Regeling vervallen per 11-10-2012

Verordening U-pas 2009

Geldend van 11-10-2012 t/m 10-10-2012

Verordening U-pas 2009(raadsbesluit van 7 mei 2009)

De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w.

BESLUIT

vast te stellen de volgende:

VERORDENING U-pas 2009

Artikel 1 Definities en begrippen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    U-pas: een door of namens het college verstrekt document dat de rechtmatige houder recht geeft op reductie van de kosten van deelname aan maatschappelijke, recreatieve, sociale, sportieve of culturele activiteiten en voorzieningen, die worden georganiseerd door de gemeente Utrecht of door derden die daartoe met de gemeente Utrecht een mondelinge of schriftelijke overeenkomst zijn aangegaan. De U-pas is persoonsgebonden;

  • b.

    U-pashouder: de rechtmatige houder van de U-pas;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • d.

    inwoner: de persoon die op het moment van aanvraag ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Utrecht, De Bilt, Houten, Maarssen, Nieuwegein, IJsselstein of Breukelen;

  • e.

    aanvrager: de inwoner die een U-pas aanvraagt, of namens wie een U-pas wordt aangevraagd, ten behoeve van zichzelf en zijn gezinsleden;

  • f.

    gezinsinkomen: de inkomsten van de inwoner en zijn gezinsleden uit of in verband met arbeid of socialezekerheidsuitkeringen, met uitzondering van de inkomsten uit arbeid van het ten laste komende kind of kinderen;

  • g.

    gezinslid: de tot de huishouding van de inwoner behorende persoon als bedoeld in artikel 4, aanhef en sub c, van de Wet werk en bijstand (WWB), en het in een gezinsvervangend tehuis verblijvende kind;

  • h.

    kind: het ten laste komende kind als bedoeld in artikel 4, aanhef en onderdelen d en e, van de WWB, alsmede het pleegkind waarvoor de pleegouder een vergoeding ontvangt;

  • i.

    aanbod: de structurele en incidentele activiteiten en voorzieningen waarop een reductie als bedoeld onder a van toepassing is;

  • j.

    participant: de aanbieder van een activiteit of voorziening als bedoeld onder i.

Artikel 2 Doel

Het college verstrekt aan inwoners en hun gezinsleden die voldoen aan de in artikel 3 van deze verordening omschreven voorwaarden een U-pas, ter bevordering van de deelname aan maatschappelijke, recreatieve, sociale, sportieve en culturele activiteiten. Het college realiseert deze doelstelling door het verstrekken van de U-pas aan inwoners en hun gezinsleden en door het verwerven van het bijbehorende aanbod.

Artikel 3 Het recht op een U-pas

  • 1. De inwoner van 18 jaar en ouder heeft, tezamen met zijn gezinsleden, recht op een U-pas als hij over een gezinsinkomen beschikt dat niet meer bedraagt dan het door de raad in het kader van het gemeentelijk armoedebeleid vastgestelde bedrag dat van toepassing is op het huishouden waarvan hij deel uitmaakt, met inachtneming van de periodieke indexering van dit bedrag.

  • 2. Voor het vaststellen van het recht op een U-pas blijft het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de WWB buiten beschouwing.

  • 3. In afwijking van het eerste lid heeft de inwoner die student of scholier van 18 jaar of ouder is en een toelage op grond van de Wet Studiefinanciering (WSF) of Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) ontvangt, geen recht op een U-pas, tenzij hij een of meer ten laste komende kinderen heeft en beschikt over een gezinsinkomen dat, inclusief de toelage WSF of WTOS, niet meer bedraagt dan het inkomen bedoeld in het eerste lid.

  • 4. In aanvulling op het eerste lid heeft eveneens recht op een U-pas:

    • a.

      de inwoner die ter verzorging of verpleging in een inrichting verblijft en voor zijn persoonlijke uitgaven uitsluitend kan beschikken over het bedrag dat hem op grond van de betreffende wettelijke regelingen daarvoor is toegekend, mits dat bedrag niet hoger is dan het in het eerste lid bedoelde inkomen;

    • b.

      de minderjarige inwoner die in een gezinsvervangend tehuis verblijft in een van de in artikel 1, onderdeel e, van deze verordening genoemde gemeenten en wiens ouders woonachtig zijn in een andere gemeente, maar wel aan het inkomenscriterium in het eerste lid voldoen.

