Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Wet inburgering Gemeente Utrecht 2011

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening Wet inburgering Gemeente Utrecht 2011

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2011 Nr. 45

Verordening Wet inburgering Gemeente Utrecht 2011

(raadsbesluit van 28 juni 2011)

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 8, 19, vierde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over:

  • -

    de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars,

  • -

    het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening ten behoeve van inburgeringsplichtigen,

  • -

    de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld,

  • -

    de (eventuele) inning van de eigen bijdrage van inburgeraars door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen,

  • -

    de niet-nakoming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar,

  • -

    alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING wet inburgering gemeente Utrecht 2011

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      de WWB: de Wet Werk en Bijstand;

    • d.

      inburgeringsplichtige: de persoon die op grond van de wet inburgeringsplichtig is;

    • e.

      vrijwillige inburgeraar: de Nederlander of een persoon bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet die voldoet aan de criteria gesteld door de wet in artikel 1q;

    • f.

      inburgeraar: zowel de inburgeringsplichtige als de vrijwillige inburgeraar;

    • g.

      re-integratietraject: een traject bestaande uit re-integratie-instrumenten als beschreven in de Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand 2011.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen:

    • a.

      informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen voor wie een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld vindt plaats tijdens de oproep zoals bedoeld in artikel 25 van de wet;

    • b.

      informatieverstrekking aan overige inburgeraars wordt door het college op passende wijze ingevuld en

    • c.

      informatieverstrekking vindt in elk geval plaats op aanvraag van de inburgeraar.

  • 2. De informatieverstrekking aan inburgeraars zoals bedoeld in artikel 8 en 24f van de wet bevat in elk geval de volgende onderwerpen:

    • a.

      de rechten en plichten van de inburgeraar vanuit de wet;

    • b.

      het aanbod van inburgeringsvoorzieningen binnen de gemeente;

    • c.

      de toegang tot deze voorzieningen.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college legt jaarlijks vast voor welke groep of groepen inburgeringsplichtigen binnen de groepen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet, een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld c.q. welke groep of groepen vrijwillige inburgeraars inburgeringsvoorzieningen worden aangeboden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeraar.

  • 2. Krachtens artikel 19, tweede lid van de wet, wordt de samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren door het ministerie per algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

  • 3. Bij een uitkeringsgerechtigde inburgeraar stemt het college de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening af op de eventuele activiteiten vanuit het re-integratietraject.

  • 4. Een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het NT2 Staatexamen I of II;

    • b.

      voorbereiding op en eenmaal kosteloze deelname aan het inburgeringsexamen;

    • c.

      individuele traject- en maatschappelijke begeleiding, doorgeleiding.

  • 5. Een inburgeringsvoorziening kan, aanvullend op het in het vierde lid genoemde, de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      activiteiten gericht op arbeid of de verwerving daarvan, zoals stages, regulier of gesubsidieerd betaald werk, vrijwilligerswerk, bemiddeling naar arbeid, beroepsvaardigheden, et cetera;

    • b.

      activiteiten gericht op een vervolgopleiding en of voorbereiding daarop, zoals beroepsoriëntatie, taalstage, geïntegreerde trajecten, et;

    • c.

      activiteiten gericht op participatie en gezin, zoals vrijwilligerswerk, sociale vaardigheden, opvoedingsondersteuning, thuisstudie met behulp van de computer, tv en radio, et.

  • 6. Het college kan een inburgeringsvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonsgebonden inburgeringsbudget.

  • 7. Onder een persoonsgebonden inburgeringsbudget wordt verstaan een vergoeding ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op het inburgeringsexamen of het NT2 Staatsexamen I/II c.q. taalkennisvoorziening ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2.

  • 8. Het college stelt nadere regels over de voorwaarden waaronder een inburgeraar voor een persoonsgebonden inburgeringsbudget in aanmerking kan komen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, wordt in beginsel in één keer voldaan.

  • 2. Op aanvraag van de inburgeringsplichtige kan in maximaal twaalf termijnen en enkel gedurende de looptijd van het traject worden betaald.

  • 3. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening, het tijdstip en indien daarvoor een aanvraag is ingediend, de termijnen van betaling vast. Als het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

  • 1. Het college kan de inburgeringsplichtige één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • b.

      het deelnemen aan activiteiten, behorende bij het examenprofiel van de cliënt, gericht op:

      • -

        arbeid of de verwerving daarvan (dit geldt alleen voor inburgeraars die arbeidsplichtig zijn);

      • -

        een vervolgopleiding of de voorbereiding daarop;

      • -

        participatie, zelfredzaamheid of opvoeding.

    • c.

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

    • d.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • e.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • f.

      het melden van omstandigheden waardoor niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

  • 2. Voor vrijwillige inburgeraars worden de in het eerste lid genoemde verplichtingen a. t/m e. vastgelegd in een inburgeringsovereenkomst.

