Regeling vervallen per 12-02-2014

Organisatieregeling Gemeente Utrecht

Geldend van 01-01-2013 t/m 11-02-2014

Intitulé

Organisatieregeling Gemeente Utrecht

Organisatieregeling Gemeente Utrecht

13 januari 2014

Organisatieregeling gemeente Utrecht

Tekstuitgave van de Organisatieregeling gemeente Utrecht van de gemeente Utrecht, zoals vastgesteld bij

collegebesluit van 11 december 2012, inwerking getreden op 1 januari 2013 ter uitvoering van artikel 160, eerste

lid, onderdeel c van de Gemeentewet en artikel 5, 13, 22 en 24 van de Financiële verordening gemeente Utrecht.

Hoofdstuk 1 Organisatiestructuur van de ambtelijke organisatie

Artikel 1.1 Kaders van het college

Het college heeft de verantwoordelijkheid om de ambtelijke organisatie in te richten en te besturen. Door middel

van deze organisatieregeling stelt het college de belangrijkste kaders voor inrichting en aansturing vast. Het

college draagt daarbij een aantal in deze regeling benoemde bevoegdheden en verantwoordelijkheden over aan

leden van de ambtelijke organisatie.

Artikel 1.2 Hoofdstructuur ambtelijke organisatie

  • 1.

    De hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie wordt vastgesteld door het college.

  • 2.

    Deze hoofdstructuur bestaat uit verschillende organisatieonderdelen: de uitvoeringsorganisaties, de

clusters van de ontwikkelorganisatie, Interne bedrijven (als geheel) en de Bestuurs- en Concernstaf.

3.Uitvoeringsorganisaties werken zakelijk en productgericht aan diensten voor de stad. Ze realiseren samen

nagenoeg alle transactie- en uitvoeringsprocessen van de gemeente Utrecht. De uitvoeringsorganisaties

zijn de volgende:

  • a.

    Vergunningen Toezicht en Handhaving (VTH)

  • b.

    Publiekszaken (PBZ)

  • c.

    Werk en Inkomen (W&I)

  • d.

    Volksgezondheid (VG)

  • e.

    Intern verzelfstandigd bedrijf Stadswerken (SW)

  • f.

    Utrechtse Vastgoed Organisatie (UVO)

    • 4.

      De ontwikkelorganisatie werkt aan complexe strategische beleidsvorming, vervult een regiefunctie om

relevante interne en externe partijen hierbij te betrekken en adviseert de directieraad over kaderstelling

van de uitvoering. De ontwikkelorganisatie kent de volgende clusters:

  • a.

    Maatschappelijke Ontwikkeling (MO)

  • b.

    Culturele Zaken (CZ)

  • c.

    Veiligheid (VGL)

  • d.

    Wijken

  • e.

    Milieu & Mobiliteit (M&M)

  • f.

    Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling (REO)

  • g.

    Projectorganisatie Stationsgebied (POS)

  • h.

    Projectbureau Leidsche Rijn (LR)

    • 5.

      De Interne Bedrijven faciliteert het primaire proces van de gemeente en levert naast basisproducten en

diensten ook advies, onderzoek en projectmanagement.

  • 6.

    De Bestuurs- en Concernstaf wordt omschreven in artikel 1.7

  • 7.

    Elk organisatieonderdeel wordt geleid door een Integraal Resultaatverantwoordelijk Manager (IRM)1. De

Interne Bedrijven en de Bestuurs- en Concernstaf worden ieder als geheel aangestuurd door een IRM.

8.Aan het hoofd van de ambtelijke organisatie staat de gemeentesecretaris/algemeen directeur. De

gemeentesecretaris/algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor het functioneren van de organisatie

en geeft met de directieraad sturing aan de organisatie.

9.Het college kan (tijdelijke) organisatorische onderdelen instellen en opheffen in de hoofdstructuur. Aan die

onderdelen kunnen taken van bestaande organisatorische onderdelen worden opgedragen.

10.De organisatie kent een vijfde cluster: de Raadsorganen. Dit cluster omvat zowel het onderdeel Griffie, dat

rechtstreeks voor de raad werkt, als het onderdeel Rekenkamer met de Rekenkamerstaf. Voor de

ambtenaren van de Griffie is de Raad het bevoegd gezag. De griffier is nevengeschikt aan de

gemeentesecretaris. Daarnaast maken de raadsleden en de fractiemedewerkers ten behoeve van de

administratieve en financiële systemen ook onderdeel uit van de Raadsorganen. De Raadsorganen maken

op eenzelfde wijze als de andere organisatieonderdelen gebruik van de Interne Bedrijven.

Artikel 1.3 Gemeentesecretaris/algemeen directeur

  • 1.

    De gemeentesecretaris/algemeen directeur is secretaris van het college.

  • 2.

    De gemeentesecretaris/algemeen directeur is voorzitter van de directieraad.

  • 3.

    De gemeentesecretaris/algemeen directeur heeft binnen de door het bestuur (college en gemeenteraad)

gestelde kaders de eindverantwoordelijkheid voor de ambtelijke organisatie.

4.De gemeentesecretaris/algemeen directeur kan ingrijpen in het management van een organisatieonderdeel.

1

Bepaalde IRMs hebben een aanstelling als directeur, omdat echter de delen van de organisatieregeling die

betrekking hebben op deze directeuren ook betrekking hebben op de (overige) IRMs en omgekeerd, duiden we al

deze functies hier aan als 'IRM'.

5.De gemeentesecretaris/algemeen directeur is voor de COR de bestuurder in de zin van de Wet op de

Ondernemingsraden en als zodanig degene die de hoogste zeggenschap uitoefent bij de leiding van de

arbeid.

6.De gemeentesecretaris/algemeen directeur heeft de hiërarchische verantwoordelijkheid voor de

directieleden en de IRMs. Hij kan de hiërarchische verantwoordelijkheid voor de IRM van een of meer

organisatieonderdelen met uitzondering van die van de BCS, Interne Bedrijven en Stadswerken, aan

directieleden overdragen. Het college benoemd en ontslaat de directieleden op voordracht van de CPD.

  • 7.

    De personeelszorg voor directieleden ligt bij de gemeentesecretaris/algemeen directeur en de CPD.

  • 8.

    De personeelszorg voor de gemeentesecretaris/algemeen directeur ligt bij de CPD.

  • 9.

    De gemeentesecretaris/algemeen directeur kan bij afwezigheid vervangen worden door directieleden.

