Regeling vervallen per 22-10-2019

Algemene Subsidieverordening 2014

Geldend van 15-04-2016 t/m 21-10-2019

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2014

Algemene Subsidieverordening 2014

(raadsbesluit van 3 december 2013)

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w.

Besluit

vast te stellen de volgende

Algemene Subsidieverordening 2014

Hoofdstuk 1Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315, zoals nadien gewijzigd);

  • b.

    aanvrager: een (rechts-)persoon die op de voorgeschreven wijze een verzoek indient om subsidie te verkrijgen;

  • c.

    subsidieontvanger: een (rechts-)persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

  • d.

    beleidsregels: een algemene regel die door het college bij besluit is vastgesteld (hiermee wordt geen algemeen verbindend voorschrift bedoeld). In deze algemene regel wordt het subsidiebeleid in operationele zin voor een specifiek beleidsveld uitgewerkt;

  • e.

    garantie: een verbintenis zoals bedoeld in artikel 30 van deze verordening.

  • f.

    lening: een verbintenis zoals bedoeld in artikel 30 van deze verordening.

  • g.

    gelieerde rechtspersoon: hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • -

      rechtspersonen die in het verleden van de aanvrager/begunstigde een bedrag van meer dan EUR 1.000,00 om niet hebben ontvangen en waarover deze rechtspersoon op enig moment weer de beschikking kan krijgen en/of;

    • -

      rechtspersonen waarbij de aanvrager/subsidieontvanger een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen en/of invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden en/of;

    • -

      rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen waarin staat omschreven dat bij liquidatie gelden aan de aanvrager/subsidieontvanger kunnen terugvloeien en/of;

    • -

      rechtspersonen waarbij in het statuut is bepaald

dat deze (ook) als doel hebben de aanvrager/subsidieontvanger financieel te ondersteunen;

  • h.

    jaar: een kalenderjaar, tenzij op basis van deze verordening genomen besluiten is bepaald dat een boekjaar wordt bedoeld;

  • i.

    subsidie: dat wat staat in artikel 4:21 van de Awb;

  • j.

    subsidieplafond: dat wat staat in artikel 4:22 van de Awb en artikel 4 van deze verordening;

  • k.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • l.

    programmabegroting: de door de gemeenteraad goedgekeurde begroting

  • m.

    collegebesluit besluit van het college van burgemeester en wethouders

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening geldt voor het verstrekken van alle subsidies waarover niet bij afzonderlijke verordening of wettelijke regeling een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. Deze verordening geldt niet in gevallen als omschreven in artikel 4:23 lid 3 Awb.

  • 3. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die vallen binnen de programma's die in de gemeentebegroting zijn opgenomen.

  • 4. Op het verstrekken van een subsidie in de vorm van een garantie of een lening is hoofdstuk 8 van deze verordening van toepassing naast het bepaalde in de overige hoofdstukken.

Artikel 3 Bevoegdheden gemeenteraad en college

  • 1. Het college bepaalt in de subsidiestaat de bedragen die voor subsidieverstrekking beschikbaar zijn, rekening houdend met de door de gemeenteraad vastgestelde gemeentebegroting.

  • 2. Het college kan beleidsregels vaststellen om het subsidiebeleid uit te voeren binnen de beleidskaders die de gemeenteraad vaststelt.

  • 3. Het college is bevoegd besluiten te nemen om deze verordening uit te voeren. Het college oefent ten aanzien van de in deze verordening geregelde subsidies ook de bevoegdheden uit die in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan.

Artikel 4 Subsidieplafonds

Het college kan met inachtneming van de bedragen op de subsidiestaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze regeling voor iedere effectdoelstelling uit de Programmabegroting een subsidieplafond voor een bepaalde periode vaststellen zoals staat in artikel 4:22 en 4:25 van de Awb. Indien in het besluit waarbij het subsidieplafond is vastgesteld niet anders is bepaald, zal het beschikbare budget op basis van de criteria "bijdrage aan de doelstellingen" en de "prijs- kwaliteitsverhouding" verdeeld worden. Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit wijzigen. Het besluit tot vaststelling of wijziging van de subsidieplafonds wordt op de gebruikelijke wijze door het college bekendgemaakt.

Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud

Subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de raad wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag

Artikel 6 Algemene eisen die gelden voor de aanvrager en de activiteiten

  • 1. Een subsidie wordt, behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid, alleen verstrekt aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. Indien dit voortvloeit uit de aard van de activiteit kan het college in beleidsregels bepalen dat een subsidie ook kan worden verstrekt aan één of meer (groepen van) natuurlijke personen.

  • 3. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager in ieder geval:

    a.activiteiten te (gaan) verrichten:

  • 1. die passen binnen de doelstellingen van de Programmabegroting zoals die in de gemeentebegroting zijn opgenomen;

  • 2. die ten dienste staan van de gemeente Utrecht of de inwoners van de gemeente Utrecht;

  • 3. die geen specifieke politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen of feitelijk betreffen;

    • b.

      de behoefte aan subsidiëring van de activiteiten aannemelijk te maken waarbij de hoogte van de subsidie aantoonbaar redelijk en noodzakelijk is voor de uitvoering van de activiteiten;

    • c.

      aan te tonen dat er samen met de aangevraagde subsidie, voldoende financiële middelen zijn om de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, uit te voeren;

    • d.

      waar mogelijk zijn activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke organisaties en met dergelijke organisaties samen te werken. Het college kan hiervoor verplichtingen stellen in een beschikking tot subsidieverlening;

    • e.

      te voldoen aan de eisen voor goed bestuur, die gelden voor de subsidieontvanger conform artikel 19 lid 1

    • f.

      te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die in deze verordening en in de beschikking tot subsidieverlening staan;

    • g.

      geen activiteiten te verrichten die in strijd zijn met de wet;

    • h.

      te voldoen aan de nadere eisen, die het college stelt, die van toepassing zijn op de subsidieontvanger.

  • 4. De aanvraag van de subsidie wordt op de voorgeschreven wijze ingediend ter attentie van het college en gaat in ieder geval vergezeld van een:

    • a.

      activiteitenplan. Dit is niet nodig als het college in beleidsregels aangeeft dat daaraan geen behoefte is. Het activiteitenplan is een overzicht van de activiteiten met een omschrijving waarvoor subsidie wordt gevraagd en de doelstellingen die met die activiteiten worden nagestreefd.

    • b.

      een sluitende begroting, tenzij het college in beleidsregels aangeeft dat dit voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is; in de begroting staat per activiteit vermeld welke personele en materiele middelen nodig zijn met een heldere onderbouwing van de kosten en inkomsten met daarbij indien van toepassing een toerekening van algemene kosten aan activiteiten

    • c.

      een overzicht van andere subsidieaanvragen ter zake van dezelfde activiteit onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen;

    • d.

      een formulier, waarin wordt aangegeven op welke onderdelen wordt voldaan aan eisen voor goed bestuur conform artikel 6 lid 3e. Dit is niet nodig als het college bij een eerdere aanvraag is gebleken, dat wordt voldaan aan deze verplichting en sindsdien er geen wijzigingen hebben plaatsgevonden.

  • 5. Uit het activiteitenplan, de begroting en het overzicht van andere subsidieaanvragen dient te blijken, dat wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in lid 3 van dit artikel.

  • 6. De aanvraag voor een subsidie moet tenminste dertien weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend tenzij het college hier in beleidsregels van afwijkt.

  • 7. Aanvragen die niet zijn ontvangen binnen de termijn genoemd in het zesde lid van dit artikel, worden afgewezen.

Artikel 7 Bij een subsidieaanvraag te overleggen gegevens

  • 1. Bij een eerste aanvraag worden de volgende documenten overlegd tenzij het college in beleidsregels anders heeft aangegeven:

    • a.

      de statuten;

    • b.

      een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel;

    • c.

      de financiële verantwoording c.q. jaarrekening over het voorafgaande jaar meteen balans per 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend; het dient inzichtelijk te zijn over welke eigen middelen de aanvrager de beschikking heeft

    • d.

      een opgave van de rechtspersonen die aan de subsidieontvanger zijn gelieerd en een opgave van de aard van de betrekkingen die deze rechtspersonen met de subsidieontvanger hebben.

    • e.

      een kopie van het bankafschrift van de bankrekening ten name van de aanvrager.

  • 2. Het college kan met betrekking tot de in te dienen stukken in beleidsregels aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel en artikel 6 bedoelde gegevens en stukken die het voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden getoond. Wat deze gegevens en stukken zijn kan worden vermeld in de voorgeschreven modellen zoals omschreven in het tweede lid.