  • 5. Van het recht op een U-pas is uitgesloten de inwoner:

    • a.

      die niet rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de vreemdeling die met instemming van de Nederlandse overheid verblijft in een instelling bedoeld voor de opvang van asielzoekers;

    • b.

      die onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Werkloosheidswet, of gehuwd is met een zodanig persoon, voor zover het gebrek aan inkomen daarvan het gevolg is; of

    • c.

      die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, anders dan op grond van bepalingen in de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ).

Artikel 4 De aanvraag en toekenning van de U-pas

  • 1. Het indienen van een aanvraag vindt schriftelijk plaats op een door het college vastgesteld aanvraagformulier en wordt ingediend door de aanvrager of diens wettelijk vertegenwoordiger (ouder(s), pleegouder(s), voogd, bewindvoerder of curator).

  • 2. De aanvrager verstrekt desgevraagd alle gegevens en bewijsstukken omtrent het gezinsinkomen en de gezinssituatie van de inwoner of, voor zover van toepassing, van de in artikel 3, vierde lid onder c, bedoelde ouders, die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op een U-pas.

  • 3. Het college beslist binnen uiterlijk 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Het college kan, in afwijking van het eerste lid, ambtshalve een U-pas toekennen aan inwoners van wie evident is dat zij voldoen aan de criteria als bedoeld in artikel 3.

Artikel 5 De verstrekking van de U-pas

  • 1. Het college kan de aanvrager bij de verstrekking van de U-pas verzoeken zich te legitimeren met een geldig legitimatiebewijs.

  • 2. Verstrekking van de U-pas is kosteloos. In geval van beschadiging, verlies of diefstal van de U-pas kan het college voor het verstrekken van een duplicaat kosten in rekening brengen.

  • 3. De U-pas blijft eigendom van de gemeente Utrecht en is niet overdraagbaar aan derden.

Artikel 6 Geldigheid en periodieke beoordeling van het recht op de U-pas

  • 1. De U-pas is geldig vanaf de datum van toekenning tot de datum van de eerstvolgende periodieke beoordeling.

  • 2. Het college stelt met inachtneming van artikel 3 van deze verordening het recht op de U-pas periodiek opnieuw vast. Artikel 4, tweede lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Nadat het college heeft vastgesteld dat de U-pashouder bij de periodieke controle voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, wordt het recht aansluitend voortgezet tot de volgende periodieke beoordeling. Het recht wordt beëindigd als uit het onderzoek blijkt dat niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

  • 4. Het college is tevens bevoegd het recht op een U-pas tussentijds vast te stellen en, in geval van misbruik of oneigenlijk gebruik van de U-pas, te beëindigen.

  • 5. De U-pashouder ontvangt uiterlijk binnen 8 weken na een onderzoek als bedoeld in het tweede of vierde lid een besluit over de voortzetting of beëindiging van het recht.

Artikel 7 Het aanbod

  • 1. Het college draagt zorg voor de verwerving van het aanbod door participanten met bijbehorende kortingen. Er zijn twee vormen van aanbod:

    • a.

      structureel aanbod dat onbeperkt geldt op vertoon van de U-pas;

    • b.

      incidenteel aanbod waarvan na bekendmaking beperkt of eenmalig gebruik kan worden gemaakt op vertoon van de U-pas.

  • 2. Het college zorgt voor tijdige en voldoende bekendmaking aan U-pashouders van het beschikbare aanbod.

  • 3. Als aanbod komen in aanmerking alle maatschappelijke, sociale, sportieve en culturele en recreatieve voorzieningen en evenementen mits deze niet in strijd zijn met de rechtsorde of goede zeden. Ook een vervoersvoorziening om aanbod toegankelijk te maken kan als aanbod in aanmerking komen.

  • 4. Het aanbod mag niet bestaan uit een voorziening in primaire levensbehoeften.

Artikel 8 Uitvoering en nadere regels

  • 1. De uitvoering van deze verordening is opgedragen aan het college.

