Handhavingsstrategie Horeca

Geldend van 21-09-2011 t/m heden

Intitulé

Handhavingsstrategie Horeca

Handhavingstrategie Horeca

(collegebesluit van 30 augustus 2011)

Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende

HANDHAVINGSTRATEGIE Horeca

1.Omgevingsanalyse

1.1 Wat wordt gehandhaafd?

Utrecht kent als gemeente een groot aantal horecabedrijven. Daarnaast zijn er de supermarkten en slijterijen waar alcoholhoudende dranken worden verkocht. Deze bedrijven dienen zich te houden aan regels. De gemeente ziet erop toe of dit daadwerkelijk gebeurt en treedt in geval van overtreding op.

1.2 Wet- en regelgeving

Op horeca-inrichtingen waar alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, zijn de bepalingen van de Drank- en Horecawet van toepassing. Horecabedrijven dienen te beschikken over een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet; hetzelfde geldt voor slijterijen. Supermarkten mogen, behoudens sterke drank, zonder vergunning alcoholhoudende dranken verkopen (bier, wijn etc.), maar dienen zich daarbij wel aan de Drank- en Horecawet te houden.

Op grond van de Drank- en Horecawet kunnen maatregelen worden genomen tegen overtredingen van de wet of vergunningvoorwaarden. Burgemeester en wethouders zijn in beginsel het bevoegde bestuursorgaan.

Naast een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet, dient een horeca-inrichting waar alcohol wordt geschonken, te beschikken over een vergunning op grond van de Horecaverordening Utrecht 2004. Deze zogeheten exploitatievergunning is tevens nodig voor horeca-inrichtingen zonder alcohol.

Bij horeca-inrichtingen zonder alcohol gaat het vooral om horecagelegenheden die bedrijfsmatig of tegen vergoeding maaltijden, spijzen, consumptie-ijs en alcoholvrije dranken verstrekken. Deze regeling heeft als doel de bescherming van de openbare orde en van het woon- en leefklimaat. Het vormt daarmee een aanvulling op de regels in het kader van de Drank- en Horecawet.

De Horecaverordening geeft de bevoegdheid tot toezicht en handhaving in een strafbepaling (artikel 19). Op grond daarvan worden overtredingen van de verordening met straf bedreigd, evenals overtredingen van de voorschriften en beperkingen die voortvloeien uit de verordening.

Horeca-inrichtingen vallen onder de Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Voor diverse activiteiten in het bedrijf is een vergunning nodig of moet de activiteit worden gemeld. In het Activiteitenbesluit staan ondermeer voorschriften op het gebied van geluid, de afvoer van dampen en het lozen van afvalwater.

De locatie voor een Horeca-inrichting moet passen binnen het bestemmingsplan. Daarnaast is een omgevingsvergunning nodig om een horeca-inrichting te mogen bouwen of verbouwen.

1.3 Het handhavingsveld

Utrecht zet in op een goede balans tussen een bruisende stad met ruimte voor horeca en een stad waar mensen met plezier wonen en werken.

Utrecht kent een grote variëteit aan bedrijven waarop de hiervoor genoemde wetgeving van toepassing is. Het gaat hierbij om verschillende soorten inrichtingen waarbij de verschillende taakvelden gemengd van toepassing kunnen zijn. Om hierin overzicht te geven, is de volgende verdeling gehanteerd.

Horeca – verstrekking van dranken (al dan niet alcoholisch).

Hoofddoel is het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al

dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren.

  • *

    Cafés/bars.

  • *

    Koffie-/theehuizen.

De meeste horecabedrijven in deze categorie zijn geconcentreerd in het centrum van de stad. In de overige wijken zijn horecabedrijven langs belangrijke straten (Amsterdamsestraatweg, Biltstraat) of verspreid in de (woon)wijk te vinden.

Horeca – verstrekking van etenswaren/maaltijden, al dan niet voor consumptie ter plaatse.

  • *

    Hoofddoel is het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit verstrekking van (alcoholhoudende) dranken (restaurants, bistros, crêperies, lunchrooms).

  • *

    Hoofddoel is het verstrekking van (vooral kleine) etenswaren, al dan niet voor consumptie ter plaatse (snackbars, cafetaria's, grillrooms, fastfoodrestaurants, automatieken).

  • *

    Additionele horeca, te weten horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de ter plaatse toegestane hoofdfunctie, zoals een winkel, theater of school.

Horeca – ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dans.

Hoofddoel is het bedrijfsmatig ten gehore brengen van (al dan niet levende) muziek en het gelegenheid geven tot dans, al dan niet met verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren.

  • *

    Discotheken, bardancings.

  • *

    Zalen.

Evenementen

Hieronder vallen zowel de binnen- als buitenevenementen.

Horeca–terrassen

Het gaat hier om terrassen bij horecabedrijven.

Verkoop van alcoholhoudende dranken

Hieronder vallen de slijterijen, supermarkten, snackbars etc. waar alcoholhoudende dranken worden verkocht. Supermarkten, snackbars e.d. die geen sterke drank verkopen, mogen dit zonder vergunning doen. Verkoopt men sterke drank (slijterij), dan heeft men hiervoor een vergunning nodig. In alle gevallen dient men zich te houden aan de Drank- en Horecawet.

§Slijterijen, supermarkten, snackbars etc.

Bijzonderheden

De horecabedrijven waar alcohol geschonken wordt, zijn bedrijven die voor veel overlast kunnen zorgen. Dit risico zal toenemen naarmate deze bedrijven in concentraties (vooral in de binnenstad) voorkomen. De concentratie van dit soort bedrijven in de binnenstad zorgt ervoor dat deze overlast voornamelijk daar plaatsvindt. Daar staat tegenover dat bewoners van een relatief rustige woonwijk al snel overlast kunnen ervaren van een enkel café.

In de aandachtsgebieden levert de horeca ook overlast op. Uit eerdere handhavingszaken en onderzoek blijkt dat daar meer risico is op criminele activiteiten.

Verkoop van alcoholhoudende dranken in supermarkten, slijterijen, snackbars en dergelijke is alleen toegestaan wanneer deze niet ter plaatse worden genuttigd. Evenmin mogen in het bedrijf alcoholhoudende dranken worden aangeboden om ze ter plaatse te drinken, bijvoorbeeld tijdens een proeverij.

Het toezicht dat plaatsvindt in het kader van de hiervoor genoemde wetgeving, wordt gecombineerd met controles op het gebied van de domeinen Bedrijven en Brandveiligheid.

Deze controles zijn beperkt van aard en opgenomen in een checklist.

1.4 Risicoanalyse

De risicoanalyse vindt plaats aan de hand van de rekensom "risico = (negatief) effect x kans". Het is daarom van belang inzichtelijk te maken welke negatieve effecten kunnen optreden bij uitblijvend toezicht en hoe groot de kans is dat deze negatieve effecten optreden.

De risico's zijn per bedrijfstype berekend voor de domeinen Horeca, Milieu bedrijven en brandveiligheid. In een enkel geval is ook het domein Illegale bouw en gebruik meegewogen.

Effecten

Voor de onderscheiden branches zijn de mogelijk optredende (negatieve) effecten van

overtredingen als volgt benoemd:

  • 1.

    Gevaar voor de persoonlijke veiligheid en gezondheidLetsel, ziekte, al dan niet dodelijk; één of meerdere personen treffend. Letsel kan ontstaan door brand, ontploffing of ongeregeldheden (zowel in als in de directe omgeving van een horecabedrijf. Schade voor de gezondheid kan optreden door het doorschenken van alcoholhoudende dranken, het schenken of verkopen van alcoholhoudende dranken aan jongeren of als gevolg van gokverslaving.

  • 2.

    Schade aan gebouwen en milieuSchade aan (of verontreiniging van) bouwwerken, grond, water, lucht en natuur; geheel of gedeeltelijke onbruikbaar. Het gaat hierbij vooral om schade aan gebouwen die ontstaat door brand of explosie.

  • 3.

    Aantasting leefbaarheid, overlast en hinderOnbehagen, psychische klachten, lichamelijke klachten die optreden in de omgeving waar een probleem speelt. Daarbij valt te denken aan geluidoverlast, geuroverlast of wangedrag van aan horecabedrijven gerelateerde personen (bijv. bezoekers en personeel).

  • 4.