Eerste vervanger is de directeur BCS, de volgende vervangers zijn de overige directieleden (in aflopende

volgorde van functieduur als directielid), de laatste vervanger is de directeur Interne Bedrijven.

Artikel 1.4 Directieraad

1.De directieraad bestaat uit de gemeentesecretaris/algemeen directeur, de directeur BCS, de directeur

Interne Bedrijven en de overige door het college benoemde directieleden.

2.De gemeentesecretaris/algemeen directeur is voorzitter van de directieraad. De directeur BCS is voorzitter

van de directie bedrijfsvoering.

3.De directieraad geeft onder leiding van de gemeentesecretaris/algemeen directeur sturing aan de

organisatie.

4.De directieraad is onder leiding van de gemeentesecretaris/algemeen directeur verantwoordelijk voor de

samenhang in bestuursadviezen over beleid en coördinatie van de uitvoering.

  • 5.

    Het college kan een dossier of thema dat extra aandacht nodig heeft, tijdelijk beleggen bij de directieraad.

  • 6.

    Het college kan thema's met een hoge bestuurlijke prioriteit, waar meerdere bestuurders en

organisatieonderdelen bij betrokken zijn, beleggen bij de directieraad.

7.De directieraad is onder leiding van de gemeentesecretaris/algemeen directeur verantwoordelijk voor

organisatieonderdeel-overstijgende reorganisaties en de procesvoering daarop.

8.De directie bedrijfsvoering is een apart overleg binnen de directieraad en bestaat uit de directeur BCS, de

directeur Interne Bedrijven. De concernmanagers F&C, IPM en HRM nemen deel aan de directie

bedrijfsvoering als adviseur.

9.De directie bedrijfsvoering stelt onder leiding van de directeur BCS concernbrede kaders voor de

bedrijfsvoeringfuncties vast. Bij sterk strategische onderwerpen legt de directie bedrijfsvoering deze voor

aan de directieraad. Bij de bespreking is ook de desbetreffende concernmanager aanwezig.

10.Met betrekking tot bedrijfsvoering op concernniveau is de stem van de gemeentesecretaris/algemeen

directeur beslissend.

11.Bij intern verzelfstandigde organisatieonderdelen (zoals SW), kan worden afgeweken van de concernbrede

kaders voor bedrijfsvoering. De gemeentesecretaris/algemeen directeur beslist hierover, de directieraad

(bedrijfsvoering) gehoord hebbende.

12.De concernmanager F&C heeft naast de integrale verantwoordelijk van het management van de organisatie,

verantwoordelijkheid voor de administratieve organisatie. Daarvoor heeft hij de plicht en bevoegdheid

rechtstreeks en met medeweten van de AD en betrokken partijen, zwaarwegende gevallen voor te leggen

aan het college, wanneer overleg met de AD niet tot een verantwoord resultaat leidt. De overige

concernmanagers hebben analoge verantwoordelijkheid en escalatiebevoegdheid. Dit is uitgewerkt in

Hoofdstuk 2, artikel 2.1.3, 2.8.2 en 2.9.2 van deze hoofdregeling.

Artikel 1.5 Directieleden, themadirecteuren.

1.De gemeentesecretaris/algemeen directeur kan de ambtelijke coördinatie en regie van dossier zoals

genoemd in artikel 1.4.5 (complexe dossiers/projecten) en 1.4.6 (themadossiers en programma's)

beleggen aan een of meer themaverantwoordelijke directieleden: themadirecteuren.

2.De themadirecteuren adviseren onder verantwoordelijkheid van de directieraad het college op het niveau

van de hen toevertrouwde thema's.

3.De gemeentesecretaris/algemeen directeur kan directieleden de hiërarchische verantwoordelijkheid voor

IRMs toedelen aan directieleden overdragen, met uitzondering van de hiërarchische verantwoordelijkheid

voor de IRMs van de BCS, Interne Bedrijven en Stadswerken. De IRMs worden hiërarchisch aangestuurd via

een managementcontract.

4.Het directielid is vanuit zijn hiërarchische verantwoordelijkheid bevoegd om aanwijzingen te geven aan de

IRMs die hij aanstuurt.

5.Het directielid is vanuit zijn themaverantwoordelijkheid bevoegd om aanwijzingen te geven op budget,

organisatie en personeel indien nodig om de afgesproken resultaten te kunnen behalen.

6.Het directielid is verantwoordelijk voor de personeelszorg en beoordeling van de IRMs die hij hiërarchisch

aanstuurt.

Artikel 1.6 Integraal resultaat verantwoordelijk managers

  • 1.

    IRM is de integraal verantwoordelijk manager van een organisatieonderdeel zoals genoemd in artikel van

  • 1.

    2 van deze regeling.

  • 2.

    De IRM is belast met de leiding van een organisatieonderdeel.

  • 3.

    De IRM kan een nadere indeling van de interne organisatie van zijn organisatieonderdeel vaststellen.

  • 4.

    Onverminderd de bevoegdheid van de gemeentesecretaris/algemeen directeur en directielid, meer in het

bijzonder zoals bepaald in artikel 1.3, derde, vierde en zesde lid en artikel 1.5 vierde en vijfde lid, en

onverminderd de bevoegdheid van het college berust het dagelijks beheer van het organisatieonderdeel bij

de IRM.

5.De IRM en het hiërarchisch verantwoordelijk directielid sluiten een managementcontract af. In dit

managementcontract worden prestatie- en kwaliteitafspraken opgenomen voor de voort te brengen

resultaten en de wijze van managen door het organisatieonderdeel. Hierover legt de IRM periodiek

verantwoording af aan het hiërarchisch verantwoordelijk directielid.

6.De IRM is inhoudelijk verantwoordelijk voor alle aangelegenheden van zijn organisatieonderdeel, en stemt

af over die aangelegenheden die raken aan de verantwoordelijkheid van een lid van de directieraad. De IRM

draagt verantwoordelijkheid voor de voortbrenging van de door zijn organisatieonderdeel te leveren

producten. Hij zorgt ervoor dat dit op doeltreffende, doelmatige en rechtmatige wijze gebeurt.

  • 7.

    De IRM is daarbij gebonden aan de door de directieraad vastgestelde concernbrede kaders.

  • 8.

    De IRM is gebonden aan de beslissingen van de directieraad over de beleidscoördinatie.

Artikel 1.7 Bestuurs- en Concernstaf

  • 1.

