Regeling vervallen per 01-04-2018

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Utrecht

Geldend van 15-07-2016 t/m 31-03-2018

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Utrecht

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van het Presidium;

    

BESLUIT

  

vast te stellen het volgende:

 

REGLEMENT VAN ORDE voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Utrecht.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1a Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een conceptbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een raadsvoorstel ingediend door een of meer leden van de raad;

  • g.

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college, een wethouder of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

  • h.

    spoeddebat: onderling overleg tussen raadsleden en eventueel college, wethouder of burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda en dat spoedeisend is;

  • i.

    griffier: de ambtenaar als bedoeld in artikel 107 e.v. van de Gemeentewet;

  • j.

    presidium: een door de raad benoemde commissie belast met de agendering van en het maken van afspraken omtrent de orde tijdens de raadsvergadering;

  • k.

    commissie: een commissie als bedoeld in artikel 2 van de Verordening op de raadscommissies, met uitzondering van de commissie als genoemd in artikel 4 van dit reglement;

  • l.

    fractiemedewerkers: zij die:

    • 1.

      door een fractie dan wel een groep als bedoeld in artikel 5 zijn aangesteld om haar bij te staan bij het verrichten van haar werkzaamheden ten behoeve van de raad en van door de raad ingestelde raadscommissies en

    • 2.

      als zodanig zijn aangemeld en goedgekeurd door het Presidium en zijn ingeschreven in een daartoe bestemd register van de Griffie Gemeenteraad Utrecht.

Artikel 1b Persoonsvorm.

Waar in dit reglement de mannelijke persoonsvorm wordt gebruikt, wordt hiermee tevens de vrouwelijke bedoeld.

Toelichting

De meest voorkomende rechten van de leden worden omschreven. Onder "aanhangig" wordt verstaan: aan de orde/in behandeling zijnd.

Waar in het reglement ook het begrip "fracties" wordt geregeld (artikel 5) dient ook de fractiemedewerker zijn/haar basis te hebben in het RvO.

Hoofdstuk II De voorzitter

Artikel 2 Taak van de voorzitter in de vergadering

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De raad kiest uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. De voorzitters c.q. plaatsvervangend voorzitters van de vaste raadscommissies worden aangewezen als tweede plaatsvervangend raadsvoorzitter bij onderwerpen die hun raadscommissie betreffen en waarbij de voorzitter van de raad c.q. plaatsvervangend voorzitter van de raad op dat moment woordvoerder is, dan wel bij hun ontstentenis.

Hoofdstuk III Het presidium en de griffier

Artikel 3a Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de plaatsvervangend voorzitter van de raad en de voorzitters van alle fracties die vertegenwoordigd zijn in de raad.

  • 3. De plaatsvervangend voorzitter van de raad en twee voorzitters van de fracties uit de raad vormen het dagelijks bestuur van het presidium. Op 1 januari van ieder kalenderjaar treden de fractievoorzitters af als lid van het dagelijks bestuur en worden opgevolgd door andere fractievoorzitters. Tenminste één van de fractievoorzitters is afkomstig van een fractie die niet in het college van burgemeester en wethouders vertegenwoordigd is.

  • 4. Het presidium, dan wel het dagelijks bestuur van het presidium, doet voorstellen omtrent de regeling van werkzaamheden van de raad, waaronder mede wordt verstaan de spelregels ter uitvoering van het Reglement van Orde.

  • 5. De burgemeester en de griffier zijn in elke vergadering van het presidium en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 6. Het presidium vergadert in beslotenheid. De conclusies van de presidumvergaderingen worden na vaststelling gepubliceerd op het internet.

Artikel 3b De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar van de raadsgriffie.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Hoofdstuk IV Toelating van nieuwe leden

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden stelt de raad, zo spoedig mogelijk een commissie in bestaande uit drie leden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van het stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van het stembureau, voorafgaand aan de eerstvolgende raadvergadering, schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. Dit voorstel wordt aan het begin van de eerstvolgende raadsvergadering behandeld. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn functie volgens de Kieswet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.

  • 4. Bij benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de gemeentewet. De werkwijze van de commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Toelichting:

Het vierde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Vandaar dat er een vierde lid aan dit artikel is toegevoegd. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Artikel 5 Fractie

  • 1. De leden die gekozen zijn op lijsten boven welke dezelfde naam of aanduiding van een groepering is geplaatst, worden bij de opening van de eerste vergadering na verkiezing als één fractie beschouwd.