    Verslechtering van de ruimtelijke kwaliteitAantasting van de ruimtelijke kwaliteit, welstand, historische waarden en natuurschoon. Bij aantasting van de ruimtelijke kwaliteit gaat het veelal om illegaal gebruik. De aantasting van historisch waarden kan zowel gebouwen als gebieden betreffen.

  • 5.

    Verstoring van de openbare orde en criminaliteitMaatschappelijk ongewenst gedrag of criminaliteit. Het gaat hierbij om verstoring van de openbare orde in horecapanden of in de directe omgeving daarvan door aan horecabedrijven gerelateerde personen (bijv. bezoekers en personeel). Bij criminaliteit kan het gaan om mishandeling of verboden handel in horeca-inrichtingen (m.n. drugs).

  • 6.

    Verspilling energie en grondstoffen (duurzaamheid)Verhoogd en/of onnodig gebruik van energie en/of grondstoffen.

  • 7.

    Oneerlijke concurrentieAfname van het aantal woningen en oneerlijke of onevenwichtige verdeling van woonruimte, ongelijke winkeltijden en (financiële) schade door ongelijke kansen. Ongelijke kansen kunnen ontstaan door niet toegestane activiteiten in horeca-inrichtingen die ten koste gaan van andere inrichtingen.

Uitkomsten

De risico's (kans x effect) zijn voor de hiervoor opgesomde soorten inrichtingen per effectcategorie bepaald. Dit is gebeurd op basis van de volgende onderverdeling:

geen risico

groen

laag risico

geel

middelhoog risico

rood

hoog risico

De uitkomsten van de risicoanalyse zijn met de bovenstaande kleuren in bijlage 2 opgenomen.

2. Prioritering en doelen

2.1 Omschrijving

Het beschrijven van de prioriteiten in dit hoofdstuk is gebeurd vanuit risicogericht toezicht.

Dat wil zeggen dat de onderwerpen met de hoogste risico's ook de hoogste prioriteit krijgen. Naast deze meer technische onderbouwing van prioriteiten, worden de prioriteiten ook bepaald door politiek-bestuurlijke prioriteiten en landelijke en provinciale prioriteiten.

Bij de prioritering beperken we ons tot de prioriteiten die op basis van de omgevingsanalyse kunnen worden gesteld. Op basis van deze prioriteiten kan vervolgens jaarlijks, gecombineerd met de dan geldende bestuurlijke prioriteiten, een afweging worden gemaakt van de prioriteiten die voor dat jaar gaan gelden. Dit maakt het mogelijk de uiteindelijke prioritering af te stemmen op de dynamiek van tussentijdse wensen vanuit het gemeentebestuur.

2.2 Methodiek

De omgevingsanalyse, en dan met name de risicoanalyse, heeft aan de basis van de prioriteitsstelling gestaan.

De vertaling naar prioriteiten is gemaakt door de risicoscores om te zetten naar een drietal prioriteitsklassen die vervolgens weer leidend zullen zijn voor de toezichtstrategie.

De risicoscores zijn, zonder gebruik te maken van wegingsfactoren, als volgt over de drie prioriteitsklassen verdeeld:

Prioriteitsklasse

Risico

1

hoge prioriteit

hoog

rood

2

gemiddelde prioriteit

middelhoog

geel

3

lage prioriteit

laag

groen

De prioriteitsklassen en risico's zijn weergegeven in bijlage 2.

2.3 Doelen

In het algemeen geldt dat de handhaving tot doel heeft ervoor te zorgen dat de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (zie hoofdstuk 1) wordt nageleefd. Dit betekent uiteraard niet dat alles en iedereen aan deze regels wordt gehouden; de handhaving staat in het teken van keuzes. Wat willen we bereiken, wat gaan we ondernemen en welke inzet past daarbij? De in dit hoofdstuk genoemde doelstellingen geven, aangevuld met in de jaarlijkse handhavingsprogramma's op te nemen doelstellingen, antwoord op deze vragen.

Effectdoelstellingen

De met de handhaving na te streven doelen zijn in deze handhavingsstrategie allereerst beschreven als effectdoelstellingen, wat wil zeggen dat zij betrekking hebben op de gewenste kwaliteit van de fysieke woon- en leefomgeving. Zo wordt duidelijk wat uiteindelijk wordt nagestreefd met de naleving van de regelgeving.

Voor het beschrijven van de effectdoelstellingen is uitgegaan van de in bijlage 2 weergegeven geprioriteerde doelen. Deze zijn gericht op het bestrijden van de (negatieve) effecten die bepalend zijn voor hoge risicoscores en daarom een hoge prioriteit hebben.

De effectdoelstellingen zijn:

  • *

    het verbeteren van de veiligheid van personen en het verminderen van materiële schade door het terugdringen van geweld in en rond horecabedrijven en het (zoveel mogelijk) voorkomen van letsel door onvoldoende voorzieningen op het gebied van de fysieke (brand)veiligheid (met name voorzieningen ter beperking van het ontstaan en de voortplanting van brand, de voorzieningen ten behoeve van een veilige ontvluchting en een veilige opslag van gas- en koolzuurflessen);

  • *

    het terugdringen van aantasting van de openbare orde, zowel in de bedrijven als in de directe omgeving daarvan;

  • *

    het terugdringen van risico's voor de volksgezondheid, door onder andere drugsgebruik en (overmatig) gebruik van alcohol (vooral door jongeren) en gokverslaving (speelautomaten);

  • *

    het verbeteren van het woon- en leefklimaat door het terugdringen van overlast en hinder als gevolg van (muziek)geluid, stank en wangedrag van aan horecabedrijven gerelateerde personen (b.v. bezoekers en personeel);

  • *

    het leveren van een bijdrage aan het terugdringen van verstoring van de openbare orde en criminaliteit, zowel in horecabedrijven als in de directe omgeving daarvan;

  • *

    het tegengaan van oneerlijke concurrentie door ongeoorloofd gebruik van paracommerciële bedrijven en niet toegestane of te grote terrassen.

Prestatie- en inputdoelstellingen

De jaarlijkse programmering vindt plaats op basis van doelen in de vorm van te leveren prestaties of inzet die in concrete getallen zijn weergegeven. Deze doelstellingen worden geformuleerd vanuit de hiervoor opgesomde prestatiedoelstellingen.

Prestatiedoelstellingen

Deze hebben betrekking op de geleverde prestaties van de organisatie en worden uitgedrukt in het aantal uit te voeren controles. De prestatiedoelstellingen wisselen jaarlijks en worden om die reden opgenomen in de jaarlijkse handhavingsprogramma’s.

De planning van de controles is echter zodanig, dat alle bedrijven tenminste eens per vier jaar integraal worden gecontroleerd.

Inputdoelstellingen

Deze hebben betrekking op de inzet van de organisatie en worden uitgedrukt in het aantal uren, bijvoorbeeld voor surveillance c.q. het opsporen van illegale activiteiten. De inputdoelstellingen wisselen jaarlijks en worden daarom in de jaarlijkse handhavingsprogramma’s opgenomen.

De inzet van de uren vindt zodanig plaats, dat gemiddeld 30% van de beschikbare capaciteit in de nachtelijke uren wordt ingezet.

3. Strategie inzet instrumenten

3.1 Omschrijving

Het algehele doel van toezicht en handhaving is het realiseren van normconform gedrag, ofwel dat de gestelde regels en voorschriften worden nageleefd. Om dat doel te bereiken, heeft het college verschillende instrumenten ter beschikking.

De toepassing van deze instrumenten is gebaseerd op de Utrechtse Handhavingsmix die vier hoofdgroepen onderscheid, waarbinnen de instrumenten te plaatsen zijn. Het gaat hier om achtereenvolgens informeren, verleiden, afspreken en sanctioneren.

"sell"

Focus op

Verleiden

Mensen proberen te bewegen om zich aan de regels te houden

Informeren

Vertellen welke regels er zijn, voor wie en waarom

Focus op

mensen

Afspreken

Afspraken maken met (individuele) partijen om bijvoorbeeld sanctioneren te voorkomen

Sanctioneren

Alle maatregelen die de gemeente ter beschikking staan om ongewenst gedrag te bestraffen

regels

"tell

De Utrechtse Handhavingsmix

3.2 Redenen om niet na te leven, tafel van 11

Een effectieve inzet van instrumenten wordt gerealiseerd door ze te koppelen aan de

redenen van niet naleven van regels binnen de doelgroep. Dit betekent dat de eerste stap

bestaat uit een doelgroepanalyse op dit punt. Deze analyse kan worden gebaseerd op de

zogenoemde tafel van 11, waarin de onderstaande elf mogelijke redenen van niet naleven

van regels zijn onderscheiden.

