjanMakkummerwaardMarsdiepMast, DeMeepMeerkoetMeeuwenlaanMiddelbuurtMiddelgrondenMolengatMolenkampMolenstraatMuiderzandMunnikplaat

UrkerhardZwolse diepZwolse diepDe StaartKamperhoek/ZwolsehoekNatuurlijkFlattenUrkerhardZwolse hoekZwolse hoekTopFlattenUrkerhardUrkerhard

NagelNagelNijverheidspadNinkNoord, DeNoorderpalenNoorderzandNoordgat

De StaartUrkerhardLemsterhoekTopTopTopNoorZwolse hoek

OosthavenkadeOostwalOslolaanOude Dijk

HavensZwolse hoekNoordTop

PampusPinksterbloemstraatPionierPlecht, dePyramideweg

Zwolse hoekFlattenPolderwijkDe StaartTop/De Reede

RamswelleRansuilReede, deReede, deReigerRichelRiepel, deRiet, LangeRietgorRif, hetRijswerkerRobbenhoekRobbenplaatRoer, HetRoggebotRotholmRotholmRuim, het

UrkerhardPolderwijkDe ReedeDe Reede/UrkerwegNatuurwijkUrkerhardZwolse hoekFlatten NatuurwijkDe Reede/UrkerwegPolderwijkUrkerhardUrkerhardDe StaartUrkerhardDe ReedeDe Reede/UrkerwegDe Staart

SurinamestraatSuchtelenlaan, Burg. J.StortemelkSteven, De SteenzetterSteenbankStaverse kadeStaartwegStaartwegSpijk, hetSpiekSpaanderbankSluiswegSlenkSingelSchulpengatSchroef, DeSchotbalkSchipperkade, Burg. J.ScheurrakSchelpenhoekScheer, het

Zwolse hoekSchelpenhoek/WaaiershoekZwolse hoekHavensPolderwijkDe StaartZwolse hoekIndividueel/Bijzondere woningbouwDe Reede/UrkerwegHavensUrkerhardZwolse hoekZwolse hoekAgrarische gebiedGroen met verspreide bebouwingHavensDe ReedePolderwijkDe StaartKamperhoekNoordNoord

TaludTexelstroomToppadTopshoofdTopshoofdTrintelTuinfluiter

PolderwijkZwolse hoekUrkerhardDe ReedeUrkerwegUrkerhardNatuurwijk

UrkerdwarspadUrkerweg

Agrarische gebiedAgrarische gebied

VlaakVlechttuinenVliestroomVlieterVoorlandVooronderVormtwegVormtwegVrouwenzand

UrkerhardBijzondere bebouwingKamperhoekZwolse hoekTopDe StaartAgrarische gebiedGroengebiedUrkerhard

WaaiershoekWaaigatWaakhoogteWaard, deWagenpadWaterhoenWellerzandWestgatWestwalWiepenWijk 1Wijk 2Wijk 3Wijk 4Wijk 5Wijk 6Wijk 7Wijk 8WilgenroosWinterpeil

Schelpenhoek/WaaiershoekZwolse hoekPolderwijkUrkerhardUrkerhardNatuurwijkUrkerhardKamperhoekZwolse hoekPolderwijkKom UrkKom UrkKom UrkKom UrkKom UrkKom UrkKom Urk/TuindorpTuindorpNatuurwijkPolderwijk

ZZandplaatzate ZeeasterstraatZeedistelstraat, BlauweZinkstukZuiderhoofdZuiderhoofdZuiderpalenZuiderzandZuidoostrakZuidwalZwinZwolsche Diep

De Reede/UrkerwegPolderwijkFlattenFlattenPolderwijkDe Reede/UrkerwegUrkerhardTopNoordKamperhoekZwolse hoekUrkerhardZwolse hoek

  