  • 2. Is onder een lijstnummer slechts één lid gekozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 3. De fracties doen schriftelijk mededeling aan de voorzitter, onder vermelding van de naam van de fractie en de namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger zullen optreden.

  • 4.

    • a.

      Indien:

      • -

        één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • -

        twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • -

        één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

    • c.

      De onder a. genoemde (zelfstandige) fractie wordt aangeduid met groep, gevolgd door de achternaam van de optredende fractievoorzitter

Hoofdstuk V Vergaderingen

Artikel 6 Dag en tijdstip van de vergaderingen en zittingen

  • 1. De vergaderingen van de raad worden in de regel gehouden op donderdag en vinden plaats in het stadhuis. Ochtendvergaderingen beginnen om 9.30 uur. Middagvergaderingen beginnen om 14.00 uur en avondvergaderingen beginnen om 20.00 uur, tenzij de voorzitter, gehoord de leden van het presidium, anders beslist. Vergaderingen, waarin een ceremoniële gebeurtenis plaatsvindt, en vergaderingen waarin over voorstellen wordt besloten die geen verdere bespreking verlangen, beginnen om 19.30 uur.

  • 2. Een vergadering kan uit meer zittingen bestaan. Bestaat een vergadering uit meer dan één zitting, dan vangt de ochtendzitting om 9.30 uur aan, de middagzitting om 14.00 uur aan en wordt zij beëindigd om 18.00 uur, waarbij wel de lopende termijn/woordvoering, die om 18.00 uur bezig is, wordt afgerond. De avondzitting begint alsdan om 20.00 uur. De avondzittingen worden om 23.00 uur beëindigd, bijzondere omstandigheden -ter beoordeling aan de raad- voorbehouden.

  • 3. De raad beslist na de eerste vergadering, ochtend, middag en avondzitting of een tweede vergadering wordt gehouden.

  • 4. De voorzitter kan in bijzondere gevallen, zo mogelijk na overleg met het presidium, een andere dag en/of een ander tijdstip bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 5. Wanneer toepassing wordt gegeven aan het gestelde in het vierde lid en een andere dag en tijdstip zijn bepaald, geschiedt de oproeping zo spoedig mogelijk.

Artikel 7 De agenda

  • 1. Voordat de uitnodiging digitaal wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter in overleg met het presidium na het verzenden van de oproepingsbrief tot uiterlijk tweemaal 24 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 6. De raad kan besluiten in spoedeisende gevallen, op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproeping zijn vermeld, terstond te agenderen.

Artikel 8 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt tenminste zes dagen vóór een vergadering de leden een digitale oproep onder vermelding van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De oproeping vermeldt de onderwerpen, die in de vergadering behandeld zullen worden in de volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld, de betreffende portefeuillehouders en de status van het betreffende agendapunt. Daarbij staat een A voor afdoende behandeld in de commissie en B voor bespreken.

  • 3. De agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproeping aan de leden gepubliceerd op het Raadsinformatiesysteem.

  • 4. Nadere (aanvullende) informatie ten behoeve van raads- en/of commissiebehandeling wordt op een zodanig tijdstip aangeleverd dat er tussen ontvangst van deze informatie en de betreffende vergadering tenminste één weekend zit. Indien deze termijn wordt overschreden, dan wordt het betreffende agendapunt, waarop deze nadere informatie betrekking heeft niet behandeld, tenzij een door het Presidium geaccepteerde motivering is gegeven.

  • 5. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 7, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk tweemaal 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 8a Leden van het college

  • 1. De leden van het college worden geacht een permanente uitnodiging te hebben voor de vergaderingen van de raad.

  • 2. De leden van het college nemen op uitnodiging van de voorzitter deel aan de beraadslagingen van de raad.

Artikel 9 Ter inzage leggen van documenten

  • 1. De stukken welke dienen ter toelichting van de op de agenda vermelde punten en die niet zijn gepubliceerd zijn voor een ieder toegankelijk op het raadsinformatiesysteem.

  • 2. Betreft het stukken, waarop artikel 25, 55, derde lid of 86 van de Gemeentewet is toegepast, die worden in het raadsinformatiesysteem gezet onder het kopje geheime stukken.