    De Bestuurs- en Concernstaf ondersteunt het college en de gemeentesecretaris/algemeen directeur.

  • 2.

    De Bestuurs- en Concernstaf bereidt concernbrede kaders voor op het terrein van de bedrijfsvoering en

bewaakt de uitvoering hiervan ten behoeve van de directieraad.

3.De directeur BCS stuurt de concernmanagers aan en coördineert en regisseert de samenhang tussen de

kaderstelling ten aanzien van de verschillende bedrijfsvoeringfuncties en tussen de bedrijfsvoeringfuncties

en strategie.

Artikel 1.8 Concernmanagers

1.De concernmanagers F&C, IPM en HRM zijn adviseur van het college en de algemeen directeur en zijn als

adviseur lid van de directie bedrijfsvoering. Concernmanagers worden ook uitgenodigd in de directieraad

voor de voor hen relevante onderwerpen.

2.De concernmanagers F&C, IPM en HRM toetsen en beoordelen de kwaliteit van de betreffende

bedrijfsvoeringkolommen en doen voorstellen aan de directieraad over kaders voor bedrijfsvoering.

Artikel 1.9 Toedeling van taken en producten aan organisatieonderdelen

1.Voor een product (in de begroting of managementcontract afgesproken resultaat) is steeds één

organisatieonderdeel eindverantwoordelijk, ook indien andere onderdelen daaraan bijdragen.

2.De producten kunnen maar behoren tot één door de raad vastgesteld programma uit de programmabegroting

en dienen binnen de kaders van het desbetreffende programma te worden uitgevoerd.

Artikel 1.10 Bevoegdheid bij organisatiestructuurwijzigingen

1.Bij wijziging van de hoofdstructuur als gevolg van samenvoegingen van organisatieonderdelen, opheffing

van organisatieonderdelen, en interne of externe verzelfstandigingen van organisatieonderdelen zijn het

sociaal statuut en EHBR van toepassing en is het college beslissingsbevoegd.

2.Bij verschuivingen van taken tussen organisatieonderdelen (evenals reorganisaties die een

organisatieonderdeel overstijgen), zonder inhoudelijke gevolgen voor de hoofdstructuur, zijn het sociaal

statuut en EHBR van toepassing en is de directieraad beslissingsbevoegd. Indien er tevens sprake is van

budgetverschuiving is de raad beslissingsbevoegd.

3.Bij wijzigingen van de indeling van een organisatieonderdeel zijn het sociaal statuut en EHBR van

toepassing en is de IRM beslissingsbevoegd.

Artikel 1.11 Medezeggenschap

1.Zoals bepaald in artikel 1.3.5 is de gemeentesecretaris/algemeen directeur voor de COR bestuurder in de

zin van de WOR.

2.De nieuwe medezeggenschapstructuur van de organisatieonderdelen wordt in 2014 uitgewerkt. Tot die tijd

blijft de volgende tijdelijke structuur in stand: Uitvoeringsorganisaties houden elk hun eigen OR of BOR, de

Ontwikkelorganisatie houdt de COR (onderdeels)commissie, de Interne Bedrijven houdt de DO OR, de BCS

houdt de BCD OR.

Artikel 1.12 Vervangingsregeling

1.De IRM kan bij afwezigheid vervangen worden (ten aanzien van taken, verantwoordelijkheden en

bevoegdheden) door een andere IRM, door een directielid of een medewerker van het betreffende

organisatieonderdeel. De AD stelt op voordracht van de IRM vast wie de vervanger is en legt dit vast in een

vervangingsregeling-/of besluit. De AD voert hierop een materiele toets uit, dat wil zeggen dat

vastgesteld moet worden dat vervangers in staat moeten worden geacht om inhoudelijk dezelfde

beoordeling uit te voeren als de medewerker die wordt vervangen.

2.Binnen een organisatieonderdeel kunnen medewerkers als onderling vervanger bij afwezigheid worden

aangewezen (ten aanzien van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden). De IRM stelt vast wie de

vervanger is en legt dit vast in een aanwijzingsregeling-/of besluit. De IRM voert hierop een materiele toets

uit, waarbij vastgesteld moet worden dat de vervanger in staat moet worden geacht om inhoudelijk

dezelfde beoordeling uit te voeren als de medewerker die wordt vervangen.

Hoofdstuk 2 Concernkaderstelling en beheer van organisatie en financiën

Financiën en Control

Artikel 2.1 Concernmanager F&C

1.De concernmanager F&C voert regie op de werking van het financiële & control systeem. Hij ziet toe op de

werking van datzelfde systeem en adviseert de directieraad (bedrijfsvoering) hierover. De concernmanager

F&C is verantwoordelijk voor de kaderstelling, de ondersteuning (opdrachtgever Intern bedrijf Financien en

JZ) en de toetsing voor de planning en control op het gebied van financiën en control. Daarnaast is hij

verantwoordelijk voor het opstellen van de geconsolideerde documenten in het kader van de planning en

controlcyclus.

2.De concernmanager F&C is, onverlet de verantwoordelijkheid van de IRMs, verantwoordelijk voor de

bevordering en de bewaking van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van het beheer en de

administratie. De concernmanager F&C toetst in dit kader de opzet en de werking van de administratieve

organisatie en interne controle van de organisatieonderdelen. Wanneer de concernmanager F&C van

oordeel is dat de doelmatigheid van het beheer van een organisatieonderdeel kan worden verbeterd, treedt

hij in overleg met de betrokken IRM. Zo nodig legt hij zelfstandig, maar altijd na overleg en met

medeweten van gemeentesecretaris/algemeen directeur en betrokken partijen, voorstellen ter verbetering

voor aan het college. De concernmanager F&C kan het college, gevraagd en ongevraagd, rechtstreeks,

maar altijd na overleg en met medeweten van gemeentesecretaris/algemeen directeur en betrokken

partijen, adviseren over de in dit artikel genoemde verantwoordelijkheden. De concernmanager F&C is

rechtstreeks verantwoording verschuldigd aan het college voor de aan hem in deze regeling opgedragen

taken en verantwoordelijkheden.

3.De concernmanager F&C is verder verantwoordelijk voor kaderstelling, de ondersteuning (opdrachtgever

Intern bedrijf) en de toetsing op het gebied van juridische control en inkoop. Deze verantwoordelijkheid

omvat onder meer:

-Het systeem, waarmee de gemeentebrede financiële administratie gevoerd wordt. de

concernmanager F&C treedt op als eigenaar van dit systeem.