Hoofdstuk 3 De subsidieverlening

Artikel 8 Besliscriteria subsidies

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde

gevallen worden geweigerd als:

  • 1.

    gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet gericht zijn op de gemeente Utrecht of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Utrecht;

    • b.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doeleinden waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld;

    • c.

      de subsidiegelden niet of in onvoldoende mate worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met wettelijke bepalingen, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de aanvrager zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken. Dit kan gaan om eigen middelen of middelen van derden;

    • f.

      de hoogte van de gevraagde subsidie niet passend is voor de beoogde activiteiten; de kosten zijn hoger dan wel de inkomsten zijn lager dan redelijk is dan wel in vergelijking met andere vergelijkbare activiteiten van andere aanvragers

    • g.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Utrecht;

    • h.

      de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;

    • i.

      een doublure ontstaat met activiteiten van een rechtspersoon waaraan het gemeentebestuur al subsidie verstrekt;

    • j.

      de door de aanvrager aan de deelnemers van de activiteiten gevraagde eigen bijdrage zo laag is of zal zijn dat door een redelijke verhoging van deze bijdrage subsidieverlening achterwege kan blijven;

    • k.

      de vereiste documenten niet (kunnen) worden overlegd;

    • l.

      de subsidieverlening in strijd is met het (Europese) recht;

    • m.

      de structuur en de bedrijfsvoering van de organisatie onvoldoende garanties biedt voor een goed bestuur, dan wel dat het voorkomen van belangenverstrengeling onvoldoende geborgd is; de beoordeling vindt plaats op basis van de gestelde eisen in de Governance Code en de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur.

  • 2.

    een subsidie kan worden geweigerd of worden ingetrokken als omschreven in de voorwaarden van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 9 Subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat ten minste een zo concreet mogelijke omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, de periode waarvoor subsidie wordt verleend, het maximale bedrag van de subsidie per activiteit en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de voorwaarden en/of verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn gebonden. In de beschikking kan het college afwijken van de in artikel 23 eerste en tweede lid opgenomen bepalingen over de vaststelling van de subsidie en de vorming van een egalisatiereserve.

Artikel 10 Beslistermijnen

  • 1. Het college neemt een beslissing over een volledige aanvraag voor een subsidie op een zodanig tijdstip, dat dit besluit aan de aanvrager bekend wordt gemaakt vóór aanvang van de start van de activiteiten, waarop de subsidie betrekking heeft. Voorwaarde hiervoor is dat de aanvrager een volledige subsidieaanvraag tijdig heeft ingediend.

  • 2. Het college kan een beslissing op een aanvraag voor de duur van maximaal vier weken verdagen.

  • 3. Het college deelt een besluit tot verdaging mee aan de subsidieontvanger. Zij meldt de reden voor de verdaging en geeft daarbij de termijn aan waarbinnen een beslissing wordt genomen.

Artikel 11 Uitvoeringsovereenkomst

De subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat een subsidie-uitvoeringsovereenkomst in de zin van artikel 4:36, tweede lid, van de Awb tot stand komt.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 12 Toepasselijkheid artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

  • 1. Voor een subsidieontvanger die op jaarbasis EUR 50.000,00 of meer subsidie ontvangt is voor het verrichten van de in artikel 4:71 Awb lid 1 sub a, b, c, d, i en j genoemde handelingen toestemming van het college vereist. Bij de subsidieverlening kan voor andere subsidieontvangers worden bepaald dat voor deze handelingen eveneens toestemming van het college vereist is. Tevens kan bij de subsidieverlening worden bepaald, dat het in artikel 4:71 lid 1 sub e, f, g en h Awb van de geregelde vereiste van toestemming van overeenkomstige toepassing is.

  • 2. In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:71, eerste lid, aanhef en onder c. van de Awb geldt dat de subsidieontvanger zonder winstoogmerk op de voorgeschreven wijze de toestemming van het college behoeft voor het vervreemden of het bezwaren van roerende zaken met een boekwaarde van meer dan EUR 25.000,00 indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden.

Artikel 13 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

Als er in de verleningbeschikking geen uitzondering is bepaald, dan gelden de onderstaande bepalingen voor het zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht:

  • 1.

    de subsidieontvanger beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen om vermogensschade te voorkomen;

  • 2.

    de subsidieontvanger is verplicht zich tegen de door het college in de verleningbeschikking aangegeven risico's te verzekeren. De subsidieontvanger sluit in ieder geval een adequate verzekering af tegen de risico's van wettelijke aansprakelijkheid en van brandschade.

Artikel 14 Tegengaan vervreemdingen

  • 1. Het is een subsidieontvanger, afgezien van degenen die vooraf formeel toestemming van het college hebben gekregen, niet toegestaan om jaarlijks bedragen van in totaal meer dan EUR 1.000,00 om niet aan één of meer derden ter beschikking te stellen.

  • 2. Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

  • 3. Een object waar een subsidie voor is verleend, mag niet binnen een periode van tien jaar na realisering daarvan worden vervreemd, verhuurd, met hypotheek of andere zakelijke rechten worden bezwaard dan wel geheel of gedeeltelijk aan de in de aanvraag omschreven bestemming worden onttrokken, tenzij het college daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend. In het laatste geval kan het college bepalen dat een vergoeding is verschuldigd, waarbij bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van het object.

Artikel 15 Levering van goederen en diensten aan derden

  • 1. Een subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is. Dit geldt niet als de gesubsidieerde activiteiten voor derden zijn bestemd.

  • 2. Het college kan gevallen aanwijzen waarin het eerste lid niet geldt.

Artikel 16 Andere inkomstenbronnen

Het college kan in het besluit tot subsidieverlening verplichtingen stellen met betrekking tot de hoogte en de wijze van vaststellen en innen van contributies, deelnemersbijdragen en eigen bijdragen door de subsidieontvanger.

Artikel 17 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding verschuldigd die bij afzonderlijke beschikking wordt vastgesteld.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd is.

  • 4. Het college kan op een daartoe strekkend verzoek bepalen dat geen vergoeding is vereist, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met gelijke of nagenoeg gelijke doelstellingen en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Artikel 18 Inlichtingen verplichtingen

  • 1. De aanvrager en de subsidieontvanger, doen zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van (wijzigingen van) omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 2. Een subsidieontvanger werkt mee aan, door of namens de gemeente Utrecht ingesteld onderzoek, waaronder een onderzoek door de Rekenkamer Utrecht, dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van subsidies.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht aan de door het college aangewezen ambtenaren inzage te verlenen in de administratie en aan hen ook alle inlichtingen te verstrekken die voor de subsidievaststelling van belang zijn.

  • 4. Het college kan in de verleningbeschikking nadere verplichtingen stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.

Artikel 19 Nadere verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger, uitgezonderd natuurlijke personen, dient te blijven voldoen aan de Governance Code van de eigen branche of indien deze niet aanwezig is aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur. Het college kan in een collegebesluit bepalen, dat subsidieontvangers onder een bepaald subsidiebedrag in plaats van aan de Governance Code mogen voldoen aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur. Het college kan voor een of meer jaren ontheffing verlenen voor het voldoen aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur en/ of de Governance Code.

  • 2. Het college kan aan de subsidie verplichtingen verbinden inhoudende:

  • a. het betrekken van deelnemers en gebruikers bij het voorbereiden en uitvoeren van het beleid van de subsidieaanvrager;

  • b. het gebruik van gemeentelijke accommodaties dan wel accommodaties van (andere) organisaties die subsidie ontvangen;

  • c. de social return bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

  • d. diversiteit bij het bereik van de activiteiten;

  • e. duurzaamheid.

  • 3. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat alle inwoners van Utrecht ongeacht hun beperking gebruik kunnen maken van de activiteiten, die worden aangeboden. Het college kan in beleidsregels hiervan afwijken. Het college kan op verzoek van de aanvrager in een verleningbesluit een ontheffing geven van deze verplichting voor een of meer jaren, mits de aanvrager aantoont dat het voldoen aan deze verplichting een onevenredige (financiële) inspanning vergt.

Hoofdstuk 5 De subsidievaststelling

Artikel 20 Tijdstip indienen aanvragen tot vaststelling van subsidies

  • 1. Voor zover bij de subsidieverlening niet anders bepaald, worden aanvragen tot vaststelling van verleende subsidies ingediend binnen vijf maanden na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. Indien na afloop van de gestelde termijn geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 21 Bij vaststelling van een subsidie over te leggen gegevens

  • 1. De aanvraag voor de vaststelling van de subsidie wordt in elk geval vergezeld van:

  • a. een activiteitenverslag , waarin de uitvoering van activiteiten waarvoor subsidie werd verleend worden verantwoord. In dit activiteitenverslag worden de gevolgde werkwijze en de aard en omvang van de activiteiten beschreven. Het activiteitenverslag maakt inzichtelijk in hoeverre de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden doelstellingen met een toelichting op de verschillen.

  • b. een financiële verantwoording of een jaarrekening conform het bepaalde in de verleningsbeschikking, waarin alle verleende subsidies apart worden vermeld met daarbij gevoegd een balans met toelichting, indien voor één of meer (boek)jaren subsidie is verleend

  • 2. De subsidieontvanger dient de subsidie te verantwoorden middels een jaarrekening inclusief een balans met toelichting, tenzij:

  • a. het totaal van de verleende subsidie aan een organisatie EUR 50.000,00 of minder bedraagt per jaar, in welk geval de subsidieontvanger mag volstaan met een financiële verantwoording

  • b. in het controleprotocol is opgenomen dat met een andere verantwoording mag worden volstaan

  • c. het college op grond van artikel 22 lid 3 de subsidieontvanger ontheffing heeft verleend van de verplichting om een controleverklaring en rapportage van de accountant bij te voegen

  • 3. In de financiële verantwoording of de jaarrekening dient de voor de vaststelling relevante informatie op een vergelijkbare wijze te zijn opgenomen als in de aanvraag tot subsidieverlening en dusdanig dat het college de subsidie kan vaststellen conform het bepaalde in artikel 23. Bij een jaarlijkse subsidieverlening van meer dan EUR 400.000,00 dient in de jaarrekening alle gevraagde informatie te zijn opgenomen zoals gevraagd in het Controleprotocol Gemeente Utrecht.