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 25, 55, derde lid of 86 van de Gemeentewet, geheimhouding is opgelegd, kan, door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, worden bepaald dat deze stukken, in afwijking van het eerste en tweede lid, onder de berusting van de griffier dan wel gemeentesecretaris blijven en verleent de griffier dan wel de gemeentesecretaris de leden van de raad inzage.

Artikel 10 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door publicatie op de internetsite van de gemeente Utrecht en door afkondiging op de in de gemeente gebruikelijke wijze ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Artikel 11 Presentie

  • 1. Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening afgesloten.

  • 2. Het lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen geeft daarvan vóór het begin van de vergadering kennis aan de griffier.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de zgn. uitloopraad als bedoeld in artikel 6, derde lid.

Artikel 12 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met de fractievoorzitters.

Artikel 13 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Vervolgens leest de voorzitter de namen op van de leden die bericht van verhindering hebben gezonden.

  • 3. Wanneer een half uur na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der aanwezige leden door de griffier, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 14 Aanwijzing bij welk lid stemming aanvangt

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 15 Notulen

  • 1. De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden aan de leden en overigen bekend gemaakt.

  • 2. Bij het begin van de vergadering worden, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de leden van het college en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen is gezegd of besloten. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.

  • 4. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren, de wethouders en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      de letterlijke tekst van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het betreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 16 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt zeven dagen voor de raad aan de leden van de raad per e-mail voorgelegd en ter inzage gelegd vergezeld van een voorstel van afdoening.

  • 2. De raadsleden kunnen tot de woensdag vóór de raad tot 12.00 uur voorstellen tot wijziging van de voorgestelde wijzen van afdoening aan de griffie mededelen. Deze voorstellen worden verwerkt in de definitieve lijst van ingekomen stukken.

  • 3. Voorafgaand aan de raadsvergadering stelt het Dagelijks Bestuur van het Presidium de definitieve wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast. Deze definitieve lijst wordt op internet geplaatst.

Artikel 17 Spreekregels

De leden en de leden van het college spreken naar eigen verkiezing zittend vanaf hun plaats of staand vanaf het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

Artikel 18 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid of een lid van het college voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De voorzitter verleent het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd, met dien verstande dat over een initiatiefvoorstel, een voorstel van orde, een motie, een amendement of een subamendement eerst de voorsteller of een van de voorstellers het woord mag voeren ter toelichting.

Artikel 19 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of een voorstel van orde.

Artikel 20 Spreektijd

  • 1. Er is een spreektijdregeling, vastgesteld door het Presidium. Zodra de spreektijd is verstreken, nodigt de voorzitter de spreker uit zijn rede te beëindigen. Deze is gehouden aan de uitnodiging gevolg te geven.

  • 2. Voldoet spreker niet aan de in het eerste lid bedoelde uitnodiging, dan ontneemt de voorzitter hem het woord.

Artikel 21 Maatregelen tot handhaving der orde ten opzichte van sprekers

  • 1. De voorzitter mag een spreker in zijn rede storen, indien hij zulks nodig acht in het belang van een behoorlijk en regelmatig verloop van de vergadering.

  • 2. Interrupties zijn alleen toegelaten voor zover deze naar het oordeel van de voorzitter niet hinderlijk zijn.

  • 3. Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt en zich daarmede buiten de orde begeeft, brengt de voorzitter hem dit onder de aandacht en roept hem terug tot de behandeling van het onderwerp.

  • 4. Indien een spreker beledigende of onwelvoegzame uitdrukkingen bezigt, zich uit op een wijze, die niet in overeenstemming is met de goede toon of op welke wijze ook de orde verstoort, vermaant de voorzitter hem. De voorzitter stelt deze spreker in de gelegenheid de woorden, die tot de vermaning aanleiding hebben gegeven, terug te nemen of verontschuldiging aan te bieden voor zijn houding.

  • 5. Ingeval een spreker van de gelegenheid om bepaalde woorden terug te nemen gebruik maakt, zullen deze niet in de notulen worden opgenomen. De voorzitter is bevoegd, de gedeelten van de weergave van het gesprokene, die hem ertoe hebben geleid een spreker te vermanen of het woord te ontnemen, niet in de notulen te doen opnemen.