  • 2. Het college stelt, binnen de kaders van deze verordening, nadere richtlijnen omtrent de wijze van vaststelling van het recht op een U-pas als bedoeld in de artikelen 3 en 6, de wijze waarop een aanvraag als bedoeld in artikel 4 wordt ingediend, de aard en omvang van de voor de behandeling van een aanvraag noodzakelijke inlichtingen en bewijsstukken, het model van de U-pas en de toetsing van het aanbod aan de eisen bedoeld in artikel 7, derde lid.

Artikel 9 Slot- en overgangsbepalingen

  • 1.

    De bepalingen van deze verordening treden in de plaats van de Verordening U-pas, vastgesteld door de raad op 29 mei 2000 (Gemeenteblad van Utrecht 2000, nr. 41).

  • 2.

    De op basis van de Verordening U-pas verstrekte U-passen behouden hun geldigheid in elk geval tot de datum van de eerstvolgende periodieke beoordeling. Vanaf die datum gelden de bepalingen en voorwaarden van de Verordening U-pas 2009.

  • 3.

    De op grond van de Verordening U-pas met regiogemeenten aangegane dienstverlenings-overeenkomsten, alsmede de afspraken met participanten behouden hun geldigheid voor de duur van de periode waarvoor deze zijn aangegaan.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening U-pas 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 7 mei 2009.

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 20 mei 2009.

Deze verordening is in werking getreden op 21 mei 2009.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2009, NR. 26

TOELICHTING

Algemeen

De gemeente Utrecht heeft zich tot doel gesteld om de deelname van inwoners met een laag inkomen aan het maatschappelijke en culturele leven te bevorderen. Daartoe heeft de raad al in 1993 een eerste verordening vastgesteld. In de loop der tijd is de gemeente Utrecht op het gebied van het participatiebeleid intensief gaan samenwerken met een aantal gemeenten in de regio.

De raad heeft bij besluit van 29 juni 2000 de Verordening U-pas vastgesteld. Deze was dringend aan revisie toe. Met name op het punt van het inkomen bevatte de oude verordening onduidelijkheden. Bovendien sloot de tekst van de verordening niet aan op de gegroeide uitvoeringspraktijk. Daarom is de oude verordening in zijn geheel herschreven, overigens met behoud van de daarin vervatte uitgangspunten.

In de nieuwe verordening is het inkomensbegrip verduidelijkt en is de regelgeving waar mogelijk vereenvoudigd. Voorts is in de verordening uitdrukkelijk vastgelegd dat deze van toepassing is op inwoners van de met name genoemde gemeenten met wie de gemeente Utrecht samenwerkt.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities en begrippen

Dit artikel bepaalt wat in deze verordening wordt verstaan onder de daarin gebruikte begrippen. De meeste zijn tamelijk vanzelfsprekend. Een aantal definities wordt hieronder nader toegelicht.

Onderdeel d: Inwoner. De gehanteerde omschrijving impliceert dat de verordening mede van toepassing is op inwoners van de met name genoemde regiogemeenten. Dat betekent dat uitbreiding of beperking van het aantal deelnemende gemeenten alleen kan plaatsvinden op voorstel van het college middels een door de raad goed te keuren wijziging van de verordening. Met de deelnemende regiogemeenten sluit de gemeente Utrecht raamovereenkomsten waarin onder andere de voorwaarden voor deelname, de omvang van het pakket van aanbod en afspraken over de vergoeding van de kosten worden vastgelegd.

Onderdeel f: Gezinsinkomen. Tot het inkomen worden alle middelen gerekend die worden ontvangen uit of in verband met arbeid (inclusief arbeid als zelfstandige), pensioen of uitkering. Aan de hand van een jaaropgave (voor inkomsten uit of in verband met arbeid en inkomsten uit uitkering) of, als een jaaropgave niet beschikbaar is, middels bankafschriften kan vrij eenvoudig het inkomen worden bepaald. Bij zelfstandigen dienen de jaarcijfers als bewijsstuk van het inkomen.

Onderdeel g: Gezinslid. Dit begrip doelt op de persoon met wie de aanvrager een gezamenlijke huishouding voert en op de tot de huishouding behorende minderjarige kinderen. In aanvulling hierop wordt ook het kind dat in een gezinsvervangend tehuis verblijft, dus feitelijk niet tot de huishouding behoort, voor de toepassing van deze verordening als gezinslid aangemerkt.