  • 4. In de balans met toelichting als onderdeel van de jaarrekening moet inzichtelijk zijn welk gedeelte van de reserves (waaronder eigen vermogen en bestemmingsreserves) zijn gevormd met subsidiegelden van de gemeente Utrecht. Dit gedeelte van de reserves wordt geacht de egalisatiereserve te vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

  • 5. In de financiële verantwoording of de jaarrekening moet per verleende subsidie inzichtelijk zijn, wat de gerealiseerde kosten en inkomsten. In het geval van een toerekening van algemene kosten aan subsidies moet een kostenverdeelstaat worden opgenomen.

  • 6. In de financiële verantwoording of de jaarrekening dienen de activiteiten financieel te worden verantwoord in gesubsidieerde en gerealiseerde aantallen zoals vermeld in de verleningsbeschikking, waarbij inzichtelijk is of de activiteiten tegen meer of minder kosten dan de subsidie zijn gerealiseerd.

  • 7. Het college kan met betrekking tot de in te dienen stukken aanwijzingen geven, verantwoordingseisen stellen en modellen voorschrijven. Het college kan hierin afwijken van het bepaalde in het eerste tot en met zesde lid van dit artikel.

  • 8. Bij een subsidie van minder dan EUR 20.000,00 kan het college besluiten het eerste tot en met zesde lid van dit artikel niet van toepassing te verklaren.

Artikel 22 Accountantsonderzoek

  • 1. De jaarrekening en de balans met toelichting als bedoeld in artikel 21 dienen, behoudens het in het hierna in het derde lid genoemde geval, voorzien te zijn van een controleverklaring en rapportage van een accountant zoals aangegeven in het Controleprotocol Gemeente Utrecht. Artikelen 4:78 en 4:79 van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij het onderzoek betrekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, in overeenstemming met de door het college gegeven aanwijzingen, zoals in het Controleprotocol Gemeente Utrecht en de verleningbeschikking omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de door de accountant uit te oefenen controle.

  • 3. Indien het totaal van de te verlenen subsidie aan een organisatie minder bedraagt dan EUR 50.000,00 per jaar dan zijn de voorgaande leden niet van toepassing. In de verleningbeschikking kan het college een controle opnemen die daarvoor in de plaats komt. Het college kan ook andere organisaties voor één of meer jaren ontheffen van de in dit artikel geformuleerde verplichting om een controleverklaring/rapportage van een accountant bij te voegen.

  • 4. Een subsidieontvanger en een door hem ingeschakelde accountant dienen medewerking te verlenen aan een onderzoek.

Artikel 23 Vaststelling van de subsidie

  • 1. Het college stelt de subsidie vast op basis van de ontvangen aanvraag tot vaststelling. De subsidie wordt lager vastgesteld in het geval de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet conform de verleningsbeschikking zijn gerealiseerd.

  • 2. Als de activiteiten conform de verleningsbeschikking zijn uitgevoerd tegen lagere kosten en/of met hogere inkomsten dan waarvoor subsidie is verleend, dan:

  • a. wordt de subsidie in geval van een specifieke subsidie voor eenmalige activiteiten lager vastgesteld

  • b. mag de subsidieontvanger bij andere subsidies dan bedoeld onder lid 2a het verschil toevoegen aan haar reserves als egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 in de Awb. Deze toevoeging moet conform artikel 21 lid 3 zichtbaar zijn in de balans met toelichting.

  • 3. Het college kan van het bepaalde in het eerste en het tweede lid afwijken in beleidsregels en in een besluit tot subsidieverlening.

Artikel 24 Beslistermijnen voor vaststelling

  • 1. Het college stelt een subsidie vast binnen zes maanden na de ontvangst van de in artikel 21 bedoelde complete verantwoordingen en jaarrekeningen. Het college kan zijn beslissing voor de duur van maximaal zes maanden verdagen.

  • 2. Een besluit tot verdaging wordt formeel meegedeeld aan de subsidieontvanger, onder vermelding van de reden en de termijn waarbinnen de beslissing kan worden tegemoet gezien.

Hoofdstuk 6 Intrekken en wijzigen subsidieverlening en subsidievaststelling

Artikel 25 Intrekken en wijzigen van verleende of vastgestelde subsidies

  • 1. Als gebruik wordt gemaakt van artikel 4:48 of 4:50 van de Awb, dan kunnen de verleende voorschotten worden teruggevorderd.

  • 2. Voordat het college gebruik maakt van de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Awb, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 26 Intrekking ex artikel 4:50 Awb

Naast de in artikel 4:50 van de Awb genoemde gronden voor intrekking of wijziging van een subsidieverlening voorafgaand aan de subsidievaststelling, kan het college de subsidieverlening ook intrekken wanneer:

  • a.

    de organisatie bij rechterlijk vonnis geacht wordt geen rechtspersoon te zijn;

  • b.

    de organisatie bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

  • c.

    bij de organisatie of bij derden conservatoir/executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel daarvan;

  • d.

    de organisatie failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering

Artikel 27 Bevoorschotting en verrekening

  • 1. Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 2. Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties op een subsidieontvanger rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

  • 3. Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend. Indien de subsidieontvanger meer voorschot heeft ontvangen dan waarop hij op grond van het besluit tot subsidievaststelling recht had, wordt het meerdere in het besluit tot subsidievaststelling teruggevorderd.

  • 4. Indien een subsidie na intrekking of lagere vaststelling vanwege strijd met Europese regels inzake staatssteun wordt teruggevorderd, vordert het college ook de rente die de subsidieontvanger heeft verkregen gedurende de tijd dat de subsidiebedragen en voorschotten onder hem rustte, terug. De hoogte van de rente wordt bepaald met inachtneming van de Europese regels over de omvang van die rente.

Hoofdstuk 8 Gemeentegaranties en leningen

Artikel 28 Begripsbepalingen hoofdstuk 8

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    geldnemer: een rechtspersoon naar burgerlijk recht waaraan de gemeente Utrecht een garantie of een lening heeft verstrekt voor de betaling van rente en aflossing als deze in gebreke is;

  • b.

    geldverstrekker: een bancaire instelling die aan een geldnemer een lening heeft verstrekt waarvoor de gemeente Utrecht borg staat voor de betaling van rente en aflossing;

  • c.

    aanvrager: een geldnemer die de gemeente Utrecht verzoekt om borg te staan voor de betaling van rente en aflossing die de geldnemer aan de geldverstrekker is verschuldigd dan wel verzoekt om een lening van de gemeente Utrecht;

  • d.

    garantie: een garantie waarbij de gemeente Utrecht zich tegenover een geldverstrekker verplicht om één of meer vorderingen van een geldverstrekker op een geldnemer te voldoen als de geldnemer in gebreke is.

  • e.

    lening: een geldlening verstrekt door de gemeente Utrecht aan een aanvrager

Artikel 29 Toepasselijkheid van de eisen die gelden voor de aanvrager

Voor een aanvraag voor een garantie of een lening van de gemeente Utrecht zijn de volgende artikelen onverkort van toepassing, waarbij voor subsidie wordt gelezen garantie of lening: artikelen 6 en 7, artikel 8 leden 1d, 1h,1l en 1m, artikelen 13 tot en met 18 en artikel 19 lid 1.

Artikel 30 Bij een aanvraag om verlening van een garantie of verstrekking van een lening over te leggen gegevens

  • 1.Bij een aanvraag voor het verlenen van een garantie of verstrekking van een lening wordt overgelegd:

  • a. de in artikel 7, eerste lid genoemde stukken en gegevens;

  • b. een onderbouwing van de financieringsbehoefte;

  • c. twee offertes van geldverstrekkers als de hoofdsom van de af te sluiten lening meer bedraagt dan EUR 50.000,00. Als de aanvrager er niet in slaagt voldoende offertes van geldverstrekkers te laten zien, kan in plaats van een offerte ook de formele verklaring van één of meer geldverstrekkers worden overlegd waaruit blijkt dat deze(n) niet bereid is c.q. zijn een lening aan de aanvrager te verstrekken.

  • d. één offerte van een geldverstrekker als de hoofdsom van de af te sluiten lening niet meer dan EUR 50.000,00 bedraagt.

    2.Als de aanvraag betrekking heeft op een garantie voor het beleidsveld sport, dan moet er bij de aanvraag ook een verklaring van de Stichting Waarborgfonds Sport zijn opgenomen. In deze verklaring moet staan dat de Stichting Waarborgfonds Sport bereid is de helft van het risico dat aan de lening is verbonden, te dragen.

Artikel 31 Reikwijdte en voorwaarden van het besluit tot verlenen van een garantie of verstrekken van een lening

  • 1. Het verlenen van een garantie of het verstrekken van een lening kan alleen als blijkt dat dit een noodzakelijke interventie van het college is voor het realiseren van de financiering van een activiteit of een object die c.q. dat (mede) dienstbaar is aan het realiseren van een actuele gemeentelijke beleidsdoelstelling zoals vermeld in de programmabegroting.