  • 6. Mocht een spreker zich niet naar de aanwijzingen van de voorzitter gedragen, dan kan deze hem voor het aan de orde zijnde onderwerp het woord ontnemen.

  • 7. De voorzitter kan in het belang van de orde van de vergadering voor een bepaalde tijd schorsen, dan wel haar sluiten.

Artikel 22 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, het college, de griffier of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 23 Persoonlijk feit

  • 1. De voorzitter stelt een lid of een lid van het college, dat het woord voor een persoonlijk feit verlangt, in de gelegenheid een beknopte aanduiding van dat feit te geven.

  • 2. Een persoonlijk feit moet betrekking hebben op een bejegening van een lid tijdens de vergadering, welke door hem als kwetsend wordt ervaren.

  • 3. De bewering dat het gesprokene niet is begrepen, wordt niet als een persoonlijk feit aangemerkt.

  • 4. Een persoonlijk feit wordt in beginsel in ten hoogste twee spreektermijnen behandeld.

  • 5. Degene die het persoonlijk feit aangaat en niet als laatste in tweede termijn het woord heeft gevoerd, zal op zijn verzoek vóór het sluiten van de beraadslaging het woord worden gegeven.

Artikel 24 Beraadslagingen

  • 1. Over alle onderwerpen aan de orde gesteld, vindt in beginsel geen afzonderlijke bespreking naar artikelen of onderdelen plaats. Wanneer de raad dit doelmatig acht, kan de beraadslaging tweeledig zijn en wel eerst door het houden van algemene beschouwingen over het onderwerp, daarna door bespreking van elk van de artikelen of onderdelen.

  • 2. Indien de voorzitter blijkt, dat geen beraadslaging in verdere termijn zal behoeven plaats te hebben, sluit hij de beraadslaging, waarna geen andere voorstellen dan voorstellen van orde als bedoeld in artikel 39 kunnen worden ingediend. Vervolgens geeft de voorzitter gelegenheid voor stemverklaringen als bedoeld in artikel 28. Daarna gaat de voorzitter over tot de stemming en zodra hiermede is aangevangen, kunnen geen voorstellen van orde meer worden ingediend.

  • 3. Ten aanzien van onderwerpen, waarvan de beraadslaging tweeledig is als bedoeld in het eerste lid, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien de vergadering is gesloten vóórdat de agenda is afgedaan, heeft de behandeling van de niet afgedane punten plaats in de eerstvolgende bij dezelfde oproeping belegde vergadering en zo nodig in een of meer daarop aansluitende eveneens bij die oproeping belegde vergaderingen, tenzij anders wordt beslist.

  • 5. De voorzitter voert zo dikwijls het woord als hij dit nodig acht.

Artikel 25 Beraadslaging over amendementen

  • 1. De beraadslaging over een voorgesteld amendement of subamendement gaat aan die over het voorstel, waarop het is ingediend, vooraf, met dien verstande dat het verst strekkende amendement of subamendement het eerst in beraadslaging wordt gebracht en het subamendement voorrang heeft boven het amendement, op hetwelk het is ingediend.

  • 2. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter besluiten over meer dan een of over alle ingediende amendementen of subamendementen tegelijk te beraadslagen.

Artikel 26 Stemverklaringen

Na het sluiten van de beraadslagingen en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort toe te lichten.

Artikel 27 Inventarisatie

Na behandeling van de ingekomen stukken inventariseert de voorzitter bij welk aan de orde zijnd voorstel een of meer leden het woord verlangen resp. een stemverklaring willen afleggen. Van de voorstellen bij wie niemand het woord resp. stemming verlangt, stelt de voorzitter vast dat zij zijn aangenomen.

Artikel 28 Stemming over zaken

  • 1. Nadat de beraadslaging over een voorstel is gesloten of indien niemand het woord verlangt, brengt de voorzitter het voorstel tot besluitvorming.

  • 2. Tenzij schriftelijk of bij hoofdelijke oproeping moet worden gestemd, vraagt de voorzitter of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke oproeping is aangenomen.

  • 3. Indien stemming wordt gevraagd, geschiedt de stemming bij handopsteken, waarbij eerst de leden die voor het voorstel zijn gevraagd wordt de hand op te steken en vervolgens gevraagd wordt de leden die tegen het voorstel zijn hun hand op te steken.