Begrippenlijst 2

<vet>A</vet>Aanbouwen: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw.Aangekapt: Met kap bevestigd aan dakvlak.Aardtinten: Rood/bruine tinten,Achtergevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzenAchterkant: De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en hel dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde jzijdelingsj niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.Afdak: Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om alsgedeeltelijke beschutting te dienen,Afstemmen: In overeenstemming brengen met,Antennedrager: Antennemast of andere constructie bedoelt voor de bevestiging van een antenne.Antenne-installatie: Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie,Asymmetrische kap: Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.Authentiek: Overeenslemmend met oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.BBand: Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of baksteenBebouwing: Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.Beschot: Houten bekleding van een muur, inwendig als een lambrisering, meestal niet lot de volle hoogte.Bedrijfsbebouwing: Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter.Behouden: handhaven, bewaren, in stand houden.Belendende: Naastgelegen, (direct) grenzend aan.Bijgebouwen: Grondgebonden gebouw meestal van één bouwlaag dat los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage,Blinde wand, muur of gevel: Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening.Boeiboord: Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uilgevoerd in hout of plaatmateriaal.Boerderij: Gebouw/gebouwen op een erf met een _oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuisBorstwering: Lage dichte muur tot borsthoogteBouwblok: Een geheel van geschakelde bebouwing.Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.Bouwlaag: Horizontale reeks ruimten in een gebouw.Bouwvergunning: Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet.Bouwperceel: Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.Bouwwerk: Algemene benaming voor alle soorten gebouwde objecten,Bovenbouw: Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de onderbouw, het dragende gedeelte, fundament.Bungalow: Meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd.<vet>C</vet>Carport: Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning.Classicisme: Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.Conformeren: Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op.Context: Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken.Contrasteren: Een tegenstelling vonmen.<vet>D</vet>Dak: Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak.Dakafdekking: Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking is aangebracht.Dakhelling: De hoek van het dakvlak.Dakkapel: Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.Daknok: Hoogste punt van een schuin dak, Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dakDakopbouw: Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand ven het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert,Dakraam: Raam in een dak,Daktrim: Afwerking bovenzijde dakrand les behoeve van waterkering.Dakvlak: Een vlak van het dak/kap.Dakvoet: Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn.Damwandprofiel: Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering,Detail: Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raameter.Detaillering: Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen.Diversiteit: Verscheidenheid, afwisseling, variatie.Drager en invulling: De drager is de constructie van een gebouw, waarde invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral belrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden).<vet>E</vet>Ensemble: Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel.Erf: al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbied.Voorerf: gedeelte van het erf dat aan voorzijde van het gebouw is gelegen.Achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.Zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen,Eerste verdieping: Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.Erker: Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, en glas,<vet>G</vet>Galerij: Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.Gepotdekseld: Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating (oorspronkelijk houten planken),Gevel: Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen,(Gevel)geleding: Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, verspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen.Gevelmakelaar: Decoratieve bekroning van een geveltop.Goot: Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak.Goothoogte: Voor de definitie wordt verwezen naar het betreffende bestemmingsplan.Gootklos: Zie klossen.Gootlijn: Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen.

<vet>H</vet>Hoekaanbouw: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw.Hoek- en kilkeper: snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.Hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.<vet>I</vet>Industriebebouwing: Bebouwing met een industriële bestemming.Installatie: set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van technische toestellen(montage) en/of deze toestellen zelf.<vet>K</vet>Kap: Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.Kavel: Grondstuk, kadastrale eenheid.Keper: Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.Kern: Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van een dorp of stadKlossen: Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten.Koofbord: Gebogen vlak dat de overgang vormt van en vlakke zoldering of vlak plafond naar de muur.Kop: In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw.<vet>L</vet>Lak: Afwerklaag van schilderwerk.Landschappelijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur.Latei: Draagbalk boven gevelopening.Lessenaarsdak: Dak mei één hellend, niet onderbroken, dakvlak.Lichtkoepel: Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van een koepel.Lijst: Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst.Lineair: Rechtlijnig, langgerekt.Lint(bebouwing): Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg of waterverbinding.Luifel: afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur, raampartij of gehele pui.<vet>M</vet>Maaiveld: Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het van de aanvraag om bouwvergunning.Mansardekap: Een dak met aan twee zijden onder een stompe boek geknikt of gebroken dakvlak.Markies: Opvouwbaar zonneschermeterMassa: Zichtbaar volume van bebouwing.Metselverband: Het zichtbare van metselwerk,Middenstijl: Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.Monument: Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.Muurdam: Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.<vet>N</vet>Natuurlijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische,geomorfologische, bodemkundige biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlingesamenhang.Negge: Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.