  • 1.

    Gebrekkige kennis van de regels

  • 2.

    Kosten wegen niet op tegen de baten

  • 3.

    Mate van acceptatie

  • 4.

    Normgetrouwheid van de doelgroep

  • 5.

    Gebrek aan informele/maatschappelijke controle

  • 6.

    Kans op een informele melding

  • 7.

    Kans op controle

  • 8.

    Kans om gesnapt te worden (detectie)

  • 9.

    Selectie

  • 10.

    Kans op een sanctie

  • 11.

    Hoogte van de sanctie

De redenen tot niet naleving in de diverse bedrijven zijn weergegeven in bijlage 3.

3.3 Inzet instrumenten

Uitgaande van de Utrechtse handhavingsmix en rekening houdend met de hiervoor genoemde redenen tot niet naleving, zijn bij de handhaving Horeca de volgende instrumenten inzetbaar:

Instrumenten

Criteria voor toepassing

Informeren

Educatief (gericht op kennis doelgroep t.a.v. regelgeving)

De doelgroep is niet bekend met de regels, weet niet welk doel de regels dienen of begrijpen de regels zelf niet (complexiteit van de regels).

Waarschuwend (gericht op sanctiebeleid en pakkans)

De doelgroep is geneigd de regels te overtreden en onderschat het sanctiebeleid en/of de kans dat de overtreding door de gemeente wordt geconstateerd.

Normatief (appel op sociale norm)

De doelgroep is gevoelig voor een sociale norm binnen die groep.

Verleiden

Minder controle bij goed naleefgedrag

De doelgroep ervaart controles als een hoge last.

Adviseren bij uitvoering regelgeving

De doelgroep heeft wel de wil om de regels na te leven, maar is hiertoe niet in staat vanwege bijvoorbeeld kennisgebrek.

Afspreken

Naar aanleiding van controles afspraken (inhoudelijk en procedureel)

De doelgroep is geneigd tot het maken en nakomen van afspraken over beëindigen van overtredingen en het voorkomen van nieuwe overtredingen.

Sanctioneren

Bestuurlijke sancties (b.v. last onder dwang- som, last onder bestuursdwang, intrekken vergunning, sluiting)

Sanctioneren, na niet nakomen van afspraken of direct bij ernstige overtredingen, recidive, aanwijzingen dat afspraken maken zinloos is etc.

Bestuurlijke strafbeschikking

Er is sprake van ongewenste situaties waarbij een financiële prikkel preventief kan werken.

4. Toezichtstrategie

4.1 Omschrijving en doel

In de toezichtstrategie is vastgelegd welke vormen van toezicht worden onderscheiden en wat de basiswerkwijze daarbij is. Het gaat hierbij om het observeren en constateren van het wel of niet voldoen aan de regels.

Het toezicht wordt onderscheiden in actief toezicht en passief toezicht. Actief toezicht vindt planmatig plaats en komt tot uiting in routinematig toezicht en projectmatig toezicht.

Passief toezicht vindt plaats naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten en handhavingsverzoeken. Deze kunnen van zowel burgers als organisaties of overheidsinstanties afkomstig zijn.

De toezichtstrategie geeft helderheid in de verschillende toezichtsvormen die bij de handhaving Horeca worden toegepast. Daarbij wordt tevens eenduidigheid in de basiswerkwijze per toezichtsvorm aangebracht.

De aantallen controles op jaarbasis, verdeeld over de diverse vormen van toezicht, zijn variabel en worden daarom jaarlijkse in het handhavingsprogramma opgenomen.

4.2 Vormen van toezicht

Om effectief te werk te gaan, is het nodig om verschillende vormen van toezicht te hanteren.

Het toezicht wordt gedifferentieerd en gecombineerd uitgevoerd, onder andere op grond van kenmerken van de onder toezicht staande locatie en de handhavinghistorie. De controlebezoeken kunnen aangekondigd en onaangekondigd plaatsvinden.

Binnen de handhaving Horeca worden de onderstaande vormen van toezicht toegepast. Per toezichtmethode is aangegeven of deze het meest geschikt zijn voor locatiegericht (gerichte inspecties van vooraf bekende locaties) of gebiedsgericht (toezicht in een bepaald gebied) toezicht.

1.Actief toezicht

Routinematig toezicht

(locatiegericht)

Systematische controles van bedrijven/objecten die periodiek plaatsvinden

Volledig

Integrale controle van alle aspecten tot op detailniveau

Selectief

Controle van specifieke thema's of aspecten

Steekproefsgewijs

Controle aan de hand van (a-)selecte steekproeven

Toezicht op tijdelijke activiteiten

(locatiegericht)

Toezicht op activiteiten met een tijdelijk karakter, met name evenementen

Selectief

Controle van specifieke thema's of aspecten

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

Steekproefsgewijs

Controle aan de hand van (a-)selecte steekproeven

Projectmatig toezicht

(gebiedsgericht)

Toezicht dat zich richt op een specifiek thema, branche of gebied en een projectmatige aanpak vergt. De basis voor de keuze van projectmatige aanpak kan liggen in landelijke en/of regionale thema's, zaken die in een bepaald gebied of binnen een bepaalde branche spelen.

Surveillance/schouw

(gebiedsgericht)

Gebiedsgericht toezicht op direct opvallende zaken tijdens een algemene toezicht ronde

2. Passief toezicht

4.3 Controlefrequentie

De frequentie van de controles in het kader van het routinematige toezicht, verschilt per bedrijf. De achterliggende gedachte hierbij is dat bedrijven met een hoger risico (kans op overtredingen en nadelige gevolgen) frequenter worden gecontroleerd, waardoor de beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk wordt ingezet.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een piramide waarin de horecabedrijven worden geplaatst. De controlefrequentie neemt toe naarmate een bedrijf zich hoger in deze piramide bevindt.

De plaats in de piramide wordt bepaald door een puntensysteem dat aan elk bedrijf een score toekent. De score wordt, afhankelijk van een drietal criteria en een mogelijke bonus, als volgt bepaald.

1.Prioritering

De score wordt, afhankelijk van het type bedrijf, bepaald aan de hand van de risicoanalyse. De risicoanalyse is opgenomen in bijlage 2.

Geen prioriteit: 1 punt.

Lage prioriteit: 2 punten.

Gemiddelde prioriteit: 3 punten.

Hoge prioriteit: 4 punten.

2.Gebied

De score hangt af van het gebied waarin het bedrijf is gevestigd.

Het gebied buiten de singels waar zich slechts enkele bedrijven met een beperkte aanloop bevinden: 1 punt.

Gebieden buiten de singels waar zich bedrijven met een meer dan beperkte aanloop bevinden: 2 punten.

De binnenstad en gelijksoortige gebieden: 3 punten.

Gebieden binnen de bestuurlijke aanpak dan wel gebieden die hiervoor door kunnen gaan: 4 punten.

3.Gedrag

De score neemt toe met het aantal en de ernst van overtredingen en het aantal klachten.De score neemt af naarmate de ondernemer zich inspant om overlast te voorkomen.

Goede onderneming: 1 punt.

Redelijke onderneming: 2 punten.

Matige onderneming: 3 punten.|

Slechte onderneming: 4 punten.

4.Bonus

Bedrijven die geen overlast veroorzaken en de regels altijd goed naleven, komen inaanmerking voor een bonus. Dat wil zeggen dat van de score van zo'n bedrijf 2 puntenworden afgetrokken. Hiermee wordt voorkomen dat als zeer goed bekend staandebedrijven onnodig vaak worden gecontroleerd, omdat ze in een risicovol gebied liggen of tot een hoog geprioriteerd bedrijfstype behoren.

De scores op grond van bovenstaande criteria worden bij elkaar opgeteld, hetgeen resulteert tot een totaalscore en plaatsing in één van de onderstaande categorieën.

  • -

    Meer dan 10 punten: bedrijf wordt vaak gecontroleerd

  • -

    9/10 punten bedrijf wordt frequent gecontroleerd

  • -

    7/8 punten bedrijf wordt regelmatig gecontroleerd

  • -

    5/6 punten bedrijf wordt af en toe gecontroleerd

  • -

    Minder dan 5 punten bedrijf wordt nauwelijks gecontroleerd.

