Regeling vervallen per 01-06-2017

BELEIDSREGEL ONDERWIJS GEMEENTE UTRECHT 2017

Geldend van 14-06-2016 t/m 31-05-2017

Intitulé

BELEIDSREGEL ONDERWIJS GEMEENTE UTRECHT 2017

BELEIDSREGEL ONDERWIJS GEMEENTE UTRECHT 2017

Goed onderwijs voor de Utrechtse jeugd

(Besluit van b. en w. 7 juni 2016)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

gelet op:

• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 lid 2 Algemene subsidieverordening 2014 (ASV 2014)

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel: BELEIDSREGEL ONDERWIJS GEMEENTE UTRECHT 2017, Goed onderwijs voor de Utrechtse Jeugd.

Inhoudsopgave

Artikel 1. Begripsbepalingen 3

Artikel 2. Wat willen we bereiken? 8

Artikel 3. Hoe realiseren we het beoogde effect? 10

Artikel 4. Aanvraag 11

Artikel 5. Verantwoording 13

Artikel 6. Voorbereiden op startkwalificatie - 0-12 14

Thema: Cognitie 0-12 14

Artikel 6.1.Versterken van taal. 14

Artikel 6.2.Taalschool: taal onderwijs voor nieuwkomers van 4 t/m 12 jaar. 27

Thema Zorg 0-12 28

Artikel 6.3.Begeleiding zorgpeuter/kleuter bij overgang naar (speciaal) basisonderwijs. 28

Artikel 6.4.Leerlingbegeleiding PO 29

Thema: Talentontwikkeling 0-12 30

Artikel 6.5.Combinatiefunctie Brede School en activiteiten Talentontwikkeling

Primair Onderwijs 30

Artikel 7. Behalen van startkwalificatie - 12-23 33

Thema: Cognitie 12-23 33

Artikel 7.1.Internationale Schakel Klassen (ISK): taal onderwijs voor

nieuwkomers (VO) van 12 t/m 18 jaar. 33

Thema: Zorg 12-23 35

Artikel 7.2.OPDC De Utrechtse school. 35

Artikel 7.3.Door- ontwikkelen passend en dekkend onderwijsvoorzieningenaanbod VO37

Thema: Talentontwikkeling 12-23 38

Artikel 7.4.Combinatiefuncties Brede School en activiteiten Talentonwikkeling VO 38

Thema: Schoolloopbaan 12-23 41

Artikel 7.5.Overgang primair onderwijs (PO) naar voortgezet onderwijs (VO) 41

Artikel 7.6.Coördinatie loopbaanoriëntatie Voortgezet Onderwijs (VO) naar Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) .…. .. .. .42

Artikel 7.7. Regionale aanpak schooluitval (aanpak VSV en jongeren in kwetsbare posi-tie…………. ……………………………………………………………………………………………. 43

Artikel 8. Evaluatie 45

Artikel 9. Slotbepalingen 45

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

aanvrager: Een (rechts-)persoon die op de voorgeschreven wijze een aanvraag indient om subsidie te verkrijgen;

Brede School PO:

Een samenwerkingsverband van één of meer basisscholen met andere organisaties dat voldoet aan de in de Utrechtse Onderwijsagenda vastgestelde definitie en criteria van de Utrechtse Brede Scholen

Brede School VO: Is een voortgezet onderwijs school die naast het schoolcurriculum in samenwerking met partners van zowel binnen als buiten het onderwijs talentontwikkeling aanbiedt/stimuleert, hetzij binnenschools hetzij buitenschools. De Brede School VO heeft daarbij indien mogelijk een relatie met de wijk.

De Brede School VO voldoet aan de criteria Brede School VO zoals vastgesteld in de notitie Meerwaarde Brede School VO uit 2013

college: Het college van burgemeester en wethouders;

doorgaande leerlijn: Verdeling van de lesstof over de schooljaren waarbij leerstof en het onderwijsresultaat van verschillende schooltypen (primair onderwijs, voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs) naadloos op elkaar aansluiten;

fulltime eenheid (fte) Werkweek zoals aangegeven in de desbetreffende CAO, tenzij ge-specificeerd bij de desbetreffende activiteit (zie artikel 6 en 7);

gewichtenleerling: Een leerling die valt onder de definitie van de 'gewichtenregeling' van het ministerie van OC&W;

jaar:

jaarplan:

Kerngroep RMC: Een kalenderjaar;

een plan(corresponderend met het schoolplan) waarin de school (op basis van een PDCA-systematiek) aangeeft wat de voorgenomen activiteiten zijn voor dat kalender/schooljaar. (Onder andere op het vlak van het Versterken van de taalresultaten van OAB-doelgroepleerlingen).

De Kerngroep RMC (Regionaal Meld en Coördinatiepunt) wordt gevormd door o.a. RMC-coördinatoren van de RMC regio 19, directies van de Samenwerkingsverbanden VO in RMC regio 19, (directie)leden van de mbo-instellingen, het ministerie van OCW en de gemeente Utrecht;

leerlingaantal:

Het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op een school bij de laatst bekende leerlingentelling van 1 oktober;

leerling met (geconstateerde) achterstand Leerlingen met scores die corresponderen met voorheen Citogroep D en E. Nu groep V en de onderste 5 % van IV;

Leerplicht Dit is een afdeling van Leerlingzaken die toeziet op de uitvoering en handhaving van de leerplichtwet. Leerplichtambtenaren van de gemeente Utrecht zorgen ervoor dat de leerplichtwet goed toegepast wordt. De belangrijkste taken van de leerplichtambtenaar zijn het terugdringen van verzuim en het voorkomen van schooluitval om zo het behalen van een startkwalificatie te vergroten voor leerlingen;

nieuwkomers (PO): Kinderen in de basisschoolleeftijd die korter dan één jaar in Nederland zijn en die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn om succesvol aan het onderwijs deel te nemen (bijv. kinderen van asielzoekers, arbeidsmigranten of kinderen die naar Nederland komen in het kader van gezinshereniging);

nieuwkomers (VO):

Jongeren die in het voortgezet onderwijs horen in te stromen maar die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn om aan het regulier (Nederlandstalig) onderwijs deel te nemen (bijv. kinderen van asielzoekers, arbeidsmigranten, of kinderen die naar Nederland komen in het kader van gezinshereniging).

OAB-doelgroepleerling

Onderpresteerders (VO):

een gewichten leerling, en/of een leerling met een VVE-indicatie en/of een leerling met een geconstateerde taalachterstand (niet zijnde een zorgleerling);

Leerlingen op het voortgezet onderwijs die vanwege geringe leer-prestaties moeten overstappen naar een lager niveau.

Ouderbetrokkenheid: Ouders nemen hun rol in het ondersteunen van hun kind ten behoe-ve van de ontwikkeling van het kind thuis, op (voor)school en in de wijk;

Penvoerder Een schoolbestuur dat mede namens andere schoolbesturen subsi-die aanvraagt;

Peuterspeelzaal:

Een voorziening waar de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen plaatsvindt volgens de richtlijnen peuterspeelzaalwerk, uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van 2,5 jaar tot het tijdstip waarop de kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, anders dan gastouderopvang of kinderopvang in een kindcentrum;

POVO:

Het betreft de afspraken over de overgang van het primair onderwijs (PO) naar het voortgezet onderwijs (VO) en betreft het proces van aanmelding en inschrijving op een school van voortgezet onderwijs. De afspraken zijn vastgelegd in de POVO-procedure. Alle Utrechtse schoolbesturen hebben zich aan de POVO-procedure geconformeerd;

programmabegroting:

RMC regio -19 Onderdeel van de door de gemeenteraad goedgekeurde gemeente begroting;

Het Regionale Meld en Coördinatiepunt voor voortijdig schoolverla-ters voor de gemeenten: De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJssel-stein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Zeist, met als contactgemeente: Utrecht. De contactgemeente coördineert de melding en registratie van voortijdige schoolverlaters en draagt zorg voor mogelijkheden van doorverwijzing en herplaatsing in het onderwijs.;

Schakelgroepen: Specifieke groepen in het primair onderwijs waarin conform het CPS-advies 2011 wordt gewerkt aan het verbeteren van de taalprestaties van OAB-doelgroepleerlingen (zie par. 6.1.8)

school: De school of onderwijsinstelling zoals bepaald volgens de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB);

schoolbestuur: Wettelijk erkend bevoegd gezag dat de school beheert en bestuurt;

schooljaar: Conform het schooljaar regio Midden Nederland;

schoolplan:

Het vierjarenplan van een school waarmee zij de kwaliteit bewaakt en verantwoording aflegt aan de Inspectie van het Onderwijs;

startkwalificatie:

Stuurgroep RMC: Is een diploma op MBO niveau 2, Havo, Vwo of hoger;

De Stuurgroep RMC wordt gevormd door de wethouders Onderwijs en de (vertegenwoordigde) schoolbesturen van RMC regio 19, het ministerie van OCW en de gemeente Utrecht. De Stuurgroep RMC heeft het mandaat voor besluitvorming op dit thema.;

subsidieontvanger: Een (rechts-)persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

(artikel 4:22 van de Awb en artikel 4, ASV 2014);

talentvolle leerlingen binnen het OAB beleid:

(ook wel high potentials ge-noemd) Hieronder wordt verstaan :

• gewichtenleerling die zijn/haar HAVO/VWO potentie niet waar-maakt, vanwege een achterstand in begrijpend lezen, woordenschat, kennis van de wereld en academische houding, of;

• gewichtenleerling die zijn/haar HAVO/VWO potentie waarmaakt, maar desondanks ondersteuning behoeft op het gebied van begrijpend lezen en academische houding, om op lange termijn afstroom in het VO te voorkomen van zowel HAVO als VWO leerlingen.;

UTC 1 en 2

voorschoolse educatie:

Utrechts Taalcurriculum 1 (0-8 jarigen) en 2 (8-14 jarigen);

Educatie voor peuters van 2,5 jaar tot 4 jaar die hiervoor geïndiceerd zijn door het consultatiebureau, op basis van het lage opleidingsniveau van hun ouders dan wel op individuele gronden. De educatie vindt plaats in een peuterspeelzaal of Kinderopvang-organisatie die door de Gemeente Utrecht is erkend als Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) locatie.

voorschoolgroep Peuterspeelzaalgroep met voorschoolse educatie.

voorschoolse voorziening: Peuterspeelzaal, voorschoolgroep voor peuters van 2,5-4 jaar of kinderdagopvang voor kinderen van 0-4 jaar.

voortijdig schoolverlater: De jongere die op 1 oktober:

• niet is ingeschreven bij een onderwijsinstelling terwijl de desbetreffende jongere op 1 oktober van het voorafgaande jaar wel was ingeschreven bij een onderwijsinstelling en op die datum jonger was dan 22 jaar, én;

• niet in het bezit is van een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs niveau 2 of hoger.

