Regeling vervallen per 01-01-2014

Gemeenschappelijke Regeling uitvoerende taken

Geldend van 11-03-2010 t/m 31-12-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING UITVOERENDE TAKEN

(b. en w.-besluit van 4 november 2008, op 4 december 2008 heeft

de gemeenteraad het college toestemming verleend tot het aangaan van

deze gemeenschappelijke regeling, waarna de gemeenschappelijke regeling

namens beide gemeentebesturen is ondertekend)

De colleges van de burgemeester en wethouders van de gemeenten De Bilt en Utrecht,

ieder voor zover het hun eigen bevoegdheden aangaat;

na het verkrijgen van toestemming van hun gemeenteraden overeenkomstig artikel 1, tweede lid van

de Wet gemeenschappelijke regelingen;

overwegende dat:

• de gemeente De Bilt en de gemeente Utrecht samenwerking beogen voor het verrichten van uitvoerende taken ter zake van gemeentelijke belastingen en onderdelen van interne dienstverlening;

• de gemeente De Bilt en de gemeente Utrecht het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid zien om de samenwerking actief verder uit te bouwen en dat hiertoe gezamenlijk initiatieven worden ontplooid;

• deze samenwerking leidt tot vermindering van de kwetsbaarheid en een verbetering van de continuïteit en de kwaliteit van uitvoering;

• voor een doelmatige uitvoering van de gemeentelijke taken op genoemde gebieden intergemeentelijke samenwerking gewenst is;

• als samenwerkingsvorm de “gemeenschappelijke regeling zonder meer” de voorkeur geniet, een gemeenschappelijke regeling waarbij geen openbaar lichaam of gemeenschappelijk orgaan in het leven wordt geroepen;

• de gemeente de Bilt en de gemeente Utrecht instemmen met de opzet en uitvoering op het terrein van WOZ en belastingen zoals beschreven in de bestuurlijke samenvatting van 22 mei 2008 (projectnummer 20080065);

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet waardering onroerende zaken;

besluiten aan te gaan de volgende

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING uitvoerende taken

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b.

    regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    gemeenten: aan de regeling deelnemende gemeenten;

  • d.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • e.

    uitvoeringsorganisatie: een (organisatie-)onderdeel van de gemeente Utrecht, waar de uitvoering van de in deze regeling beschreven taken organisatorisch is ondergebracht;

  • f.

    DVO: de dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 5 van deze regeling.

Artikel 2 Doel en reikwijdte regeling

  • 1. De regeling wordt getroffen ter behartiging van het belang van het goed en doelmatig verrichten van uitvoerende taken van de gemeenten, in ieder geval op het gebied van gemeentelijke belastingen en de Wet WOZ.

  • 2. De colleges kunnen unaniem besluiten om de onder de regeling vallende taken uit te breiden met uitvoeringstaken op andere terreinen, waaronder automatisering en documentaire informatievoorziening.

Artikel 3 Uitvoeringsorganisatie

  • 1. De uitvoeringsorganisatie voert met inachtneming van het overige in deze regeling bepaalde de DVO uit.

  • 2. De gemeenten dragen de daarvoor benodigde bevoegdheden over aan de uitvoeringsorganisatie.

  • 3. De colleges wijzen met toepassing van artikel 232, tweede lid van de Gemeentewet in een separaat besluit ambtenaren aan voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen.

Artikel 4 Beleid

  • 1. De bevoegdheid om beleid vast te stellen en te wijzigen op het gebied van de uitvoerende taken, alsmede het vaststellen van verordeningen, blijft bij de bevoegde bestuursorganen van de individuele gemeenten.

  • 2. De uitvoeringsorganisatie verzorgt de beleidsvoorbereiding en uitvoering met betrekking tot de onder deze regeling vallende taken. Hieronder valt ook de administratief juridische verwerking, waaronder publicatie, ter inzage legging en toezending aan andere instanties. Daarbij worden de wettelijke voorschriften en door de gemeenten gestelde concernkaders in acht genomen.

  • 3. De uitvoeringsorganisatie informeert de gemeenten tijdig over alle ontwikkelingen welke van invloed (kunnen) zijn op het vastgestelde beleid, de uitvoering daarvan en de noodzaak tot wijziging van het beleid met inbegrip van de verordeningen ter zake van de onder deze Regeling vallende taken.

Artikel 5 Dienstverleningsovereenkomst

In de DVO worden binnen de kaders van deze regeling de volgende onderwerpen inhoudelijk en procedureel uitgewerkt:

  • -

    de door de uitvoeringsorganisatie te verrichten uitvoeringstaken als genoemd in artikel 2, eerste lid;

  • -

    de daarbij behorende prestatieafspraken en kwaliteitseisen;

  • -

    gegevensbeheer en archieffunctie;

  • -

    uitvoeringsvoorschriften;

  • -

    frontoffice/backoffice;

  • -

    nadere financiële afspraken – vergoeding voor uit te voeren werkzaamheden;

  • -

    verdeling van frictiekosten en resterende desintegratiekosten;

  • -

    bedrijfsrisico;

  • -

    aansprakelijkheid, vrijwaring.