  • 2. Er wordt geen garantie verleend op een al verstrekte lening of als de aanvrager al een overeenkomst heeft gesloten met een geldverstrekker voor het krijgen van een geldlening. Het verlenen van een garantie of het verstrekken van een lening kan alleen als:

    • a.

      er aantoonbaar geen organisatie of andere overheidsorganisatie is die voor de aanvrager of voor de financiering van de activiteit c.q. het object zekerheden verschaft;

    • b.

      uit verklaringen van tenminste twee van elkaar onafhankelijke bancaire instellingen blijkt dat zij niet bereid zijn zonder gemeentelijke garantie een geldlening te verstrekken, ook niet op basis van een onderpand dat de geldnemer als zekerheid kan verstrekken;

    • c.

      een geldnemer in staat is geheel of gedeeltelijk zekerheid te verschaffen op basis van een onderpand dat daartoe kan dienen. Als een aanvrager de beschikking heeft over een onroerende zaak moet deze eerst als onderpand worden verstrekt alvorens een garantie of lening bij het college wordt aangevraagd. Als na een taxatie blijkt dat de waarde van een onderpand niet toereikend is, kan voor het tekort een garantie van het college worden aangevraagd;

    • d.

      de geldnemer structureel in staat is de verschuldigde rente en aflossing te dragen ;

    • e.

      het risico, in verhouding tot de draagkracht van het voor het beleidsproduct beschikbare budget aanvaardbaar is.

  • 4. Het verlenen van een garantie of het verstrekken van een lening is onder de opschortende voorwaarde dat ter zake van de uitvoering van het verleningbesluit een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb tot stand komt.

Artikel 32 Strekking van gemeentelijke garanties

  • 1. Als het college een garantie verleent, strekt deze alleen tot zekerstelling aan de geldverstrekker van de betaling van rente en aflossing indien een geldnemer in gebreke is gebleven.

  • 2. Met verlening van een garantie of in de daarop betrekking hebbende uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb, wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

  • 3. In de verlening van een garantie of de daarop betrekking hebbend uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb, worden geen bedingen opgenomen die de aansprakelijkheid van de gemeente Utrecht verhogen of uitbreiden boven of naast de betaling van rente en aflossing.

Artikel 33 Verplichting tot gegevensverstrekking

Een geldnemer en een geldverstrekker zijn te allen tijde verplicht om aan het gemeentelijke bestuursorgaan dat de garantie heeft verstrekt,desverlangd alle gevraagde gegevens te verstrekken. Het gaat dan om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft om toezicht te houden op de naleving van de aan de garantie of lening verbonden voorschriften. Het gaat ook om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft voor het beoordelen van het actuele risico dat de gemeente Utrecht loopt door de verstrekte garantie of lening.

Artikel 34 Intrekking verleende garanties of leningen

Een verleende garantie of een verstrekte lening kan worden ingetrokken:

  • 1.

    op de gronden genoemd in artikel 4:48, eerste lid sub a tot en met d van de Awb;

  • 2.

    als de overeenkomst van geldlening, waarop de garantie betrekking heeft, niet binnen drie maanden na verzending van het betreffende besluit tot stand komt en de hoofdsom volgens het overeengekomen stortings- en aflossingsschema aan de geldnemer ter beschikking wordt gesteld;

  • 3.

    als door toedoen of nalaten van de geldnemer het risico dat voor het college uit de verstrekte garantie of lening voortvloeit aanzienlijk wijzigt.

Hoofdstuk 9 Overige en slotbepalingen.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening 2014.

Artikel 36 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 2.

    Met ingang van hetzelfde tijdstip wordt de Algemene subsidieverordening 2008 ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die vóór en ten behoeve van het boekjaar 2014 zijn verleend en meerjarige subsidies die een looptijd hebben die doorloopt na het boekjaar 2014.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 3 december 2013.

De griffier, De voorzitter,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Publicatie is geschied op 11december 2013

Deze verordening is in werking getreden op 1 januari 2014

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2013, NR. 64

Algemene toelichting

De gemeente Utrecht verleent subsidie aan organisaties om de doelstellingen in de programmabegroting te realiseren. Afhankelijk van de te bereiken doelen kan de subsidie worden verleend aan rechtspersonen zonder winstoogmerk, particulieren en rechtspersonen met winstoogmerk. Voor de gemeente is het bij de subsidieverstrekking vooral belangrijk wat wordt bereikt met de verleende subsidies, waarbij de activiteiten die worden gesubsidieerd een middel zijn en geen doel op zich. Bij de beoordeling van de aanvraag staat voorop wat de bijdrage aan de doelstellingen van de gemeente is, waarbij de prijs-kwaliteit verhouding van belang is. De te subsidiëren activiteiten dienen gericht te zijn op de te realiseren doelen en de aangevraagde subsidie moet passend zijn voor die activiteiten. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de aanvrager aan te tonen, dat hij zelf niet de middelen heeft om zonder subsidie de activiteiten uit te voeren. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen vragen we aan de aanvrager om een inzichtelijke aanvraag in te dienen, zowel inhoudelijk als financieel. De gemeente beoordeelt naast de aanvraag ook de kwaliteit van de aanvrager, waarbij van belang is dat de gemeente erop kan vertrouwen dat de activiteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd volgens de aanvraag.

De gemeente wil dat de activiteiten ten goede komen aan de inwoners van Utrecht, dat zij toegankelijk zijn voor iedereen. De inzet van de subsidiegelden dient verder niet alleen doeltreffend te zijn, maar de gemeente vraagt ook om waarborgen voor de rechtmatige besteding van de subsidie. Daartoe stelt de gemeente aanvullende voorwaarden en legt zij de subsidieontvanger aanvullende verplichtingen op. De intentie is om de administratieve lasten zo beperkt mogelijk te houden.

De Algemene Subsidieverordening is zoals de naam al zegt een algemene verordening. Daarom biedt de verordening de mogelijkheid om in beleidsregels nadere invulling te geven aan de verordening en waar mogelijk nadere invulling te geven aan de gestelde regels in de verordening. In de verleningsbeschikking kan nog een verdere verfijning worden aangebracht aan de verordening en de beleidsregels, waarbij wij er nadrukkelijk voor waken dat er geen willekeur ontstaat.

Bij het vaststellen van de subsidie richt de gemeente zich op hetgeen bereikt is met de subsidie. Waar mogelijk regelen we in beleidsregels dat de subsidie wordt verleend en vastgesteld op basis van te bereiken en bereikte resultaten. Waar dat niet haalbaar is, richten wij ons op de realisatie van de activiteiten. De gemeente wil efficiency stimuleren en daarom staan we in veel gevallen toe dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als hij efficiënter heeft gewerkt dan verwacht. Deze middelen dienen wel alsnog voor de gesubsidieerde doelen te worden ingezet.

Toelichting artikelsgewijs

Toelichting artikel 1

:

in dit artikel wordt een aantal gebruikte begrippen uitgelegd. in de verordening wordt voor de belanghebbende(n) bij subsidies het begrippenpaar 'aanvrager' en 'subsidieontvanger' gebruikt. De belanghebbende wordt tot aan het moment van subsidieverlening als aanvrager aangeduid en daarna als subsidieontvanger. Voor wat betreft het begrip 'subsidie' wordt verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht. in artikel 4:21 van de Awb wordt onder een subsidie ook verstaan een 'geldelijke aanspraak'. Hierdoor vallen ook garanties en leningen onder dit begrip. Een geldelijke aanspraak brengt met zich mee dat feitelijk geldverkeer voor het bestaan van een subsidierelatie geen noodzakelijke voorwaarde is. Bij een garantie ontstaat er een aanspraak op geldelijke middelen, ook als deze aanspraak afhankelijk is van het in gebreke blijven van de debiteur.

Toelichting artikel 2:

Met de term verstrekken wordt gedoeld op het gehele proces van subsidiëren, dus (in de regel) verlenen en vaststellen.

Met dit artikel wil de gemeente een eenduidig juridisch regime creëren voor alle subsidies die door haar worden verstrekt. Dit is niet alleen van belang voor de gemeente zelf, ook voor aanvragers en subsidieontvangers zijn er voordelen verbonden aan een eenduidig subsidieregime. Als het gemeentelijke subsidiebeleid in één verordening is geregeld, is dit beter voor de herkenbaarheid. Daarnaast zijn er belanghebbenden die verschillende subsidies van de gemeente ontvangen uit verschillende budgetten. Voor hen zijn er voordelen aan verbonden dat deze zoveel mogelijk onder een eenduidig juridisch regime worden gebracht en dat ook aanvraag en vaststellingsprocedures zoveel mogelijk worden geharmoniseerd. In het artikel is sprake van subsidieverstrekking door bestuursorganen van de gemeente Utrecht. Dit betekent dat niet alleen het college van burgemeester en wethouders de verordening moeten toepassen maar ook commissies die subsidie verstrekken en ambtenaren die op basis van een mandaat bevoegdheden uitoefenen.