Vroegschoolse educatie:

Intensieve educatie voor VVE-doelgroepkleuters in de groepen 1 en 2 van een school voor primair onderwijs.De professionals in de groepen 1 en 2 zijn gecertificeerd voor het werken met een in Utrecht erkend VVE-programma –of hiervoor in opleiding. Men werkt nauw samen met (een) voorschoolgroep(en) en voldoet aan het Inspectiekader VVE. .

Vroegschool(locatie): Een school(locatie) met 20% of meer gewichtenleerlingen in de groepen 1 en 2 samen en/of meer dan 20% VVE-doelgroepkleuters in de groepen 1+2 die is erkend als VVE locatie.

VVE indicatie

VVE-doelgroeppeuter Door het consultatiebureau afgegeven aanwijzing dat een kind naar de voorschoolse educatie kan.

Peuters van 2,5 jaar tot 4 jaar die het risico lopen op vroege onderwijsachterstand. Zij zijn door het consultatiebureau VVE geïndiceerd op basis van het lage opleidingsniveau van hun ouders dan wel op individuele gronden.

VVE-doelgroepkleuter:

Kleuters die het risico lopen op vroege onderwijsachterstand door het lage opleidingsniveau van hun ouders. Betreft in Utrecht kleuters die vallen onder de gewichtenregeling van het Ministerie van OC&W; die voorschoolse educatie hebben ontvangen, en/of voor de voorschool zijn geïndiceerd.

zorgpeuter/kleuter:

Peuters of kleuters in de voor- of vroegschoolse periode die extra ondersteuning nodig hebben.

Artikel 2. Wat willen we bereiken?

Goed onderwijs is de drijvende kracht achter de ontwikkeling en ontplooiing van ieder mens (Coalitieakkoord april 2014). Elk kind heeft een gelijkwaardige kans op een diploma en startkwalificatie. En verdient het onderwijs dat hem of haar stimuleert zijn of haar talenten maximaal te ontwikkelen en te benutten. Voor de komende jaren wordt ingezet op o.a. het verbeteren van onderwijs, voorkomen van voortijdig schoolverlaten, realiseren van passend onderwijsaanbod en op samenwerking met het bedrijfsleven om de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt te verbeteren.

Vanuit het onderwijs sluiten we aan bij de opgave die we moeten realiseren in het kader van de decentralisaties Zorg voor Jeugd, wet Participatie en Inkomen en de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning). Uitgangspunt blijft een sterke basis, steun waar nodig en speciaal waar het moet; zoals nu ook wordt vormgegeven in het ondersteuningsaanbod voor Passend Onderwijs.

Ook in de gezamenlijke Utrechtse Onderwijs Agenda ligt in de periode 2014 – 2018 het accent op talentontwikkeling. Speerpunt daarbij is het verbeteren van de onderwijskwaliteit o.a. door het bestrijden van (taal)achterstanden en het bevorderen van excellentie. Ook het ondersteunen van leer-lingen en jongeren in hun schoolloopbaan krijgt in de komende periode extra aandacht, naast de aandacht voor goede overgangen tussen de diverse schooltypes. Waar nodig krijgen leerlingen ondersteuning door zorg. Een goede voorbereiding in de schoolloopbaan om een vervolgstap in het onderwijs en de arbeidsmarkt van de 21e eeuw te zetten is eveneens een belangrijk element in de periode 2014-2018 .

Per 1 januari 2017 zal het regionaal programma voortijdig schoolverlaten voor de RMC regio Utrecht in de gemeentelijke beleidscyclus voor het eerst mee worden genomen en worden opgenomen in de Beleidsregel Onderwijs.

In de gemeentelijke programmabegroting Onderwijs zijn bovenstaande ambities samengevat in onderstaande doelen met betrekking tot de kwaliteit van onderwijs:

  • 1.

    Alle Utrechtse leerlingen van 0-12 jaar bereiden zich voor op het behalen van een startkwalificatie en ontwikkelen hun talenten.

  • 2.

    Alle Utrechtse leerlingen van 12-23 jaar behalen een startkwalificatie en ontwikkelen hun talenten.

Binnen de leeftijdsgroepen van 0 t/m 12 jaar en 12 t/m 23 jaar is de inzet ondergebracht onder de volgende thema’s: cognitie, zorg, talentontwikkeling en (bij 12 t/m 23 jaar) schoolloopbaan. Het merendeel van de ingezette subsidie is afkomstig uit Rijksmiddelen met daaraan gekoppelde doelstellingen.

Artikel 2.1. Gemeentelijk beleid en regelgeving

• Utrechtse Onderwijs Agenda (UOA) 2014-2018

• Algemene subsidieverordening van de Gemeente Utrecht 2014 (ASV),

• Controle protocol gemeente Utrecht

• Collegeprogramma gemeente Utrecht

• Programmabegroting gemeente Utrecht

• Masterplannen Primair Onderwijs (PO), (Voortgezet) Speciaal ((V)SO) en Voortgezet Onderwijs (VO) en Leidsche Rijn

• Beleidsagenda VSV en RMC 2015-2020

Artikel 2.2. Landelijke regelgeving

• Wet op het Primair Onderwijs (WPO)

• Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO)

• Wet op de Expertisecentra (WEC)

• Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)

• Wet Medezeggenschap op scholen (WMS)

• Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp)

• Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)

• Wet op het Onderwijstoezicht (WOT)

• Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE)

• Algemene wet bestuursrecht (Awb) (Stb. 1992, 315, zoals nadien gewijzigd)

• Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)

• Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

• Jeugdwet (vanaf 1 januari 2015 in werking)

• Participatiewet (vanaf 1 januari 2015 in werking)

• Leerplichtwet 1969

• Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp)

• Regeling OCW terugdringen voortijdig schoolverlaten (VSV) en RMC

• Besluit specifieke uitkering gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2016-2020  NB in te voegen zodra deze bekend is.

Artikel 3. Hoe realiseren we het beoogde effect?

Om de ambities zoals benoemd in artikel 2 te realiseren wordt de subsidie vanuit de gemeente ingezet om alle Utrechtse leerlingen en jongeren op Utrechtse scholen goed voor te bereiden en een goede start te bezorgen op de arbeidsmarkt door middel van een goede schoolloopbaan.

De inzet van de subsidie is voornamelijk bedoeld om achterstanden in het onderwijs te bestrijden. Dit wordt gemeten op zowel inspanning als effect.

  • 1.

    Inspanning: activiteiten worden gesubsidieerd om het beoogde effect te halen. Er wordt op meetbare inspanning gemonitord en afgerekend op kalenderjaar.

  • 2.

    Effect: gebaseerd op de ambities in artikel 2 worden over een termijn van 4 jaar beoogde effecten vastgesteld. Bepalend hiervoor zijn, onder andere, gemeentelijke ambities, rijks ambities, gezamenlijke ambities en ervaring (gemeente en veld), onderzoek, en de schooljaarcyclus van het onderwijs. Het effect van de inzet van de subsidies wordt op basis van een 4 (school)jaarlijkse monitor vastgesteld.

Uitzondering hierbij is VVE. Vanaf 2016 geven we samen met de schoolbesturen primair onderwijs vorm aan een pilot bij VVE op de MORE-aanpak: een meer opbrengstgerichte, reflexieve aanpak. We kijken daarbij naar de resultaten bij kinderen in relatie tot het beleid en de (kwaliteit van) uitvoering. Uitwisseling van informatie tussen partners OAB moet leiden tot het vergroten van de kennis van effectieve aanpakken.

De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de monitor en bij inzet van VVE-subsidie aan de MORE-pilot. Per schooljaar monitoren we op voortgang en passen waar nodig beleid aan. Eenmaal per vier jaar wordt op beleidseffect gemonitord. De effect monitoring zal integraal afgenomen worden met de monitor van de UOA.

Artikel 4. Aanvraag

Aanvullende eisen (of verplichtingen) kunnen worden gesteld in artikel 6 en 7 van deze regeling).

Artikel 4.1. Criteria subsidieaanvrager

De Beleidsregel Onderwijs Utrecht, Goed onderwijs voor elk kind. geldt voor subsidieaanvragen van:

• besturen van Primair Onderwijs scholen (hierna te noemen: schoolbesturen PO). Het is toegestaan dat één schoolbestuur namens een ander(e) schoolbestuur/schoolbesturen, of namens scholen van een ander schoolbestuur (soms aangeduid als penvoerders) aan-vraagt;

• besturen van Voortgezet Onderwijs scholen (hierna te noemen: schoolbesturen VO). Het is toegestaan dat één schoolbestuur namens een ander(e) schoolbestuur/schoolbesturen, of namens scholen van een ander schoolbestuur (soms aangeduid als penvoerders) aan-vraagt;

• besturen van onderwijsinstellingen;

• samenwerkingsverbanden (- voor het primair onderwijs: zoals bedoeld in artikel 18a, tweede lid en vijftiende lid van de Wet op het primair onderwijs of - voor het voortgezet onderwijs: zoals bedoeld in artikel 17a, tweede lid en zestiende lid van de Wet op het voortgezet onderwijs);

• of anders aangegeven per product in artikel 6 en 7 van deze regeling;

voor zover de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die een school of onderwijsinstelling binnen de grenzen van de gemeente Utrecht betreft. Tenzij anders aangegeven per activiteit.