 

<vet>O</vet>Ondergeschikt: Voert niet de boventoon.Onderbouw: Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere verdiepingen,Ontsluiting: De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.Oorspronkelijk: Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.Oorspronkelijke Bevel: Gevel van een gebouw zoals deze nieuw is gebouwd.Openbaar groen: Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen daaronder is het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken, plantsoenen en speetveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.Orthogonaal: Rechthoekig.Oriëntatie: De hoofdrichting van een gebouw.Overstek: Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel.<vet>P</vet>Paneel: Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.Penant: Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk ineen gevel langs openingen,Pilaster: Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen.Plaatmateriaal: Materiaal van kunststof, staat, hout meestal ten behoeve van gevelbekleding.Plint: Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.Profiel: omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn) of een doorsnede daarvan.Profilering: aangebrachte vorm en maatvoering van profiel.Portiek: Gemeenschappelijke trappenhuis en/of een terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.<vet>R</vet>Raamdorpel: Horizontal stenen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afgevoerd,Raamhout: Hout waaruit ramen vervaardigd worden of omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/post.Referentiekader: Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden.Renovatie: Vernieuwing.Respecteren: Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.Rijenwoningen: Geschakelde eengezinswoningen in een rij.Ritmiek: Regelmatige herhaling.Rollaag: Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of betonbalk boven een genelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.Rooilijn: Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverordening aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden.<vet>S</vet>Schilddak: Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.Slagenlandschap: Een landschap met langgerekte ontginningslinten wet haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door afwateringssloten.Situering: Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.Speklaag: lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen.Stijl: Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stroming.<vet>T</vet>Tactiel: Met de tastzin verbonden.Tent-, punt- of piramidedak: Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen.Textuur: De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).Tympaan: Driehoekig of segmentvormige bekroning van een (klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan.<vet>U</vet>Uitbouw: Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is.<vet>V</vet>Verdieping: bouwlaag.Volant: Strook stof als afronding en versiering van zonnescherm of markies.Voorgevellijn: Denkbeeldige lijn die loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.Voorgevelrooilijn: Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan weide gemeentelijke bouwerordening.Voorkant: De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.<vet>W</vet>Weg: Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.Windveer: Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen gedekt dak ter afdekking van de voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar gekeept.Woning: Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.Wolfdak/wolfeinden: Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfeind).<vet>Z</vet>Zadeldak: Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel.Zijgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Lijst Rijksmonumenten 3

Overzicht Rijksmonumenten gemeente Urk

 

datum lijst 18 mei 2004. 