Voor de gevallen, omschreven in art. 4:23 lid 3 Awb, geldt de eis van een wettelijk voorschrift niet. Op die gevallen is de Algemene subsidieverordening niet van toepassing. Dat laat onverlet dat in het besluit tot subsidieverlening kan worden bepaald dat (een aantal artikelen uit) de Algemene subsidieverordening op de subsidieverstrekking van toepassing is.

Deze verordening geldt wel als een wettelijk voorschrift bepaalt dat een gemeentelijk bestuursorgaan een regeling moet vaststellen voor het verstrekken van bepaalde subsidies. De Algemene subsidieverordening fungeert in die gevallen zoveel mogelijk als kader. Artikel 4:23 van de Awb schrijft voor dat slechts subsidie wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift, dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt. Het is toegestaan om in de subsidieverordening een globale omschrijving van de activiteiten te geven als deze in beleidsnota's, beleidsregels of plannen worden uitgewerkt in concrete activiteiten of doelstellingen.

Toelichting artikel 3:

In het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen: het betreft niet alleen het verlenen of (gedeeltelijk) weigeren van subsidies, maar ook besluiten zoals het toestaan van eigen vermogen. Het verlenen of weigeren e.d. van subsidies en garanties behoren, als geen subsidieverordening geldt, tot de autonome bevoegdheden van de gemeenteraad. De verordening geeft een kader voor de uitoefening van deze bestuursbevoegdheden. Daarnaast wordt via het systeem van subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud de koppeling gelegd met het budgetrecht van en de beleidsinhoudelijke sturing door de gemeenteraad. Het college van burgemeester en wethouders is originair bevoegd tot de uitvoering van deze verordening. Op grond van de Gemeentewet kan het college deze bevoegdheid overdragen aan een commissie (ex artikel 82 van de Gemeentewet). Ook kan het college bevoegdheden mandateren aan één of meer van zijn leden en/of aan een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld het hoofd van een gemeentelijke dienst. Het college bepaalt zelf of er tenminste één maal in de vijf jaar een verslag komt over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie volgens art. 4:24 Awb.

Toelichting artikel 4:

Het college besluit op basis van de Programmabegroting welk deel van de begroting wordt ingezet voor subsidies en legt dit besluit vast in de subsidiestaat. Bij de Voorjaarsnota stelt het college de subsidiestaat onder voorbehoud van de programmabegroting voorlopig vast voor het volgende subsidiejaar en tevens stelt het college de subsidiestaat bij voor het lopende jaar. Bij de het aanbieden van de Programmabegroting aan de gemeenteraad stelt het college de subsidiestaat voor het komende subsidiejaar bij. Na goedkeuring van de Programmabegroting door de gemeenteraad is de subsidiestaat definitief van kracht. Het college kan gedurende het jaar de subsidiestaat bijstellen. De actuele subsidiestaat wordt gepubliceerd op de website van de gemeente. In de subsidiestaat is per subsidiedoelstelling een subsidieplafond opgenomen.

Op grond van artikel 4:25 van de Awb wordt subsidie geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden. Op grond van artikel 4:25 van de Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Op basis van die grondslag voorziet deze bepaling, die rechtstreeks van toepassing is, op alle subsidies die op basis van deze verordening (kunnen) worden verleend. Een subsidieplafond kan er in de praktijk toe leiden dat aanvragers die wel aan de inhoudelijke criteria voldoen toch een afwijzende beschikking krijgen omdat er geen middelen (meer) beschikbaar zijn. In de gemeentelijke praktijk zal het echter vaker voorkomen dat er behoefte is om aanvragen tegen elkaar af te wegen en een keuze te maken voor de aanvraag die het meest op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen aansluit. Er is voor gekozen om de verdeling 'bijdrage aan de doelstellingen' en 'prijs- kwaliteitsverhouding' als standaardverdeling van de subsidieplafonds te gebruiken. Het college kan echter bij de bekendmaking van het subsidieplafond een andere wijze van verdeling vermelden. (artikel 4: 26 lid 2 van de Awb). De verdeling is nodig om te regelen hoe de beschikbare gelden worden verdeeld over de aanvragen die in beginsel voor toestemming in aanmerking komen. Daarbij kunnen inhoudelijke en procedurele verdelingsregels worden beschreven. De subsidieverordening merkt als subsidieplafond aan: het bedrag dat voor subsidieverlening beschikbaar is op de begrotingspost waaruit de subsidie wordt betaald. in de programmabegroting hebben de begrotingsposten niet meer de gedetailleerdheid die nodig is om uitvoering te geven aan deze bepaling. Daarom is in de bepaling geregeld dat de subsidieplafonds per afzonderlijk collegebesluit worden vastgesteld. De subsidieplafonds moeten volgens artikel 4:27 van de Algemene wet bestuursrecht bekend worden gemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor de subsidie is vastgesteld.

Toelichting artikel 5:

Als een subsidie wordt verleend voor een periode waarvoor nog een begroting moet worden vastgesteld, neemt de gemeente een financiële verplichting op zich voordat de gemeenteraad daarvoor de budgetten ter beschikking stelt. Dit is een probleem omdat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het budgetrecht van de gemeenteraad. Artikel 4:34 van de Awb biedt de mogelijkheid subsidies ten laste van een nog niet vastgestelde en goedgekeurde begroting te verlenen onder de voorwaarde dat (bij die begroting) voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Dit voorbehoud wordt hier generiek gemaakt. Als de verstrekker hiervan gebruik wil maken, dan moet daarop binnen vier weken na vaststelling van de begroting een uitdrukkelijk beroep worden gedaan. De wetgever heeft deze regeling van het begrotingsvoorbehoud opgenomen om de rechtszekerheid van de subsidieverstrekker en de subsidieontvanger te vergroten. in de gemeentelijke meerjarenbegroting moet er natuurlijk wel voor worden gezorgd dat de structurele dekking aanwezig is, ook als er een begrotingsvoorbehoud wordt gemaakt.

Toelichting artikel 6:

Het college stelt subsidiebudgetten in eerste instantie vast met het oog op de daarmee te bereiken doelstellingen. Dit artikel stelt algemene eisen aan aanvragers en subsidieontvangers die (met gemeentelijke subsidie) deze doelstellingen (via hun activiteiten) moeten realiseren. Artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat er vanuit, dat subsidie wordt verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk. In de praktijk is een letterlijke toepassing van deze bepaling niet mogelijk omdat het vooraf vastleggen voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend in een gemeentelijke verordening, ertoe leidt dat er nog maar weinig flexibiliteit in het subsidiebeleid overblijft. Ook zou er dan bij aanvragen waarvoor vanuit beleidsinhoudelijke achtergronden de wens bestaat deze te honoreren maar die niet exact in een verordening zijn genoemd, een wijziging van de verordening moeten plaatsvinden. Aan de eis dat bekend moet zijn voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, wordt ook op een goede wijze voldaan met een verwijzing naar de gemeentebegroting. In die begroting zijn bij de verschillende producten de gemeentelijke doelstellingen geformuleerd en wordt in de subsidiestaat aangeduid in welke gevallen deze met een gemeentelijke subsidie kunnen worden gerealiseerd door derden. Een belangrijk uitgangspunt is dat subsidie alleen kan worden verstrekt aan rechtspersonen. Hiermee wil men voorkomen dat er een vermenging plaatsvindt van subsidiemiddelen met de privé-middelen van natuurlijke personen. Een uitzondering op deze eis staat in lid 2. Het star vasthouden aan de eis van rechtspersoonlijkheid heeft namelijk het ongewenste neveneffect dat voor initiatieven een té hoge drempel wordt opgeworpen. Daarom is bepaald, dat subsidie verleend kan worden aan natuurlijke personen.

Toelichting artikel 7:

Dit artikel geeft aan welke gegevens met een aanvraag worden opgevraagd. Het college kan in beleidsregels hiervan afwijken of de gevraagde gegevens uitbreiden.

Toelichting artikel 8:

De weigeringgronden zijn essentieel om het proces waarbij de middelen die voor subsidieverstrekking ter beschikking worden gesteld, te kunnen sturen. De weigeringgronden moeten ertoe bijdragen dat subsidiemiddelen voor de juiste activiteiten worden verstrekt aan aanvragers waarvan kan worden verwacht dat zij deze kunnen realiseren. Uit artikel 4:25, tweede lid van de Awb vloeit al voort dat subsidie wordt geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden. in dit artikel wordt dan ook naar deze weigeringgrond verwezen. Bij de Europese regelgeving wijzen wij in het bijzonder op de regelgeving aangaande staatssteun.

Toelichting artikel 9:

In artikel 4:30 van de Awb staat vermeldt dat er bij de beschikking tot subsidieverlening een omschrijving moet zitten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. Voor een effectief subsidiebeleid waarvoor het duidelijk regelen van de rechten en verplichtingen van de gemeente en de subsidieontvanger een noodzaak is, is dit niet voldoende. De omschrijving is sterk afhankelijk van de aard van de subsidie. Daarnaast kan de mate van vrijheid die de gemeente aan een subsidieontvanger wil laten om zijn activiteiten in te vullen, een rol spelen. in geen geval mag er nonchalant worden omgegaan met het omschrijven van de activiteiten in de beschikking. Een consequentie van een te globale omschrijving is namelijk dat naderhand verschil van mening kan ontstaan over de vraag of de activiteiten wel of niet zijn verricht zoals de gemeente heeft bedoeld. De beschikking om subsidie te verlenen geeft een rechtsbetrekking aan. Subsidie (zie de definitie in artikel 1 van deze verordening) is immers een aanspraak op financiële middelen. De beschikking tot verlening moet daarom altijd een maximum bedrag aangeven (de hoogte van de aanspraak). in deze verordening worden geen eisen gesteld aan een beschikking waarbij een subsidieverzoek wordt afgewezen. De Algemene wet bestuursrecht schrijft namelijk voor dat elke beschikking aan de aanvrager moet berusten op een deugdelijke motivering.