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager in ieder geval:

  • a.

    activiteiten te (gaan) verrichten:

  • i.

    die passen binnen de doelstellingen van de Programmabegroting zoals die in de gemeentebegroting zijn opgenomen;

  • ii.

    die passen binnen de doelstellingen zoals beschreven (per activiteit) in deze beleidsregel (zie artikel 6 en 7);

  • iii.

    die ten dienste staan van de gemeente Utrecht, de inwoners van de gemeente Utrecht, of de leerlingen op scholen in Utrecht;

  • b.

    te voldoen aan de eisen van goed bestuur die gelden voor de subsidie ontvanger; de Governance Code van de eigen branche of indien deze niet aanwezig is aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur;

  • c.

    te voldoen aan de eisen, voorwaarden en verplichtingen die staan in:

  • i.

    de geldende Algemene subsidieverordening van de Gemeente Utrecht;

  • ii.

    deze beleidsregel.

Artikel 4.2. Subsidieaanvraag

De aanvraag wordt ingediend op de voorgeschreven wijze.

Termijn

Alle aanvragen dienen uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het betreffende jaar ingediend te worden, tenzij anders aangegeven in artikel 6 en 7 van deze regeling. Let op: aanvragen die niet zijn ontvangen binnen de voorgeschreven termijn worden alleen in behandeling genomen als het subsidieplafond, na het behandelen van de op tijd ingediende subsidieaanvragen, niet is bereikt.

De aanvraag wordt ingediend ter attentie van het college en gaat in ieder geval vergezeld van een:

  • i.

    een brief ter attentie van het college waarin de aanvrager de subsidie aanvraagt;

  • ii.

    activiteitenplan. Het activiteitenplan is een overzicht van de activiteiten met een omschrijving waarvoor subsidie wordt gevraagd, de doelstellingen die met die activiteiten worden nagestreefd en een verklaring van de aanvrager. In die verklaring wordt aangegeven dat op schoolniveau een toetsing op zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden wat betreft de aanvraag van de activiteiten (zie artikel 6 en 7 van deze regeling voor doelstellingen en aanvullende criteria);

  • iii.

    een sluitende begroting. In de begroting staat per activiteit vermeld welke personele* en materiële middelen nodig zijn met een heldere onderbouwing van de kosten en inkomsten met daarbij indien van toepassing een toerekening van algemene kosten aan activiteiten (zie artikel 6 en 7 van deze regeling voor aanvullende criteria). *Bij personele kosten kan worden uitgegaan van daadwerkelijke begrote kosten of het normbedrag zoals beschreven per activiteit. Dit is afhankelijk van- en staat beschreven bij de desbetreffende activiteit.

  • iv.

    een overzicht op bestuursniveau (omvang bedrag en vermelding onder welke noemer) van andere subsidieaanvragen en/of inkomstenbronnen ter zake van dezelfde activiteit onder vermelding van de stand van zaken (bijv. rijksmiddelen, WAP-middelen, provinciale middelen, enzovoorts);

  • v.

    wanneer een aanvrager voor het eerst een subsidie aanvraagt dient deze extra gegevens te overleggen zie hiervoor artikel 7, ASV 2014.

Aantal leerlingen - oktobertelling

Bij sommige subsidiabele activiteiten, afhankelijk van de desbetreffende activiteit, wordt de hoogte van de subsidie bepaald door middel van een verdeelsleutel op basis van het aantal leerlingen en/of het aantal zogeheten 'gewichtenleerlingen'. Voor de hoogte van het aantal (gewichten)leerlingen wordt uitgegaan van de 1 oktobertelling van tweekalenderjaren vóór het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De subsidieaanvraag van 2017 (ingediend uiterlijk 1 oktober 2016) is zodoende gebaseerd op de 1 oktobertelling van 2015.

Artikel 5. Verantwoording

Artikel 5.1. Tussentijdse verantwoording

• de aanvrager en de subsidieontvanger dienen zo spoedig mogelijk een melding te doen van (wijzigingen van) omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aan-vraag dan wel wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie (zie verder artikel 18 en 19, ASV 2014);

• de subsidieontvanger kan bij de subsidieverlening (in de verleningsbeschikking) worden ver-plicht tot een tussentijdse verantwoording.

Artikel 5.2. Eindverantwoording

Een eindverantwoording bevat ten minste:

  • a.

    een brief ter attentie van het college waarin de aanvrager vraagt om vaststelling van de subsidie;

  • b.

    een activiteitenverslag. Het activiteitenverslag maakt inzichtelijk in hoeverre de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aanvraag en de verleningsbeschikking met toelichting op de verschillen;

  • c.

    een financiële verantwoording of een jaarrekening conform het bepaalde in de verle-ningsbeschikking. In de financiële verantwoording of de jaarrekening dient de voor de vaststelling relevante informatie op een vergelijkbare wijze te zijn opgenomen als in de aanvraag tot subsidieverlening.

  • I.

    De subsidieontvanger dient de subsidie te verantwoorden middels een jaarrekening of door de accountant goedgekeurde separate financiële verantwoording, tenzij: het totaal van de verleende subsidie aan een organisatie EUR 50.000,00 of minder bedraagt per jaar, in welk geval de subsidieontvanger mag volstaan met een financiële verantwoording.

  • d.

    in de financiële verantwoording of de jaarrekening moet per verleende subsidie in-zichtelijk zijn, wat de gerealiseerde kosten en inkomsten zijn.

Termijn

De eindverantwoording wordt uiterlijk de eerstvolgende 1 juli na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend ingediend, tenzij anders is bepaald in de verleningsbeschikking.

Als er na afloop van de gestelde indieningstermijn geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen (artikel 20, ASV 2014).

Artikel 6. Voorbereiden op startkwalificatie - 0-12

Thema: Cognitie 0-12

Artikel 6.1. Versterken van taal.

Ter informatie: Versterken van taal is een onderdeel van het Onderwijsachterstandenbeleid in Utrecht. De huidige periode Onderwijsachterstandenbeleid (2011-2016) en het huidige bestuursakkoord (2012-2016) worden verlengd tot 1-1-2018

6.1.2.Beoogd(e) effect(en)

Versterken van taal (hoofd-effect)

OAB-doelgroepleerlingen in het basisonderwijs optimaal toerusten om hun schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs goed te kunnen vervolgen. Dit conform de afspraken en streefdoelen zoals die in de ‘afspraken opbrengsten VVE’ (wet OKE), het Utrechts Taalcurriculum UTC 1 en UTC 2 en in de monitorafspraken VVE en van de Utrechtse Onderwijs Agenda 2014-2018 zijn vastgelegd.

a.Vroegschoolse educatie:

• Het verminderen van achterstanden bij kleuters van laag opgeleide ouders.

• Uitvoering van VVE in lijn met het Utrechts Kwaliteitskader Educatie van het Jonge Kind (UKK) en het Toezichtskader VVE van de Inspectie van het Onder-wijs.

• Uitvoering van de in oktober 2015 gemaakte afspraken rondom ‘de doorgaande lijn VVE’, in het bijzonder het gebruik van VVE-programma’s, kindvolgsysteem, (her)certificering VVE en professionalisering en samenwerking voor-vroegschool.

• Uitvoering van de in januari 2015 vastgestelde afspraken rond Educatief Partnerschap met ouders (op VVE-scholen).

• Uitvoering van de afspraken over de gewenste opbrengsten van VVE, die in oktober 2015 in het kader van de wet OKE voor de periode 2016-2020 zijn gemaakt tussen gemeente en schoolbesturen, inclusief de uitvoering van de

MORE-aanpak (ook als pilot voor de hele aanpak Versterken van Taal).

b.Schakelen groep 1 - 8

• Tenminste 95% van de OAB-doelgroepleerlingen halen de normen van het Utrechts Taalcurriculum einde groep 8 door het gericht werken aan het verbe-teren van hun taalprestaties.

  • c.

    Leertijduitbreiding (LTU) De taal- en/of rekenprestaties van OAB doelgroepleer-lingen zijn verbeterd. Een hogere doorstroom van OAB doelgroepleerlingen naar havo/vwo.

  • d.

    Overige activiteiten ter verbetering van de taalprestaties van OAB doelgroepleerlingen groep 1-8: tenminste 95% van de OAB-doelgroepleerlingen halen de normen van het Utrechts Taalcurriculum einde groep 8.

  • e.

    Brede School Academie (BSA); en

  • f.

    Zomerschool/taalstimulering in de vakantie periode:

De beoogde effecten voor zowel e als f zijn:

• De taal en/of de rekenprestaties van OAB doelgroep leerlingen met een taal-achterstand en talentvolle leerlingen die onderpresteren op taal in PO en 1e klas VO zijn verbeterd.

• Hogere doorstroom naar havo/vwo van OAB doelgroepleerlingen met een ach-terstand door betere leerprestaties.

6.1.3.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen in aanmerking:

• schoolbesturen Primair Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4, met minimaal 1 school met 20%, of meer, gewichtenleerlingen.

Het is toegestaan dat één schoolbestuur namens een ander(e) schoolbestuur/schoolbesturen, of namens scholen van een ander schoolbestuur (soms aangeduid als penvoerder) aanvraagt.

Zie voor meer aanvullende criteria onder de desbetreffende activiteit.

6.1.4.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

6.1.5.Subsidiabele activiteiten en aanvullende verplichtingen

a) De aanvrager kan subsidie aanvragen voor de volgende subsidiabele activiteiten:

 A.1. Vroegschoolse educatie (dubbele bezetting in kleutergroepen, professionalisering en educatief partnerschap met ouders voor VVE-scholen categorie 1 en 2) ;

A.1.1. Dubbele bezetting op de vroegschool

Vroegschoolse educatie: het realiseren van dubbele bezetting, een (extra) professional op de groep.

• Categorie 1: VVE-erkende scholen; zijnde

• scholen met meer dan of gelijk aan ≥20% gewichtenleerlingen in de groepen 1 en 2 (gemiddeld genomen);

• wanneer alle kleutergroepen in scholen onder “Categorie 1” dubbel zijn bezet gedurende minimaal 10 uur per week mag de subsidie worden ingezet op:

o Categorie 2: alle scholen met <20% gewichtenleerlingen in de groepen 1 en 2 (gemiddeld genomen), maar met wel 20%, of meer, wanneer gewichtenleerlingen + VVE-doelgroepkleuters (in de groepen 1 en 2) worden opgeteld. Bij deze scholen is een dubbele bezetting van 10 uur per week gewenst;

o Overig: specifieke situatie.

