Regeling vervallen per 07-07-2011

Referendumverordening gemeente Utrecht

Geldend van 07-07-2011 t/m 06-07-2011

Intitulé

Referendumverordening gemeente Utrecht

Referendumverordening gemeente Utrecht (raadsbesluit van 9 februari 2006)

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 24 januari 2006

Besluit

gezien het advies van de Referendumcommissie d.d. 2 februari 2006

vast te stellen de volgende

REFERENDUMVERORDENING gemeente Utrecht, met de daarbij behorende toelichting.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad te nemen besluit;

  • b.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad;

  • c.

    raadgevend referendum: volksstemming waarbij kiesgerechtigden zich op initiatief van burgers uitspreken over een te nemen besluit;

  • d.

    raadplegend referendum: een referendum op initiatief van de raad waarbij de kiesgerechtigden antwoord geven op de door de raad vastgestelde vraag over een groot vraagstuk zoals beschreven in een startdocument;

  • e.

    groot vraagstuk: een maatschappelijk vraagstuk met ingrijpende gevolgen voor de Utrechtse samenleving waarbij de oplossing veel tijd vraagt en/of waarbij grote financiële belangen in het geding zijn en/of waarbij veel partijen betrokken zijn;

  • f.

    startnotitie besluitvormingsproces: een document als bedoeld in artikel 2;

  • g.

    startdocument groot vraagstuk: een document als bedoeld in artikel 8;

  • h.

    esluit: een schriftelijke beslissing van de raad.

Artikel 2 Startnotitie voor het besluitvormingsproces

De raad kan voor een vraagstuk een startnotitie voor de inrichting van het besluitvormingsproces vaststellen, waarin is aangeven over welke beslissing met betrekking tot dat vraagstuk een referendum op grond van deze verordening kan worden gehouden.

Artikel 3 Voor een referendum in aanmerking komende beslissingen

Over een door de raad te nemen besluit kan een referendum worden gehouden, met uitzondering van besluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen;

  • b.

    tot vaststelling of wijziging van een rechtspositionele regeling;

  • c.

    over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers, en hun nabestaanden;

  • d.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • e.

    over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • f.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • g.

    tot vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan;

  • h.

    in het kader van deze verordening;

  • i.

    inzake bezwaar -of beroepsprocedures of rechtsgedingen;

  • j.

    als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsmede tot het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling als bedoeld in artikel 96 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen;

  • k.

    als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a van de Wet Algemene regels herindeling (Arhi);

  • l.

    waarbij het belang van het referendum naar het oordeel van de raad niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • m.

    ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • n.

    die naar het oordeel van de raad voorafgaan aan of volgen op een te nemen besluit waarvan de raad in een startnotitie voor het besluitvormingsproces heeft bepaald dat daar een referendum over gehouden kan worden;

  • o.

    welke naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • p.

    waarvan de totstandkoming, inwerkingtreding of uitvoering naar het oordeel van de raad niet kan worden uitgesteld vanwege enig daarmee gemoeid belang.

Artikel 4 Duidelijkheid vooraf over uitzonderingsgevallen

Het college van burgemeester en wethouders geeft in ieder raadsvoorstel aan of één of meer van de in artikel 3 genoemde uitzonderingsgronden al dan niet toegepast kunnen c.q. moeten worden, in het geval dat kiesgerechtigden een kennisgeving doen als bedoeld in artikel 5 van de verordening.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen over het raadgevend referendum

Artikel 5 Het raadgevend referendum - Stap 1: kennisgeving en initiatief van kiesgerechtigden

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk kennis geven van hun voornemen het initiatief te nemen tot het houden van een raadgevend referendum. Deze kennisgeving moet ten minste zeven dagen vóór de raadsvergadering, waarvoor het besluit is geagendeerd, bij de burgemeester worden ingediend. De kennisgeving moet worden ondersteund door een aantal kiesgerechtigden, dat ten minste gelijk is aan 0,133 % van het aantal kiesgerechtigden bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad.