4.4 Verscherpt toezicht

Horecabedrijven komen onder verscherpt toezicht te staan wanneer een handhavingstraject is ingegaan (b.v. constateringsbrief of handhavingsbesluit). Het gevolg hiervan is dat deze bedrijven, binnen de verjaringstermijn, bewust extra worden gecontroleerd op de begane overtreding.

5. Sanctie- en gedoogstrategie

De "Handreiking handhavingsstrategie openbare en bebouwde ruimte" (hierna: Handreiking) vormt de basis voor deze sanctie- en gedoogstrategie1. Op een aantal punten is deze standaard strategie aangepast om aan het specifieke karakter van horecahandhaving tegemoet te komen. Deze afwijkingen zijn hieronder opgenomen, voor het overige wordt verwezen naar de Handreiking.

1 Deze strategie is een uitwerking van de visie "Keuzes in de handhaving:, die op 9 december 2008 werd vastgesteld. De handreiking zelf is door het college vastgesteld op 2 februari 2010

5.1 Passende reactie

Na het constateren van een overtreding, wordt in principe het zogenoemde tweestappenplan gehanteerd. Dit bestaat uit de stappen waarschuwen en sanctioneren, het tweestappenplan is verder uitgewerkt in de Handreiking.

Als er sprake is van spoedeisend belang, volgt er geen waarschuwing en wordt er direct

opgetreden. Er is in ieder geval sprake van spoedeisendheid:

  • *

    bij dreigende onomkeerbaarheid;

  • *

    bij levensgevaar;

  • *

    wanneer de betreffende wet direct optreden vereist;

  • *

    bij extreem economisch voordeel voor de overtreder;

  • *

    bij gevaar voor de openbare orde en veiligheid;

  • *

    bij grove aantasting van de woon- en leefomgeving.

In geval van recidive, wordt strenger gesanctioneerd. Hierbij wordt een vaste verjaringstermijn per overtreding gehanteerd, deze termijn gaat lopen na constatering van de laatste overtreding. Afhankelijk van de overtreding kleeft de termijn aan de vergunning of de betrokken leidinggevende.

Het kan voorkomen dat voor bepaalde feiten meerdere sancties mogelijk zijn. In die gevallen gaat de zwaarste bestuurlijke sanctie voor en wordt deze in ieder geval opgelegd. Daarbij kunnen meerdere, lichtere sancties worden opgelegd. Het stapelen van sancties is, behoudens enkele wettelijke uitzonderingen, toegestaan.

Als sprake is van bijzondere omstandigheden, kan afgeweken worden van het tweestappenplan. De sanctie die het beste past om het gestelde doel te bereiken wordt toegepast. Zo kan bijvoorbeeld een tweede waarschuwing gegeven worden of het geven van een eerste waarschuwing achterwege gelaten worden. Het doel van de handhavingsstrategie is immers het komen tot naleefgedrag. In sommige gevallen kan een (kleine) afwijking van het stappenplan leiden tot een beter resultaat, namelijk het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van toekomstige overtredingen.

Hierbij moet ook gedacht worden aan die gevallen waarin de omstandigheden van het geval de situatie bijzonder urgent dan wel in het geheel niet urgent maken. Zo kunnen argumenten als veiligheid of omstandigheden als grote drukte een afwijking van deze strategie noodzakelijk maken. Aan afwijkingen gaat een goede belangenafweging vooraf en is in het bijzonder oog voor proportionaliteit. Elke afwijking wordt gemotiveerd.

De basiswerkwijze van het tweestappenplan voor horeca-instellingen is als volgt:

Geconstateerde overtreding

Spoedeisend?

nee

Urgentie omstandigheden overtreding/proportionaliteit?

nee

Waarschuwing

Verscherpt toezicht

Herhaling?

nee

Verjaringstermijn verscherpt toezicht

ja

ja

ja

Sanctie

Verscherpt toezicht

Herhaling?

Herhaling?

nee

Verjaringstermijn verscherpt toezicht

ja

Sanctie

5.2 Gemeentelijke inrichtingen

Als de gemeente Utrecht zelf vergunninghouder is, of anderszins is betrokken bij een horecaonderneming waarbij een overtreding wordt geconstateerd, wordt terstond een waarschuwing gegeven en volgt intern overleg met de betrokken afdeling. Als het interne overleg niet effectief blijkt, volgt een sanctie volgens de strategie zoals die is vastgelegd in de "Handreiking handhavingsstrategie openbare en bebouwde ruimte".

5.3 Gedoogstrategie

Het uitgangspunt is dat alle overtredingen van wet- en regelgeving door middel van handhaving tot beëindiging worden gebracht. Er wordt in de gemeente Utrecht niet gedoogd. Echter, soms is er sprake van zeer bijzondere omstandigheden en dan kan het noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn, dat van bestuursrechtelijk handhavend optreden wordt afgezien.

6. Evaluatie

Op basis van deze handhavingsstrategie wordt jaarlijks een handhavingsprogramma opgesteld. Hierin worden de uitgangspunten van de strategie vertaald naar een concrete invulling en de inzet voor het komende jaar vastgelegd. Het programma is de basis voor de jaarlijkse evaluatie van het handhavingsbeleid Horeca. Daarnaast wordt gekeken of de uitgevoerde werkzaamheden zijn uitgevoerd binnen het in de begroting beschikbaar gestelde budget.

De evaluatie vindt jaarlijks plaats, dit in verband met het jaarverslag over de handhaving in het afgelopen jaar en het opstellen van het handhavingsprogamma voor het komende jaar.

Deze wijze van evalueren is conform de handreiking.

7. Overgangsbepaling

Deze handhavingstragie vervangt de handhavingstrategie Horeca deel II van het 'Beleid handhaving en vergunningen horeca' (waarin de toezicht- en sanctiestrategie zijn uitwerkt). Deel I van het genoemde beleidsstuk gaat over de vergunningverlening en blijft onverkort van kracht.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in zijn vergadering van 30 augustus 2011

De secretaris, De burgemeester,

Mr. M.R. Schurink Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 13 september 2011.

Deze beleidsregel treedt in werking op 21 september 2011.

BIJLAGEN BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2011, NR. 55

Bijlage 1 Overzicht sancties

In beginsel wordt het tweestappenplan gevolgd, conform de 'Handreiking handhavingsstrategie openbare en bebouwde ruimte'. Dat wil zeggen dat er in principe eerst een waarschuwing wordt gegeven, daarna volgt een passende sanctie. Sommige overtredingen worden echter zo ernstig geacht, dat er geen waarschuwing vooraf wordt gegeven.

Hieronder geven wij een niet-limitatieve opsomming van verschillende overtredingen en het daarbij behorende stappenplan van waarschuwingen en sancties. Zodra een overtreding wordt geconstateerd, wordt de eerste stap gezet. De verjaringstermijn gaat dan lopen. Als binnen de looptijd van deze termijn, voor de tweede keer eenzelfde overtreding wordt geconstateerd, dan wordt de sanctie onder stap 2 toegepast. De verjaringstermijn gaat dan opnieuw lopen. Zo wordt telkens een zwaardere sanctie opgelegd, tot dat naleefgedrag wordt bereikt.

Er kan afgeweken worden van onderstaande sanctiestrategie. Dat kan ten eerste in spoedeisende gevallen, waarbij direct wordt opgetreden en de waarschuwing achterwege wordt gelaten. Ten tweede kan ook bij uitzonderlijke gevallen afgeweken worden van de sanctiestrategie. De sanctie moet immers altijd proportioneel zijn. Het primaire doel is het komen tot naleefgedrag, dat wil zeggen dat de overtreding beëindigd, wordt en herhaling wordt voorkomen. In uitzonderingsgevallen kan dit beter bereikt worden door af te wijken van onderstaande strategie.

Elke afwijking wordt gemotiveerd.

1. Exploitatie zonder benodigde horecavergunning(en)/illegale exploitatie

1

Sluiting op straffe van een last onder dwangsom

Exploiteren zonder vergunning is niet toegestaan (art. 3 DHW, art. 2, eerste lid HV) zolang er (nog) geen vergunning is verleend, dient de horeca-inrichting gesloten te zijn. Er is in ieder geval sprake van illegale exploitatie bij:

∙starten met exploitatie terwijl er (nog) geen vergunning is;

∙exploiteren terwijl de vergunning(en) is/zijn ingetrokken;

∙exploiteren terwijl de vergunning(en) is/zijn geweigerd;

∙exploiteren terwijl de aard van het horecabedrijf is gewijzigd en hiervoor nog geen vergunning is verleend;

∙alcohol verstrekken in een alcoholvrij horecabedrijf;

∙exploiteren nadat de exploitatievergunning is vervallen.