1

Wijk 2-51

Visserswoning

35876

2

wijk 2-74

Woonhuis 

35877

3

Wijk 3-80

Vuurtoren

35880

4

Wijk 3-96

Kerkje a/d Zee

35882

5

Wijk 4-1

Toren kerkje a/d Zee

35881

6

Wijk 4-68

Visserswoning

35884

7

Wijk 4-99

Visserswoning 

35885

8

Wijk 5-10

Visserswoning

35887

9

Wijk 5-11

Woonhuis

35888

10

Wijk 5-26

Woonhuis

35893

11

Wijk 5-29

Visserswoning

35894

12

Wijk 5-63

Visserswoning i.c.m. nr. 64

35898

13

Wijk 5-64

Visserswoning i.c.m. nr. 63

35899

14

Wijk 5-84a

Visserswoning

35901

15

Wijk 5-116

Woonhuis 

35902

16

Wijk 5-125

Visserswoning

35903

17

Wijk 5-126

Visserswoning

35905

18

Wijk 6-22

Visserswoning

35907

19

Wijk 6-88

Visserswoning

35908

20

Wijk 6-81

Timmerwerkplaats

515910

21

Wijk 4-101

Kerkgebouw

515909

22

wijk 4-20

Brood- en banketbakkerij

515908

23

Wijk 3-28

Schoenwinkel/woning

515907

24

wijk 3-3

Kerkgebouw

515906

25

Wijk 2-85

Woonhuis

515905

26

Wijk 2-26

Smederij

515904

27

Wijk 2-1/2/3

Museumcomplex

515903

28

Wijk 1-57

Zeilmakerij

515902

29

Domineesweg 33

Gemaal en sluiscomplex

515897

30

Wijk 2-4

Visserswoning

515911

31

Wijk 1-61

Werfschuur

in procedure

32

Wijk 1-61a

Kantoor

in procedure

 

Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichte bouwwerken 4

Besluit van 13 juli 2002, houdende voorschriften omtrent het bouwen waarvoor het vereiste van een bouwvergunning niet geldt, en omtrent het bouwen waarvoor een lichte bouwvergunning vereist is (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken)(Tekst gelegd op 16-12-2004)Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27december 2001 vr. MJZ 2001143595, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving; Gelet op de artikelen 12a, vierde lid, 43, eerste lid, onderdeel c, en 44, tweede lid, van de Woningwet, en op artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; De Raad van State gehoord (advies van 30 mei 2002, nr. W08.02.0016N(; Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12juli 2002, nr. MJZ2002056919, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;Hebben goedgevonden en verstaan:<vet>Hoofdstuk I </vet>Algemene bepalingen

 