  • 2. In de kennisgeving wordt aangegeven om welk te nemen besluit het gaat. De kennisgeving gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, woonplaats en geboortedatum. Kiezers waarvan deze gegevens niet zijn overgelegd, worden bij het bepalen van het aantal ondersteunende kiezers niet meegerekend.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde persoonsgegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 4. Indien de kennisgeving niet voldoet aan de in het eerste en tweede lid gestelde eisen of indien een van de uitzonderingen uit artikel 3, lid a tot en met k van toepassing is dan verklaart de burgemeester de kennisgeving niet-ontvankelijk

  • 5. Indien de kennisgeving is gedaan volgens de hiervoor gestelde eisen en geen toepassing is gegeven aan het vierde lid, beslist de raad in dezelfde vergadering waarvoor het besluit van de raad is geagendeerd of over dat besluit een referendum kan worden gehouden. De raad kan zijn beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen.

Artikel 6 Het raadgevend referendum - Stap 2: inleidend verzoek

  • 1. Indien de beslissing bedoeld in artikel 5, vijfde lid, inhoudt dat met betrekking tot het te nemen besluit een referendum kan worden gehouden, kunnen kiezers binnen drie weken na de dag waarop die beslissing bekend is gemaakt, bij de burgemeester een inleidend verzoek indienen om een referendum te houden.

  • 2. Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat tenminste gelijk is aan 1,111 % van het aantal kiesgerechtigden bij de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen. De kiezers die de kennisgeving bedoeld in artikel 5 hebben ondersteund, worden geacht het verzoek te ondersteunen.

  • 3. Het verzoek vermeldt om welk te nemen besluit van de raad het gaat. Het gaat vergezeld van een handtekening van elke kiezer die het verzoek ondersteunt, met een opgave van diens naam, adres, woonplaats en geboortedatum. Kiezers waarvan deze gegevens niet zijn overgelegd, worden bij het bepalen van het aantal ondersteunende kiezers niet meegerekend.

  • 4. De in het derde lid bedoelde gegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten, die op bij openbare kennisgeving bekendgemaakte plaatsen zijn neergelegd of elders aan de kiezers beschikbaar zijn gesteld.

  • 5. Bij de toetsing of het verzoek voldoende wordt ondersteund, kan gebruik gemaakt worden van de methode van het trekken van een steekproef uit het bestand van handtekeningen, een en ander uit te voeren op de wijze als beschreven is in een door de burgemeester daartoe vast te stellen protocol.

  • 6. De burgemeester neemt binnen twee weken na afloop van de termijn waarbinnen het inleidend verzoek kan worden ingediend, een beslissing over een gedurende die termijn ingediend verzoek. Hij kan zijn beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen.

  • 7. De burgemeester maakt het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 7 Het raadgevend referendum - Stap 3: steunverwerving en besluit definitief verzoek

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen bij de burgemeester een definitief verzoek indienen voor het houden van een raadgevend referendum binnen zes weken na de dag waarop de burgemeester bekend heeft gemaakt dat het inleidend verzoek aan de gestelde eisen voldoet.

  • 2. Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat tenminste gelijk is aan 3% van het aantal kiesgerechtigden bij de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen. Kiezers die het inleidende verzoek hebben ondersteund, worden geacht het definitief verzoek te ondersteunen.

  • 3. Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal worden de kiesgerechtigden die het inleidende verzoek hebben ondersteund, meegerekend.

  • 4. Artikel 6, derde, vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De burgemeester neemt uiterlijk binnen vier weken na de dag van ontvangst van het definitieve verzoek een besluit over de toelating van het definitieve verzoek.

  • 6. De burgemeester maakt het besluit inzake de toelating van het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen over het raadplegend referendum

Artikel 8 Het raadplegend referendum, initiatief van de raad

  • 1. De raad kan voor een groot vraagstuk een startdocument vaststellen. In het startdocument worden probleemstelling en een beeld van de oplossingsrichting(en) beschreven. Het startdocument bevat tevens een communicatieparagraaf. Hierin wordt onder andere aangegeven op welke wijze de objectieve, informatieverstrekkende voorlichting inhoudelijk en financieel vorm wordt gegeven en op welke wijze daarnaast inhoudelijk en/ of financieel invulling wordt gegeven aan standpuntuitdragende campagnes.

  • 2. De raad kan besluiten dat op basis van het startdocument een referendum wordt gehouden.

  • 3. Op een zodanig referendum is het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 7 van deze verordening niet van toepassing.