  • -

    het stellen van kaders voor het beheer van de gemeentebrede financiële administratie en

  • -

    het beheer van het gemeentebreed financieel systeem en het daartoe opstellen van de kaders voor het

intern bedrijf Informatievoorziening (IV).

4.Onderdeel van de taken van de concernmanager F&C is de auditfunctie. De auditfunctie omvat in het

bijzonder: uitvoeren van risicoanalyses, mede op basis daarvan adviseren in het voortraject en uitvoeren

van audits en onderzoeken en op basis daarvan de nodige interventies worden gedaan, zodanig dat het

handelen van de organisatieonderdelen in control geraakt.

  • 5.

    De concernmanager F&C heeft de zorg voor:

    • a.

      het opstellen van de programmabegroting;

    • b.

      het opstellen van de geconsolideerde programmarekening;

    • c.

      de advisering over de financieel-economische kaderstelling aan het college en de raad;

    • d.

      de opzet en werking van de systemen van interne beheersing c.q. administratieve organisatie op

concernniveau;

e.het opstellen van kaders voor het concernbrede beleid inzake interne beheersing en de

administratieve organisatie;

f.het ondersteunen van de organisatie-eenheden bij het instellen en het laten functioneren van de

administratieve organisatie en interne controle;

g.het bewaken van het functioneren van de systemen van interne beheersing bij organisatieonderdelen

door het maken van concernbrede rapportages over de werking van de systemen van interne

beheersing voor het college.

h.het ontwikkelen, invoeren en bewaken van een samenhangend geheel van instrumenten, procedures

en methoden die de sturing, bewaking, toetsing en verantwoording van de middelen en de

doelmatige en rechtmatige besteding daarvan mogelijk maken;

i.het op concernniveau analyseren en interpreteren van gegevens voor de bewaking van de financieeleconomische

kaders;

j.het bewaken van de kwaliteit (tijdigheid, volledigheid, juistheid en toereikendheid) van de in het

kader van de beleids- en beheerscyclus aan het college en de raad verstrekte beheers- en

verantwoordingsinformatie.

6.De concernmanager F&C is niet verantwoordelijk voor het beheer van de financiële vermogenswaarden.

Artikel 2.2 Treasurer

1.De Treasurer is verantwoordelijk voor het concernbrede beheer van financiële vermogenswaarden,

waaronder het (doen) uitvoeren van transacties op de geld- en kapitaalmarkt, het beheren van de

financiële infrastructuur en het beheersen van de hieraan verbonden risico’s, zoals in het door de

gemeenteraad vastgestelde treasurystatuut

  • 2.

    De Treasurer is budgetverantwoordelijke voor de producten Financiering en Concernposten.

  • 3.

    De beleidsmedewerker Treasury bij de Bestuurs- en Concernstaf vervult de functie van Treasurer.

Overeenkomstig de bepalingen in het treasurystatuut is de functie van Treasurer niet verenigbaar met die

van directielid, IRM, concernmanager of concernadministrateur.

4.In uitvoeringsregeling 1A worden nadere regels gesteld voor de dagelijkse uitvoering van de

treasuryfunctie en het afleggen van verantwoording daarover.

Artikel 2.3 Businesscontroller

Vervallen

Artikel 2.4 Medewerker AO/IC

Vervallen

Artikel 2.5 Concernadministrateur

In uitvoeringsregeling 5B beheer, artikel 4.1 zijn taken en verantwoordelijkheden van de Concernadministrateur

vastgesteld.

Artikel 2.6 Kashouder

Vervallen. Zie Uitvoeringsregeling 1A Treasury art. 1.1.4

Artikel 2.7 Onderzoekscommissie Doelmatigheid en Doeltreffendheid

Vervallen

Informatie- en Procesmanagement

Artikel 2.8 Concernmanager IPM

1.De concernmanager IPM is verantwoordelijk voor de kaderstelling, de ondersteuning (opdrachtgever IV

en Auto), het management (en het toetsen) van de gemeentebrede informatie en proceshuishouding en

de toetsing voor de planning en control op het gebied van Informatie- en procesmanagement (waaronder

documentaire Informatievoorziening).

2.De concernmanager IPM is, onverlet de verantwoordelijkheid van de IRMs, verantwoordelijk voor de

bevordering en de bewaking van de doelmatigheid van de gemeentebrede informatie en

proceshuishouding. Wanneer de concernmanager IPM van oordeel is dat de doelmatigheid van het

Informatie- en procesmanagement van een organisatieonderdeel kan worden verbeterd, treedt hij in

overleg met de betrokken IRM. Zo nodig legt hij zelfstandig, maar altijd na overleg en met medeweten

van gemeentesecretaris/algemeen directeur en betrokken partijen, voorstellen ter verbetering voor aan

het college. De concernmanager IPM kan het college, gevraagd en ongevraagd, rechtstreeks, maar altijd

na overleg en met medeweten van gemeentesecretaris/algemeen directeur en betrokken partijen,

adviseren over de in dit artikel genoemde verantwoordelijkheden. De concernmanager IPM is rechtstreeks

verantwoording verschuldigd aan het college voor de aan hem in deze regeling opgedragen taken en

verantwoordelijkheden.

3.Op organisatieonderdeel niveau is de IRM is verantwoordelijk voor de inrichting van processen en

informatievoorzieningen. De IRM wordt daarvoor ondersteund door een Informatie en Proces Manager bij

de continue ontwikkeling en verbetering van de inrichting van processen en informatiesystemen van het

betreffende onderdeel.

HRM en Organisatieontwikkeling

Artikel 2.9 Concernmanager HRM

1.De concernmanager HRM is verantwoordelijk voor de kaderstelling, de ondersteuning (opdrachtgever

intern bedrijf HRM en Facilitair bedrijf) en de toetsing voor de planning en control op het gebied van HRM

en organisatieontwikkeling.

2.De concernmanager HRM is, onverlet de verantwoordelijkheid van de IRMs, verantwoordelijk voor de

bevordering en de bewaking van de doelmatigheid en rechtmatigheid van de gemeentebrede HRM- en

organisatieontwikkelingsbeleid. Wanneer de concernmanager HRM van oordeel is dat de doelmatigheid van

het HR management van een organisatieonderdeel kan worden verbeterd, treedt hij in overleg met de

betrokken IRM. Zo nodig legt hij zelfstandig, maar altijd na overleg en met medeweten van

gemeentesecretaris/algemeen directeur en betrokken partijen, voorstellen ter verbetering voor aan het

college. De concernmanager HRM kan het college, gevraagd en ongevraagd, rechtstreeks, maar altijd na

overleg en met medeweten van gemeentesecretaris/algemeen directeur en betrokken partijen, adviseren

over de in dit artikel genoemde verantwoordelijkheden. De concernmanager HRM is rechtstreeks

verantwoording verschuldigd aan het college voor de aan hem in deze regeling opgedragen taken en

verantwoordelijkheden.

3.De concernmanager HRM is verantwoordelijk voor de kaderstelling, de ondersteuning (opdrachtgever

intern bedrijf HRM en Facilitair) en de toetsing voor de planning en control op het gebied van facilitair

en huisvesting.

4.Op organisatieonderdeel-niveau is de IRM verantwoordelijk voor de uitvoering van de HRM functie binnen

zijn organisatieonderdeel. Daarbij laat de IRM zich ondersteunen door het intern bedrijf HRM.

Hoofdstuk 3 Afstemming en coördinatie van werkzaamheden binnen de ambtelijke

organisatie

Artikel 3.1 Beleidscoördinatie

Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 1.3, derde lid kan de gemeentesecretaris/algemeen directeur

aanwijzingen geven aan de IRMs.

Artikel 3.2 Bedrijfsvoeringcoördinatie

Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 1.3, zesde lid maakt het college met de gemeentesecretaris/algemeen

directeur afspraken over de verschillende bedrijfsvoeringfuncties en de bedrijfsvoering in het algemeen.

Artikel 3.3 Wijkgericht werken

1.De gehele gemeentelijke organisatie werkt wijkgericht en vraaggericht. Wijkgericht werken wordt gebruikt

om werkzaamheden te coördineren waarbij de wijk het juiste schaalniveau is.

1.De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de gemeentelijke producten ten behoeve van de wijk en

voor het betrekken van de belanghebbenden uit de wijk bij de ontwikkeling en uitvoering ervan berust bij

het organisatieonderdeel waaraan een product is toegewezen.

2.Ontwikkelorganisatie eenheid Wijken verbindt de vragen uit de wijk en wijkspecifieke kennis met het

aanbod van de gemeente.

3.Prioritaire onderwerpen met urgentie worden vastgelegd in een wijkactieprogramma. De wijkregisseur

functioneert in dit geval als programmamanager.

4.Bij wijkgerichte en vraaggerichte vraagstukken wordt integraal samengewerkt, hetzij incidenteel, hetzij

structureel (via wijkoverleg) hetzij actueel (via programmateams).

3.3.2 Wijkregisseur

1.De wijkregisseur is eerste aanspreekpunt voor bewoners, ondernemers, professionals en instellingen uit de

wijk.

  • 2.

    De wijkregisseur verbindt de vraag uit de wijken met het (gemeentelijk) aanbod

  • 3.

    De wijkregisseur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van een wijkanalyse en het opstellen van een

meerjarige wijkambitie in samenwerking met betrokken partijen binnen en buiten de gemeentelijke

organisatie.

4.Geeft leiding aan het wijkoverleg, (wijkactie)programmateams en relevante afstemmingsoverleggen in de

wijk.

5.Intervenieert als dat nodig is en voert incidentenmanagement. De wijkregisseur heeft de mogelijkheid om

in eerste instantie ambtelijk te interveniëren (tot aan de Algemeen Directeur) en indien nodig ook

bestuurlijk (zowel via de wijkwethouder als via de staven van de vakwethouders).

Artikel 3.4 Planning en controlcyclus

1.De Planning en controlcyclus geeft mede vorm aan de beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en

bedrijfsvoering. Het omvat het planningsinstrumentarium en mogelijkheden tot verantwoording en

bijsturing van het beleid en beheer.

  • 2.

    De concernmanager F&C coördineert de Planning en controlcyclus.

  • 3.

    De cyclus heeft de besluitvormingsmomenten van de raad, zoals verwoord in de Financiële verordening als

uitgangspunt.

4.Ieder product uit de Planning en controlcyclus wordt jaarlijks gemaakt, met uitzondering van de

wijkambitie. Van de wijkambities worden wel jaarlijks een update gemaakt voor de aansluiting op de

programmabegroting.

5.In uitvoeringsregeling 3A worden de sturingsinstrumenten van de planning en controlcyclus vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Beleidsvoorbereiding

Artikel 4.1 Voorbereiding van bestuursadviezen aan gemeentelijke bestuursorganen

1.De IRMs c.q. de themadirecteur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de bestuursadviezen tot

uitdrukking komend in, onder andere:

De formele aspecten:

  • a.

    de juistheid en de volledigheid van de gegeven informatie;

  • b.

    rechtmatigheid;

  • c.

    financiële aspecten;

  • d.

    juridische aspecten;

  • e.

    personele en organisatorische aspecten;

  • f.

    de juistheid van de te volgen procedure;

het voor het college inzichtelijk maken van de essenties met betrekking tot de te nemen beslissing en de

daarbij te maken afweging:

  • g.

    doelmatigheid,

  • h.

    doeltreffendheid;

  • i.

    de mate van aandacht die is geschonken aan relevante beleidsalternatieven;

  • j.

    een heldere belangenafweging;

  • k.

    afstemming met andere beleidsterreinen en de integraliteit van het voorgestelde beleid of de

voorgestelde beleidswijziging op stedelijk en wijkniveau;

de aspecten van implementatie:

  • l.

    communicatieve aspecten;

  • m.

    de juiste toedeling van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de besluiten waartoe het

voorstel beoogt te leiden;

  • n.

    haalbaarheid.

    • 2.

      De gemeentesecretaris/algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de

bestuursadviezen. Bestuursadviezen worden door tussenkomst van de gemeentesecretaris/algemeen

directeur ingediend bij het college.

3.De IRM van het betreffende cluster van de ontwikkelorganisatie bereidt beleidsadviezen aan het bestuur

voor en adviseert de gemeentesecretaris/algemeen directeur en de directieraad ten aanzien van kaders

voor de uitvoering.

4.Bij beleidsvraagstukken hebben uitvoeringsorganisaties een adviserende rol over condities waarbinnen de

uitvoering moet plaatsvinden.