  • 4. Zijn er verschillende onderwerpen of voorstellen als bedoeld in de artikelen 36, 37, 39 en 41 tegelijk in behandeling, dan komt het onderwerp of voorstel welke de verste strekking heeft, het eerst in stemming en zo vervolgens.

  • 5. In de zitting aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd.

  • 6. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Toelichting

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid wordt toegepast, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden tegenstemmen.

Artikel 29 Hoofdelijke oproeping

  • 1. Stemming bij hoofdelijke oproeping geschiedt mondeling door het uitspreken van het woord "voor" of "tegen". Bij mondelinge stemming roept de griffier de namen af in de volgorde, bedoeld in artikel 16.

  • 2. Behoudens in de gevallen, waarin de Gemeentewet onthouding voorschrijft, is ieder aanwezig lid, bij hoofdelijke stemming, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 3. Geen lid mag aan een stemming deelnemen, wanneer hij niet vóór de aanvang daarvan de presentielijst heeft getekend. De leden stemmen van hun plaats.

  • 4. De voorzitter deelt mede wanneer de stemming is beëindigd. Hierna kan niet meer worden gestemd.

  • 5. Ieder lid heeft het recht onmiddellijk na de mededeling van de uitslag der stemming te doen aantekenen, dat hij zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist heeft. Invloed op de meegedeelde uitslag heeft dit niet.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het verst strekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 31 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, stelt de voorzitter een of meer stembureaus samen uit de leden van de raad. Elk stembureau bestaat uit drie leden, van wie de eerstbenoemde de voorzitter is. Zij regelen onderling wie met elk van de in het zesde lid genoemde werkzaamheden belast zal zijn.

  • 2. Indien een stembureau dit verlangt, wordt het bijgestaan door een door de griffier aan te wijzen ambtenaar van de griffie.

  • 3. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 4. Er hebben zoveel afzonderlijke stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje. Elke stemming wordt dan ter bepaling van de meerderheid en van de uitslag als een afzonderlijke stemming beschouwd.

  • 5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet-behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • -

      een blanco stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • -

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • -

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het stembureau. Staken de stemmen daarover, dan beslist de raad.

  • 8. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Toelichting

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.

Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 Gemeentewet. Wat onder een (niet-) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 32 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 33 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stem bokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk VI Rechten van leden

Artikel 34 Amendementen

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen wijzigingen voor te stellen op het voorgestelde besluit (amendement). Ook kan hij voorstellen, het voorgestelde besluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub-)amendement en elk voorstel moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 4. Op een motie alsmede op een voorstel om de behandeling van een aan de orde gesteld onderwerp tot een volgende vergadering te verdagen, kunnen geen amendementen worden ingediend.

  • 5. Een (sub-)amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in het ontwerpbesluit te worden verwerkt.

  • 6. Een amendement of subamendement moet schriftelijk en onder vermelding van naam ondertekend worden ingediend bij de voorzitter.

  • 7. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub-)amendement is te allen tijde mogelijk voordat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Moties

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een motie in te dienen met betrekking tot het aan de orde zijnde onderwerp.

  • 2. Artikel 36, zesde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats; behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat een besluit als bedoeld in artikel 9, eerste lid is genomen en nadat alle onderwerpen zijn behandeld.

  • 4. Indien een voorgestelde motie in wezen geheel of gedeeltelijk neerkomt op amendering van een aan de orde zijnd voorstel, kan de voorzitter van de voorsteller(s) vorderen, het motievoorstel door wijziging van de redactie te veranderen in een amendement.

  • 5. Artikel 36, zevende lid is van overeenkomstige toepassing

Artikel 36 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

  • 3. Indien bij stemming over een voorstel van orde de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid wordt over een voorstel van orde tot sluiting der beraadslagingen niet het woord gevoerd.

  • 5. Een voorstel terug te komen van een vroeger genomen besluit, kan slechts worden behandeld, indien het voorstel als punt van behandeling op de agenda is vermeld.

Toelichting

De in het oude artikel gegeven opsomming kan vervallen. Het is aan de raad te bepalen wat een voorstel van orde inhoudt. Wel is de schorsing expliciet geregeld. Het derde lid is een uitzondering op de normale gang van zaken bij staken van stemmen (artikel 32, vierde lid Gemeentewet). Uitstel naar een volgende vergadering heeft bij ordevoorstellen geen zin.