<vet>Artikel 1</vet>1. In dit besluit wordt verstaan onder:· achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;· antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;· antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en deal dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;· daknok: hoogste punt van een schuin dak;· dakvoet: laagste punt van een schuin dak;· eerste verdieping: tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;· erf: al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt;· voorerf: gedeelte van het erf dat aan voorkant van het gebouw is gelegen;· voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan wel de gemeentelijke bouwverordening;· weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;· wet: Woningwet;· zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.2. Tenzij anders bepaald, worden de in dit Besluit genoemde:a. afstanden loodrecht gemeten, enb. maten buitenwerks gemeten.<vet>Hoofdstuk II</vet>Bouwvergunningsvrij bouwen<vet>Artikel 2</vet>Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 4, wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de met aangemerkt:a. het bouwen van een op de grond staande aan- of uitbouw van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die strekt tot vergroting van het woongenot, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1. gebouwd aan:a. de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, ofb. een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf en weer dan 1 m van het naburige erf,2. niet hoger dan:a. 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein,b. 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, enc. de woning of het woongebouw,3. gebouwd binnen de breedte van de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd,4. minder dan 2,5 m diep,5. zit- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, en6. niet gebouwd aan een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, aan een woonwagen als in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of aan een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd;b. het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van één bouwlaag of een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of bestaand woongebouw, dat of die strekt tot vergroting van het woon- genot, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1. gebouwd op:a. het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, ofb. een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voor- erf, enc. indien de bruto-oppervlakte van het bijgebouw of de overkapping meer is dan 10 m: meer dan 1 m van het naburige erf,2. niet hoger dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein,3. zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd,4. de totale bruto-oppervlakte van de op het erf aanwezige bouw- vergunningsvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen minder dan 30 m25. en niet gebouwd bij een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, bij een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of bij een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd;c. het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw, mits voldaan wordt aan volgende kenmerken:1. niet aangebracht in de voorgevel van een woning of woongebouw of een naar de weg of het openbaar groen gekeerde zijgevel van een woning of woongebouw, en2. de bestaande gevelopening wijzigt niet;d. het bouwen van een dakkapel op een bestaand gebouw, mits voldaan wordt aas de volgende kenmerken:1.gebouwd op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak,2.afstand tot de voorgevel meer dan 1 m,3.voorzien van een plat dak,4.zijwanden ondoorzichtig,5.hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5m,6.onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,7.bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,8.zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en9.niet gebouwd op een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, van de wet, op een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of op een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd;e. het bouwen van een erf- of perceelafscheiding, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1.niet hoger dan 1 m, of2.niet hoger dan 2 m en gebouwd:a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat,b. meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn, enc. meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen.<vet>Artikel 3</vet>1.behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5 wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt: a. het bouwen van een dakraam in een bestaand gebouw, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1.onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet, 2.bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, en 3.zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak; b. het bouwen van een bouwwerk van beperkte omvang op een erf, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1.hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder dan 1 m, 2.bruto-oppervlakte minder dan 2 m2, en 3.voor-, zij- of achtererf voor niet meer dan 50% bebouwd; c. het bouwen van een collector voor warmteopwekking op of aan een bouwwerk ten behoeve van de warmtevoorziening van het gebruik van dat bouwwerk of van op het- zelfde perceel gelegen andere bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1. bij plaatsing:a. op een schuin dakvlak:1.binnen het vlak van het dak,2.in of direct op het dakvlak, en3.hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak, b. op een plak dakvlak:1.afstand tot dakranden ten minste gelijk aan hoogte collector, en 2.hellingshoek ten hoogste 35°, en2. indien de collector niet een geheel vormt met de installatie voor het opslaan van het water: die installatie in dat bouwwerk is geplaatst;d. het bouwen van een paneel voor de opwekking van elektriciteit uit daglicht op of aan een bouwwerk ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening van het gebruik van dat bouwwerk of van op hetzelfde perceel gelegen andere bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1. bij plaatsinga. op een schuin dakvlak:1.binnen het vlak van het dak, 2.in of direct op het dakvlak, en 3.hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak, b. op een plat dakvlak:1.afstand tot dakranden ten minste gelijk aan hoogte paneel, en2.hellingshoek ten hoogste 35°, en2. indien het perceel niet een geheel vormt met de installatie voor het omzetten van de opgewekte elektriciteit: de installatie in dat bouwwerk is geplaatst;e. het bouwen van een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1. bij bouwen op of aan een bouwwerk:a. de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, minder is dan 0,5w, en de techniekkast:1.inpandig of ondergronds is geplaatst,2.op de grond is geplaatst en kleiner is dan 0,2 m, of 3.op een plat dak is geplaatst, kleiner is dan 0,2 m’ en meer dan 1 m achter de dakrand is geplaatst, ofb. de hoogte van de antenne, met antennedrager, geweten vanaf de voet, of indien bevestigd aan een gevel van een gebouw, geweten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, minder is dan 5m, en:1.de antenne, met antenne- drager, geplaatst is op een hoogte van weer dan 9 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende terrein, 2.de techniekkast:•inpandig of ondergronds is geplaatst, of•op een plat dak is geplaatst, kleiner is dan 2 m en meer dan 1 m achter de dakrand is geplaatst,3. de bedrading in of direct langs de antennedrager of inpandig is aangebracht, dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot meer dan 1 m achter de voorgevel is geplaatst, en4. de