Toelichting artikel 10:

Als er geen beslistermijnen in deze verordening staan, is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Volgens die wet geldt een 'redelijke termijn' die na acht weken verstreken is. Ook verdaging is (met een 'redelijke termijn') mogelijk. Binnen het kader van de gemeentelijke beleids- en beheerscyclus is dit onvoldoende om te komen tot binnen de begroting passende besluiten met betrekking tot subsidies.

Toelichting artikel 11:

De bedoeling van de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht is het zo goed mogelijk regelen van de wederzijdse rechten en verplichtingen van de subsidiesubsidieontvanger en het bestuursorgaan dat subsidie verstrekt. Artikel 4:36 van de Awb geeft de mogelijkheid om een subsidieontvanger te verplichten om een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten. Hierin wordt de verplichting opgenomen om de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, uit te voeren. Om de effectiviteit en de doelmatigheid van het subsidiebeleid te bevorderen, is er in dit artikel voor gekozen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 4:36 van de Awb biedt. Behalve de verplichting dat de activiteiten moeten worden uitgevoerd, kunnen ook (kwalitatieve) verplichtingen worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop de activiteiten moeten worden uitgevoerd of ten aanzien van het te behalen resultaat.

Toelichting artikel 12:

In artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de toestemming van het bestuursorgaan vereist voor een aantal vermogensrechtelijke handelingen dat de subsidieontvanger kan verrichten. Deze bepaling is onder andere bedoeld om ervoor te zorgen dat subsidiegelden niet juist worden gebruikt en om financiële risico’s te voorkomen. Het vragen om toestemming door de subsidieontvanger kan door het informeren van de gemeente over de voorgenomen handeling. De gemeente heeft vervolgens vier weken de tijd om te besluiten over de toestemming met de mogelijkheid om het besluit vier weken te verdagen. In het geval de subsidieontvanger geen bericht ontvangt van de gemeente wordt de toestemming geacht stilzwijgend te zijn verleend. Het verlengen van bestaande overeenkomsten wordt in dit kader niet als een nieuwe overeenkomst beschouwd. Onder verwijzing naar artikel 4:71 Abw is de toestemming vereist voor het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon, het wijzigen van de statuten, handelingen aangaande registergoederen, het ontbinden van de rechtspersoon en handelingen aangaande faillissement en surseance van betaling.

Toelichting artikel 13

In het algemeen wordt van een subsidieontvanger zorgvuldigheid verlangd (het deugdelijk afsluiten van gebouwen e.d.). Een brandschadeverzekering en een verzekering tegen aansprakelijkheid zijn verplicht. Uiteraard komen de kosten van zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht voor rekening van de subsidieontvanger. Het college kan in de verleningbeschikking bepalen dat (kleine) organisaties worden vrijgesteld van bepalingen in dit artikel als het college van mening is dat deze bepalingen te zwaar belastend zijn voor deze (kleine) organisatie.

Toelichting artikel 14:

Dit artikel moet ervoor zorgen dat subsidiegelden niet worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een subsidieontvanger ergens anders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.

Toelichting artikel 15:

Dit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een subsidieontvanger mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.

Toelichting artikel 16:

Deze bepaling is bedoeld om bij het beoordelen van een aanvraag ook mogelijke andere inkomstenbronnen van de subsidieontvanger te kunnen betrekken, zoals subsidiemogelijkheden bij het Rijk of de provincie, contributies van leden, e.d.

Toelichting artikel 17:

De bedoeling van dit artikel is dat, indien met subsidie verkregen eigendommen aan de doelstelling worden onttrokken, een evenredig deel van het vermogen dat met de subsidie is opgebouwd, terugvloeit naar de gemeente.

Toelichting artikel 18:

Op diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moet/kan beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd gegeven informatie door een subsidieontvanger. Het ligt voor de hand dat de bereidheid van een subsidieontvanger om informatie te verstrekken afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig zijn.

Daarom wordt in dit artikel bepaald dat informatieverstrekking verplicht (zo spoedig mogelijk en op de voorgeschreven wijze) is als het gaat om omstandigheden naar aanleiding waarvan het college moet/kan beslissen.

Toelichting artikel 18, tweede lid:

Medewerking aan gemeentelijk onderzoek is in het algemeen niet verplicht. Met deze bepaling wordt aangegeven dat subsidieontvangers niet de vrijheid hebben om zich aan die medewerking te onttrekken.

Toelichting artikel 18, derde en vierde lid:

Dit artikel maakt het mogelijk om aan een subsidieontvanger ook andere inlichtingen te vragen dan zij verplicht is te verlenen via de verslaglegging (artikel 21). De beperking is dat de informatie die gevraagd wordt van belang moet zijn met het oog op de subsidievaststelling. Het stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een subsidieontvanger is vooral van belang met het oog op de subsidievaststelling die mede is gebaseerd op gegevens die aan deze administratie zijn ontleend. Deze moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn.

Toelichting artikel 19, eerste lid:

De bedoeling van dit artikel is om een goed bestuur door de subsidieontvangers te waarborgen door te verplichten dat alle subsidieontvangers aan de Governance Code van de eigen branche moeten voldoen, als deze aanwezig is en anders aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur . Natuurlijke personen zijn hiervan uitgezonderd, omdat voor hen deze voorwaarde niet passend is. De gemeente Utrecht maakt in de Utrechtse Voorwaarden onderscheid naar subsidieontvangers, zodat de gestelde voorwaarden passend zijn.

Het voldoen aan de Governance Code van de eigen branche is niet altijd passend bij de grootte van de organisatie dan wel bij de hoogte van het subsidiebedrag. Het college heeft daarom de mogelijkheid om organisaties met een beperkte omvang en/of organisaties die beperkte subsidiebedragen ontvangen ontheffing te verlenen van de verplichting te voldoen aan de Governance Code.

De mogelijkheid voor het college om ontheffing te verlenen is verder bedoeld om de subsidieontvanger in staat te stellen om op termijn aan de gestelde voorwaarden te voldoen en om het mogelijk te maken om af te wijken als het niet verlenen van subsidie in voorkomende gevallen niet in het belang van de gemeente is.

In sommige gevallen is een Governance Code van een branche niet passend voor de subsidieontvangers.

Toelichting artikel 19, tweede lid:

De bedoeling van dit artikel is om verplichtingen te kunnen opleggen met betrekking tot de wijze waarop de activiteit wordt uitgevoerd. De verplichtingen zijn niet passend voor alle subsidies, dus het college moet gericht verplichtingen kunnen opleggen. Dit kan in beleidsregels dan wel in een besluit tot subsidieverlening.

In bepaalde gevallen zijn er voor de benodigde huisvesting van de activiteiten al accommodaties beschikbaar. Dit kunnen gemeentelijke accommodaties zijn maar ook accommodaties van andere organisaties die subsidie van de gemeente ontvangen. In deze gevallen kunnen nadere verplichtingen worden gesteld aangaande het gebruik van deze accommodaties voor de gesubsidieerde activiteiten.

De gemeente Utrecht streeft er naar om in 2010 voor 75% duurzaam in te kopen en in 2012 voor 100%. Utrecht houdt zich aan de methodiek van Agentschap NL op het gebied van duurzaam inkopen. Ook worden aan de hand hiervan de resultaten bepaald. Voor verschillende producten heeft Agentschap NL productcriteria vastgesteld. Deze criteria laten zien hoe een aanbesteding leidt tot duurzame inkoop. De gemeente Utrecht past deze productgroepcriteria bij aanbestedingen toe. Verder doet de gemeente Utrecht mee aan de benchmark van het ministerie van VROM. Deze vindt iedere twee jaar plaats.

Diversiteit betekent, dat mensen uit verschillende culturen betrokken worden bij de activiteiten, waarbij

het contact tussen de verschillende etnisch-culturele groepen en een open samenleving met respect voor elkaar bevorderd worden.

Bij Social Return gaat het erom dat een subsidie die de gemeente verleent, naast het 'gewone' rendement ook een concrete sociale winst (return) oplevert. Utrecht is een economisch sterke en bedrijvige stad, waar iedereen die kan werken ook een kans moet krijgen om aan de slag te gaan. Met Social Return levert u daar als subsidieontvanger een bijdrage aan.