Als er sprake is van illegale exploitatie, wordt een last onder dwangsom opgelegd. De hoogte en frequentie van de dwangsom moeten proportioneel zijn en wordt bepaald op basis van onder andere genoten economisch voordeel en de ernst van de situatie.

Er wordt in deze gevallen géén waarschuwing gegeven.

2. Exploitatie terras zonder benodigde vergunning(en)

1

Waarschuwing

2

Last onder dwangsom

3

Tijdelijke sluiting van de inrichting voor twee weken (art. 13, eerste lid, onder b HV)

4

Intrekken vergunning;

de intrekking geldt voor het gehele horecabedrijf (art. 11, tweede lid , onder a HV)

Er wordt geen aparte vergunning voor een terras verleend. Als de exploitatie van een terras wordt toegestaan, wordt dit opgenomen in de DHW en/of HV vergunning. Exploitatie van een terras, zonder dat dit is opgenomen in de vergunning(en), is niet toegestaan (art. 3 DHW, art. 2 HV).

Als een terras wordt geëxploiteerd zonder de hiervoor benodigde vergunningen, wordt in beginsel een last onder dwangsom opgelegd. De hoogte en frequentie van de dwangsom moet proportioneel zijn en wordt bepaald op basis van onder andere genoten economisch voordeel en de ernst van de situatie.

Als er in het geheel geen DHW en/of HV vergunning is, wordt het stappenplan voor illegale exploitatie gevolgd.

Verjaringstermijn: twee jaar

3. Overtreding van voorschriften terras, voor zover niet elders vermeld

1

Waarschuwing

2

Tijdelijke sluiting van het terras voor een week (art. 13, eerste lid, onder b HV)

3

Tijdelijke sluiting van het terras voor vier weken (art. 13, eerste lid, onder b HV)

4

Intrekken vergunning;

de intrekking geldt voor het gehele horecabedrijf (art. 11, tweede lid, onder a HV)

Er kunnen in de vergunning(en) specifieke voorwaarden ten aanzien van het terras worden gesteld (art. 3, tweede lid HV). Het terras wordt geëxploiteerd met in achtneming van deze voorschriften, overtreding ervan is niet toegestaan. Hierbij gaat het onder andere om het overschrijden van de vergunde afmetingen van het terras of het verstrekken van eet- en drinkwaren aan publiek buiten het terras.

Verjaringstermijn: twee jaar

4. Exploitatie in strijd met nadere voorschriften

1

Waarschuwing

2

Last onder dwangsom

3

Tijdelijke sluiting voor twee weken (art. 13, eerste lid, onder b HV)

4

Intrekken vergunning (art. 11, tweede lid, onder a HV)

Nadere voorschriften worden gesteld bij het verlenen van de vergunning (art. 3, eerste en tweede lid HV) of als sanctiemaatregel (art. 3, derde lid HV). Voorbeelden zijn het opleggen van sluitingstijden (art. 12, zesde lid HV) of de verplichting specifieke maatregelen te nemen om overlast te voorkomen (art. 3, derde lid HV). Het is niet toegestaan om de horeca-inrichting te exploiteren in strijd met de gestelde nadere voorschriften (art. 3, vierde lid HV)

In beginsel wordt bij exploitatie in strijd met de geldende nadere voorschriften een last onder dwangsom opgelegd. De hoogte en frequentie van de dwangsom moet proportioneel zijn en wordt bepaald op basis van onder andere genoten economisch voordeel en de ernst van de situatie.

Verjaringstermijn: één jaar

5. Ontbreken op vergunning vermelde leidinggevende, terwijl horecabedrijf geopend is voor publiek

1

Waarschuwing

2

Last onder dwangsom

3

Intrekken vergunning;

waarbij, indien de afwezige leidinggevende niet de vergunninghouder is, één maand moet zijn vestreken tussen de mededeling van het voornemen tot intrekking en de daadwerkelijke intrekking

Het is niet toegestaan een horecabedrijf geopend te hebben voor het publiek, terwijl er geen op de vergunning vermelde leidinggevende aanwezig is (art. 24, eerste lid DHW, art. 14 HV).

In beginsel wordt bij deze overtreding een last onder dwangsom opgelegd. De hoogte en frequentie van de dwangsom moet proportioneel zijn en wordt bepaald op basis van onder andere genoten economisch voordeel en de ernst van de situatie.

Verjaringstermijn: één jaar

6. Leidinggevende verkeert onder invloed

1

Waarschuwing

2

Intrekken vergunning;

waarbij, indien de betreffende leidinggevende niet de vergunninghouder is, één maand moet zijn verstreken tussen de waarschuwing en de daadwerkelijke intrekking (art. 8, tweede lid, onder b jo. art. 31, eerste lid, onder b jo. 4 DHW, art. 8, eerste lid, onder b jo. art. 11, eerste lid, onder b HV)

of

de betreffende leidinggevende, niet zijnde vergunninghouder, wordt op verzoek van de vergunninghouder van de vergunning verwijderd en is niet langer werkzaam als leidinggevende

Er gelden bijzondere eisen met betrekking tot het levensgedrag van de leidinggevende(n) (art. 8, tweede lid, onder b DHW, art. 8, eerste lid, onder 2 HV). De DHW stelt daarnaast bijzondere eisen ten aanzien van zedelijk gedrag (art. 8, derde lid DHW) van de leidinggevenden. In dat kader is het is niet acceptabel dat een leidinggevende onder invloed van alcohol of psychotrope stoffen verkeert. Temeer omdat de leidinggevende(n) juist de bezoekers van de horeca-inrichting moeten kunnen aanspreken op hun gedrag.

Bij het geven van de waarschuwing wordt de leidinggevende die onder invloed verkeert, verzocht zijn werkzaamheden neer te leggen. De horeca-inrichting kan niet geopend zijn als er geen leidinggevende aanwezig is. Dat wil zeggen dat, als er geen vervanging is voor de betreffende leidinggevende, de horeca-inrichting voor dat moment zal moeten sluiten.

Als wordt geconstateerd dat de leidinggevende onder invloed verkeert, terwijl deze aanwezig is in het horecabedrijf, wordt in beginsel overgegaan tot intrekking van de vergunning. Als er meerdere leidinggevenden zijn, kan worden volstaan met het afschrijven van de leidinggevende van de vergunning. Dit kan alleen als de leidinggevende niet tevens de vergunninghouder van de zaak is. Verjaringstermijn: één jaar

7. Doorschenken en aanwezigheid dronken of onder invloed van psychotrope stoffen verkerende personen

1

Waarschuwing

2

Tijdelijke sluiting van twee weken (art. 13, tweede lid HV)

3

Intrekken vergunning (art. 31, tweede lid, onder b DHW, art. 11, eerste lid, onder c HV)

Het is verboden om alcohol te schenken aan personen die kennelijk dronken zijn (art. 252, eerste lid sub 1 WSr). Het is niet toegestaan dronken personen aanwezig te laten zijn in de horeca-inrichting of op het terras (art. 20, zevende lid DHW). Als aangenomen kan worden dat alcoholverstrekking zal leiden tot verstoring van openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, dan is alcoholverstrekking verboden (art. 21 DHW).

Bij het geven van de waarschuwing wordt de leidinggevende die doorschenkt, verzocht zijn werkzaamheden neer te leggen. De horeca-inrichting kan niet geopend zijn als er geen leidinggevende aanwezig is. Dat wil zeggen dat als er geen vervanging is voor de betreffende leidinggevende, de horeca-inrichting voor dat moment zal moeten sluiten.

Bij het besluit om tot tijdelijke sluiting dan wel intrekking van de vergunning over te gaan, wordt de klantenkring en ruimtelijke uitstraling van de horeca-inrichting in acht genomen.