  • 4. Bij de vaststelling van het startdocument door de gemeenteraad, kunnen individuele raadsleden een uitspraak doen over hoe zij denken om te gaan met de uitslag van een referendum.

  • 5. Een raadplegend referendum kan worden beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente, indien de aangelegenheid slechts dat deel van de gemeente betreft en het te nemen besluit buiten dat gebied geen effecten kan hebben.

Hoofdstuk 4 Verdere procedure

Artikel 9 Aanhouden beslissing

  • 1. Wanneer de raad naar aanleiding van de kennisgeving heeft bepaald dat over een te nemen besluit een referendum op grond van deze verordening kan worden gehouden, en het vervolgens het inleidend en het definitieve verzoek zijn toegelaten, dan wordt het betreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld.

  • 2. De stemming over het door de raad te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het (inleidende of het definitieve) verzoek wordt beslist. Indien de eerstvolgende vergadering echter niet binnen vier weken valt, wordt binnen die termijn ten behoeve van de stemming een extra vergadering bijeengeroepen

Artikel 10 Datum referendum

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaats vindt dan uiterlijk vier maanden na de dag waarop het definitieve verzoek is toegelaten of nadat de raad besloten heeft tot het houden van een referendum op basis van artikel 8 van deze verordening.

  • 2. In het geval de in het eerste lid genoemde termijn van vier maanden afloopt binnen twee maanden voor een algemene verkiezing mag de termijn worden overschreden zodat de stemmingen kunnen worden gecombineerd.

  • 3. Een referendum vindt niet plaats in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis -en voortgezet onderwijs.

  • 4. Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 11 Vraagstelling

  • 1. De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling wordt aan het adres van de kiesgerechtigden bezorgd.

Artikel 12 Organisatie en uitvoering

  • 1. De burgemeester doet openbare kennisgeving van een besluit tot het houden van een referendum.

  • 2. De op de te nemen beslissing betrekking hebbende stukken liggen voor een ieder ter inzage op door de burgemeester aan te wijzen plaatsen. In de openbare kennisgeving wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 3. Bij de organisatie en uitvoering van een referendum is de Kieswet voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Procedure stemming

  • 1. Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het gehele grondgebied van de gemeente Utrecht.

  • 2. Indien op grond van artikel 8, vijfde lid een raadplegend referendum wordt beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente, dan wordt het bepaalde in deze verordening gerelateerd aan de kring van kiesgerechtigden binnen dat gebied.

Artikel 14 Geldigheid referendum en inhoud uitslag

  • 1. Een referendum is geldig, indien tenminste 30% van de kiesgerechtigden opkomt. De keuzemogelijkheid welke de meeste stemmen heeft gekregen wordt als referendumuitspraak vastgesteld.

  • 2. De raad is niet gebonden aan een referendumuitspraak.

Hoofdstuk 5 Advisering en toezicht; de Referendumcommissie

Artikel 15 Referendumcommissie

  • 1. Er is een commissie van advies en toezicht, genaamd 'de Referendumcommissie', hierna verder aan te duiden als 'de commissie'.

  • 2. De raad benoemt en ontslaat haar leden.

  • 3. Een lid van de commissie is niet tevens: ambtenaar, wethouder, burgemeester of raadslid van de gemeente Utrecht.

  • 4. De commissie heeft tot taak gevraagd en ongevraagd het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad te adviseren over de uitvoering van deze verordening.

  • 5. De commissie adviseert in alle gevallen omtrent de vraagstelling als bedoeld in artikel 11.

  • 6. De commissie brengt haar advies uit binnen vier weken nadat het verzoek daartoe aan de commissie is gedaan.

  • 7. De commissie is belast met de afdoening van klachten over de gemeentelijke voorlichting en de wijze waarop campagne gevoerd wordt in het kader van het referendum. De commissie toetst daarbij de gemeentelijke voorlichting aan de eisen van objectiviteit en de campagnevoering aan de eisen van fair play.

  • 8. De commissie stelt nadere regels vast voor haar werkwijze en stuurt deze aan de raad.

  • 9. De hoorzitting voor de behandeling van klachten door de commissie is openbaar. De commissie beraadslaagt achter gesloten deuren over de gegrondheid van klachten. De commissie beslist over het openbaar maken van haar uitspraak.

  • 10. Voor het overige vergadert de commissie in beginsel in het openbaar. Indien het openbaar belang zich verzet tegen een openbare behandeling van een onderwerp of een particulier onevenredig zou worden bevoordeeld of geschaad kan een commissie gemotiveerd in beslotenheid vergaderen.

Hoofdstuk 6 Straf -en slotbepalingen

Artikel 16 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    een volmachtbewijs, oproepingskaart of kiezerspas namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander te doen gebruiken;

  • b.

    een volmachtbewijs, oproepingskaart of kiezerspas die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door een ander doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    een volmachtbewijs, oproepingskaart of kiezerspas voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door een ander te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 17 Intrekking oude regelingen

Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening referendum Utrecht 1999 (Gemeenteblad van Utrecht 1999, nr. 16), alsmede de Verordening raadplegend referendum gemeente Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2001, nr. 27) ingetrokken.

Artikel 18 Overgangsbepaling

  • 1. Ten aanzien van een referendum waarvan voor de inwerkingtreding van deze verordening is komen vast te staan dat het zal worden gehouden, blijven de tot dan toe geldende rechtsregels van kracht.

  • 2. De leden van de Referendumcommissie op grond van de Verordening referendum Utrecht 1999, alsmede de Verordening raadplegend referendum gemeente Utrecht worden geacht te zijn benoemd in de Referendumcommissie op grond van deze verordening, zulks voor de zittingsperiode zoals in hun benoemingbesluit is aangegeven.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening gemeente Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 9 februari 2006.
De griffier, De voorzitter,
Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf

Publicatie is geschied op 22 februari 2006.

Deze verordening is in werking getreden op 23 februari 2006.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2006, NR. 11

Algemene toelichting

Wettelijk kader.

Op 29 juni 2004 heeft de Tweede Kamer de tweede lezing voor het wijzigen van de Grondwet met het oog op het opnemen van bepalingen voor het correctief referendum verworpen. Er bleek geen meerderheid van tweederde van de leden voor het voorstel te stemmen. Dit heeft tot gevolg dat er geen landelijke regeling voor correctieve referenda (een referendumwet) komt.

In de Tijdelijke referendumwet (Trw) was bepaald dat deze wet met ingang van 1 januari 2005 vervalt. Op 14 oktober 2004 is een initiatiefwetsvoorstel van de kamerleden Dubbelboer en Duyvendak dat ertoe strekt de tijdelijkheid van de Trw ongedaan te maken door de Tweede Kamer verworpen.

Op grond van de bepalingen in de Grondwet en de Gemeentewet hebben gemeenten altijd al de mogelijkheid gehad tot het houden van een raadplegend referendum over een te nemen of genomen besluit. Gemeenten zijn vrij in hoe ze dit regelen, binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen. Deze randvoorwaarden zijn:

  • -

    het is de gemeenteraad die per geval beslist of een raadplegend referendum wordt gehouden;

  • -

    ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • -

    de gemeenteraad neemt een (definitief) besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden

Geen bindende werking.

De raad kan zich niet tevoren binden aan de uitspraak van het referendum. Bij de vaststelling van het startdocument door de gemeenteraad of bij de behandeling van een te nemen raadsbesluit waarvoor burgers een referendumprocedure aanhangig maken, kunnen individuele raadsleden wel een uitspraak doen over hoe zij denken om te gaan met de uitslag van het raadplegend referendum.

Bevoegdheid

De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.

Voor zover in de verordening sprake is van juridisch-technische uitvoering zonder vrije beoordelingsruimte is de burgemeester bevoegd. Dit naar analogie van de gang van zaken bij de verkiezingen -waarbij de burgemeester voorzitter is van het centraal stembureau- en in navolging van de regeling uit de Tijdelijke referendumwet.

De raad is nadrukkelijk in beeld zodra het gaat om de toepassing van bepalingen uit de verordening waar enige afweging en bestuurlijke beoordeling mogelijk is.

Het college is bevoegd om de dag waarop het referendum wordt gehouden vast te stellen (artikel 9).

Samenloop met inspraak

Onderwerpen waarover referenda kunnen worden gehouden, zijn vaak reeds via wettelijke bepaalde inspraakmogelijkheden aan de bevolking voorgelegd. De vraag rijst of een referendum in de plaats kan treden van voorgeschreven inspraakmogelijkheden. Het antwoord hierop luidt ontkennend. Het wel of niet houden van een referendum heeft geen invloed op de voorgeschreven inspraakprocedures. Het is echter raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bijvoorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.

Wie kan het initiatief nemen tot het houden van een referendum?

Zowel de gemeenteraad als kiesgerechtigden kunnen het initiatief nemen gericht op het houden van een referendum.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    In deze verordening geeft de mogelijkheid voor het houden van zowel een raadplegend als raadgevend referendum. Daar waar in de bepalingen wordt gesproken over referendum heeft dit betrekking op beide varianten.

  • b.

    en c. Het initiatief voor het houden van een referendum kan bij de raad liggen of bij de kiesgerechtigde burgers. Dit is in de algemene toelichting uitgewerkt. Het onderscheid tussen beide varianten is nodig om in de verordening specifieke bepalingen op te kunnen nemen voor één variant.

  • d.

    Degenen die kiesgerechtigd zijn voor de raadsverkiezingen zijn ook gerechtigd om deel te nemen aan een referendum. Daarom is aangesloten bij artikel B3 van de Kieswet. Ook voor de genoemde termijn is aangesloten bij de Kieswet, artikel J1.

Artikel 2 Startnotitie voor de besluitvorming

.

In een startnotitie voor de inrichting van het besluitvormingsproces wordt aangeven over welke beslissing met betrekking tot dat vraagstuk een referendum op grond van deze verordening kan worden gehouden. Daarmee wordt nog niet uitgesproken dat het referendum ook daadwerkelijk zal worden gehouden. Daartoe is hetzij een nader raadsbesluit vereist in het kader van een raadsinitiatief tot het houden van een raadplegend referendum, hetzij een definitief verzoek tot het houden van een raadgevend referendum dat aan de eisen van de verordening voldoet.

Artikel 3 Voor een referendum in aanmerking komende beslissingen

Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden.

Het is mogelijk het referendum te beperken tot een deel van de gemeente, wanneer een aangelegenheid slechts een deel van de gemeente (wijk, binnenstad etc.) treft. Deze mogelijkheid is nu opgenomen in artikel 8, vijfde lid.

De verordening geeft mogelijkheid tot het houden van een referendum voordat de raad een besluit neemt: ‘te nemen besluit’. Plaatsing van een raadsvoorstel op de raadsagenda is voldoende om een referendumprocedure op te starten.

Er is voor gekozen om het besluit begrip niet te beperken tot een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat geval zou namelijk over besluiten die op zich zelf geen rechtsgevolgen hebben (bijv. de keuze tussen plan 1 of plan A voor het Stationsgebied) geen referendum gehouden kunnen worden.

Alleen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In deze verordening wordt is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en andere autonome gemeentelijke verordeningen.

Enerzijds moet voorkomen worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.

De uitzonderingen beogen ook te voorkomen dat over een bepaald onderwerp meer dan eens een referendum wordt gehouden of dat een referendum wordt uitgelokt; daarnaast is een afweging mogelijk ten opzichte van het belang bij voortgang van de besluitvorming c.q. van de uitvoering daarvan.

Artikel 4 Duidelijkheid vooraf over uitzonderingsgronden.

Burgemeester en wethouders geven vooraf op een raadsvoorstel aan of het referendabel is, zodat belanghebbenden op voorhand weten of het zin heeft om een referendumaanvraag te doen. De aanduiding “wel/niet referendabel” kan tijdens de raadsbehandeling geamendeerd worden, de gemeenteraad heeft op dit punt dus het laatste woord.

Hoofdstuk 2 - Bijzondere bepalingen over het raadgevend referendum.

Artikel 5 Kennisgeving en initiatief kiesgerechtigden

Kiesgerechtigden kunnen een verzoek indienen tot het houden van een referendum.

Zowel het besluit van de burgemeester tot niet-ontvankelijkverklaring als het besluit van de raad zijn besluiten in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Het doel van de kennisgeving is dat de raad direct beslist of een onderwerp referendabel is. Op deze wijze is het voor burgers heel snel duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het initiatief. Het voordeel van een kennisgeving is dat dit korte tijd (zeven dagen) voor de raadsvergadering kan worden gedaan en er maar beperkte steun nodig is.