Onderdeel h: Kind. Met kind en ten laste komend kind wordt bedoeld: het minderjarige eigen kind of stiefkind waarvoor aanspraak bestaat op kinderbijslag. Het laatste criterium is bepalend voor de vraag of het kind daadwerkelijk ten laste van de ouders of alleenstaande ouder komt. Ook een kind dat niet feitelijk deel uitmaakt van de huishouding van de aanvrager, maar wel volledig door hem wordt onderhouden en voor wie hij dus ook kinderbijslag ontvangt, is op grond van dit criterium een ten laste komend kind in de zin van deze verordening. Verder wordt eveneens als kind aangemerkt het tot de huishouding behorende minderjarige pleegkind waarvoor de pleegouders een vergoeding ontvangen.

Artikel 2 Doel

Deze bepaling omschrijft de doelstelling die de gemeente door middel van het verstrekken van de U-pas wil realiseren. Tevens geeft dit artikel aan dat de voorziening van de U-pas uitsluitend bedoeld is voor personen die door financiële omstandigheden niet of niet volledig in staat zijn om zelfstandig te participeren in maatschappelijke activiteiten.

Artikel 3 Het recht op een U-pas

Eerste lid: Hierin is het uitgangspunt vastgelegd dat gezinnen met een inkomen tot maximaal het bedrag dat in het kader van het gemeentelijk armoedebeleid bij raadsbesluit is vastgesteld, aanspraak kunnen maken op een U-pas. Dit inkomenscriterium wordt uitgedrukt in belastbaar loon, zijnde het loon vóór inhoudingen ter zake van premies en belastingen. Het is omgerekend naar een nettobedrag gemiddeld gelijk aan 125% van de netto bijstandsnorm volgens de Wet werk en bijstand (WWB) ofwel het wettelijk sociaal minimum, maar kan daar in individuele gevallen enigszins van afwijken. Het in het gemeentelijk armoedebeleid vastgelegde inkomenscriterium vormt de strikte grens die bepalend is voor het recht op een U-pas, rekening houdend met periodieke indexeringen. Het belastbaar loon van de aanvrager wordt afgezet tegen het op hem van toepassing zijnde bovenbedoelde inkomenscriterium. Als van het belastbaar loon geen of onvoldoende gegevens voorhanden zijn, kan het inkomen ook worden vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van de laatste drie maanden voorafgaand aan de aanvraag.

Tweede lid: Dit onderdeel bepaalt uitdrukkelijk dat bij de vaststelling van het recht eventuele vermogensbestanddelen geheel buiten beschouwing blijven. Aanwezige spaartegoeden, bezit van een eigen woning en dergelijke zijn dus niet van invloed op het recht op een U-pas. De achtergrond van deze bepaling is gelegen in het feit dat de U-pas bedoeld is om de participatie van een zo groot mogelijke groep inwoners met een laag inkomen te bevorderen. Het hanteren van een vermogenstoets zou ertoe leiden dat met name een aanzienlijke groep ouderen die een betrekkelijk gering inkomen hebben, maar veelal wel beschikken over een opgebouwd vermogen in de eigen woning enkel om die reden geen aanspraak kunnen maken op een U-pas. Dit wordt niet wenselijk geacht.

Voor zelfstandigen geldt een enigszins afwijkende beoordeling, in die zin dat wanneer het totaalbedrag aan nettowinst plus eigen vermogen in de onderneming meer bedraagt dan EUR 45.500,00, de zelfstandige geacht wordt over een inkomen te beschikken dat meer bedraagt dan de in het eerste lid bedoelde inkomensgrens.

Derde lid: Deze bepaling sluit de categorie studerenden zonder ten laste komende kinderen uit van het recht op een U-pas. Weliswaar beschikt deze groep veelal over een inkomen dat aanzienlijk lager is dan de in het eerste lid bedoelde inkomensgrens, maar die omstandigheid vormt voor hen over het algemeen geen beletsel om volwaardig deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten in de ruimste zin van het woord. Er wordt echter een voorbehoud gemaakt ten aanzien van studerenden met minderjarige kinderen. Voor hen geldt deze categoriale uitsluitingsgrond niet.