Verjaringstermijn: één jaar

8. Verstrekking alcohol aan jeugdigen

1

Opmaken boeterapport

2

Tijdelijke sluiting voor vier weken (art. 13, tweede lid HV )

3

Intrekken vergunning (art. 31, tweede lid, onder b DHW, art. 11, eerste lid, onder c HV)

Voor detailhandel waar zwakalcoholische drank wordt verkocht, geldt alleen stap 1. Ten aanzien van slijterijen zijn alleen stap 1 en 3 van toepassing. In het kader van de decentralisatie van de toezichtstaken van de VWA, zal voor supermarkten en slijterijen een apart beleidskader vastgesteld worden.

Het is verboden alcohol te verstrekken aan jongeren onder de 16 jaar en sterke drank aan jongeren onder de 18 jaar (art. 20, eerste en tweede lid DHW). Daarnaast is het verboden om jongeren onder de 16 jaar dronken te voeren (art. 252, eerste lid 1, sub 2 WSr).

Het opmaken van een boeterapport is momenteel mogelijk in het kader van de pilot Toezicht Drank- en horecawet door gemeenten. Met de nieuwe DHW wordt deze bevoegdheid wellicht definitief.

Verjaringstermijn: één jaar

9 Leidinggevenden voldoen niet (meer) aan de moraliteitseisen (eisen ten aanzien van levensgedrag of zedelijk gedrag)

1

Intrekken vergunning (art. 31, eerste lid, onder b DHW, art. 11, eerste lid, onder b of c HV)

Leidinggevenden moeten voldoen aan vereisten die gesteld worden aan hun levensgedrag en zedelijk gedrag (art. 8, tweede en derde lid DHW, art. 8, eerste lid onder b HV) Als hier niet aan wordt voldaan, wordt de vergunning geweigerd of als deze al is verleend, ingetrokken. De gemeente heeft hierbij geen beleidsvrijheid. De leidinggevende komt vervolgens de komende vijf jaar niet meer in aanmerking voor een vergunning. De tijd die een leidinggevende in detentie heeft doorgebracht, telt niet mee voor deze termijn.

Eventueel wordt de vergunning ingetrokken met in achtneming van de termijn zoals genoemd in art. 31, vierde lid DHW.

Discriminatie

Wanneer wordt geconstateerd dat sprake is van discriminatie, dan kan dit tot gevolg hebben dat niet langer wordt voldaan aan de moraliteitseisen (art. 4, eerste lid, onder c Besluit eisen zedelijk gedrag DHW 1999). In dat geval treedt bovengenoemd stappenplan in werking. Daarnaast kan discriminatie de oorzaak zijn van openbare orde problemen. In die gevallen kan dit leiden tot het intrekken van de vergunningen.

10. Overlast

1

Waarschuwen

2a

Tijdelijke sluiting van twee weken en/of (art. 13 lid 2 HV)

2b

Opleggen nader voorschrift ¹ (art. 3 lid 3 HV)

3

Tijdelijke sluiting van vier weken (art. 13 lid 2 HV)

4

Intrekken vergunning (art. 31 lid 2 onder b DHW, art. 11 lid 1 onder c HV)

¹ Een nader voorschrift kan bijvoorbeeld het opleggen van een sluitingsuur inhouden.

Overlast voor de woon- en leefomgeving van het horecabedrijf moet zoveel mogelijk voorkomen worden. De horecaondernemer is primair verantwoordelijk voor eventuele overlast in de omgeving van het horecabedrijf. Het convenant "Veilig Uitgaan Binnenstad Utrecht" biedt de horecaondernemer handvaten om overlast en openbare ordeproblemen te voorkomen.

Als melding wordt gedaan van overlast, is het belangrijk om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de feitelijke situatie en gebeurtenissen:

-het moet in ieder geval duidelijk zijn dat de gemelde omstandigheden inderdaad als overlast gekwalificeerd kunnen worden.

-De feiten, zoals die worden gemeld, moeten te herleiden zijn naar het horecabedrijf.

-De overlast moet objectiveerbaar zijn, dat wil zeggen dat gemiddeld genomen eenieder een bepaald feit als overlast zou bestempelen. De subjectieve beleving van één individu is onvoldoende om van overlast te kunnen spreken.

Hierbij is het belangrijk om onderscheid te maken tussen overlast en gevolgen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht van een horecabedrijf, zoals bijvoorbeeld het komen en gaan van bezoekers.

Bij de intrekking van de vergunning kan bepaald worden dat gedurende zes maanden of, bij verwijtbaarheid van de ondernemer, één jaar geen nieuwe vergunning wordt verstrekt ten behoeve van het specifieke horecapand.

Deze sanctie komt in aanmerking voor 'erfelijke belasting', de opgelegde maatregel wordt ook verbonden aan de vergunning van een nieuwe exploitant. Hiermee wordt beoogd de belangen van de omgeving rondom het horecabedrijf te beschermen. Gezien de negatieve effecten voor de omgeving, zal de belangenafweging in het voordeel van de buurt uitvallen. De maatregelen kunnen worden versoepeld als blijkt dat het horecabedrijf van de nieuwe exploitant geen overlast veroorzaakt en/of geen gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid.

Verjaringstermijn: één jaar

11. Lichte geweldsincidenten

1.

Gesprek

2.

Aanbeveling tot verbetering

3.

Tijdelijke sluiting van twee weken (art. 13, tweede lid HV)

4.

Tijdelijke sluiting van vier weken (art. 13, tweede lid HV)

5.

Intrekken vergunning (art. 31, eerste lid, onder d DHW, art. 11, eerste lid, onder e of f HV)

In en nabij een horecabedrijf kunnen geweldsincidenten voorvallen. Het kan gaan om bijvoorbeeld een handgemeen of ongewenste intimiteiten.

Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen al dan niet verwijtbaar optreden van de horecaondernemer. Was er bijvoorbeeld onvoldoende toezicht, is er een onduidelijk of discriminerend deurbeleid en zijn bijvoorbeeld de personeelsleden niet goed geïnstrueerd. Als een horecaondernemer alle maatregelen heeft genomen om geweldsincidenten en openbare ordeproblemen te voorkomen, dan zal een incident minder zwaar worden aangerekend. Zijn er daarentegen onvoldoende maatregelen genomen en is het derhalve de ondernemer te verwijten dat zich incidenten voordoen, zal de sanctie zwaarder zijn. Daarnaast zal de sanctie ook zwaarder zijn als de ondernemer zelf geweld pleegt of bijdraagt aan escalatie waardoor het geweldsincident voorvalt.

Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen de horecaondernemer die adequaat optreedt en de ondernemer die niet adequaat ingrijpt. De ondernemer die direct maatregelen neemt en correct reageert op het voorval, zal het incident minder zwaar worden aangerekend dan een ondernemer die niet ingrijpt.

In navolging op een geweldsincident, wordt er altijd een gesprek gevoerd met de horecaondernemer. Tijdens dit gesprek wordt bepaald of de ondernemer verwijtbaar heeft gehandeld en of er adequaat is opgetreden. Op basis van dit gesprek wordt de sanctie bepaald. Het gesprek wordt altijd gedocumenteerd.

Alleen in die gevallen dat de horecaondernemer niet verwijtbaar is en daarnaast ook adequaat heeft gehandeld, is stap 2 van toepassing.

Als er sprake is van een patroon van geweldsincidenten en de klantenkring van de inrichting zodanig is, dat herhaling van de geweldsincidenten te verwachten is, wordt overgegaan tot stap 4 en bij herhaling stap 5. Het gaat erom of de aanwezigheid van het bedrijf gevaar voor orde en veiligheid oplevert.

Bij de intrekking van de vergunning kan bepaald worden dat gedurende zes maanden of, bij verwijtbaarheid van de ondernemer, één jaar geen nieuwe vergunning wordt verstrekt ten behoeve van het specifieke horecapand.

Deze sanctie komt in aanmerking voor 'erfelijke belasting', de opgelegde sanctie wordt ook verbonden aan de vergunning van een nieuwe exploitant. Hiermee wordt beoogd de belangen van de omgeving rondom het horecabedrijf te beschermen. Gezien de negatieve effecten voor de omgeving, zal de belangenafweging in het voordeel van de buurt uitvallen. De sancties kunnen worden versoepeld als blijkt dat het horecabedrijf van de nieuwe exploitant geen overlast veroorzaakt en/of geen gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid.