antennedrager bij plaatsing op het dak van een gebouw:•aan of bij een op het dak aanwezig object is geplaatst,•in het midden van het dak is geplaatst, of•elders op het dak is geplaatst, mits de afstand in m tot de voorgevel van het bouwwerk ten minste gelijk is aan: 18 gedeeld door de hoogte waarop de antenne, met antennedrager, is geplaatst, gemeten vanaf het bij het gebouw aansluitende terrein tot aan de voet van de antenne, met antenne- drager, of2. bij bouwen op of aan een hoogspanningsmust, wegportaal, reclamezuil, lichtmast, windmolen, sirenemast, een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen, of op een bouwvergunningplichtige antenne- installatie:a. de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet minder is dan 5 m,b. de antenne is geplaatst op een hoogte van meer dan 3 m, geweten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende terrein, enc. de techniekkast:1.inpandig of ondergronds is geplaatst, of2.op de grond is geplaatst en kleiner is dan 2 mf. het bouwen van een andere antenne-installatie dan bedoeld in onderdeel e van dit lid en in onderdeel c van het derde lid van dit artikel, mits voldaan wordt een de volgende kenmerken:1. de antenne-installatie achter het voorerf is geplaatst,2. indien het een schotelantenne betreft:a. de doorsnede van de antenne minder is dan 2 m, enb. de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, minder is dan 3 m, of3. indien het een andere antenne betreft dan bedoeld onder 2: de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien deze is bevestigd aan de gevel, geweten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, minder is dan 5 m;g. het bouwen van een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1,1, eerste lid, ven de wet milieubeheer, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1.de hoogte van de container, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 2 m, en2.indien de container bovengronds wordt geplaatst: de bruto-oppervlakte minder is dan 4 m2,h. het bouwen van een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1.de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 3 m, en2.de bruto-oppervlakte minder is dan 15 m2;i. het bouwen van een rolhek, luik of rolluik bij andere gebouwen dan woningen en woongebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1.het rothek, luik of rolluik aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie is geplaatst, en2.voor ten minste 90% uit glas- heldere doorkijkopeningen bestaat;j. het bouwen van een magazijnstelling die uitsluitend steunt op een vloer van het gebouw waarin zij wordt geplaatst, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1.de hoogte, geweten vanaf de voet, weer is dan 3 m maar minder dan 8,5 m, en2.de magazijnstelling niet is voorzien van een verdiepingsvloer of loopbrug;k. het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:1.de verandering geen betrekking heeft op de draagconstructie van dat bouwwerk,2.de bebouwde oppervlakte niet wordt uitgebreid, en3.het bestaande niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.2. Behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5 wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt het bouwen van:a. een speeltoestel, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Warenwetbesluit arttractie en speeltoestellen, mits de hoogte, gemeten vanaf de voet, minder is dan 3 m;b. tuinmeubitair, mits de hoogte, gemeten vanaf de voet, minder in dan 2 m.3. Behoudens in gevallen als bedoetd in artikel 5, eerste lid, wordt als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet voorts aangemerkt het bouwen van:a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of hij een water, voor zover het betreft:1.bouwwerken ten behoeve van verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding, verlichting of tolheffing, 2.bovenleidingen met de bijbehorende draagconstructies of seinpalen, 3.elektriciteitskastjes of centraleantenne-inrichtingskastjes, 4.ondergrondse buis- en leidingstelsels ten behoeve van perceelsaansluitingen, 5.andere naar aard en omvang met de onder 1, 2, 3 of 4 genoemde bouwwerken vergelijkbare bouwwerken ten behoeve van het openbaar vervoer, het verkeer, de waterhuishouding, de drinkwatervoorziening, de riolering, de energievoorziening of de telecommunicatie; b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;c. een elektronische sirene ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of de dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructie;d. straatmeubilair;e. een zonwering, rolhek of rolluik bij woningen en woongebouwen;f. een afscheiding tusoen balkons of dakterrassen.<vet>Hoofstuk III</vet>Licht-bouwvergunningplichtig bouwen<vet>Artikel 4</vet>1. Een lichte bouwvergunning is vereist voor het bouwen, bedoeld in artikel 2, indien dat plaatsvindt:a. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, ofb. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.2. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in de aanhef van een geletterd onderdeel van artikel 2 bedoeld bouwwerk dat niet voldoet aan de in dat onderdeel gegeven kenmerken, met dien verstande dat:a. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel a, de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5m;b. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel b:1.de hoogte, gemeten vanaf liet aansluitend terrein, minder is dan 5 m, en 2.de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m2. <vet>Artikel 5</vet>1. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen, bedoeld in artikel 3, indien dat plaatsvindt:a. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, ofb. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.2. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in de aanhef van een gnletterd onderdeel van artikel 3, eerste lid, bedoeld bouwwerk dat niet voldoet aan de in dat onderdeel gegeven kenmerken, met dien verstande dat:a. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel b:1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 3 m, en2. de bruto-oppervlakte minder is dan 5 m’;b. van de bouwwerken, bedoeld in de aanhef van de onderdelen e en f, de hoogte, gemeten vanaf de voet van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antennedrager, minder is dan 40 m;c. van het bouwwerk, bedoeld in de aanhef van onderdeel h:1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m, en2. de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m°.3. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een in artikel 3, tweede lid, bedoeld bouwwerk dat hoger is dan in dat lid is aangegeven, met dien verstande dat de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m.<vet>Artikel 6</vet>Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen:a. bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, indien dat plaatsvindt:1. in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of2. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in Monumentenwet 1988;b. van een baIkon, mits de bruto-oppervlakte minder is dan 2 mc. van een vloerafscheiding op een balkon of dakterras;d. van een zonwering bij andere gebouwen dan woningen en woongebouwen;e. van een op de grond staande reclamezuil.<vet>Hoofdstuk IIIA</vet>(Vervallen per 01-01-2003)<vet>Artikel 6a</vet>(Vervallen per 01-01-2003)<vet>Hoofdstuk IV</vet>Welstandscriteria<vet>Artikel 7</vet>Criteria als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet ten aanzien van het bouwen, bedoeld in artikel 4, beschrijven de welstand uitputtend en hebben uitsluitend betrekking op de plaatsing, de vorm, de maatvoering, het materiaalgebruik en de kleur.<vet>Hoofdstuk V</vet>Overgangs- en Slotbepalingen