Aanvullende verplichting bij deze activiteit:

• de (extra) professional moet VVE-gecertificeerd of daarvoor in opleiding zijn.

A.1.2. Professionalisering van professionals op de vroegschool.

De subsidie dient te worden ingezet voor professionalisering, het op peil brengen en houden van de professionaliteit van het personeel dat betrokken is bij VVE, zowel op het niveau van de professionals in de groepen 1 en 2, als het middenkader (onder-bouwcoördinatie/begeleiding), als het management.

Door middel van:

• Verplichte certificering voor professionals op VVE-(erkende) vroegscholen, (cate-gorie 1)

• Verplichte adequate professionalisering voor professionals op andere scholen waar subsidie wordt ingezet op de groepen 1 en 2; (categorie 2 en overig), op te nemen in het jaarplan (scholingsplan) van de school.

• Overige vormen van professionalisering Educatie van het Jonge Kind.

Aanvullende verplichtingen bij deze activiteiten:

• de professionalisering is gericht op goede kwaliteit van de educatie aan het jonge (VVE) kind;

• de subsidie moet in de eerste plaats ingezet worden op de verplichte onderdelen;

• activiteiten vinden plaats in overeenstemming met de in Utrecht van toepassing zijnde kwaliteitsafspraken VVE.

• op elke school die subsidie ontvangt is een scholingsplan t.a.v. de onderbouw aanwezig.

A.1.3. Educatief partnerschap met ouders voor VVE-scholen.

Deze subsidie kan alleen worden ingezet op VVE erkende Scholen.

De subsidie dient te worden ingezet voor:

• activiteiten om aan de beoogde effecten met betrekking tot educatief partnerschap met ouders in de vroegschool te werken (zie Toezichtskader VVE Inspectie van het Onderwijs; het UKK hoofdstuk 3 en het stedelijke Beleidsplan VVE en Educatief Partnerschap met Ouders (2015) en;

• deels voor de aanschaf van (VVE ouderprogramma) materiaal.

Aanvullende verplichtingen bij deze activiteiten:

• De activiteiten moeten aansluiten bij de kwaliteitseisen van het Utrechtse Kwali-teitskader het jonge kind (UKK), onderdeel ouders.

 A.2. Schakelen gr.1-8;

(overeenkomstig het advies van CPS in 2011)

De subsidie is voor het realiseren van schakelgroepen door middel van:

• het inzetten van een extra leerkracht (zodat intensief taalonderwijs aan een kleinere groep leerlingen mogelijk is), en;

• voor de aanschaf en/of onderhoud van materiaal voor taalonderwijs en professio-nalisering van de leerkracht op het vlak van taalonderwijs (max 5% van het subsi-diebedrag).

Aanvullende verplichtingen bij deze activiteit:

Een schakelgroep:

• betreft een groep van 8 tot maximaal 15 kinderen;

• draait parallel aan of binnen de stamgroep;

• draait minimaal 10 uur per week;

• kan worden ingericht voor kinderen van groep 1-8, waarbij uit het taalbeleid

moet blijken dat sterk wordt ingezet op de onderbouw;

• wordt bezet door leerkrachten die tenminste bevoegd, maar bij voorkeur

ervaren zijn op het vlak van taaldidactiek;

• het curriculum is afgestemd op het reguliere curriculum van de basisschool;

• hanteert een sluitend leerlingvolgsysteem;

• stimuleert de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling en het leerproces

van hun kinderen. Hierbij is de aanpak in lijn met de Utrechtse visie op dit

thema.

De selectie van kinderen voor schakelgroepen:

• bij de selectie van leerlingen vormt de taalachterstand het primaire probleem.

Selectie van de kinderen met een geconstateerde achterstand gebeurt op basis

van objectieve toetsgegevens (zie toetskalender UTC en monitorafspraken, in

principe leerlingen met geconstateerde achterstand);

• er mag geen sprake zijn van een algehele leerachterstand. Ook leerlingen

waarbij sprake is van ernstige problemen van psychische of neurologische aard

en/of leerlingen bij wie sprake is van ernstige gedragsproblemen, zijn

uitgesloten van deelname aan de schakelgroep.

• gewichtenleerlingen zonder geconstateerde achterstand waarbij aannemelijk

gemaakt kan worden dat zij kunnen profiteren van de schakelgroep

(onderpresteerders) komen voor de schakelgroep in aanmerking;

• ouders van de leerling geven schriftelijk toestemming voor deelname van hun

kind aan de schakelgroep.

 A.3. Leertijduitbreiding (LTU); groep 3-8 voor minimaal 2 en maximaal 4 uur

extra per week.

Deze subsidie kan worden aangevraagd door:

• scholen met groepen met 20%, of meer, gewichtenleerlingen. Zij kunnen voor

de gehele klas aanvragen;

• scholen met groepen met minder dan 20% gewichtenleerlingen. Zij kunnen

voor een selecte groep (minimaal 8 leerlingen – combinatie groep)

aanvragen;

Voor nieuwe leerlingen kan éénmalig een aanvullende subsidie worden

aangevraagd.

De subsidie is voor het realiseren van leertijduitbreiding door middel van:

• het realiseren van extra lesuren;

• professionalisering van leerkrachten die worden ingezet voor de

leertijduitbreiding;

• activiteiten ter bevordering van het betrekken van ouders bij de ontwikkeling

van hun kind.

Aanvullende verplichtingen bij deze activiteit

Leertijduitbreiding is:

• een uitbreiding van 2, 3, 4 uur extra lesuren;

• invulling door taal- en rekenactiviteiten; brede talentontwikkeling is deels

mogelijk indien deze bijdraagt aan verbetering taal;

• wordt het hele jaar uitgevoerd;

• wordt gegeven door bevoegde leerkrachten;

• sluit aan bij het schoolcurriculum;

• bedoeld voor leerlingen uit de groepen 3 t/m 8;

• voor leerlingen met (een risico op) taalachterstand en/of talentvolle

gewichtenleer-lingen, die belemmerd worden door hun taalachterstand.

• stimuleert de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling en het leerproces

van hun kinderen. Hierbij is de aanpak in lijn met de Utrechtse visie op dit

thema.

 A.4. Brede School Academie (BSA)

Brede School Academie (BSA); Schoolbesturen, vertegenwoordigd in de stuurgroep BSA, vragen per locatie subsidie aan voor de uitvoering van de Brede School Academie.

De subsidie is voor het realiseren van Brede School Academie groepen PO en/of PO+ door middel van:

 Het aanbieden van extra lesuren op wijkniveau

 Het uitvoeren van het programma en het geven van lessen op basis van het vast-gestelde beleidsplan

• coördinatie: algemeen en per locatie;

• huisvestingskosten met een maximum van 5.000 per groep

Aanvullende verplichtingen bij deze activiteit:

De Brede School Academie:

• is voor talentvolle (gewichten)leerlingen (zie artikel 1) met een taalachterstand uit groep 6, 7, 8 en brugklas voortgezet onderwijs;

• academische leeromgeving;

• heeft heldere en eenduidige selectiecriteria voor deelname aan de BSA;

• heeft 16 leerlingen per groep;

• toont de prestaties aan met een relevante toets, een nulmeting voor de start van de deelname aan de BSA en een eindmeting na afloop van deelname aan de BSA;

• sluit aan bij het reguliere onderwijs curriculum en de onderwijsvisie van de

participerende school/scholen;

• hanteert een sluitend leerlingvolgsysteem en zorgt voor een (warme) over-dracht naar de participerende scholen in het PO en VO;

• hanteert een helder beleid met betrekking tot ouderbetrokkenheid die past binnen de onderwijsvisie van de participerende school/scholen.

 A.5. Zomerschool/taalstimulering in de vakantie periode; zie brede school

academie

De subsidie is voor het realiseren van een Zomerschool/taalstimulering in de vakantieperiode door middel van:

• het aanbieden extra uren taal/rekenen in de zomervakantie aan OAB-

doelgroepleerlingen gericht op het behalen van de beoogde effecten;

• het aanbieden van een programma aan OAB-doelgroepleerlingen gericht op

overgang naar het voortgezet onderwijs.

Aanvullende verplichtingen bij deze activiteit:

Taalstimulering in de vakantie:

• mag alleen plaatsvinden binnen de vakantieperiode;

• is bedoeld voor voorkomen van een dip in de prestaties op taal en rekenen

en/of voor voorbereiding overgang van PO naar VO;

• is een stimulans op taalontwikkeling in de schoolvakantie(s);

• sluit aan op curriculum scholen;

• wordt gegeven door bevoegde leerkrachten;

• is voor leerlingen uit groep 1-8;

• is minimaal 1 maximaal 3 weken per jaar aanvullend op een schooljaar; en

• vindt zo veel mogelijk plaats in onderwijs-, welzijns- en andere

gesubsidieerde accommodaties. Indien voor een specifieke activiteit hiervan

wordt afgeweken dan dient dat te worden onderbouwd in de aanvraag.

 A.6. Overige activiteiten ter verbetering van de taalprestaties van

OAB-doelgroepleerlingen

Deze subsidie is bestemd voor het realiseren van ándere dan in deze paragraaf be-schreven activiteiten die beogen de taalprestaties van OAB-doelgroepleerlingen te verbeteren.

Deze activiteiten moeten in ieder geval:

• rechtstreeks ten goede komen aan OAB-doelgroepleerlingen (contacturen);

• uitgevoerd worden in het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

• een theoretische basis hebben waardoor aannemelijk is dat de taalresultaten van de

OAB- doelgroep leerlingen erdoor zullen verbeteren; en

• met een redelijke verhouding van het voor de activiteiten benodigde budget ten

opzichte van de daarmee te bedienen leerlingen staan (dus uitmondend in een

redelijke prijs per leerling).

  • B.

    Verplichtingen bij de uitvoering van alle activiteiten

  • a.