Verjaringstermijn: één jaar

12. Ernstige geweldsincidenten

1

Sluiting van de inrichting (art.174, tweede lid Gw) en/of

2

Intrekken vergunning (art. 31, eerste lid, onder d DHW, art. 11, eerste lid, onder e of f HV)

Bij ernstige geweldsincidenten wordt strenger opgetreden. Hierbij wordt het onderscheid tussen een geweldsincident en een ernstig geweldsincident gemaakt door naar de volgende indicatoren te kijken:

-de aanleiding van het incident;

-duur en intensiteit van het geweld;

-voorbedachte rade van de daders;

-al dan niet recidive;

-(vuur)wapengebruik en

-zwaarte van het eventuele letsel.

-uitstraling op omgeving

Een aantal gevallen wordt altijd als ernstig beschouwd:

-incidenten waarbij gebruik is gemaakt van een of meer (vuur)wapens;

-incidenten waarbij één of meer dodelijke slachtoffer(s) is/zijn gevallen;

-incidenten waarbij één of meer slachtoffer(s) ernstig gewond is/zijn geraakt;

-grootschalige vechtpartijen al dan niet met slachtoffer(s);

-ernstige zedendelicten, zoals verkrachting;

-toediening van bedwelmende middelen, zoals GHB

-geweld tegen hulpverleners/personen die een publieke taak uitvoeren.

In die gevallen wordt in beginsel een bevel tot sluiting van het horecabedrijf gegeven op grond van art. 174, tweede lid Gw. Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd. Een dergelijk sluitingsbevel kan slechts tijdelijk worden opgelegd, voor een kortdurende periode, om de openbare orde te handhaven. Er wordt géén waarschuwing vooraf gegeven.

Hierna volgt zo spoedig mogelijk een gesprek met de horecaondernemer, waarbij wordt beoordeeld of nadere maatregelen nodig zijn.

Bij de intrekking van de vergunning kan bepaald worden dat gedurende zes maanden of, bij verwijtbaarheid van de ondernemer, één jaar geen nieuwe vergunning wordt verstrekt ten behoeve van het specifieke horecapand.

Deze sanctie komt in aanmerking voor 'erfelijke belasting', de opgelegde sanctie wordt ook verbonden aan de vergunning van een nieuwe exploitant. Hiermee wordt beoogd de belangen van de omgeving rondom het horecabedrijf te beschermen. Gezien de negatieve effecten voor de omgeving, zal de belangenafweging in het voordeel van de buurt uitvallen. De sancties kunnen worden versoepeld als blijkt dat het horecabedrijf van de nieuwe exploitant geen overlast veroorzaakt en/of geen gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid.

13.Aantreffen vuurwapen/handel in vuurwapens

1

Sluiting van de inrichting (art. 174, tweede lid 2 Gw) en/of

2

Intrekken vergunning (art. 31, eerste lid onder d DHW, art. 11, eerste lid, onder e of f HV)

Het gaat hier om vuurwapens, waarvan het bezit en het dragen er van is verboden op grond van de Wet Wapens en Munitie. Het aantreffen van een vuurwapen of de handel in vuurwapens wordt per definitie beschouwd als een gevaar voor de openbare orde en veiligheid. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat wapengebruik vaker voorkomt als een wapen in handbereik is.

Dit stappenplan is ook van toepassing, als het wapen wordt aangetroffen buiten de horecaonderneming. Zolang een relatie met het horecabedrijf bestaat. Bijvoorbeeld bij handel in vuurwapens worden de verhandelde wapens niet zelden buiten de horecagelegenheid aangetroffen.

Van een ernstig vermoeden van handel in vuurwapens, is in ieder geval sprake als:

-één of meer vuurwapens worden aangetroffen;

-verpakkingsmateriaal waarin dergelijke wapens verpakt worden, worden aangetroffen;

-het hierboven genoemde wordt aangetroffen gecombineerd met een grote hoeveelheid geld of

-getuigenverklaringen in die richting wijzen of

-constatering van daadwerkelijke handel in vuurwapens, bijvoorbeeld door politieambtenaren.

Als een vuurwapen wordt aangetroffen of er sprake is van handel in vuurwapens, wordt in beginsel overgegaan tot sluiting van de inrichting op basis van artikel 174 Gw. Er wordt géén waarschuwing vooraf gegeven.

Wordt de sluiting gevolgd door intrekking van de vergunning, dan wordt daarbij bepaald dat gedurende zes maanden of bij verwijtbaarheid een jaar geen nieuwe vergunning wordt verstrekt.

Deze sanctie komt in aanmerking voor 'erfelijke belasting', de opgelegde sanctie wordt ook verbonden aan de vergunning van een nieuwe exploitant. Hiermee wordt beoogd de belangen van de omgeving rondom het horecabedrijf te beschermen. Gezien de negatieve effecten voor de omgeving, zal de belangenafweging in het voordeel van de buurt uitvallen. De sancties kunnen worden versoepeld als blijkt dat het horecabedrijf van de nieuwe exploitant geen overlast veroorzaakt en/of geen gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid.

N.b. Een sluiting wordt niet automatisch gevolgd door intrekking van de vergunning. In situaties waarin blijkt dat een ondernemer volledig te goeder trouw heeft gehandeld (bijvoorbeeld wanneer hij de aanwezigheid van een vuurwapen zelf heeft gemeld), kan dan ook van intrekking worden afgezien.

14. Drugshandel

1

Sluiting van de inrichting (art. 174, tweede lid Gw) en/of

2

Intrekken vergunning

Het is verboden om middelen, vermeld op lijst I en II van de Opiumwet, aanwezig te hebben (artikelen 2 en 3 Opiumwet). Er is in ieder geval sprake van een ernstig vermoeden van handel in deze middelen, indien:

-meer dan één gebruikershoeveelheid van één of meer middelen wordt aangetroffen;

-verpakkingsmateriaal waarin dergelijke middelen verpakt worden, worden aangetroffen;

-het hierboven genoemde wordt aangetroffen gecombineerd met een hoeveelheid handelsgeld;

-getuigenverklaringen in die richting wijzen;

-constatering, door bijvoorbeeld politieambtenaren, van daadwerkelijke handel in op deze middelen gelijkende stoffen.

Het is verboden om middelen, vermeld op lijst I en II van de Opiumwet, aanwezig te hebben (artikelen 2 en 3 Opiumwet). Er is in ieder geval sprake van een ernstig vermoeden van handel in deze middelen, indien:

-meer dan één gebruikershoeveelheid van één of meer middelen wordt aangetroffen;

-verpakkingsmateriaal waarin dergelijke middelen verpakt worden, worden aangetroffen;

-het hierboven genoemde wordt aangetroffen gecombineerd met een hoeveelheid handelsgeld;

-getuigenverklaringen in die richting wijzen;

-constatering, door bijvoorbeeld politieambtenaren, van daadwerkelijke handel in op deze middelen gelijkende stoffen.

De verkoop van drugs, en mogelijk ook het gebruik ervan, in een horeca-inrichting, niet zijnde een coffeeshop, levert per definitie een gevaar op voor de openbare orde. Er zal dan ook in beginsel overgegaan worden tot sluiting van de inrichting op basis van artikel 174 Gw. Er wordt géén waarschuwing vooraf gegeven.

Bij recidive of ernstige overtredingen, kan het pand gesloten worden op basis van artikel 14b Opiumwet.

Deze sanctie komt in aanmerking voor 'erfelijke belasting', de opgelegde sanctie wordt ook verbonden aan de vergunning van een nieuwe exploitant. Hiermee wordt beoogd de belangen van de omgeving rondom het horecabedrijf te beschermen. Gezien de negatieve effecten voor de omgeving, zal de belangenafweging in het voordeel van de buurt uitvallen. De sancties kunnen worden versoepeld als blijkt dat het horecabedrijf van de nieuwe exploitant geen overlast veroorzaakt en/of geen gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid.

Deze sancties zijn niet van toepassing op coffeeshops, daarvoor verwijzen wij naar het handhavingsbeleid voor coffeeshops.

Het gebruik van drugs is een overtreding van de nadere voorschriften die worden gesteld bij

een horecavergunning. De handhaving op dit punt valt daarom onder punt 4 (exploitatie in strijd met nadere voorschriften).

15. Handhavingsbeleid voor coffeeshops

Voor coffeeshops, zijnde alcoholvrije bedrijven, gelden in principe dezelfde stappen zoals hierboven vermeld. Zo wordt een coffeeshop die exploiteert zonder de benodigde vergunningen of in strijd met in de vergunning gestelde voorwaarden, op eenzelfde wijze gesanctioneerd als een 'gewoon' horecabedrijf.