 

<vet>Artikel 8</vet>(Vervallen per 01-01-2003)<vet>Artikel 9</vet>Artikel 40, eerste lid, van de wet blijft buiten toepassing ten aanzien van het bouwen waarmee reeds was aangevangen voor de inwerkingtreding van de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 van dit besluit, indien op het tijdstip waarmee met dat bouwen is begonnen, geen bouwvergunning was vereist.<vet>Artikel 10</vet>(Wijzigt het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985).<vet>Artikel 11</vet>(Wijzigt dit besluit).<vet>Artikel 12</vet>(Wijzigt het besluit meldingplechtige bouwwerken).<vet>Artikel 13</vet>1. De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.2. Artikel 8 vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.<vet>Artikel 14</vet>Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken.Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatablad zal worden geplaatst.‘s-Gravenhage, 13 juli 2002BeatrixDe Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J. W. RemkesUitgegeven de achtste augustus 2002De Minister van Justitie a.i.,J.P Balkenende

 

--------------------------------------------------------------------------------

[1] waar in het vervolg van deze nota wordt gesproken of verwezen wordt naar de Woningwet wordt bedoeld de Woningwet die in werking is getreden op 1 januari 2003.[2] de ‘Welstandsnota 2004’ is gebaseerd op de model-welstandsnota uit de publicatie ‘Naar een gemeentelijke welstandsnota’ die in 2000 werd opgesteld in opdracht van de Rijksburgemeester, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Federatie Welstand.[3] de bouwverordening moet volgens artikel 8 lid 6 van de Woningwet voorschriften bevatten omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de Welstandscommissie. Aanpassing van de bouwverordening Urk heeft reeds plaatsgevonden.[4] zie bijlage 2 Lijst Rijksmonumenten[5] artikel 12b, lid 3 van de woningwet[6] artikel 44 lid 1d van de Woningwet[7] Beeldkwaliteitplan Urk 2004, paragraaf 2.1.[8] Beeldkwaliteitplan Urk 2004, paragraaf 3.11 en 4.1.[9] Beeldkwaliteitplan Urk 2004, paragraaf 5.[10] Beeldkwaliteitplan Urk 2004, paragraaf 3.7.[11] Beeldkwaliteitsplan Urk 2004, paragraaf 3.3.[12] Beeldkwaliteitplan Urk 2004, paragraaf 3.3.