Toelichting artikel 19, derde lid:

De gemeente legt de verplichting op, dat alle gesubsidieerde activiteiten toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Deze verplichting is niet altijd relevant voor de activiteiten en daarom kan in beleidsregels van deze verplichting worden afgeweken, al dan niet met een overgangsregeling. Het college heeft de mogelijkheid om in een verleningbesluit op verzoek van de aanvrager een ontheffing te verlenen, als het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan de eis van toegankelijkheid te voldoen. Het college beoordeelt bij het verzoek of het voldoen aan de verplichting onevenredige inspanningen vraagt van de kant van de aanvrager, financieel of anderszins. De ontheffing kan worden gecombineerd met een overgangsregeling om de organisatie de tijd te geven om maatregelen te nemen om dit te realiseren. Bij een overgangsregeling is een langere periode van meerdere jaren mogelijk om de maatregelen financieel mogelijk te maken.

Toelichting artikel 21:

Dit artikel geeft aan over welke stukken het college tenminste moet beschikken in verband met de (definitieve) vaststelling van subsidies. Met het toepassen van het zevende en achtste lid kan het college één en ander zo nodig uitbreiden of beperken. Het college sluit aan bij dat wat binnen de gemeentelijke organisatie gebruikelijk is: integrale verslaglegging. De verantwoording moet dusdanig zijn, dat alle gestelde verplichtingen aan de subsidieverlening kunnen worden gecontroleerd. In het achtste lid is de verantwoordingsplicht voor de ontvangers van kleine subsidies tot een minimum beperkt. Deze verantwoording De gemeente Utrecht streeft er naar om in 2010 voor 75% duurzaam in te kopen en in 2012 voor 100%. Utrecht houdt zich aan de methodiek van Agentschap NL op het gebied van duurzaam inkopen. Ook worden aan de hand hiervan de resultaten bepaald. Voor verschillende producten heeft Agentschap NL productcriteria vastgesteld. Deze criteria laten zien hoe een aanbesteding leidt tot duurzame inkoop. De gemeente Utrecht past deze productgroepcriteria bij aanbestedingen toe. Verder doet de gemeente Utrecht mee aan de benchmark van het ministerie van VROM. Deze vindt iedere twee jaar plaats.

Diversiteit betekent, dat mensen uit verschillende culturen betrokken worden bij de activiteiten, waarbij

het contact tussen de verschillende etnisch-culturele groepen en een open samenleving met respect voor elkaar bevorderd worden.

Bij Social Return gaat het erom dat een subsidie die de gemeente verleent, naast het 'gewone' rendement ook een concrete sociale winst (return) oplevert. Utrecht is een economisch sterke en bedrijvige stad, waar iedereen die kan werken ook een kans moet krijgen om aan de slag te gaan. Met Social Return levert u daar als subsidieontvanger een bijdrage aan.

Toelichting artikel 19, derde lid:

De gemeente legt de verplichting op, dat alle gesubsidieerde activiteiten toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Deze verplichting is niet altijd relevant voor de activiteiten en daarom kan in beleidsregels van deze verplichting worden afgeweken, al dan niet met een overgangsregeling. Het college heeft de mogelijkheid om in een verleningbesluit op verzoek van de aanvrager een ontheffing te verlenen, als het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan de eis van toegankelijkheid te voldoen. Het college beoordeelt bij het verzoek of het voldoen aan de verplichting onevenredige inspanningen vraagt van de kant van de aanvrager, financieel of anderszins. De ontheffing kan worden gecombineerd met een overgangsregeling om de organisatie de tijd te geven om maatregelen te nemen om dit te realiseren. Bij een overgangsregeling is een langere periode van meerdere jaren mogelijk om de maatregelen financieel mogelijk te maken.

Toelichting artikel 21:

Dit artikel geeft aan over welke stukken het college tenminste moet beschikken in verband met de (definitieve) vaststelling van subsidies. Met het toepassen van het zevende en achtste lid kan het college één en ander zo nodig uitbreiden of beperken. Het college sluit aan bij dat wat binnen de gemeentelijke organisatie gebruikelijk is: integrale verslaglegging. De verantwoording moet dusdanig zijn, dat alle gestelde verplichtingen aan de subsidieverlening kunnen worden gecontroleerd. In het achtste lid is de verantwoordingsplicht voor de ontvangers van kleine subsidies tot een minimum beperkt. Deze verantwoording kan bestaan uit slechts een korte samenvatting van de gemaakte kosten. Steekproefsgewijs kan in deze categorie gesubsidieerden een controle met meer diepgang worden verricht.

Toelichting artikel 22:

Voorop wordt gesteld dat geen twijfel mag bestaan aan de deugdelijkheid van financiële verslagen c.a. Daarom geldt als regel dat deze vergezeld moeten gaan van een controleverklaring van een accountant. De invulling van deze controleverklaring wordt beschreven in het controleprotocol. Als een subsidie een grensbedrag niet te boven gaat, kan daarvan worden afgeweken en bepaalt het college op welke andere wijze de controle wordt uitgevoerd. Hierbij kan worden gedacht aan controle door ambtenaren van de gemeentelijke dienst die bij de subsidieverstrekking betrokken is. Tevens is er de mogelijkheid om organisaties -die de administratie en de jaarrekening op orde hebben- voor één of meer jaren te ontheffen van de verplichting om een controleverklaring/ rapportage van de accountant bij te voegen. Uiteraard komen de kosten van de accountant voor rekening van de subsidieontvanger.

Toelichting artikel 23:

In dit artikel worden heldere regels gesteld die worden gehanteerd bij de vaststelling van de subsidie. De regels zijn bedoeld als basisregeling, omdat voor alle subsidieregelingen het vaststellen op basis van gerealiseerde activiteiten mogelijk is. In beleidsregels dan wel in de verleningsbeschikking kan het college andere regels voor vaststelling bepalen. De gemeente wil voor subsidieregelingen, waarbij vaststellen op basis van gerealiseerde resultaten geheel of gedeeltelijk haalbaar is, een andere wijze van vaststellen kunnen opnemen in beleidsregels. Afwijken in een verleningbesluit is mogelijk, omdat maatwerk mogelijk dient te zijn bij de subsidieverlening. In voorkomende gevallen kan het college ten gunste van de bepalingen afwijken, als een onverkorte toepassing niet redelijk is.

Conform de Algemene Wet Bestuursrecht wordt uitgegaan van een evenredigheidsbeginsel bij de verlaging van de subsidie bij minder gerealiseerde activiteiten dan wel resultaten.

Toelichting artikel 24:

Dit artikel geeft de maximale termijnen aan waarbinnen het college moet beslissen. Dit betekent niet dat daarvan in de praktijk ook steeds volledig gebruik wordt gemaakt. Minder gecompliceerde zaken worden uiteraard ruim voor het verstrijken van de termijn afgedaan.

Toelichting artikel 27:

Bevoorschotting is gebruikelijk. Met dit artikel wordt dit gebaseerd op de verordening. Het is zinvol daarbij ook vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting. Bevoorschotting aan een subsidieontvanger waarvan het voortbestaan onzeker wordt, kan worden gestopt. Bevoorschotting kan worden gestaakt als er zich omstandigheden voordoen, die aanleiding kunnen geven tot het intrekken of wijzigen van de subsidie, bijvoorbeeld het niet voldoen aan subsidieverplichtingen. Artikel 4:56 van de Awb regelt dat de plicht om voorschotten te betalen wordt opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan de subsidieontvanger op de voorgeschreven wijze in kennis stelt van het ernstige vermoeden dat er reden is om de subsidie op grond van artikel 4:48 of 4:49 van de Awb in te trekken of te wijzigen.

Op grond van artikel 14, tweede lid, van Verordening (EG) 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 EG [thans artikel 108 VWEU] (PB 1999, L 83, blz. 1) dient de te terug te vorderen steun tevens de genoten rente te omvatten welke wordt genoten vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de subsidieontvanger beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun. De rente wordt berekend overeenkomstig de methode zoals beschreven in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 794/2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 (PB 2004, L 140, blz. 1)

Toelichting artikel 29:

Bij een aanvraag tot het verstrekken van een garantie of een lening zijn grotendeels dezelfde eisen van toepassing als bij de subsidieverlening. De relevante artikelen worden daarom expliciet van toepassing verklaard op garanties en leningen.

Toelichting artikel 30:

Bij een aanvraag tot het verstrekken van een garantie of lening zijn deels dezelfde gegevens relevant als bij de beoordeling van een subsidieaanvraag. Bij een garantie of lening moeten echter ook de financieringsbehoefte van de geldnemer en de offerte(s) van de geldverstrekkers worden beoordeeld.

Toelichting artikel 33:

Voor een goed toezicht op de naleving van de aan een garantie of lening verbonden voorschrift is het noodzakelijk om te kunnen beschikken over de benodigde gegevens. Het is ook nodig dat de gemeente kan beschikken over de nodige andere gegevens (bijvoorbeeld gegevens over de bedrijfsvoering en activiteiten van de geldnemer) om te kunnen beoordelen hoe het risico dat de gemeente op zich neemt, zich ontwikkelt. Deze informatie is nodig om te boordelen of de beleidsproducten en de eventuele voorzieningen die de gemeente aanhoudt, zich op het juiste peil bevinden.