Hoofdstuk 3 Het vaststellen of aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 7 De procedure van vaststelling van de voorziening voor de inburgeringsplichtige

  • 1. Het college neemt het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening schriftelijk. Het wordt persoonlijk overhandigd aan de inburgeringsplichtige en/of gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In geval van een inburgeringsvoorziening, gecombineerd met een re-integratievoorziening, wordt het besluit opgenomen in een voorzieningenplan gericht op re-integratie.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking aan de inburgeringsplichtige

Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inhoud en duur van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de mogelijkheid van sancties;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage en

  • f.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 9 De inhoud van de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar betreffende de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inhoud en duur van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    een beschrijving van de sancties bij het niet nakomen van de overeenkomst.

Hoofdstuk 4 Handhaving

Artikel 10 Ontheffing van de inburgeringsplicht

Het college is bevoegd de inburgeringsplichtige te ontheffen van de inburgeringsplicht (krachtens artikel 6, eerste lid, en artikel 31, tweede lid, sub b. van de wet).

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen door de inburgeringsplichtige

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het in artikel 34, onderdeel a. van de wet genoemde maximumbedrag, indien de inburgeringsplichtige geen gehoor geeft aan de oproep van het college bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het in artikel 34, onderdeel b. van de wet genoemde maximumbedrag indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het in artikel 34, onderdeel c. van de wet genoemde maximumbedrag indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het in artikel 34, onderdeel d van de wet genoemde maximumbedrag indien de inburgeringsplichtige niet binnen de bij of krachtens artikel 32 en 33 gestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5. In de beleidsregels boete Wet Inburgering (bijlage bij deze verordening) heeft het college vastgelegd welke boete er in beginsel wordt opgelegd bij welke overtreding en op basis waarvan een boete eventueel gematigd wordt.

Artikel 12 Stimuleringsbonus

Indien de inburgeraar aan het eind van het traject niet meer dan 20% heeft verzuimd tijdens de duur van het inburgeringsprogramma, zal een bonus ter hoogte van EUR 270,00 worden uitgekeerd. Deze aanwezigheidsnorm is niet van toepassing voor inburgeringsplichtigen voor wie een voorziening is vastgesteld in het kader van een persoonlijk inburgeringsbudget. Voor deze groep geldt als randvoorwaarde voor de stimuleringsbonus, dat zij de afgesproken niveaustijging op de deelvaardigheden NT2 hebben bereikt.

Artikel 13 Verhaal indien de vrijwillige inburgeraar de overeengekomen afspraken niet nakomt

Als de vrijwillige inburgeraar geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de met hem overeengekomen inburgerings- of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening dan zal ten hoogste een bedrag van EUR 450,00 op de vrijwillige inburgeraar worden verhaald ter compensatie van de door de gemeente gemaakte kosten.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Intrekking

De verordening Wet inburgering gemeente Utrecht 2009 (Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 51) wordt ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na afkondiging.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Utrecht 2011.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 28 juni 2011

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 6 juli 2011

Deze verordening is in werking getreden op 14 juli 2011

BIJLAGE BEHORENDE BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001, NR. 45

Algemene toelichting

Per 1 januari 2010 is een aantal wetswijzigingen in de Wet inburgering (WI) van kracht geworden.

Zo vallen vrijwillige inburgeraars (die tot dan toe vielen onder de Regeling Inburgering) vallen sinds 1 januari 2010 onder de Wet Inburgering. Om deze reden dient de verordening gewijzigd te worden.

Artikelgewijze toelichting

NB: In de Wet inburgering is het begrip “inburgeringsvoorziening” uitgebreid met “taalkennisvoorziening”. In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord “voorziening” gehanteerd, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Vrijwillige inburgeraars zijn inburgeraars die op grond van hun nationaliteit niet verplicht kunnen worden om in te burgeren, maar die verder voldoen aan dezelfde criteria als inburgeringsplichtigen.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeraars wordt georganiseerd. Wel bepaalt de wet dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen (artikel 8 WI) en vrijwillige inburgeraars (artikel 24f WI), ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

De informatievoorziening aan inburgeraars die (nog) niet zijn opgeroepen door de gemeente verloopt via algemene kanalen zoals de website van de gemeente Utrecht, informatiefolders en informatie en die wordt gegeven door sleutelorganisaties in de stad, zoals VluchtelingenWerk, consultatiebureaus, scholen, wijkwelzijnsorganisaties en migrantenzelforganisaties.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college voor inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vaststellen.

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden vastgesteld c.q. welke groepen vrijwillige inburgeraars bij voorrang een inburgeringsaanbod krijgen. Deze doelgroepen zijn bepaald in de nota Werken aan de Toekomst, die op 24 maart 2011 door de raad is vastgesteld.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot het doen van een aanbod c.q. de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

Eerste lid:

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen of aanbieden.

Tweede lid:

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

Derde lid

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een inburgeringsvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde inburgeraar niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het derde lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Het vierde en vijfde lid regelen de bijkomende faciliteiten die ons college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het betreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

Zesde, zevende en achtste lid

Gemeenten zijn vrij in hun keuze van de doelgroepen die in aanmerking komen voor een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB). Het Rijk stelt hieraan geen eisen. Iedereen kan in principe een PIB aanvragen, en gemeenten kunnen een PIB in principe aan iedereen aanbieden.