Artikel 37 Schorsing

  • 1. Op voorstel van de voorzitter of op verzoek van een lid van de raad of een lid van het college kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen, teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 2. Een voorstel tot schorsing wordt terstond afzonderlijk in behandeling genomen; daarover wordt niet beraadslaagd.

  • 3. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingstijd is verstreken en degene die de schorsing heeft aangevraagd een verklaring heeft afgelegd.

Artikel 38 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend..

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. De indiener krijgt de gelegenheid het voorstel in te dienen en kort toe te lichten. Vervolgens neemt de raad het voorstel in procedure en verwijst het voor inhoudelijke behandeling naar de commissie.

  • 3. Het college wordt verzocht om ten behoeve van de inhoudelijke commissiebehandeling in de eerstvolgende commissievergadering met een brief haar mening omtrent het initiatiefvoorstel aan de raad kenbaar te maken. Indien het college zich niet met het initiatiefvoorstel kan verenigen, kan het de raad adviseren het voorstel niet te aanvaarden dan wel na wijziging te aanvaarden.

  • 4. De indieners lichten het voorstel in de commissie toe en horen in een opiniërende bespreking de reactie van de andere fracties.

  • 5. Indien de indieners het voorstel - al dan niet naar aanleiding van de bespreking in de commissie en/of het advies van het college - wijzigen, doen zij daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter. Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen.

  • 6. De voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad vastgestelde datum, tenzij de indieners de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan zonder verlof van de raad en buiten de vergadering aan de burgemeester of aan het college schriftelijk vragen stellen.

  • 2. De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en kunnen van een korte toelichting worden voorzien.

  • 3. De vragen worden ingediend via het e-mailadres vragen@utrecht.nl De vragen worden zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht door ze te publiceren op het Raadsinformatiesysteem.

  • 4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 28 dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen.

  • 5. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, dan deelt het college of de burgemeester zulks onder opgaaf van redenen mede aan de raad waarbij gemotiveerd wordt aangegeven wanneer het antwoord te verwachten is. Dit bericht wordt gepubliceerd op het Raadsinformatiesysteem.

  • 6. De antwoorden worden gepubliceerd op het Raadsinformatiesysteem.

Artikel 40 Mondelinge vragen

  • 1. Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen meldt dit, onder aanduiding van het onderwerp, de vraag en motivatie, schriftelijk bij de voorzitter voor 12.00 uur op de dag van de vergadering via vragen@utrecht.nl.

  • 2. De vragen worden behandeld in volgorde van indiening.

  • 3. De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om vragen te stellen en een toelichting te geven. Het lid of de leden van het college, meer in het bijzonder met de beantwoording belast, of de voorzitter wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 4. Hierna kan ieder ander lid korte aanvullende vragen stellen; indien van deze gelegenheid gebruik wordt gemaakt, geldt voor dit lid eveneens een spreektijd van ten hoogste twee minuten. Aan ieder tot wie de vragen zijn gericht, wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

Artikel 41 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en de leden van het college. Het verzoek wordt als eerste agendapunt van de eerstvolgende raadsvergadering behandeld.

  • 3. De interpellatie geschiedt in twee termijnen, achtereenvolgens: de interpellant, de burgemeester en/of wethouder(s) en de overige leden van de raad.

Artikel 42 Spoeddebat

  • 1. Het verzoek tot het houden van een spoeddebat wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover het debat wordt gevoerd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en de leden van het college. Het verzoek wordt als eerste agendapunt van de eerstvolgende raadsvergadering behandeld.

  • 3. Het spoeddebat geschiedt in twee termijnen, achtereenvolgens: de aanvrager(s), de burgemeester en/of wethouder(s) en de overige leden van de raad.

Hoofdstuk VII Programmabegroting en Jaarstukken

Artikel 43 Procedure Programmabegroting en Jaarstukken

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling van de programmabegroting en de jaarstukken volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk VIII Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 44 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid van de raad of een lid van het college, dat door de raad is aangewezen tot lid van het (algemeen) bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het (algemeen) bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de betreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een raadslid als bedoeld in het eerste lid of een lid van het college schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 42, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad het raadslid als bedoeld in het eerste lid of een lid van het college ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 44, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Over een voorstel tot ontslag van een door de raad aangewezen lid van het (algemeen) bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, tenminste veertien dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat het betrokken raadslid niet meer het vertrouwen van de raad bezit als lid van het bedoelde bestuur.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad een van zijn leden of een lid van het college heeft benoemd.