Toelichting artikel 34:

in artikel 4:48 van de Awb is bepaald onder welke omstandigheden een verleende subsidie wordt ingetrokken. Deze regeling geldt waar mogelijk op verleende garanties of verstrekte leningen. Daarnaast zijn enkele gronden toegevoegd voor het intrekken van verleende subsidie. Die gronden gaan specifiek over garanties. Het betreft het niet binnen drie maanden tot stand komen van de onderliggende overeenkomst of het niet storten en opnemen van de hoofdsom conform het stortings- en aflossingsschema. Er bestaan ook intrekkinggronden die een ruimere formulering hebben, bijvoorbeeld als door toedoen of het nalaten van de geldnemer het risico dat de gemeente loopt significant wordt gewijzigd. Hierbij kan worden gedacht aan het gaan uitvoeren van activiteiten die grotere financiële risico's met zich meebrengen of het niet treffen van maatregelen om vermogensverlies te voorkomen zoals het afsluiten van verzekeringen en wanbeheer.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2013, NR. 64

Relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Alle artikelen van de Algemene Wet Bestuursrecht kunt u vinden op www.wetten.overheid.nl.

Artikel 4.21.

[Definitieve subsidie]

  • 1.

    Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift op het gebied van:

    • a.

      belastingen;

    • b.

      de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting als gevolg van de Wet financiering sociale verzekeringen; of

    • c.

      de heffing van een inkomensafhankelijke bijdrage dan wel een bijdragevervangende belasting als gevolg van de Zorgverzekeringswet.

  • 3.

    Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die volgens het publiekrecht zijn ingesteld.

  • 4.

    Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22.

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23.

[Grondslag subsidie]

  • 1.

    Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Als een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaar nadat het in werking is getreden. Dit gaat niet op als er vóór dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      in afwachting van het tot stand komen van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste één jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven (?) en in werking is getreden;

    • b.

      als de subsidie rechtstreeks wordt verstrekt op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma;

    • c.

      als de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt; of

    • d.

      in incidentele gevallen, als de subsidie voor ten hoogste vier jaar wordt verstrekt.

  • 4.

    Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdeel a en d.

Artikel 4:24.

[Verslag]

Als een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Dit geldt niet als een wettelijk voorschrift anders bepaald.

Artikel 4:25.

[Weigering subsidie]

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of bij wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden.

  • 3.

    Als niet tijdig over het verstrekken van de subsidie wordt beslist, via bezwaar of beroep of omdat er een rechterlijke uitspraak ligt, dan geldt de verplichting van het tweede lid alleen als zij ook gold op het tijdstip waarop de beslissing in eerste instantie werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26.

[Verdeling subsidie]

  • 1.

    Bij wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27.

[Bekendmaking subsidieplafond]

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

    Artikel 4:28

    Artikel 4:27, tweede lid

    Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

    • a.

      de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

    • b.

      het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

    • c.

      bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

    Artikel 4:29

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

    Artikel 4:30.

    [Inhoud beschikking]

    • 1.

      De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

    • 2.

      De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

    Artikel 4:31

    • 1.

      De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

    • 2.

      Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

    Artikel 4:32

    Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

    Artikel 4:33

    Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

    • a.

      de subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

    • b.

      de subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden.

    Artikel 4:34.

    [Begrotingsvoorwaarde]

    • 1.

      Als er een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat er voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

    • 2.

      De voorwaarde kan niet worden gesteld als die voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

    • 3.

      De voorwaarde vervalt als het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

    • 4.

      Het beroep op de voorwaarde gebeurt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden in overeenstemming met artikel 4:50.

    • 5.

      In andere gevallen vindt het beroep plaats op de voorwaarde door een intrekking in overeenstemming met artikel 4:48, eerste lid.

    Artikel 4:35.

    [Weigering subsidie]

    • 1.

      De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd als een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

    • 2.

      De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd, als de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en als de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag heeft geleid; of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daarvoor bij de rechtbank is ingediend.

    Artikel 4:36.

    [Subsidieovereenkomst]

    • 1.

      Om de beschikking tot subsidieverlening uit te voeren, kan een overeenkomst worden gesloten.

    • 2.

      In de overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet.

    Artikel 4:37

    • 1.

      Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico’s;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

    • 2.

      Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 4:38

    • 1.

      Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

    • 2.

      Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

    • 3.

      Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

    Artikel 4:39

    • 1.

      Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

    • 2.

      Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

    Artikel 4:40

    De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

    Artikel 4:41

    • 1.

      In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

    • a.

      dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

    • b.

      daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

    • 2.

      De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

      • a.

        de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

      • b.

        de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

      • c.

        de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

      • d.

        de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

      • e.

        de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

    • 3.

      De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

    Artikel 4:42

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

    Artikel 4:43

    • a.

      Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

    • b.

      De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 4:44

    • 1.

      Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

      • a.

        de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

      • b.

        bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

      • c.

        de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

    • 2.

      Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

    • 3.

      Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

    • 4.

      Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

    Artikel 4:45

    • 1.

      Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

    • 2.

      Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

      Artikel 4:46.

    • 1.

      Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

    • 2.

      De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

      • a.

        de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

      • b.

        de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

      • c.

        de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

      • d.

        de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

    • 3.

      Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

    Artikel 4:47

    Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

    • a.

      bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

    • b.

      toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

    • c.

      de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

    Artikel 4:48.

    [Intrekking of wijziging subsidieverlening]

    • 1.

      Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen. Dit geldt als:

      • a.

        de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

      • b.

        de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

      • c.

        de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

      • d.

        de subsidieverlening aan de andere kant onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of hoorde te weten; of

      • e.

        met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

    • 2.

      De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de het intrekken of wijzigen anders is bepaald.

    Artikel 4:49.

    [Intrekking of wijziging subsidievaststelling]

    • 1.

      Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

      • a.

        als er feiten of omstandigheden zijn waarvan het bestuursorgaan bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager zou zijn vastgesteld dan overeenkomstig de subsidieverlening;

      • b.

        als de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of hoorde te weten; of

      • c.

        als de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

      • d.

        Het intrekken of wijzigen werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij het intrekken of wijzigen anders is bepaald.

    • 2.

      De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd als er vijf jaar is verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt of sinds de dag (bedoeld in het eerste lid onderdeel c.) waarop de handeling in strijd is met de verplichting die is verricht of de dag waarop aan de verplichting moest worden voldaan.

    Artikel 4:50.

    [Intrekking of wijziging subsidieverlening | Vergoeding schade]

    • 1.

      Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

      • a.

        voor zover de subsidieverlening onjuist is;

      • b.

        voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten; of

      • c.

        in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

    • 2.

      Bij het intrekken of wijzigen op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

    Artikel 4:51

    • 1.

      Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

    • 2.

      Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

    Artikel 4:52

    • 1.

      Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

    • 2.

      Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een van artikel 4:87, eerste lid, afwijkende termijn voor de betaling van het subsidiebedrag worden vastgesteld.

    Artikel 4:53

    • 1.

      Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

    • 2.

      Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

    Artikel 4:56.

    [Opschorting betaling]

    De verplichting tot het betalen van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan de subsidieontvanger schriftelijk in kennis stelt van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49. Dit geldt tot en met de dag waarop de beschikking met betrekking tot het intrekken of wijzigen is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

    Artikel 4:58

    • 1.

      Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

    • 2.

      Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.

    Artikel 4:59

    • 1.

      Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

    • 2.

      De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.

    Artikel 4:60

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

    Artikel 4:61

    • 1.

      De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

    • b.

      een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

    • 2.

      Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

    Artikel 4:62

    Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

    Artikel 4:63

    • 1.

      De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

    • 2.

      De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

    • 3.

      Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

    Artikel 4:64

    • 1.

      Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

    • b.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

    • 2.

      De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

    • 3.

      Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

    Artikel 4:65

    Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

    Artikel 4:66

    De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

    Artikel 4:67

    • 1.

      De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

    • 2.

      Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

    • 3.

      De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidieontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

    Artikel 4:68

    Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidieontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

    Artikel 4:69

    • 1.

      De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

    • 2.

      De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

    Artikel 4:70

    Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

    Artikel 4:71.

    [Toestemming bestuursorgaan]

    • 1.

      Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, heeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan nodig voor:

      • a.

        het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

      • b.

        het wijzigen van de statuten;

      • c.

        het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen als zij ook zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor ook worden bekostigd uit de subsidiegelden;

      • d.

        het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan als deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor ook zijn bekostigd uit de subsidie;

      • e.

        het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

      • f.

        het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidstelling. Dit geldt ook voorzekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

      • g.

        het vormen van fondsen en reserveringen;

      • h.

        het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

      • i.

        het ontbinden van de rechtspersoon;

      • j.

        het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

    • 2.

      Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken over de toestemming.

    • 3.

      De beslissing kan één keer voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

    • 4.

      Als er over de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

      Artikel 4:72

    • 1.

      Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

    • 2.

      Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

    • 3.

      De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

    • 4.

      4.De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

    • 5.

      In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingspichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

    Artikel 4:73

    De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

    Artikel 4:74

    De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

    Artikel 4:75

    • 1.

      De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

    • 2.

      Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

    Artikel 4:76

    • 1.

      Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

    • 2.

      Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

    • a.

      het vermogen en het exploitatiesaldo, en

    • b.

      voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidieontvanger.

    • 3.

      De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

    • 4.

      De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

    • 5.

      Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

    Artikel 4:77

    Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidiever

    Artikel 4:78

    • 1.

      De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

    • 2.

      De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

    • 3.

      De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

    • 4.

      De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

    • 5.

      Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

    Artikel 4:79

    • 1.

      Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

    • 2.

      Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

    • 3.

      Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

    Artikel 4:80

    Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.