Artikel 4.2 Aanwijzingen over wijze waarop bestuursadviezen aan de gemeentelijke bestuursorganen worden voorbereid

1.Het college stelt aanwijzingen vast ten aanzien van de wijze waarop gemeentelijke beleidsbeslissingen

worden voorbereid.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde aanwijzingen voorzien in de verplichting tot:

    • a.

      het vroegtijdig samenstellen van een inzicht in bestuurlijke keuzemomenten;

    • b.

      het aangeven van een duidelijke fasering in beleids- en planningsprocessen;

    • c.

      het zodanig inrichten van beleids- en planningsprocessen dat beslissingen op een vlotte wijze tot

stand kunnen komen en

d.het vroegtijdig aangeven op welke wijze de interne en externe communicatie wordt vormgegeven.

Hoofdstuk 5 Beheer

Artikel 5.1 Beheer

1.De IRM is verantwoordelijk voor een adequate inrichting van de interne organisatie binnen zijn

organisatieonderdeel.

2.In uitvoeringsregeling 5A Budgetbeheer en 5B Beheer worden nadere regels vastgesteld op het gebied van

administratieve organisatie en interne controle.

Artikel 5.2 Mandaat

Het college heeft in de mandaatregeling gemeente Utrecht de mandaten en ondermandaten vastgelegd.

Artikel 5.3 Verzekeringsbeleid

1.De concernmanager F&C is verantwoordelijk voor de uitvoering van het verzekeringsbeleid, stelt daartoe

een afdeling Risicobeheer in en stuurt daartoe de uitvoeringseenheid risicobeheer binnen het intern bedrijf

Financiën aan. Deze uitvoeringsorganisatie heeft de volgende taken:

  • a.

    het uitvoeren van het verzekeringsbeleid;

  • b.

    het adviseren van organisatie onderdelen bij het uitvoeren van het verzekeringsbeleid;

  • c.

    het vernieuwen en beheren van verzekeringscontracten en;

  • d.

    behandeling van schades, zoals opgenomen in de uitvoeringsregeling

    • 2.

      De organisatieonderdelen zijn verplicht tot het afsluiten van verzekeringen via de uitvoeringseenheid

Risicobeheer. Regels met betrekking tot de organisatie en uitvoering van de uitvoeringseenheid zijn

uitgewerkt in uitvoeringsbesluit 5C. De onder lid 1b en 1c vermelde taken worden uitgevoerd op verzoek

van een organisatieonderdeel.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Organisatieregeling Gemeente Utrecht.

Artikel 6.2 Intrekking regeling

De "Organisatieregeling Gemeente Utrecht" vastgesteld door het college d.d. 15 januari 2008 wordt per 1 januari

2013 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 11 december 2012.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M. Schurink Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op ……. 2012.

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013.

Begrippenlijst

Aanwijzing Nadere of specifieke richtlijn, afspraak of werkwijze

administratieve organisatie Het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van

gegevens ten behoeve van het besturen, het doen functioneren en

beheersen van de gemeentelijke taakuitvoering en ten behoeve van

verantwoordingen die daarover moeten worden afgelegd.

ambtelijke organisatie De gehele gemeentelijke organisatie met uitzondering van college

en raadsleden.

Bedrijfsvoeringfunctie Dit zijn de functies Personeel, Organisatie, Informatisering en

Automatisering, Financiën, Communicatie, Juridisch en Facilitaire

Zaken.

Besluit Begroting en

Verantwoording

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Deze

wet vervangt de Wet op de Comptabiliteitsvoorschriften.

Bestuurlijke kaders De kaders die door het college zijn gesteld.

Budget Overeenkomst tussen budgetgever (= het college) en budgetnemer

(= de IRM) gedurende een bepaalde periode, waarbij de IRM zich

verplicht bepaalde activiteiten/prestaties/producten te (doen)

realiseren en het college zich verplicht een overeengekomen

hoeveelheid middelen ter beschikking te stellen.

budgethouder AD, directielid, IRM of daarvoor aangewezen functionaris of

medewerker die zorg dient te dragen voor de realisatie van de (bijv.

bij zijn managementcontract) vastgestelde productie met de daarbij

vastgestelde kwaliteitskenmerken. De budgethouder is, op grond

van het in deze regeling verleende mandaat, bevoegd om

verplichtingen aan te gaan binnen het overeengekomen budget. De

budgethouder neemt vanuit het perspectief van administratieve

organisatie de beschikkende functie in.

College College van burgemeester en wethouders.

concern(niveau) Betreffende of aangaande de gehele ambtelijke organisatie.

Controlfunctie Omvat het geheel aan activiteiten en beslissingen van de IRMs op

het niveau van hun organisatieonderdeel met betrekking tot sturing

en beheersing van de bedrijfsprocessen gericht op de efficiënte en

effectieve realisatie van de beleidsdoelstellingen. Op concernniveau

wordt binnen de concern-controlfunctie (onder concernmanager

F&C) ook de kaderstellende, ondersteunende en toetsende rol

verstaan.

Directielid Lid van de directieraad. Heeft hiërarchische verantwoordelijkheid

voor IRMs (aansturen via managementcontract) en/of

verantwoordelijkheid voor een thema met politieke prioriteit of hoog

risico.

doelmatig Het streven om met een zo beperkt mogelijke inzet van de

beschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken.

doeltreffend De mate waarin een organisatie erin slaagt met de geleverde

prestaties de gestelde doelen of gewenste maatschappelijke effecten

te bereiken.

Integraal

Resultaatverantwoordelijk

Manager (IRM)

Manager van een organisatieonderdeel en verantwoordelijk voor alle

aspecten van het werk van dat organisatieonderdeel. De IRM legt

verantwoording af over de resultaten van zijn organisatieonderdeel

aan een directielid, aan de hand van een managementcontract.

Managementcontract Document waarin de overeenkomst tussen college en IRM over de te

leveren resultaten, het ter beschikking gestelde budget en de

hoofdlijnen van de bedrijfsvoering van de organisatieonderdelen zijn

vastgelegd.

Mandaat De bevoegdheid om in naam van een college besluiten te nemen.

Medezeggenschap Inspraak in het kader van de Wet van de Ondernemingsraden.

organisatieonderdeel Onderdelen van de hoofdstructuur van de gemeentelijke organisatie.

Organisatieonderdelen worden aangestuurd door IRMs.

planning en controlcyclus Proces waarbij aansturing van de organisatie plaatsvindt door het

formuleren van doelen, het aangeven van termijnen, het beschikbaar

stellen van middelen, het aanwijzen van verantwoordelijken, het

volgen van de uitvoering, het normeren van gewenste effecten, het

meten van resultaten en het informeren van betrokkenen.