    Doelstellingen: De aanvrager conformeert zich aan de gemaakte en te maken afspraken over het behalen van de doelstellingen in de Utrechtse Onderwijs Agenda 2014-2018 jaar

  • b.

    Kwaliteitsafspraken: De school waarvoor wordt aangevraagd conformeert zich aan de kwaliteitsafspraken (tussen Gemeente en schoolbesturen) die in Utrecht aanvullend zijn gemaakt ten aanzien van de te onderscheiden activiteiten.

  • c.

    De school conformeert zich aan de monitorafspraken die in Utrecht zijn gemaakt rondom VVE, de Utrechtse Onderwijs Agenda en in deze Beleidsregel. (zie ook art.3)

  • d.

    Minimaal te realiseren activiteiten m.b.t. vroegschoolse educatie:

e . Alle vroegschoollocaties in “categorie 1” hebben dubbele bezetting in de groepen 1 en 2 met VVE-gecertificeerde (of in opleiding zijnde) professionals, gedurende minimaal 10 uur per week. Zij dienen te voldoen aan alle eisen uit het Toezichtskader VVE van de Inspectie van het Onderwijs;

  • i.

    Alle professionals werkzaam in de groepen 1 en 2 op Utrechtse vroegscholen zijn VVE-gecertificeerd –of hiervoor in opleiding- en ook de VVE-coördinatie is passend geschoold (of hiervoor in opleiding). Het scholingsplan van de locatie geeft inzicht in hoe de kennis en vaardigheden op peil worden gehouden;

  • ii.

    Om invulling te geven aan de monitorafspraken zijn alle scholen in Utrecht verplicht bij instromende kleuters de deelname aan voorschoolse voorzieningen-waaronder deelname aan VVE ja/nee- te registreren in het leerling administratiesysteem;

iii. Scholen “categorie 1 en 2” werken mee aan de (monitor) afspraken zoals die tussen

de partners VVE Utrecht zijn gemaakt en geaccordeerd in het najaar 2015 :‘Afspraken ambities opbrengsten VVE’.

C.Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

Activiteit Aanvullende informatie bij de aanvraag

Het schoolbestuur geeft in de aanvraag aan:

a) De algemene visie van het bestuur op het bestrijden van onderwijsachterstanden

c.q. het bevorderen van onderwijskansen;

b) Hoeveel subsidie zij voor dit beleid van het rijk ontvangt in het jaar waarin zij

hiervoor subsidie bij de gemeente aanvraagt (gewichtenmiddelen en

impulsgebiedenmiddelen, zie ook art. 4.2.iv);

c) Wat deze visie betekent voor de inzet van deze rijksmiddelen; denk hierbij aan de

verdeling van de middelen over de scholen en welk type activiteiten scholen

hiervan (doorgaans) betalen; en

d) Wat deze visie betekent voor de verdeling van de gemeentelijke OAB-subsidies

over de scholen c.q. hoe vindt de verdeling van deze middelen plaats? (zie ook

de uitwerking in de formats).

Alle aanvullende informatie voor onderstaande activiteiten dient te worden aangeleverd via het format Versterken van Taal.

Vroegschoolse educa-tie Een door het schoolbestuur ingevuld format VVE waarin wordt aangegeven:

• Welke scholen in 2016-2017 (nog) VVE-school zijn en/of extra VVE subsidie ontvangen van hun schoolbestuur (i.c. welke scholen cat. 1 en cat. 2 school-zie bijlage bij format);

• Hoeveel subsidie (vanuit gewichtenmiddelen) door school/bestuur zelf (extra) worden ingezet

• Hoeveel gemeentelijke subsidie VVE wordt ingezet op welke scholen

• Hoeveel uren dubbele bezetting/c.q. extra fte hiermee wor-den gerealiseerd

• Hoeveel kinderen (VVE en gewichten) met de VVE subsidie worden bediend

• Hoe de subsidie voor professionalisering wordt ingezet.

• Hoe de subsidie voor educatief partnerschap met ouders wordt ingezet

• Een verklaring van het schoolbestuur dat zij heeft vastgesteld dat de school werkt volgens de gemaakte product- en kwali-teitsafspraken VVE en de aanvullende subsidie-eisen of hier-van beargumenteerd afwijkt (in dat laatste geval wordt een specifiek plan bijgeleverd bij de inhoudelijke aanvraag en rapportage)

Schakelen gr. 1-8 Een overzicht:

• voor welke scholen het bestuur een schakelgroep aan-vraagt;

• hoeveel leerlingen dit betreft (per schakelgroep en totaal);

• voor hoeveel leerlingen deelname aan de schakelgroep plaatsvindt op basis van geconstateerde achterstanden (scores die corresponderen met voorheen Citogroep D en E. Nu groep V en de onderste 5 % van IV).

• Per school het aangevraagde subsidiebedrag

En een verklaring van het schoolbestuur dat zij heeft vastgesteld dat de school werkt volgens de gemaakte product- en kwaliteits-afspraken (advies CPS 2011)

Leertijduitbreiding (LTU) Per school in te vullen format met een overzicht van:

• het aantal leerlingen waaraan LTU wordt gegeven.

• waarbij inzichtelijk wordt gemaakt of LTU aan de gehele klas wordt gegeven, of aan een selecte groep.

Overige activiteiten ter verbetering van de taalprestaties van OAB-doelgroepleerlingen

Een opgave van het schoolbestuur gebaseerd op het jaarplan of een plan van de school:

• waarin kernachtig wordt aangegeven wat de activiteiten zijn die de school gaat uitvoeren;

• waaruit blijkt hoeveel OAB-doelgroepleerlingen en in welke groepen op deze school met deze activiteiten worden bediend;

• waarin wordt aangegeven hoeveel subsidie de school hiervoor zal ontvangen en aan welke activiteiten de school de middelen gaat besteden. .

• Een verklaring van het schoolbestuur dat zij heeft vastgesteld dat de school deze activiteiten heeft uitgewerkt in het jaarplan of een (ander) plan van de school.

Brede School Academie Een overzicht van:

• welke scholen betrokken zijn, en;

• het aantal te bereiken leerlingen, en daarvan het aantal ge-wichtenleerlingen; en helder in de begroting weer te geven hoeveel subsidie wordt ingezet voor:

o werkelijke personeelskosten;

o lesmateriaal; programmakosten

huisvesting.

Zomerschool/ taalsti-mulering in de vakan-tie periode Een overzicht van:

• welke scholen betrokken zijn

• het aantal te bereiken leerlingen; per school en daarbij aangegeven het aantal leerlingen met een geconstateerde achterstand;

• het totale programma voor de zomerschool en de taalstimuleringsaanpak;

• begroting met de werkelijke personeelskosten inclusief coör-dinatie, lesmateriaal

6.1.6.Beschikbare middelen en verdeelsleutels

Voor onderstaande activiteiten zijn de volgende maximale subsidiebedragen beschikbaar (subsidiestaat):

Activiteit Maximaal subsidiebedrag

Zomerschool/taalstimulering in de vakantie periode in totaal is er maximaal 200.000 euro voor deze activiteit beschikbaar.

Brede School Academie PO en PO+ maximaal 27.500 euro per BSA PO en 25.000 euro per BSA PO+ groep, met een maximum van 25 groepen in de stad Utrecht.

Vroegschoolse educatie: Tweede kracht in totaal is maximaal 934.000 euro beschikbaar voor deze activiteit. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het aantal 4- en 5-jarige gewichtenleerlingen van de aanvrager.

Vroegschoolse educatie: Professionalisering van pro-fessionals op de vroegschool in totaal is er maximaal196.000 euro voor deze activiteit beschikbaar.

Het subsidiebedrag wordt verdeeld op basis van het aantal 4- en 5- jarige gewichtenleerlingen van de aanvrager.

Vroegschoolse educatie:

Educatief partnerschap met ouders voor VVE-scholen in totaal is er maximaal 135.000 euro voor deze activiteit beschikbaar

Het subsidiebedrag wordt verdeeld op basis van het aantal 4- en 5-jarige gewichtenleerlingen van de aanvrager.

(Overige/andere) activiteiten ter verbetering van de taalprestaties van OAB-doelgroepleerlingen.

Schakelen groep 1 - 8

Leertijduitbreiding Naast de geoormerkte middelen voor vroegschoolse educatie, zomerschool/taalstimulering in de vakantieperiode en Brede School Academie, is maximaal 2,5 mln. euro beschikbaar voor (overige/andere) activiteiten ter verbetering van de taalprestaties van OAB-doelgroepleerlingen (zoals vroegschoolse educatie, schakelen, leertijduitbreiding en/of andere dan deze genoemde activiteiten)

Het subsidiebedrag is samengesteld uit 800.000 euro (schakel/OAB-middelen) en 1.700.000 euro (leertijduitbreiding/OAB-middelen).

Deze middelen worden als volgt over de aanvragers ver-deeld:

-800.000 euro: op basis van het aantal 6-jarige

gewichtenleerlingen van de aanvragers ;

- 1.700.000 euro: de verdeling is gelijk aan het

beschikbare bedrag per aanvrager

in 2016

maximaal 25.000 euro per schakelklas, maximaal 5% van dit bedrag mag gebruikt worden voor materiaal.

* Beschikbaar is hetzelfde bedrag dat in 2016 is beschikt voor de scholen, die LTU toepassen.

Het te verlenen subsidiebedrag wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel (zie format)

Maximale bij-drage voor aantal uren uitbreiding in een jaar voor 2 uur Bedrag per leerling 382 euro Eenmalige bijdrage*

100 euro

*alleen leer-lingen, die voor het eerst leertijd-uitbreiding krij-gen, bv. groep 3

Voor 3 uur 537 euro 125 euro

Voor 4 uur 689 euro 145 euro

voor kleine klassen (<15 leerlingen) kan extra worden aangevraagd: Extra 175 euro n.v.t.

Overige activiteiten niet zijnde Leertijduitbreiding en schakelen groep 1 -8

Op basis van de begroting die u bij uw plan bijvoegt.

Artikel 6.2. Taalschool: taal onderwijs voor nieuwkomers van 4 t/m 12 jaar.