De regels over persoonlijke inburgeringsbudgetten zijn vastgelegd in de beleidsregels persoonlijk inburgeringsbudget (opgenomen als bijlage bij deze verordening).

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeraar door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt EUR 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeraar het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeraars die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening c.q. in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar.

Als de inburgeraar een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeraar voor wie een voorziening is vastgesteld of aan wie een voorziening is aangeboden. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeraars in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt deze verplichtingen vast in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (voor inburgeringsplichtigen) of in de overeenkomst (voor vrijwillige inburgeraars).

Artikel 7 Procedure van het vaststellen van de voorziening voor de inburgeringsplichtige

Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening begint met het houden van het inburgeringsonderzoek. In het inburgeringsonderzoek wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

  • 1.

    In het inburgeringsonderzoek blijkt dat wij aan de inburgeringsplichtige (nog) geen voorziening kunnen of willen verstrekken. Wij stellen geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);

  • 2.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking;

  • 3.

    De inburgeringsplichtige vindt de inburgeringsvoorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Ons college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);

  • 4.

    Ons college acht een inburgeringsvoorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Ons college heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking aan de inburgeringsplichtige

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a. en b.). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgerings-voorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c.).

Onderdeel e. bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Onderdeel f. heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien wij een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststellen voor een oudkomer, dan moeten wij in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen 3,5 jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Wij kunnen zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen, bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Artikel 9 De inhoud van de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar

Dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 8, met dien verstande dat voor een vrijwillige inburgeraar geen beschikking wordt afgegeven maar er een overeenkomst met hem wordt aangegaan. Ook is er geen datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald, al wordt in het trajectplan bij de overeenkomst uiteraard wel een beoogde einddatum vermeld.

Dit artikel behoeft derhalve geen nadere toelichting.

Artikel 10 Ontheffing van de inburgeringsplicht

Deel van de handhavingstaak van gemeenten, vormt de mogelijkheid om ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen. Deze criteria voor het verlenen van ontheffing vloeien volledig voort uit de Wet Inburgering en onderliggende bepalingen. Artikel 6, eerste lid van de Wet inburgering luidt:

"1.Het college ontheft de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, indien die

inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen."

Artikel 31, tweede lid ,sub b, van de Wet inburgering regelt de ontheffing wegens voldoende

inspanning en luidt als volgt:

b. "[In afwijking van het eerste lid:] verleent het college ontheffing van de inburgeringsplicht, indien het college op grond van door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen".

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

De wet bepaalt dat de boetebedragen die in de verordening worden opgenomen maximumbedragen zijn en geen gefixeerde bedragen. Wij dienen bij elke overtreding de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien houdt ons college daarbij ook zonodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI).

In de beleidsregels Boete Wet Inburgering is vastgelegd welke boete er in beginsel wordt opgelegd bij welke overtreding. Deze beleidsregels blijven van kracht.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of –regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

De maximale boetebedragen zoals die in de Wet zijn opgenomen ten tijde van het vaststellen van deze verordening zijn:

  • a.

    EUR 250,00 voor het handelen in strijd met artikel 25; geen medewerking verlenen aan het inburgeringsonderzoek

  • b.

    EUR 500,00 voor het handelen in strijd met artikel 23, eerste lid, of de krachtens artikel 23, derde lid, gestelde regels; geen medewerking verlenen aan uitvoering van de inburgerings- of taalkennisvoorziening

  • c.

    EUR 500,00 voor het niet naleven van artikel 7, eerste lid; het voor de eerste keer verwijtbaar niet behalen van het inburgerings- of Staatsexamen. Er wordt een nieuwe termijn vastgesteld en

  • d.

    EUR 1.000,00 voor het niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de bij of krachtens de artikelen 32 en 33 gestelde termijnen; Het voor de tweede of volgende keer verwijtbaar niet behalen van het inburgerings- of Staatsexamen binnen de gestelde termijn.

Artikel 12 De stimuleringsbonus

In dit artikel is bepaald dat een bonus kan worden verstrekt ter hoogte van de eigen bijdrage, indien de inburgeraar tijdens het programma niet meer dan 20% verzuimt. Deze bonusregeling is opgenomen als een extra stimulans tot het succesvol afronden van het inburgeringsprogramma en om de drempel om deel te nemen aan een inburgeringstraject te verlagen.

Artikel 13 Verhaal indien de vrijwillige inburgeraar de overeengekomen afspraken niet nakomt

Hoewel de vrijwillige inburgeraar op grond van de Wet Inburgering niet verplicht is om in te burgeren, een cursus te volgen of het examen af te leggen, tekent hij een overeenkomst met de gemeente die niet vrijblijvend is. Als de inburgeraar zich niet houdt aan de afspraken uit de overeenkomst kan het college een bedrag van maximaal EUR 450,00 op de inburgeraar verhalen ter compensatie van de door de gemeente voor de inburgeraar gemaakte kosten.

Artikel 14 Intrekking

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.