Vierde lid: Onderdeel c maakt een uitzondering op het inwonerscriterium ten aanzien van de minderjarige die binnen het toepassingsgebied van de verordening in een gezinsvervangend tehuis verblijft, maar wiens ouders of wettelijk vertegenwoordigers elders woonachtig zijn. Hij kan toch een U-pas krijgen op voorwaarde dat de ouders aan de inkomenseis voldoen. De U-pas wordt in dat geval uitsluitend aan het kind verstrekt.

Vijfde lid: Deze bepaling beperkt de kring van rechthebbenden.

Onderdeel a sluit de niet-rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling van het recht op een U-pas uit. Voor de beoordeling of deze uitsluitingsgrond van toepassing is, kan worden aangesloten bij de bepalingen hierover in artikel 13 van de WWB. Voor toepassing van deze verordening wordt echter een uitzondering gemaakt ten aanzien van de groep asielzoekers die in de opvang verblijft. Deze personen hebben weliswaar geen verblijfstitel, maar verblijven wel met instemming van de overheid voor langere duur in Nederland. Zij beschikken echter niet over voldoende inkomen om te kunnen deelnemen aan maatschappelijke activiteiten. Om die reden is deze groep onder het bereik van de verordening gebracht.

Onderdeel b geeft aan dat de daar genoemde uitsluitingsgrond alleen van toepassing is als het inkomen uitsluitend als gevolg van het onbetaalde verlof lager is dan de in het eerste lid bedoelde inkomensgrens. Is het inkomen ook zónder het onbetaalde verlof minder dan dat bedrag, dan geldt deze uitsluitingsgrond niet.

Onderdeel c sluit gedetineerden, personen in voorarrest en voorlopige hechtenis en personen die uit andere hoofde in het kader van toepassing van het strafrecht zijn ingesloten (denk aan tbs) uit. Het gebruik van de U-pas door een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, staat feitelijk gelijk aan oneigenlijk gebruik en kan een reden zijn voor beëindiging van het recht (zie artikel 6, vierde lid). De uitsluitingsgrond geldt echter niet voor de achterblijvende gezinsleden van de gedetineerde. Ook kunnen bij detentie van de kostwinner de achterblijvende gezinsleden, die voorafgaand aan de detentie geen aanspraak op een U-pas hadden wegens overschrijding van de inkomensgrens, in beginsel een zelfstandig recht verwerven als het jaarinkomen door de detentie lager is dan de in het eerste lid bedoelde inkomensgrens. De achterblijvende gezinsleden kunnen in dat geval op eigen titel een aanvraag indienen. Deze situatie zal zich in de regel alleen voordoen bij langgestraften. De verordening maakt uitdrukkelijk een uitzondering voor personen die op grond van de Wet BOPZ in gedwongen opname verkeren. Zij kunnen in beginsel aanspraak (blijven) maken op een U-pas.

Artikel 4 De aanvraag en toekenning van de U-pas.

Het eerste en tweede lid bevatten enkele uitgangspunten voor de wijze waarop men een aanvraag kan indienen en de minimale eisen waaraan de aanvraag moet voldoen. De details hiervan worden nader uitgewerkt in door het college vast te stellen richtlijnen.

Het derde lid bevat de formele beslistermijn op een aanvraag. Deze termijn kan, op grond en met toepassing van de relevante bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), worden opgeschort voor de duur die nodig is om een onvolledige aanvraag aan te vullen (artikel 4:5 Awb).

Het vierde lid creëert een mogelijkheid om aan bepaalde categorieën inwoners, van wie evident is (bijvoorbeeld door een bestandskoppeling) dat zij tot de doelgroep van deze verordening behoren, zonder voorafgaande aanvraag een U-pas toe te kennen. Dit bespaart niet alleen uitvoeringskosten, maar maakt het bovendien eenvoudiger om een veelal moeilijk te bereiken groep in staat te stellen om van het U-pasaanbod gebruik te maken. Het gaat hierbij met name om inwoners van wie bekend is dat zij bijstand, IOAW, IOAZ, Wwik of een Bbz-uitkering ontvangen.