Programmabegroting Sturingsinstrument van de raad bestaande uit beleidsbegroting

(programmaplan en paragrafen) en financiële begroting (staat van

lasten en baten van de programma's en financiële positie).

Rechtmatig Het in overeenstemming zijn met de relevante wet- en regelgeving,

waaronder gemeentelijke verordeningen en relevante

uitvoeringsregelingen, als gevolg van verordeningen en

raadsbesluiten.

Concernmanager Concernmanagers zijn verantwoordelijk voor kaderstelling en

sturing op deze kaders ten aanzien van een of meerdere aspecten

van de bedrijfsvoering van de gemeentelijke organisatie.

Treasuryfunctie Alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheren van de

financiële stromen en liquiditeiten o.i.d. van een organisatie, evenals

de daaruit voortvloeiende risico's.

Uitvoeringseenheid risicobeheer Het organisatieonderdeel waaraan door de concernmanager F&C

ondermandaat en ondervolmacht wordt verstrekt voor het uitvoeren

van assurantiehandelingen.

Wijkgericht werken Gebiedsgericht, integraal en vraaggericht werken

Wijkoverleg Het overleg van vertegenwoordigers van diverse

organisatieonderdelen per wijk.

Wijkambitie Wijkambities bevatten een wijkanalyse (wat is er in de wijk aan de

hand) en de prioritaire ambities van de wijk. De wijkambities wordt

eens in de 4 jaar (gekoppeld aan de collegeperiode) geformuleerd.

Toelichting

Toelichting op de artikelen behorend bij de Organisatieregeling Gemeente Utrecht

De organisatieregeling legt de verdeling vast van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de

hoofdstructuur van de gemeentelijke organisatie.

Toelichting bij hoofdstuk 1 Organisatiestructuur van de ambtelijke organisatie

Het eerste hoofdstuk is een beschrijving van de hoofdstructuur en taken, verantwoordelijkheden en

bevoegdheden van degenen die aan het hoofd staan van onderdelen van de hoofdstructuur.

Artikel 1.2 Hoofdstructuur ambtelijke organisatie

De hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie van de gemeente bestaat uit organisatieonderdelen. Aan het

hoofd van ieder organisatieonderdeel staan een Integraal Resultaat Verantwoordelijk Manager (IRM). De

Gemeentesecretaris/Algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor de totale ambtelijke organisatie en geeft

sturing aan de ambtelijke organisatie met de directieraad.

Het college is bevoegd om organisatieonderdelen toe te voegen of op te heffen. Het aanbrengen van een nadere

indeling van de organisatie van een dienst is overgelaten aan het hoofd van het organisatieonderdeel, de

Integraal Resultaat Verantwoordelijk Manager (IRM). Ten aanzien van de Bestuurs- en Concernstaf is in artikel

1.7 wel een nadere indeling aangebracht in verband met de positionering van functies die op concernniveau

worden verricht (bijvoorbeeld financiën en control, concernbrede personeelsbeleid). De bevoegdheden voor

organisatiestructuurwijzigingen in dit artikel zijn verder uitgewerkt in artikel 1.10

Artikel 1.3 Gemeentesecretaris/Algemeen Directeur

In dit artikel zijn de taken, verantwoordelijkheden vastgelegd van de gemeentesecretaris/algemeen directeur als

secretaris van het college, als eindverantwoordelijke van de gemeentelijke organisatie en als hiërarchisch

leidinggevende van de directieleden.

Artikel 1.4 Directieraad

Dit artikel legt vast hoe de directieraad sturing geeft aan de ambtelijke organisatie. Een apart overleg binnen de

directieraad is de directie bedrijfsvoering, dit overleg versterkt de concernsturing op de bedrijfsvoering. In de

directie bedrijfsvoering zitten als adviseur de concernmanagers F&C, IPM en HRM vanwege hun

verantwoordelijkheid voor planning en control op de bedrijfsvoering, zoals deze omschreven is in hoofdstuk 2.

Artikel 1.5 Directieleden

Dit artikel legt de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden vast van directieleden. Er wordt in dit artikel

onderscheid gemaakt tussen themaverantwoordelijkheid (verantwoordelijkheid voor een thema met politieke

prioriteit of een risicodossier) en hiërarchische verantwoordelijkheid voor IRMs. Zowel thema- als hiërarchische

verantwoordelijkheid betekent onder meer dat directieleden IRMs aansturen. Ondanks dat is het noodzakelijk zo

dat een directielid vanuit themaverantwoordelijkheid een IRM aanstuurt ook automatisch hiërarchische

verantwoordelijkheid voor deze IRM heeft. De gemeentesecretaris/algemeen directeur behoud in bepaalde

gevallen ook hiërarchische verantwoordelijkheid, dit geldt in ieder geval voor BCS, Interne Bedrijven en het intern

verzelfstandigd bedrijf Stadswerken.

Artikel 1.6 Integraal Resultaatverantwoordelijk managers

De benaming ‘Integraal Resultaatverantwoordelijk manager’ is gekozen om binnen organisatie- en

mandaatregelingen de leidinggevenden van organisatieonderdelen aan te duiden. Sommige IRMs hebben een

aanstelling als directeur of hebben deze titel vanwege wettelijke bepalingen.

Artikel 1.9 Toedeling van taken en producten aan diensten

In dit artikel is het principe van integraal management neergelegd. Het betreft een concretisering van de

integratie van de beleidsvoorbereidende en -uitvoerende functie met de middelenfuncties. De decentralisatie van

het middelenbeleid naar het niveau dient echter niet ten koste te gaan van de eenduidigheid die in concernbrede

geldende kaders zijn vastgelegd. Deze kaders worden door de concerndirectie vastgesteld.

Artikel 1.10 Bevoegdheid bij organisatiestructuurwijzigingen

De volgende regelgeving is van toepassing bij wijzigingen:

1.Bij wijzigingen in de organisatie is, wat betreft de aanspraken van het personeel, de uitvoeringregeling

Sociaal Statuut (URU 15e van de Rechtspositieregeling Utrecht) van toepassing.

2.Bij wijzigingen in de organisatie zal het overleg met de medezeggenschapsorganen plaatsvinden conform

de Wet op de Ondernemingsraden.

3.Voor het overleg met de vakorganisaties is hoofdstuk 14 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Utrecht van

de Rechtspositieregeling Utrecht van toepassing.