6.2.1.Beoogd(e) effect(en)

Nieuwkomers (leerlingen in het PO) leren de Nederlandse taal zodat zij na ca. 1½ jaar Taalschool bij uitstroom naar het reguliere onderwijs Nederlands spreken, lezen en schrijven – passend bij het vastgestelde uitstroomniveau.

6.2.2 Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen in aanmerking:

• één schoolbestuur Primair Onderwijs dat namens de andere schoolbesturen de voorziening: de Taalschool, in Utrecht verzorgt.

6.2.3 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

6.2.4. Subsidiabele activiteiten

Het aanbieden van (taal)onderwijs (en adequate begeleiding) aan 4 tot 12 jarige nieuwkomers gericht op het leren van de Nederlandse taal, met als doel Nederlands kunnen spreken, lezen en schrijven – passend bij het vastgestelde uitstroomniveau.

6.2.5. Informatie aan te leveren bij de aanvraag

De aanvrager dient het jaarplan van de school en de begroting aan.

6.2.6. Verplichtingen bij de uitvoering van alle activiteiten

• jaarlijks (in september) legt de subsidieontvanger verantwoording af over de onderwijsresultaten en de inzet van de middelen, inclusief een trendrapportage over de leerlingenaantallen; en

• maandelijks (per 1e van de maand) rapporteert de school over de stand van zaken van het leerlingenaantal op de school.

Thema Zorg 0-12

Artikel 6.3. Begeleiding zorgpeuter/kleuter bij overgang

naar (speciaal) basisonderwijs.

6.3.1.Beoogd(e) effect(en)

• Een vloeiende overgang van kinderen van voorschoolse voorziening naar het primair (speciaal) onderwijs. Het betreft hier kinderen met specifieke ontwikkelings- en/of gedragsproblemen en/of een verhoogd risico op leerproblemen en/of achterstanden in de schoolvaardigheden.

• Het vergroten van de handelingsbekwaamheid van leidsters/leerkrachten en ouders van deze kinderen.

6.3.2.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:

• Samenwerkingsverbanden Primair Onderwijs zoals gesteld in artikel. 4.

6.3.3.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

6.3.4.Subsidiabele activiteiten

De subsidie kan worden aangevraagd voor:

• coördinatie van het onderdeel 0-4 jaar binnen zorgplatform;

• ambulante begeleiding, dit houdt in:

 het in beeld brengen van begeleidingsbehoeften van het bijna 4-jaar oude kind;

 het formuleren van handelingssuggesties voor de leerkrachten van groep 1 van de school die het kind gaat ontvangen;

 het tijdig signaleren van frictie tussen de onderwijsondersteuningsbehoefte van het kind en het ondersteuningsprofiel van de school en het vinden van een passend vervolg. Dit in overleg met het Samenwerkingsverband en Buurtteam Jeugd en Gezin.

• psychologisch onderzoek van kinderen die een verhoogd risico lopen op latere

leer- en gedragsproblemen en ernstige achterstanden in de schoolvaardigheden, gericht op individuele handelingsgerichte diagnostiek.

6.3.5.Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

De aanvrager dient, aanvullend op artikel 4, inzicht te geven in/inzichtelijk te maken:

• (in de begroting) wat de werkelijke kosten zijn om het aanbod te kunnen aanbieden

en wat de (geschatte) kosten per begeleidingstraject/per kind zijn;

• geschat aantal (enkelvoud) kinderen dat een diagnostisch onderzoek en een indi-vidueel ondersteuningstraject krijgen.

Artikel 6.4. Leerlingbegeleiding PO

6.4.1.Beoogd(e) effect(en)

Scholen verstevigen hun sterke basis en leerkrachten zijn handelingsbekwaam om leer-lingen met specifieke zorg-onderwijsbehoeften te ondersteunen. Het kan gaan om indivi-duele leerlingen, om een groep leerlingen, om individuele leerkrachten of een groep leer-krachten.

6.4.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager

Deze subsidie kan worden aangevraagd door:

Schoolbesturen die onder het Samenwerkingsverband PO Utrecht vallen voor scholen voor primair onderwijs en speciaal basis onderwijs (SBO). Aanvullend hierop kan de subsidie ook worden aangevraagd voor de Eben-Haëzer School Utrecht door het betreffende schoolbestuur.

6.4.3. Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

6.4.4. Subsidiabele activiteiten

De subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die bijdragen aan het beoogde effect, zoals advies en begeleiding van leerkrachten om het onderwijs af te stemmen op de zorg- onderwijsbehoefte van de leerling en diagnostisch onderzoek van leerlingen. De aanvrager mag zelf beoordelen, of zij de subsidie inzetten met het accent op diagnostisch onderzoek voor leerlingen of advies, begeleiding, training en deskundigheidsbevordering van leerkrachten.

De activiteiten dragen bij aan het verder ontwikkelen van de basisondersteuning binnen de school, zodat deze aansluit bij de ondersteuningsbehoefte van de leerling.

6.4.5. Hoogte subsidie

Het beschikbare subsidiebedrag (zie subsidieplafond) wordt evenredig over het totaal aantal leerlingen PO in Utrecht verdeeld.

verdeelsleutel

Subsidieplafond Leerlingbegeleiding PO : het leerlingaantal Primair Onderwijs (geheel Utrecht) = bedrag per leerling x het leerlingaantal per school = maximale bijdrage per PO school

6.4.6. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

Geen aanvullingen op artikel 4. U ontvangt een format voor de aanvraag.

Thema: Talentontwikkeling 0-12

Artikel 6.5. Combinatiefunctie Brede School en activiteiten Talentontwikkeling Primair Onderwijs

6.5.1.Beoogd(e) effect(en)

• Een samenhangend aanbod van talentontwikkeling, ouderbetrokkenheid en pedagogische aanpak/burgerschap.

6.5.2.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen in aanmerking:

• schoolbesturen Primair Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4, als penvoerder aan-vragende voor een Brede School PO;

• schoolbesturen Primair Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4, aanvragende voor een school met 15% of meer gewichtenleerlingen (GL).

Zoals beschreven in artikel 4 is het toegestaan dat één schoolbestuur subsidie aanvraag na-mens bepaalde scholen en/of brede scholen van andere schoolbesturen.

6.5.3.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt op internet op de gemeentelijke subsidiepagina.

6.5.4.Subsidiabele activiteiten

Deze subsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van de resultaten die bijdragen aan de beoogde effecten.

In geval van Brede Scholen gaat het om:

• de inzet van in totaal 9,8 fte conform de Brede impuls combinatiefuncties

• het bereik van minimaal 50 % van de leerlingen uit groep 3 t/m 8 met activiteiten van sport, kunst, cultuur en techniek

• het implementeren van het (Brede School) meerjarenbeleidsplan

• het actualiseren van het meerjarenbeleidsplan c.q. verder ontwikkelen van de thema’s talentonwikkeling, ouderbetrokkenheid en pedagogische aanpak/burgerschap

• het uitvoeren van het jaaractiviteitenplan, waar mogelijk aansluitend bij de kerndoelen PO

• het participeren in de voor de Brede School relevante relatienetwerken

• het zichtbaar maken van de gerealiseerde inzet via de beschikbare communicatiekanalen;

• het meewerken aan de lokale en landelijke monitoring en evaluatie.

In geval van Niet Brede Scholen gaat het om:

• het verder ontwikkelen van beleid op de thema’s talentonwikkeling ouderbetrokken-heid en pedagogische aanpak (burgerschap)

• het uitvoeren van het jaaractiviteitenplan, waar mogelijk aansluitend bij de kerndoelen PO

• het aansluiten (waar mogelijk) bij het aanbod talentontwikkeling van een Brede School in de directe omgeving

• het inzetten van de beschikbare communicatiekanalen.

6.5.5.Verdeelcriteria subsidie

Voor Brede Scholen is in totaal 9,8 fte combinatiefuncties beschikbaar. Het gehanteerde normbedrag per fte (36 uur) bedraagt maximaal 60.000 euro. Voor communicatie Brede School primair onderwijs is maximaal 500 euro per Brede School beschikbaar.

Daarnaast wordt een activiteitenbudget (coördinatie + activiteiten talentontwikkeling) ter beschikking gesteld aan alle Brede Scholen met meer dan 20% GL.

Budget Brede School Brede School met

>20% GL Brede School met

< 20% GL

Combinatiefunctie Brede School X- fte* X -fte*

Coördinatie Talentonwikkeling X - bedrag per gewichtenleerling ** geen

Activiteiten Talentonwikkeling X- bedrag per leerling *** geen

Communicatie 500 euro (per brede school) 500 euro (per brede school)

* o.b.v. budgetverdeling 2013

** o.b.v. budgtverdeling/oktobertelling 2013

***o.b.v. oktobertelling 2015

het “x” aantal fte en x-bedragen zijn gepubliceerd op de website www.utrecht.nl.

Voor Niet Brede scholen met meer dan 20% GL wordt een budget voor talentontwikkeling van alle leerlingen ter beschikking gesteld. Indien een (niet brede) school in de oktobertelling 2015 een gewichtenpercentage tussen 15% en 20% heeft, dan wordt eenmalig een uitzondering gemaakt op de regel van 20%. Scholen met een gewichtenpercentage van minder dan 15% ontvangen geen subsidie.

Budget Talentontwikkeling Niet Brede School met >20% GL

Coördinatie X-bedrag per GL (o.b.v. oktobertelling 2013) *

Activiteiten X-bedrag per leerling (o.b.v. oktobertelling 2015) *

*de “x” bedragen zijn op de website www.utrecht.nl gepubliceerd.

6.5.6.Beoordelingscriteria

Prioritering:

  • 1.

    Brede scholen;

  • 2.

    Niet brede scholen met >20% GL

  • 3.

    Niet brede scholen met een percentage GL tussen 15% en 20%

  • 6.5.7.

    Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

Aanvullend op de eisen in artikel 4 dient de aanvrager, door middel van het jaaractiviteiten-plan, inzicht te geven in:

• de wijze waarop talentontwikkeling wordt georganiseerd in termen van:

o periodes van de activiteiten (binnen-buiten schooltijd en periodes in schooljaar)

o soort activiteiten (sport, kunst, cultuur en techniek) en de relatie tot aan-palende activiteiten (bijv. cultuureducatie), de kerndoelen en 21c skills (doorgaande lijn)

 aantallen gewichten- en niet gewichtenleerlingen

o de wijze van toeleiding naar en verbinding met buitenschoolse sport, cultuur-of andere vrijetijdsaanbieders

o eventuele inzet van extra middelen (bijv. WAP-subsidie)

• de wijze waarop de samenwerking met de ouders invulling wordt gegeven;

• de wijze waarop wordt gewerkt aan de pedagogische aanpak/burgerschap.

6.5.8.Aanvullende bepalingen

• De inzet op fte voor combinatiefuncties kan niet worden omgezet in activiteitenbudget

• Binnen het totaal aantal fte combinatiefuncties mag in voorkomende gevallen en na overleg met de gemeente wel geschoven worden tussen Brede Scholen die vallen onder

dezelfde penvoerder. Deze bepaling is alleen van toepassing indien dit wordt opgenomen in de subsidieaanvraag.

• De overige inzet (activiteitenbudget) mag naar eigen inzicht worden vertaald in een activiteitenplan, mits dit bijdraagt aan de in 6.5.1 benoemde effecten en te herleiden is naar onder 6.5.4 benoemde subsidiabele activiteiten.

Artikel 7. Behalen van startkwalificatie - 12-23

Thema: Cognitie 12-23

Artikel 7.1. Internationale Schakel Klassen (ISK): taal onderwijs voor nieuwkomers (VO) van 12 t/m 18 jaar.

7.1.1.Beoogd(e) effect(en)

Nieuwkomers (leerlingen in het VO), die in Utrecht of in de nabijgelegen gemeenten wonen, beheersen de Nederlandse taal na onderwijs te hebben ontvangen op het ISK zodat zij kunnen uitstromen naar het reguliere onderwijs op het niveau naar vermogen.

7.1.2.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komen uitsluitend de volgende aanvragers in aanmerking:

• één schoolbestuur Voortgezet Onderwijs, zoals gesteld in artikel 4, dat namens de ander schoolbesturen de Internationale schakelklassen, in Utrecht verzorgt.

7.1.3.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

7.1.4.Subsidiabele activiteiten

De subsidie kan worden aangevraagd voor het aanbieden van taal onderwijs aan jongeren die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn om aan het regulier (Nederlandstalig) onderwijs deel te nemen, met als doel de leerlingen zo snel als mogelijk door te schakelen naar het regulier (Nederlandstalig) onderwijs.

7.1.5.Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

De aanvrager dient, aanvullend op artikel 4, inzicht te geven in/inzichtelijk te maken:

• het aantal extra fte dat wordt ingezet;

• inzicht te geven in de werkelijke kosten die gemaakt worden.

7.1.6.Verplichtingen aan alle activiteiten

Het ISK:

• biedt taalonderwijs aan nieuwkomers (VO);

• heeft een regionale functie, dit betekent dat zij plek biedt aan leerlingen die in Utrecht of in de nabijgelegen gemeenten wonen;

• bereidt leerlingen voor op het Nederlandstalig onderwijs;

• signaleert leerachterstanden en sociaal-emotionele hulpvragen en biedt hier een passend onderwijsaanbod voor;

• begeleidt analfabete leerlingen in kleine groepen (tussen de 8-10 leerlingen);

• schakelt jaarlijks tussen de 1/3 en ½ van de leerlingen door naar een VO of MBO school.

Thema: Zorg 12-23

Artikel 7.2. OPDC De Utrechtse school.

7.2.1.Beoogd(e) effect(en)

Overbelaste jongeren met meervoudige problematiek die dreigen uit te vallen op school worden versterkt in hun gedragsrepertoire en duurzaam teruggeleid naar de school van herkomst, of doorgeleid naar een andere passende school, of naar de arbeidsmarkt.

7.2.2.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komen uitsluitend de volgende aanvragers in aanmerking:

• samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs zoals gesteld in artikel 4.

7.2.3.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

7.2.4.Subsidiabele activiteiten

De subsidie kan worden aangevraagd voor het aanbieden van een Orthopedagogisch Didac-tisch Centrum (OPDC) met schakelfunctie als integraal onderdeel van het dekkend aanbod passend onderwijs in het voorgezet onderwijs. Scholen melden leerlingen voor het OPDC aan bij het Samenwerkingsverband VO. Het SWV VO beslist over plaatsing.

Het OPDC organiseert/verzorgt ten minste:

• maatwerktrajecten voor leerlingen;

o elke leerling heeft een ontwikkelingsperspectiefplan

o zes keer per jaar leerling-oudergesprekken

o spoedplaatsingen

o leermiddelen op maat, examenaanbod, stageaanbod.

o nazorg en expertiseoverdracht: 8 weken nazorg en begeleiding voor

leerling en school;

• gedragsinterventies:

o extra trainingen;

o coaching;

o crisisinterventie;

o preventieve groepsactiviteiten.

o extra inzet van (ortho)pedagogen

o ontwikkeling en professionalisering van de medewerkers:

o in samenwerking met het SWV VO ontwikkelen van passend aanbod;

o flexibele schil om wisselingen in leerlingaantallen op te vangen.

7.2.5.Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

Geen aanvullingen op artikel 4.

7.2.6.Verplichtingen aan alle activiteiten

De Utrechtse School is een aanvulling op het regulier onderwijs, de financiering voor leerlingen in het regulier onderwijs wordt voor 95% overgedragen door de school van herkomst.

Op het OPDC:

o is plaats voor 160 leerlingen;

o is bij alle leerlingen sprake van gestapelde problematiek, waarbij in ieder geval 90% gedragsproblematiek heeft (zowel internaliserend als externaliserend);

o ontvangen de leerlingen onderwijs en begeleiding, inclusief eventuele stages op hun niveau;

o wordt gewerkt aan gedragsverandering, werkhouding en het wegwerken van leerachterstanden;

o stromen de leerlingen binnen 2 jaar uit;

o is het mogelijk eindexamen te doen;

o blijven de leerlingen ingeschreven op de school van herkomst;

o is de gemiddelde groepsgrootte 12 leerlingen;

o is tussen in- en uitstroom mogelijk.

Artikel 7.3. Door- ontwikkelen passend en dekkend

onderwijsvoorzieningen aanbod VO

7.3.1.Beoogd(e) effect(en)

De subsidie levert een bijdrage in de doorontwikkeling van het passend en dekkend onderwijsvoorzieningenaanbod in het VO.

7.3.2.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:

• Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs zoals gesteld in artikel. 4.

7.3.3.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

7.3.4.Subsidiabele activiteiten

De subsidie kan worden aangevraagd ten behoeve van:

• het door-ontwikkelen van een dekkend en passend onderwijsvoorzieningenaanbod. De middelen kunnen worden ingezet voor pilots, experimenten en onderzoeken die bijdragen aan het beoogde effect.

7.3. 5. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

Geen aanvullingen op artikel 4.

Thema: Talentontwikkeling 12-23

Artikel 7.4. Combinatiefuncties Brede School en activiteiten Talentonwikkeling VO

7.4.1.Beoogd(e) effect(en)

Een samenhangend aanbod van talentontwikkeling, ouderbetrokkenheid en pedagogische aanpak (burgerschap).

7.4.2.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:

• schoolbesturen Voortgezet Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4, aanvragende voor een of meerdere Brede Scholen VO die voldoen aan de daarvoor vastgestelde criteria;

• een schoolbestuur Voortgezet Onderwijs namens andere schoolbesturen Voortge-zet Onderwijs (penvoerder), aanvragende voor een of meer Brede Scholen VO die voldoen aan de daarvoor vastgestelde criteria.

7.4.3.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

7.4.4.Subsidiabele activiteiten

Deze subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de beoogde effecten. Het gaat hierbij om:

• de inzet van in totaal 5,4 fte conform de Brede impuls combinatiefuncties;

• het bereik van minimaal 50 % van de leerlingen van de school met activiteiten van sport, kunst, cultuur en techniek;

• het uitvoeren van het jaaractiviteitenplan, met als basis de principes uit de notitie Meerwaarde Brede School VO Utrecht 2013;

• het participeren in de voor de Brede School relevante relatienetwerken;

• het zichtbaar maken van de gerealiseerde inzet via de beschikbare communicatiekanalen;

• het meewerken aan de lokale en landelijke monitoring en evaluatie.

7.4.5.Verdeelcriteria subsidie

Fte-combinatiefunctie

Voor Brede Scholen voortgezet onderwijs is in totaal 5,4 fte combinatiefuncties beschikbaar.

Per Brede School VO is er als basis 0,4 fte beschikbaar. De resterende hoeveelheid fte wordt via de verdeelsleutel (per school het aantal leerlingen uit postcodecumulatiegebieden) over de scholen verdeeld.

Subsidie talentontwikkeling

De subsidie wordt verleend voor een gevarieerd aanbod voor talentontwikkeling op het gebied van techniek, sport en cultuur in combinatie met burgerschap.

Per Brede School VO is er als basis € x beschikbaar. De resterende middelen worden verdeeld over Brede Scholen met meer dan 120 leerlingen afkomstig uit een cumulatiegebied (postcode woonplaats). De bedragen en/of fte zijn op de website www.utrecht.nl gepubliceerd.

Bij de verdeling van de subsidie (fte + activiteitenbudget) gaan we uit van de volgende normering:

Naar fte-combinatiefuncties

Aantal fte Normbedrag (max.)

1 fte bevoegde leerkracht 50.000 euro

1 fte onbevoegde leerkracht 45.000 euro

Naar activiteiten per Brede School

Talentontwikkeling Bedrag

Basisbudget per Brede School x-bedrag*

Extra budget per Brede School met > 120 lln. uit een cumulatie gebied X -bedrag x het aantal leerlingen boven de 120 lln uit een cumulatie gebied **

*de “x” bedragen zijn op de website www.utrecht.nl gepubliceerd.

** 3513/15/25/26/27/31/52/54/55/61/62/63/64

7.4.6.Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

Aanvullend op de eisen in artikel 4 dient de aanvrager, door middel van het jaaractiviteiten-plan, inzicht te geven in:

• het aantal fte (combinatiefunctie) en het totaal budget op basis van het normbedrag en afhankelijk van de bevoegdheid van de professional;

• de wijze waarop talentontwikkeling wordt georganiseerd in termen van:

o periodes van de activiteiten (binnen-buiten schooltijd en periodes in school-jaar)

o soort activiteiten (sport, kunst, cultuur en techniek) en eventueel de relatie tot aanpalende activiteiten bijv. cultuur(educatie), jongerenwerk

o aantal deelnemende doelgroepleerlingen

o de wijze van toeleiding naar en verbinding met sport- en/of cultuurvoorzie-ningen in de wijk/stad

• de wijze waarop aan de samenwerking met de partners invulling wordt gegeven;

• de wijze waarop wordt gewerkt aan de (gezamenlijke) pedagogische aanpak (burgerschap)

• eventuele inzet van overige budgetten.

7.4.7.Verplichtingen aan alle activiteiten

Een combinatiefunctionaris onderwijs:

• heeft een uitvoerende en organiserende rol in het aanbieden van een gevarieerd aan-bod van brede talentontwikkeling zoals sport- en cultuuractiviteiten in combinatie met burgerschap en maakt hierin de verbinding met de wijk;

• stimuleert leerlingen voor kennismaking met allerlei sport-, techniek-, kunst- en/of cultuuractiviteiten en oriëntatie op de mogelijkheden voor de beoefening van een of meer van die activiteiten in de wijk/stad.

De combinatiefunctie mag ook worden ingevuld door een jongerenwerker. De gemeentelijke bijdrage hiervoor zal echter niet boven de maximale bijdrage van 50.000 per fte uitkomen. Eventuele meerkosten per fte zijn voor rekening van de school.

Talentontwikkeling activiteiten:

• zijn een toevoeging op het bestaande curriculum en beslaan een divers aanbod van talentontwikkeling zoals techniek, sport en cultuur in combinatie met burgerschap;

• waarbij minimaal € 3.500 van de subsidie talentontwikkeling wordt besteed aan sportactiviteiten.

7.4.8.Aanvullende bepalingen

• De inzet op fte voor combinatiefuncties kan niet worden omgezet in activiteitenbudget

• Binnen de fte combinatiefuncties – met uitzondering van de basisinzet (0,4 fte) - mag in voorkomende gevallen en in overleg met de gemeente wel geschoven worden tussen Brede Scholen vallend onder hetzelfde bestuur. Deze bepaling is alleen van toepassing indien daar melding van wordt gemaakt in de subsidieaanvraag.

• De overige inzet mag naar eigen inzicht worden vertaald in een activiteitenplan, mits dit bijdraagt aan de in 7.4.1 benoemde effecten en te herleiden is naar onder 7.4.4 benoemde subsidiabele activiteiten.

Thema: Schoolloopbaan 12-23

Artikel 7.5. Overgang primair onderwijs (PO) naar voortgezet onderwijs (VO)

7.5.1.Beoogd(e) effect(en)

Alle Utrechtse leerlingen vinden een plek op het voortgezet onderwijs die aansluit bij hun niveau.

7.5.2.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:

• Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs, zoals gesteld in artikel 4.

7.5.3.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

7.5.4.Subsidiabele activiteiten

De subsidie Overgang primair onderwijs (PO) naar voortgezet onderwijs (VO) (ook wel POVO) kan worden aangevraagd voor structurele stedelijke coördinatie POVO: er is één stedelijk coördinatiepunt POVO ingericht. Het stedelijk coördinatiepunt POVO heeft als taken:

• organiseren van de feitelijke overdracht van alle Utrechtse leerlingen van het PO naar het VO

• het coördineren van de aanmelding en waar nodig loting

• helpdeskfunctie voor scholen

• informatiefunctie voor scholen en ouders

• deskundigheidsbevordering: minimaal 3x per jaar themabijeenkomsten. Eén van de thema's dient de Warme Overdracht te zijn;

• het faciliteren van de digitale overdracht

• het jaarlijks evalueren en verbeteren van de POVO-procedure .

7.5.5.Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

Geen aanvullingen op artikel 4.

Artikel 7.6. Coördinatie loopbaanoriëntatie Voortgezet Onderwijs (VO) naar Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO)

7.6.1.Beoogd(e) effect(en)

Het versoepelen (inhoudelijk én procedureel) van de overgang die leerlingen aan het einde van het voortgezet onderwijs (VO) maken naar het middelbaar beroepsonderwijs (MBO), zodat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat leerlingen in het MBO afhaken en zonder diploma de school verlaten.

• 100% van de VO-scholen heeft beleid op Loopbaanoriëntatie en begeleiding(LOB) dat minimaal aan de eisen van de Utrechtse LOB-standaard van het Samenwer-kingsverband Sterk VO voldoet.

• In schooljaar 2016/17 heeft de loopbaancoach 100% van de ouders betrokken.

• Bij alle probleemsituaties worden ouders en/of Leerplicht betrokken;

• Jongeren maken een bewuste(re) keuze voor een vervolgopleiding.

7.6.2.Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:

• Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4.

7.6.3.Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

7.6.4.Subsidiabele activiteiten

De subsidie kan worden aangevraagd voor:

• stedelijke coördinatie VO-MBO en implementatie van regionaal beleid op de scholen aangesloten bij het samenwerkingsverband Sterk VO;

• inzet begeleiders passend onderwijs op alle VO scholen ten behoeve van de imple-mentatie van afspraken voortkomend uit de actielijnen van de SchoolWerkt agenda en het convenant kwetsbare jongeren;

• deskundigheidsbevordering: organiseren van minimaal 4 netwerkbijeenkomsten, 3 proeftafels en minimaal 1 miniconferentie;

• ondersteunen LOB projecten van scholen inclusief trainingen;

• stedelijke communicatie rond de overgang van VO-MBO;

• uitwerken van de aanpak rond ouderbetrokkenheid.

• Kennisdeling tussen alle scholen aangesloten bij Sterk VO over het LOB beleid en overgang naar vervolgonderwijs, dagbesteding en of arbeid

7.6.5.Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag

Geen aanvullingen op artikel 4.

Artikel 7.7 Regionale aanpak schooluitval (aanpak VSV) en jongeren in

kwetsbare positie

7.7.1 Beoogd(e) effect(en)

Meer jongeren in RMC-regio 19 worden begeleid op hun unieke pad naar kansrijke deel-name aan de samenleving door het voorkomen van (tijdelijke) schooluitval en het stimuleren dat minimaal een startkwalificatie behaald wordt.

Op basis van de regionale SchoolWerkt agenda 2015-2019 zijn er vijf actielijnen en de specifieke doelgroep oud VSV’ ers te onderscheiden. Inzet hierop leidt tot het volgende:

• Elke jongere is in beeld.

• Meer jongeren behalen een startkwalificatie.

• Meer jongeren met ondersteuningsbehoefte zijn warm overgedragen.

• Jongeren maken een bewustere en realistischere opleidingskeuze.

• Meer jongeren vinden een stage en leerwerkbaan door goede samenwerking tus-sen VO, MBO, werkgevers en gemeenten.

7.7.2 Aanvullende eisen aan de aanvrager

Voor deze subsidie komt/komen in aanmerking:

• Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs binnen RMC-regio19 Utrecht;

• Besturen van een MBO-instelling RMC-regio 19 Utrecht voor de eigen organisatie of namens andere MBO-instellingen RMC-regio 19 Utrecht (penvoerder), aanvragende voor een of meer MBO-instellingen RMC- regio 19 Utrecht die voldoen aan de daarvoor vastgestelde criteria;

• Gemeenten Nieuwegein, Woerden en Zeist als kerngemeente binnen de subregio’s in RMC-regio 19

7.7.3 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

7.7.4 Verdeling subsidie

De wijze van verdeling van beschikbare subsidiabele middelen wordt opgenomen in het regionale programma VSV 2017-2018 met een doorkijkje naar 2020 van de SchoolWerkt agenda 2015-2019. Het regionale programma wordt uiterlijk 1 juli 2016 bekendgemaakt en is onder andere te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.

7.7.5 Beoordeling en toetsing aanvraag

De beoordeling en toetsing van de aanvraag geschiedt door de leden van de Kerngroep VSV.

Bekrachtiging van het beoordeelde en getoetste regionale programma geschiedt door de Stuurgroep VSV.

De wijze van beoordeling en toetsing van de aanvraag wordt opgenomen in het regionale programma.

7.7.6. Subsidiabele activiteiten

De subsidiabele activiteiten zijn opgenomen in het regionale programma VSV 2017-2018 met een doorkijkje naar 2020. De SchoolWerkt agenda 2015 – 2019 vormt het kader voor dit regionale programma. De subsidie kan worden aangevraagd voor de volgende activiteiten:

  • 1.

    Creëren sterke basis voor de jongere: uitdagend onderwijs, eisen stellen aan de inzet van de jongeren en ondersteunende leefomgeving.

  • 2.

    Loopbaanoriëntatie organiseren in een doorlopende leerlijn.

  • 3.

    Sluitende overgangen en warme overdracht.

  • 4.

    Extra ondersteuning waar nodig en passende begeleiding voor jongeren in kwetsbare positie

  • 5.

    Goede aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt.

  • 6.

    Versterking van toekomstkansen voor eerder uitgevallen jongeren.

8.Evaluatie

Het beleid (en de beleidsregel) worden binnen twee jaar geëvalueerd en daar waar nodig worden er aanpassingen gemaakt.

9.Slotbepalingen

9.1 Inwerkingtreding

9.Deze regeling treedt in werking op de dag van publicatie van deze beleidsregel. Hiermee vervallen de volgende beleidsregels:

9.• Beleidsregel Onderwijs Utrecht, Goed onderwijs voor elk kind.

9.2 Looptijd

9.Onbepaalde tijd.

9.3 Citeertitel

9.Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Onderwijs gemeente Utrecht 2017 - Goed onderwijs voor de Utrechtse Jeugd.

9.Aldus is vastgesteld door burgemeesters en wethouders van Utrecht in hun vergadering van 7 juni 2016.

9.De secretaris,

9.Drs. J.G. Manshanden De burgemeester,

9.Mr J.H.C. van Zanen

9.…………………………

9.…………………………