Artikel 5 De verstrekking van de U-pas.

In deze bepaling worden enkele zaken van voornamelijk praktische aard geregeld. De pashouder moet zich desgevraagd kunnen legitimeren teneinde het college ervan te verzekeren dat de pas aan de juiste persoon wordt overhandigd. Als de pashouder niet in staat is de pas zelf af te halen en toezending niet wenselijk is, kan hij eventueel een derde een schriftelijke volmacht verlenen om de pas af te halen.

Artikel 6 Geldigheid en periodieke beoordeling van het recht op de U-pas

De geldigheid van de U-pas vangt aan op de datum waarop deze is toegekend en duurt in beginsel tot de eerstvolgende periodieke beoordeling. Deze beoordeling vindt eenmaal per kalenderjaar plaats. Hierbij wordt onder andere het jaarinkomen over het voorafgaande kalenderjaar vastgesteld. Dat houdt in dat tussentijdse wijzigingen in de financiële omstandigheden van de pashouder in beginsel pas gevolgen hebben voor het recht op het moment van de herbeoordeling.

Het college behoudt zich echter het recht voor om het recht tussentijds te beëindigen als er sprake is van misbruik of oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld als blijkt dat onjuiste inlichtingen zijn verstrekt om een U-pas te verkrijgen.

Artikel 7 Het aanbod

Over de inhoud en financiering van het aanbod worden met participanten afspraken gemaakt die zo nodig contractueel worden vastgelegd.

Het derde lid geeft globale criteria waaraan het aanbod moet voldoen. Het spreekt vanzelf dat activiteiten die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid niet voldoen aan deze criteria en dus ook nooit onderdeel kunnen vormen van het beschikbare aanbod.

De U-pashouders ontvangen een informatiebulletin waarin het beschikbare structurele en incidentele aanbod bekendgemaakt wordt.

Artikel 8 Uitvoering en nadere regels

Het eerste lid regelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht het bevoegde bestuursorgaan is voor de afhandeling van aanvragen. Dat houdt tevens in dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht ook bevoegd is tot het beslissen op een bezwaarschrift, ook als dit is ingediend door een inwoner van een deelnemende regiogemeente.

Het tweede lid geeft het college opdracht om richtlijnen vast te stellen op de volgende onderdelen:

  • -

    de wijze waarop het inkomen wordt vastgesteld;

  • -

    de wijze waarop wordt beoordeeld of een aanvrager tot de kring van rechthebbenden behoort;

  • -

    welke bewijsstukken bij indiening van de aanvraag moeten worden overgelegd;

  • -

    het uiterlijk van de U-pas;

  • -

    de wijze waarop de periodieke beoordeling plaatsvindt;

  • -

    de gevallen waarin het recht op een U-pas wordt beëindigd of ingetrokken;

  • -

    de toetsing aan de eisen waaraan het aanbod moet voldoen.

De verordening stelt de kaders aan de inhoud van de richtlijnen. Dat betekent dat deze geen bepalingen mogen bevatten die in strijd zijn met de criteria die de verordening verbindt aan het recht op een U-pas. De richtlijnen zijn louter bedoeld als een handreiking voor een zorgvuldige uitvoering en toepassing van de bepalingen van deze verordening. Afwijking van die bepalingen is overigens alleen mogelijk op individuele, zeer bijzondere gronden of in geval van dringende redenen.

Artikel 9 Slot- en overgangsbepalingen

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen de bepalingen van de oude U-pasverordening. Voor de U-pashouders heeft dit geen directe consequenties. Zij behouden hun U-pas op dezelfde voorwaarden. Overigens zijn de voorwaarden zoals vastgelegd in deze verordening inhoudelijk nauwelijks anders en waar zij op onderdelen wel afwijken van de oude bepalingen sluiten ze aan bij de gegroeide praktijk, die deze verordening beoogt te formaliseren.

De bestaande overeenkomsten en afspraken met gemeenten en participanten blijven eveneens van kracht tot het eind van de periode waarvoor ze destijds zijn aangegaan en worden geacht aan alle voorwaarden van deze verordening te voldoen.