Artikel 6 Financiële bepaling

  • 1. De gemeenten stellen de binnen elke gemeente beschikbare budgetten zonder enig voorbehoud aan de uitvoeringsorganisatie ter beschikking ter uitvoering van de Regeling.

  • 2. De budgetten worden jaarlijks aangepast:

    • a.

      voor wat betreft de loonkosten met de gevolgen van de (meer)jaarlijkse loonkostenontwikkelingen;

    • b.

      voor wat betreft de overige kosten met het prijsindexcijfer van de netto materiële overheidsconsumptie volgens het Centraal Plan Bureau;

    • c.

      voor de onderscheiden en betrokken onderdelen met de gevolgen van de gewijzigde wetgeving, beleidsbeslissingen of nieuwe leverancierscontracten.

  • 3. De uitvoeringsorganisatie brengt jaarlijks bij de in de gemeenten gangbare begrotingscyclus de door haar begrote kosten en baten in, met inachtneming van het in het tweede lid bepaalde.

  • 4. Het beschikbaar gestelde budget geldt voor de in het jaarplan van de uitvoeringsorganisatie per gemeente gespecificeerde producten.

  • 5. De uitvoeringsorganisatie geeft inzicht in de besteding van de ter beschikking gestelde budgetten ter uitvoering van de regeling.

  • 6. Financiële voordelen van samenwerking worden in eerste instantie geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van bestanden en processen en voor innovatie. Indien daarna duidelijk is dat met lagere budgetten uitvoering aan de taken kan worden gegeven en eventuele uit de regeling voortvloeiende risico’s voldoende zijn afgedekt, dan treden de gemeenten met elkaar in overleg over aanpassing van de budgetten.

Artikel 7 Personeel

Personeel van de gemeente De Bilt gaat over naar de gemeente Utrecht op basis van een door de gemeenten vast te stellen plaatsingsplan, met toepassing van het ter zake door de gemeente De Bilt vastgestelde Sociaal Plan, met dien verstande dat de rechtspositieregeling van de gemeente Utrecht na overgang onverkort van toepassing is op het overgekomen personeel.

Artikel 8 Informatie

De uitvoeringsorganisatie informeert de colleges op de wijze en de tijdstippen als gebruikelijk in beleids- en begrotingscycli van de gemeenten en daarenboven als aangegeven in de DVO.

Artikel 9 Toetreding, wijziging, uittreding en opheffing

  • 1. Andere gemeenten kunnen tot de Regeling toetreden met unanieme instemming van de gemeenten waarbij tevens de financiële gevolgen van de toetreding worden geregeld.

  • 2. De regeling kan na een daartoe strekkend unaniem besluit van de gemeenten worden gewijzigd of opgeheven, indien wetgeving, besluiten of andere regelgeving van een hogere overheid leiden tot structurele verandering van de door de uitvoeringsorganisatie te verrichten taken waardoor de doelstelling van de regeling niet meer kan worden gerealiseerd. In het geval dat wordt besloten tot opheffing van de regeling regelen de gemeenten daarbij tevens de financiële gevolgen van de opheffing van de regeling.

  • 3. Uittreding van één der gemeenten vindt niet eerder plaats dan per 31 december van enig jaar, met inachtneming van een termijn van aanzegging aan de andere gemeenten van minimaal 24 maanden.

  • 4. De uittredende gemeente neemt naar redelijkheid en billijkheid de financiële gevolgen van het uittreden uit deze regeling voor haar rekening. Voor de vaststelling van de financiële gevolgen van de uittreding vragen de gemeenten gezamenlijk advies aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor de gemeenten bindend. De kosten van het inschakelen van de deskundige komen bij uittreden voor rekening van de uittredende gemeente.

Artikel 10 Geschillen

  • 1. De gemeenten verplichten zich om in geval van geschillen omtrent de inhoud en uitvoering van deze regeling met elkaar in overleg te treden waarbij zal worden getracht dergelijke geschillen in der minne te beslechten.

  • 2. Indien niet in der minne tot een oplossing wordt gekomen zullen de partijen het geschil voorleggen aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, conform artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Het college van Utrecht zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht.

  • 2. De colleges dragen op de binnen hun gemeente gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van de regeling.

  • 3. De regeling treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 12 Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling uitvoerende taken.

Aldus vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt,

De secretaris, De burgemeester,

R.A.K. Huijbregts A.J. Gerritsen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

De secretaris, De burgemeester,

drs. J. Schuijlenburg mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 10 maart 2010.

Deze gemeenschappelijke regeling is in werking getreden op 11 maart 2010 en werkt terug tot 1 januari 2009.