Ten aanzien van het verstrekken van softdrugs, zoals bedoeld in lijst II van de Opiumwet, geldt een specifiek gedoogbeleid. Dit beleid is vastgesteld door het College van Procureurs Generaal en houdt in dat strafrechtelijke vervolging in beginsel achterwege blijft, mits is voldaan aan de gedoogcriteria. Deze AHOJ-G-eisen houden in: Geen affichering, geen Harddrugs, geen Overlast, geen verkoop aan Jongeren en geen Grote hoeveelheden.

Naast deze gedoogcriteria, speelt ook het lokale beleid een rol. In het driehoeksoverleg zijn nadere afspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in de notitie "Softdrugsbeleid gemeente Utrecht".

De gemeente controleert alleen ten aanzien van de exploitatievergunning en de daarin gestelde voorwaarden. Controle van bijvoorbeeld de handelsvoorraad valt niet onder de bevoegdheid van de gemeente.

Bij overtreding van de AHOJ-G criteria worde de volgende stappen gezet:

  • -

    Affichering; affichering is niet toegestaan. De exploitatie van een terras is basis hiervan niet toegestaan, een terras wordt immers gezien als een uithangbord van de horeca-inrichting. Adverteren is evenmin toegestaan.

  • -

    Harddrugs; de aanwezigheid van of de handel in harddrugs is niet toegestaan. Bij overtreding wordt de exploitatievergunning ingetrokken, de gedoogsituatie beëindigd en het pand wordt gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet.

  • -

    Overlast; een coffeeshop mag geen overlast veroorzaken. Het stappenplan 'overlast' geldt voor een coffeeshop op dezelfde wijze als dat geldt voor overige horecabedrijven.

  • -

    Jongeren; minderjarigen mogen niet aanwezig zijn in een coffeeshop.

  • -

    Hoeveelheid; het overschrijden van de gedoogde handelsvoorraad van 500 gram of het verkopen in grotere hoeveelheden dan 5 gram is niet toegestaan. Bij ernstige overtreding wordt de horecavergunning ingetrokken en de gedoogsituatie beëindigd.

Bij recidive of ernstige overtredingen, kan het pand gesloten worden op basis van artikel 13b Opiumwet.

Verjaringstermijn: drie jaar.

Wet Bibob

De wet Bibob heeft tot doel om te voorkomen dat een verleende vergunning wordt misbruikt voor bedrijfsactiviteiten die als dekmantel dienen voor het plegen van strafbare feiten. Daarnaast is het doel van de Wet Bibob het voorkomen en tegengaan van witwassen.

Het beleid dat de gemeente Utrecht in het kader van de Wet Bibob voert, is afzonderlijk uitgewerkt in een beleidsregel (gepubliceerd in gemeenteblad 2005, nr. 57). Dit beleid is niet alleen van toepassing voor de horecasector, maar ook op een aantal andere branches en activiteiten. Voor een exacte omschrijving daarvan wordt verwezen naar de beleidsregel, hier wordt alleen in het kort omschreven op welke wijze de Wet Bibob ten aanzien van de horecasector wordt toegepast.

Het Bibobinstrumentarium kan naar aanleiding van een binnengekomen vergunningaanvraag worden toegepast. Ook is het mogelijk om, als een vergunning van kracht is, de Bibobinstrumenten te gebruiken om na te gaan of er een risico is dat in het kader van een bedrijfsactiviteit strafbare feiten worden gepleegd en/of geld wordt witgewassen. De gemeente kan, als er na het eigen onderzoek nog vragen onbeantwoord zijn gebleven, het landelijk bureau Bibob van het Ministerie van Justitie om advies vragen. Het landelijk bureau kan hierbij over meer gegevens beschikken en kan bij diverse instanties informatie opvragen. Al deze gegevens worden verwerkt in het uit te brengen advies.

Naar aanleiding van een onderzoek, al niet na het inwinnen van een advies bij het landelijk bureau, wordt de conclusie getrokken:

  • 1.

    'geen gevaar',

  • 2.

    'enige mate van gevaar' of

  • 3.

    'ernstig gevaar' getrokken.

In concrete gevallen kan van deze categorisering afgeweken worden. Enige afwijking wordt altijd nader onderbouwd in het betreffende besluit.

Ad. 1 Naar aanleiding van een conclusie 'geen gevaar' wordt de aangevraagde vergunning verleend of blijft de reeds verleende vergunning van kracht.

Ad. 2 Indien er sprake is van 'enige mate van gevaar', dan zullen in beginsel aanvullende voorschriften aan een te verlenen of reeds verleende vergunning worden verbonden. De voorschriften hebben als doel het gevaar, namelijk dat in het kader van de bedrijfsvoering strafbare feiten worden gepleegd, voldoende te reduceren. De strekking van de voorschriften hangt af van de mate en aard van het gevaar. Zo kan worden voorgeschreven dat gedurende een bepaalde periode verantwoordingsinformatie moet worden verstrekt, al dan niet gecontroleerd door een externe accountant. Als er niet aan de extra voorschriften wordt voldaan en/of er (opnieuw) strafbare feiten worden geconstateerd, dan kan dit alsnog leiden tot de kwalificatie 'ernstig gevaar'.

Ad. 3 Als de conclusie 'ernstig gevaar' wordt getrokken, dan wordt de aangevraagde vergunning geweigerd en een reeds verleende vergunning ingetrokken.

Bijlage 2 – Risicoanalyse, prioritering, doelen

Bijlage 2 is te raadplegen via www.utrecht.nl (raadsinformatie Gemeentebladen, nr. 55).

Bijlage 3 - Redenen van niet naleven

1.Gebrekkige kennis van de regels.

Hoe vaak zijn onvoldoende bekendheid met en onduidelijkheid van wetten en regels een reden deze te overtreden?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXXX

2.Kosten wegen niet op tegen de baten.

Hoe vaak worden wetten en regels uit (im)materiële overwegingen overtreden? Regels naleven kost geld, tijd, moeite etc.

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

3. Mate van acceptatie (begrip)

Hoe vaak vormt het niet accepteren van wetten, regels en beleid aanleiding tot overtredingen?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

XXXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXXX

4.Normgetrouwheid van de doelgroep

Hoe vaak worden wetten en regels overtreden, omdat men onvoldoende bereidheid heeft zich te conformeren aan het gezag van de overheid?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXX

5.Gebrek aan informele/maatschappelijke controle

Hoe vaak worden wetten en regels overtreden, omdat men de kans op sanctionering van hun gedrag door anderen dan de overheid, laag inschat?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomaten

Speelautomatenhallen

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

6.Kans op een informele melding

Hoe vaak overtreedt men wetten en regels, omdat men de kans laag inschat dat een overtreding die is geconstateerd door anderen dan de overheid, wordt gemeld?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomaten

Speelautomatenhallen

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

7.Kans op controle

Hoe vaak worden wetten en regels overtreden, omdat men de kans laag inschat dat de overheid op overtredingen controleert?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXX

8.Kans om gesnapt te worden (detectie)

Hoe vaak worden overtredingen begaan, omdat men denkt dat de kans dat men betrapt wordt, klein is?

zelden

komt voor

zelden

Cafés

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXX

9.Selectie

Hoe vaak overtreedt men wetten en regels, door onvoldoende selectie van te controleren bedrijven, personen, handelingen of gebieden?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

10.Kans op een sanctie

Hoe vaak worden wetten en regels overtreden, omdat men de indruk heeft dat de kans dat een overtreding daadwerkelijk tot een sanctie leidt, laag is?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXX

11.Hoogte van een sanctie

Hoe vaak worden wetten en regels overtreden, omdat men niet veel last heeft van de hoogte en soort van de aan de overtreding gekoppelde sanctie en bijkomende nadelen van sanctieoplegging?

zelden

komt voor

vaak

Cafés

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Coffeeshops

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Paracommercie 1

XXXXXXXX

Paracommercie 2

XXXXXXXX

Restaurants

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Snackbars

XXXXXXXX

Afhaalzaken

XXXXXXXX

Additionele horeca

XXXXXXXX

Discotheken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Zalen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Evenementen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Terrassen

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomaten

XXXXXXXX

XXXXXXXX

Speelautomatenhallen

XXXXXXXX

Verkoop alcoholhoudende dranken

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX

XXXXXXXX