Artikelen 6 en 7 Inleidend en definitief verzoek en steunverwerving

Als de raad van mening is dat het onderwerp in principe referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen.

Beoordeeld wordt of het aantal handtekeningen voldoende is. De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb.

Als de burgemeester tot het oordeel komt dat het gaat om een geldig inleidend verzoek, worden de burgers in de gelegenheid gesteld om het vereiste aantal handtekeningen te verzamelen voor het indienen van het definitieve verzoek aan de raad. Een redelijke termijn hiervoor is zes weken. Een andere periode is ook mogelijk. In de Tijdelijke referendumwet werd voor het inleidend verzoek een periode van drie weken gehanteerd en voor het definitief verzoek zes weken.

Wanneer het definitieve verzoek wordt gedaan door het vereiste aantal burgers, beslist de burgemeester of een referendum zal worden gehouden. Zowel het besluit van de burgemeester op het inleidende verzoek als op het definitieve verzoek zijn besluiten in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Hoofdstuk 3 - Bijzondere bepalingen over het raadplegend referendum.

Artikel 8 Raadsinitiatief

De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Uiteraard dient bij de beslissing rekening gehouden te worden met het bepaalde in artikel 3 ten aanzien van de onderwerpskeuze. Voor het overige zijn de normale besluitvormingsprocedures zoals geregeld in de Gemeentewet en het Reglement van orde van toepassing.

Indien niets anders is bepaald, beslist de raad over het houden van een referendum bij gewone meerderheid. Artikel 30 Gemeentewet luidt immers: 'voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem uitbrengen'.

Hoofdstuk 4 – Verdere procedure.

Artikel 9 Aanhouden beslissing

Indien een referendum wordt gehouden over een te nemen besluit is het ongewenst dat als er een inleidend of definitief verzoek tot het houden van een referendum wordt ingediend het besluitvormingsproces geheel stil komt te liggen. Het verdient juist aanbeveling de besluitvorming zo veel mogelijk af te ronden. Alle argumenten zijn dan uitgewisseld, zodat ook het onderwerp en de vraagstelling op een zinnige wijze kunnen worden gepresenteerd.

De eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, moet de raad een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor de raad. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag een voldoende draagvlak heeft onder de bevolking.De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.

Artikel 10 Datum

Het college van burgemeester en wethouders stelt de datum waarop het referendum zal worden gehouden vast, in het kader van de uitvoering van het raadsbesluit. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden. Het tweede lid geeft een praktische oplossing om te voorkomen dat kort voor algemene verkiezingen een afzonderlijk referendum moet worden uitgeschreven.

Artikel 11 Vraagstelling

De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. In dit model is ervoor gekozen dat de raad zich hierbij laat adviseren door de referendumcommissie (artikel 15). De eenvoudigste oplossing voor de vraagstelling is een koppeling met het te nemen besluit. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het te nemen raadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, zijn.

Een andere mogelijkheid is het aanbieden van alternatieven.

Artikel 12 Uitvoering

Zie hiervoor onder ‘Bevoegdheid’.

Artikel 13 Procedure stemming

Voor de procedures rond de stemming wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de gang van zaken rond de raadsverkiezingen.

Artikel 14 Geldigheid referendum en inhoud van de uitslag

In het derde lid is tot uitdrukking gebracht dat de raad uiteindelijk zelf beslist of zij de uitspraak uit het referendum overneemt. Het huidige wettelijke kader laat een bindend correctief referendum niet toe.

Hoofdstuk 5 - Advisering en toezicht; de Referendumcommissie.

Artikel 15 Referendumcommissie

Er is een commissie van advies en toezicht voor de gemeenteraad: de Referendumcommissie.

Evenals onder de oude verordeningen fungeert de Referendumcommissie als commissie voor zowel raad als college.

Hoofdstuk 6 - Straf -en slotbepalingen.

Artikel 17 Strafsanctie

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening straf stellen. Voor het bepalen van wat strafbaar is, is zoveel mogelijk aangesloten bij de Kieswet, hoofdstuk Z.