Artikel 1.11 Medezeggenschap

De medezeggenschapstructuur van de organisatieonderdelen wordt in 2013 uitgewerkt. Tot die tijd blijft de

tijdelijke structuur in stand. Dit betekent dat de (tijdelijke) structuur van de medezeggenschap gedurende 2013

(en uiterlijk tot aan de nieuwe OR verkiezingen in 2014) kan blijven bestaan en eventuele wijzigingen,

bijvoorbeeld naar aanleiding van de pilots bij OO en Volksgezondheid (voorheen GG&GD) kunnen worden

meegenomen bij de actualisatie van de organisatieregeling in 2014.

Artikel 1.12 Vervangingsregeling

In dit artikel wordt de vervanging van functionarissen/medewerkers geregeld (met bijbehorende taken,

verantwoordelijkheden, bevoegdheden en mandaten) in het geval dat deze afwezig zijn. Lid 1 heeft betrekking op

de vervanging van IRMs en lid 2 op de vervanging van medewerkers binnen een organisatieonderdeel (met

specifieke bevoegdheden of mandaten, zoals subbudgethouders). Artikel 1.11 bepaalt wie als vervanger kunnen

worden aangewezen en wie de vervanger aanwijst.

Aan de vervanging is wel een aantal eisen verbonden. Ten eerste moet de IRM deze plaatsvervangers expliciet

vastleggen in een aanwijzingsregeling/-besluit. Ten tweede moet hierop een materiële toets worden uitgevoerd.

Dit betekent dat moet worden vastgesteld dat deze vervangers in staat moeten worden geacht om inhoudelijk

dezelfde beoordeling uit te voeren als de medewerker of functionaris die vervangen wordt zelf.

Toelichting bij hoofdstuk 2 Concernkaderstelling en beheer van organisatie en Financiën

Dit hoofdstuk voorziet in de volgens artikel 212 van de Gemeentewet verplichte vastlegging van de inrichting van

de financiële organisatie. Met de aanwijzing van functies, die niet met elkaar verenigbaar zijn, is functiescheiding

aangebracht.

Artikel 2.1, 2.8 en 2.9 Concernmanagers F&C, IPM en HRM

De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de concernmanagers F&C, IPM en HRM hebben een

centrale plaats in dit hoofdstuk. De concernmanagers hebben analoge taken, verantwoordelijkheden en

bevoegdheden voor de aan hen toebedeelde bedrijfsvoeringfuncties. Dit versterkt de concernsturing op

bedrijfsvoering.

Artikel 2.2 Treasurer

Genoemd artikel en de uitvoeringsregeling vormen de nadere uitwerking van het door de gemeenteraad

vastgestelde Treasurystatuut. Daarin is het treasurybeleid van de gemeente Utrecht in hoofdlijnen vastgelegd. Het

gaat daarbij om de kaders voor het handelen op de geld- en kapitaalmarkt (inclusief het betalingsverkeer) en

voor het verstrekken van garanties en leningen uit hoofde van de publieke taak. Ook zijn in het Treasurystatuut

de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Treasurer in hoofdlijnen vastgelegd.

De Organisatieregeling artikel 2.2 en de uitvoeringsregeling 1A treasury geven vooral een nadere uitwerking van

het Treasurystatuut op de volgende punten:

  • -

    de plaats van de Treasurer binnen de organisatie (bij Concernmanagement Financien/BCS)

  • -

    de functionele aansturing van de uitvoeringseenheid treasury/DO door de Treasurer,

  • -

    de budgetverantwoordelijkheid van de Treasurer voor de producten Financiering en Concernposten,

  • -

    het raadplegen van de Concernmanager Financiën door de Treasurer bij belangrijke beslissingen,

  • -

    het afleggen van verantwoording door de Treasurer aan de Concernmanager Financiën,

  • -

    een specificatie van de soorten financiële derivaten die de Treasurer mag inzetten,

  • -

    de functiescheiding bij het betalingsverkeer,

  • -

    het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak en de rol van de Treasurer

daarbij.

Toelichting bij hoofdstuk 3 Afstemming en coördinatie van werkzaamheden binnen de ambtelijke

organisatie

Dit hoofdstuk legt een aantal taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vast ten aanzien van afstemming

en coördinatie van werkzaamheden binnen de ambtelijke organisatie. Naast dat wat in dit hoofdstuk is

beschreven hebben uiteraard ook de in hoofdstuk 1 en 2 beschreven taken, verantwoordelijkheden en

bevoegdheden als deze afstemming en coördinatie als belangrijk doel. Themaverantwoordelijkheid van

directieleden is hiervan een voorbeeld. Daarnaast ligt er een relatie tussen de eindverantwoordelijkheid voor de

ambtelijke organisatie van de gemeentesecretaris/algemeen directeur.

Artikel 3.3 Wijkgericht werken

In dit artikel wordt een organisatorische grondslag gelegd voor het op wijkniveau afgestemde gemeentelijke

beleid. Dit vereist een wijkgerichte werkwijze van de gemeentelijke organisatie.

Toelichting bij hoofdstuk 4 Beleidsvoorbereiding

Artikel 4.1 Voorbereiding van bestuursadviezen aan gemeentelijke bestuursorganen

Dit artikel stelt een aantal kwalitatieve eisen die beogen de kwaliteit en integraliteit van de advisering en de

besluitvorming te bevorderen.

Artikel 4.2 Afstemming van werkzaamheden bij de voorbereiding van bestuursadviezen aan de gemeentelijke

bestuursorganen

Dit artikel bevat een basis voor aanwijzingen die beogen de samenhang en de snelheid waarmee

beleidsbeslissingen tot stand komen te bevorderen. Als voorbeelden van thans bestaande richtlijnen kunnen

worden genoemd het rapport Kostenstructuur ROVU d.d. juli 1992, de checklist en de startnotitie in de

rapportage Belemmerend Beleid vastgesteld bij collegebesluit van 9 januari 2004 en de Utrechtse Standaard voor

Communicatie, waar onder andere huisstijl en projectcommunicatie aan de orde worden gesteld.

Toelichting bij hoofdstuk 5 Beheer

Artikel 5.2 Mandaat

In de mandaatregeling zijn de juridische instrumenten vastgelegd voor het leggen van beheersbevoegdheden en

verantwoordelijkheden bij ambtenaren.

Artikel 5.3 Verzekeringsbeleid is aangepast

De taken van de afdeling Risicobeheer worden voortaan door de betreffende uitvoeringsorganisatie binnen het

intern bedrijf Financiën verricht.