Toelichting

Het betreft hier de invulling van de verantwoordingsplicht van een vertegenwoordiger van de gemeente in (meestal) een gemeenschappelijke regeling. Voor de wijze, waarop raadsleden of een lid van het college in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen.

Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven. Evenals in de Gemeentewet ten aanzien van het ontslag van een wethouder is hier een wachttijd opgenomen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechterlijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een N. V. Hierin voorziet het vijfde lid.

Hoofdstuk IX Besloten vergaderingen

Artikel 45 Algemeen

  • 1. Indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 Gemeentewet, de deuren gesloten zijn, beslist de vergadering of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

  • 2. Voor de afloop van een besloten vergadering beslist de raad of ten aanzien van het daarin behandelde, en eventueel omtrent de inhoud van stukken die aan de raad zijn overgelegd, geheimhouding zal worden opgelegd.

  • 3. De geheimhouding wordt zowel door de leden, die bij de behandeling tegenwoordig waren, als door de leden, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat de raad haar opheft.

  • 4. De verplichting tot geheimhouding geldt mede voor de andere personen, die bij de behandeling tegenwoordig waren of die anderszins van het behandelde of van de stukken kennis nemen.

  • 5. Op de notulen van een besloten vergadering is artikel 9, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De notulen worden afzonderlijk gehouden en in de volgende vergadering vastgesteld. De notulen worden geplaatst in de geheime map in het Raadsinformatiesysteem.

  • 7. Zodra de raad de notulen heeft vastgesteld, worden zij voorzien van de handtekening van de voorzitter en de griffier.

  • 8. Op een besloten vergadering zijn zoveel mogelijk de bepalingen van toepassing die gelden voor een openbare vergadering.

Artikel 46 Fractiemedewerkers

De fractiemedewerkers hebben toegang tot de geheime vergadering na toestemming van de voorzitter, tenzij artikel 4, derde lid van het Reglement op de fractiemedewerkers toepassing vindt.

Hoofdstuk X Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 48 Geluid en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluids- en/of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 49 Maatregelen van orde

Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

Hoofdstuk XI Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 51 In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2013, nr. 37).

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 7 juli 2016.
De griffier, De voorzitter,
Mr. M. van Hall Mr J.H.C. van Zanen

ALFABETISCH TREFWOORDENREGISTER OP HET REGLEMENT VAN ORDE

ALFABETISCH TREFWOORDENREGISTER OP HET REGLEMENT VAN ORDE

Bijlage BIJ VERORDENING VAN UTRECHT 2016, NR.

ARTIKELEN GEMEENTEWET

Artikel 15

  • 1.

    Een lid van de raad mag niet:

    • a.

      als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      • 1e.

        overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 2e.

        overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1e.

        het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

      • 2e.

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      • 3e.

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      • 4e.

        het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      • 5e.

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      • 6e.

        het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 7e.

        het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3.

    De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 17

  • 1.

    De raad vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten.

  • 2.

    Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 19

  • 1.

    De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 20

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, Indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebben de leden tegenwoordig is.

Artikel 22

De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk 0hebben overgelegd.

Artikel 24

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van wethouders.

Artikel 25

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Artikel 26

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 28

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 29

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 30

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 31

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 32

  • 1.

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3.

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 100

In iedere gemeente is een secretaris en een griffier.

Artikel 101

Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de secretaris en de griffier.

Artikel 107

De raad benoemt de griffier. Hij is tevens bevoegd de griffier te schorsen en te ontslaan.

Artikel 107a

  • 1.

    De griffier staat de raad en de door de raad ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De raad stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier.

Artikel 107b

De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.

Artikel 107c

De stukken die van de raad uitgaan, worden door de griffier medeondertekend.

Artikel 107d

  • 1.

    De raad regelt de vervanging van de griffier.

  • 2.

    De artikelen 101 en 107 tot en met 107c zijn van overeenkomstige toepassing op degene die de griffier vervangt.

Artikel 107e

  • 1.

    De raad kan regels stellen over de organisatie van de griffie.

  • 2.

    De raad is bevoegd de op de griffie werkzame ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan.