Regeling vervallen per 19-11-2009

Algemene Subsidieverordening 2008

Geldend van 19-11-2009 t/m 18-11-2009

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2008

Algemene Subsidieverordening 2008

(raadsbesluit van 10 januari 2008)

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w.

Besluit

vast te stellen de volgende

Algemene Subsidieverordening 2008

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315, zoals nadien gewijzigd);

  • b.

    aanvrager: een (rechts-)persoon die een schriftelijk verzoek indient om subsidie te verkrijgen;

  • c.

    begunstigde: een (rechts-)persoon waaraan, al dan niet onder, voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

  • d.

    beleidsregels: een algemene regel die door het college bij besluit is vastgesteld (hiermee wordt geen algemeen verbindend voorschrift bedoeld). In deze algemene regel wordt het subsidiebeleid in operationele zin voor een specifiek beleidsveld uitgewerkt;

  • e.

    garantie: een verbintenis zoals bedoeld in artikel 30 van deze verordening.

  • f.

    gelieerde rechtspersoon: hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • -

      rechtspersonen die in het verleden van de aanvrager/begunstigde een bedrag van meer dan EUR 1.000,00 om niet hebben ontvangen en waarover deze rechtspersoon op enig moment weer de beschikking kan krijgen en/of;

    • -

      rechtspersonen waarbij de aanvrager/begunstigde een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen en/of invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden en/of;

    • -

      rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen waarin staat omschreven dat bij liquidatie gelden aan de aanvrager/begunstigde kunnen terugvloeien en/of;

    • -

      rechtspersonen waarbij in het statuut is bepaald dat deze (ook) als doel hebben de aanvrager/begunstigde financieel te ondersteunen;

  • g.

    jaar: een kalenderjaar, tenzij in deze verordening of op basis van deze verordening genomen besluiten is bepaald dat een boekjaar wordt bedoeld. Daarbij valt een boekjaar samen met het kalenderjaar;

  • h.

    subsidie: dat wat staat in artikel 4:21 van de Awb;

  • i.

    eenmalige subsidie: subsidie die wordt verleend voor een éénmalige activiteit of een activiteit waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar, subsidie wil verlenen;

  • j.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar aan een instelling wordt verleend. Als deze subsidie langer dan 3 jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie zoals beschreven in art. 4:51 van de Awb;

  • k.

    subsidieplafond: dat wat staat in artikel 4:22 van de Awb en artikel 4 van deze verordening;

  • l.

    het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening geldt voor het verstrekken van alle subsidies waarover niet bij afzonderlijke verordening of wettelijke regeling een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor de programma’s die in de gemeentebegroting zijn opgenomen.

  • 3. Op het verstrekken van een subsidie in de vorm van een garantie is hoofdstuk 8 van deze verordening van toepassing naast het bepaalde in de overige hoofdstukken.

Artikel 3 Bevoegdheden gemeenteraad en college

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks via de gemeentebegroting de bedragen vast die voor subsidieverstrekking beschikbaar zijn.

  • 2. Het college kan beleidsregels vaststellen om het subsidiebeleid uit te voeren binnen de beleidskaders die de gemeenteraad vaststelt.

  • 3. Het college is bevoegd besluiten te nemen om deze verordening uit te voeren. Het college oefent ten aanzien van de in deze verordening geregelde subsidies ook de bevoegdheden uit die in titel 4.2 van de Awb staan.

  • 4. Het college bepaalt in voorkomende gevallen of hij artikel 4:24 van de Awb toepast.

Artikel 4 Subsidieplafonds

  • 1. Het college kan met inachtneming van de bedragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze regeling voor iedere effectdoelstelling uit de Programmabegroting een subsidieplafond voor een bepaalde periode vaststellen zoals staat in artikel 4:22 en 4:25 van de Awb. Indien in het besluit waarbij het subsidieplafond is vastgesteld niet anders is bepaald, zal het beschikbare budget op basis van de criteria “bijdrage aan de doelstellingen”en de “prijs- kwaliteitsverhouding” verdeeld worden.

  • 2. Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verlagen en/of bepalen dat in tranches subsidie kan worden verleend ten laste van het op een begrotingspost voor subsidieverstrekking beschikbare budget. Dit besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als de onderhavige verordening bekend is gemaakt.

Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud

Subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld of ten laste van middelen die nog door middel van een wijziging van de begroting door de raad beschikbaar dienen te worden gesteld, worden verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de raad wordt vastgesteld.

Artikel 6 Subsidietermijnen

Subsidie kan op verzoek van een aanvrager worden verstrekt:

  • a.

    voor een eenmalige activiteit of een activiteit met een van tevoren bekende tijdsduur van maximaal vier jaar;

  • b.

    voor een jaarlijkse activiteit voor een periode van één of meerdere jaren.

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag

Artikel 7 Algemene eisen die gelden voor de aanvrager en de activiteiten

  • 1. Een subsidie wordt, behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid, alleen verstrekt aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die niet het oogmerk heeft winst te maken.

  • 2. Indien dit voortvloeit uit de aard van de activiteit kan een subsidie ook worden verstrekt aan één of meer (groepen van) natuurlijke personen.

  • 3. Het college kan afwijken van dat wat bepaald is in het eerste lid. Het college kan dan subsidie verlenen aan activiteiten van rechtspersonen die het maken van winst nastreven om op die manier bepaalde doelstellingen te bereiken. Dit kan alleen als deze activiteiten niet door non-profit of not-for-profit-organisaties worden uitgevoerd.

  • 4. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager:

    a.activiteiten te (gaan) verrichten:

  • 1. die passen binnen de effectdoelstellingen van de Programmabegroting zoals die in de gemeentebegroting zijn opgenomen;

  • 2. die ten dienste staan van de gemeente Utrecht of de inwoners van de gemeente Utrecht;

  • 3. die geen specifieke politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen of feitelijk betreffen;

    • b.

      de behoefte aan subsidiëring van de activiteiten aannemelijk te maken;

    • c.

      aan te tonen dat er samen met de aangevraagde subsidie, voldoende financiële middelen zijn om de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, uit te voeren;

    • d.

      waar mogelijk zijn activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke instellingen en met dergelijke instellingen samen te werken. Het college kan hiervoor verplichtingen stellen in een beschikking tot subsidieverlening;

    • e.

      te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die in deze verordening en in de beschikking tot subsidieverlening staan en

    • f.

      geen activiteiten te verrichten die in strijd zijn met de wet.

  • 5. De aanvraag van de subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college en gaat in ieder geval vergezeld van een:

    • a.

      activiteitenplan. Dit is niet nodig als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is. Het activiteitenplan is een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de doelstellingen die met die activiteiten worden nagestreefd. Per activiteit staat vermeldt welke personele en materiële middelen nodig zijn;

    • b.

      een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is;

    • c.

      een overzicht van andere subsidieaanvragen bij andere bestuursorganen terzake van dezelfde activiteit onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen en

    • d.

      een verklaring omtrent de beschikbaarheid en omvang van een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

      • 6.

        De aanvraag voor een jaarlijkse subsidie moet worden ingediend vóór 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de activiteit waar subsidie voor wordt aangevraagd, plaatsvindt.

      • 7.

        De aanvraag voor een eenmalige subsidie als bedoeld in artikel 6 lid a. moet tenminste dertien weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend.

      • 8.

        Van het bepaalde in de artikel 7, zesde en zevende lid en iedere andere bepaling waarin (ook) een aanvraagtermijn is opgenomen kan worden afgeweken voor zover onverkorte toepassing, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8 Bij een subsidieaanvraag moeten de onderstaande gegevens worden overlegd

  • 1. Bij een eerste aanvraag kan het college vragen de volgende documenten te overleggen:

    • a.

      de statuten;

    • b.

      een uittreksel uit het verenigingen c.q. stichtingenregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • c.

      de jaarrekening over het voorafgaande jaar en de balans per 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend en

    • d.

      een opgave van de rechtspersonen die aan de begunstigde zijn gelieerd en een opgave van de aard van de betrekkingen die deze rechtspersonen met de begunstigde hebben.

  • 2. Het college kan met betrekking tot de in te dienen stukken aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en stukken die het voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden getoond. Wat deze gegevens en stukken zijn kan worden vermeld in de voorgeschreven modellen zoals omschreven in het tweede lid .

Hoofdstuk 3 De subsidieverlening

Artikel 9 Besliscriteria subsidies

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd als:

  • 1.

    gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet gericht zijn op de gemeente Utrecht of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Utrecht;

    • b.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doeleinden waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld;

    • c.

      de subsidiegelden niet of in onvoldoende mate worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met wettelijke bepalingen, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de aanvrager zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken. Dit kan gaan om eigen middelen of middelen van derden;

    • f.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Utrecht;

    • g.

      de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;

    • h.

      een doublure ontstaat met activiteiten van een rechtspersoon waaraan het gemeentebestuur al subsidie verstrekt;

    • i.

      de door de aanvrager aan de deelnemers van de activiteiten gevraagde eigen bijdrage zo laag is of zal zijn dat door een redelijke verhoging van deze bijdrage subsidieverlening achterwege kan blijven;

    • j.

      de in artikel 8 genoemde documenten niet (kunnen) worden overlegd en

    • k.

      de subsidieverlening in strijd is met het (Europese) recht.

  • 2.

    een subsidie kan worden geweigerd of worden ingetrokken als omschreven in de voorwaarden van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 10 Subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat tenminste een zo concreet mogelijke omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, de periode waarover subsidie wordt verleend, het maximale bedrag van de subsidie per activiteit en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn gebonden.

Artikel 11 Beslistermijnen

  • 1. Het college neemt een beslissing over een volledige aanvraag voor een jaarlijkse subsidie op een zodanig tijdstip, dat dit besluit aan de aanvrager bekend wordt gemaakt vóór aanvang van het jaar, waarop de subsidie betrekking heeft. Voorwaarde hiervoor is dat de aanvrager een volledige subsidieaanvraag heeft ingediend uiterlijk 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. Het college beslist op een volledige aanvraag om een eenmalige subsidie of een gemeentegarantie binnen een redelijke termijn, maar ten hoogste binnen twaalf weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Het college kan een beslissing op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie, een eenmalige subsidie of een gemeentegarantie voor de duur van maximaal vier weken verdagen.

  • 4. Het college deelt een besluit tot verdaging schriftelijk mee aan de begunstigde. Zij meldt de reden voor de verdaging en geeft daarbij de termijn aan waarbinnen een beslissing wordt genomen.

  • 5. Het college kan op verzoek van de aanvrager beslissen om af te wijken van de in het eerste lid genoemde termijn van het indienen van de aanvraag. De aanvrager moet dit verzoek dan wel voor het verstrijken van de genoemde termijn indienen. Aanvragen die zonder voorafgaande toestemming van het college niet zijn ontvangen binnen de termijn genoemd in het eerste lid van dit artikel, worden afgewezen.

Artikel 12 Kwalitatieve criteria

  • 1. In een beschikking tot subsidieverlening kunnen ook kwalitatieve criteria staan waaraan de activiteiten van de aanvrager waarvoor subsidie wordt verleend, moeten voldoen.

  • 2. De mate waarin aan de kwalitatieve criteria is of wordt voldaan, speelt een rol bij het vaststellen van de hoogte van de subsidie en wordt betrokken bij de beoordeling van een eventuele subsidieaanvraag voor een nieuwe periode.

Artikel 13 Verklaringen omtrent het gedrag

  • 1. Een begunstigde draagt er zorg voor dat personeelsleden, vrijwilligers en anderen die uit hoofde van hun functie in contact komen met minderjarigen of wilsonbekwame personen aan hem een Verklaring Omtrent het Gedrag overleggen.

  • 2. Voordat de betrokkene zijn of haar werkzaamheden aanvangt moet de Verklaring Omtrent het Gedrag aan het bestuur van de rechtspersoon die als begunstigde in een beschikking is aangemerkt, worden overgelegd.

  • 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing als de verplichting tot het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag al op basis van een ander wettelijk voorschrift bestaat, of als het vasthouden aan deze eis naar het oordeel van het college onevenredig bezwarend is.

Artikel 14 Andere inkomstenbronnen

Het college kan in het besluit tot subsidieverlening verplichtingen stellen met betrekking tot de hoogte en de wijze van vaststellen en innen van contributies, deelnemersbijdragen en eigen bijdragen door de begunstigde.

Artikel 15 Uitvoeringsovereenkomst

De subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat een subsidieuitvoerings-overeenkomst in de zin van artikel 4:36, tweede lid, van de Awb tot stand komt.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 16 Toepasselijkheid artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht

  • 1. Bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat het in artikel 4:71 Awb van de geregelde vereiste van toestemming van overeenkomstige toepassing is.

  • 2. Indien artikel 4:71 van de Awb bij de subsidieverlening van overeenkomstige toepassing is verklaard, geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 4:71, eerste lid, aanhef en onder c. van de Awb, dat de begunstigde zonder winstoogmerk de voorafgaande schriftelijke toestemming van het college behoeft voor het vervreemden of het bezwaren van roerende zaken met een boekwaarde van meer dan EUR 25.000,00 indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden.

Artikel 17 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

Als er in de verleningsbeschikking geen uitzondering is bepaald, dan gelden de onderstaande bepalingen voor het zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht:

  • 1.

    de begunstigde beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen om vermogensschade te voorkomen;

  • 2.

    de begunstigde is verplicht zich tegen de door het college in de verleningsbeschikking aangegeven risico’s te verzekeren. De begunstigde sluit in ieder geval een adequate verzekering af tegen de risico’s van wettelijke aansprakelijkheid en van brandschade;

  • 3.

    de begunstigde is verplicht het bij hem in dienst zijnde personeel en de voor hem werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat dezen voor hem werkzaam zijn, voldoende te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid en

  • 4.

    de begunstigde sluit een bestuurders-aansprakelijkheidsverzekering voor haar bestuurder(s) af als het totaal aan subsidies voor de betrokken begunstigde over een jaar EUR 50.000,00 of meer bedraagt.

Artikel 18 Tegengaan vervreemdingen

  • 1. Het is een begunstigde, afgezien van degene die vooraf schriftelijke toestemming van het college hebben gekregen, niet toegestaan om jaarlijks bedragen van in totaal meer dan EUR 1.000,00 om niet aan één of meer derden ter beschikking te stellen.

  • 2. Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

  • 3. Een object waar een subsidie voor is verleend, mag niet binnen een periode van tien jaar na realisering daarvan worden vervreemd, verhuurd, met hypotheek of andere zakelijke rechten worden bezwaard dan wel geheel of gedeeltelijk aan de inde aanvraag omschreven bestemming worden onttrokken, tenzij het college daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend. In het laatste geval kan het college bepalen dat een vergoeding is verschuldigd, waarbij bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van het object.

Artikel 19 Levering van goederen en diensten aan derden

  • 1. Een begunstigde die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is. Dit geldt niet als de gesubsidieerde activiteiten voor derden zijn bestemd.

  • 2. Het college kan gevallen aanwijzen waarin het eerste lid niet geldt.

Artikel 20 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding verschuldigd die bij afzonderlijke beschikking wordt vastgesteld.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd is, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de begunstigde is ontvangen.

  • 4. Het college kan op een daartoe strekkend verzoek bepalen dat geen vergoeding is vereist, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met gelijke of nagenoeg gelijke doelstellingen en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

  • 5. Als er sprake is van ontbinding van een rechtspersoon die subsidie heeft ontvangen, of als er, naar het oordeel van het college, sprake is van een kennelijke beëindiging van de activiteiten en als de instelling naar het oordeel van het college niet in staat is de eventuele resterende gelden of (on)roerende zaken in overeenstemming met de doelstelling van de instelling aan te wenden, wordt het positief liquidatiesaldo ter beschikking gesteld van de gemeente Utrecht. Dit gebeurt alleen als een eventueel batig saldo van de door een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, BW opgestelde liquidatierekening dit toelaat.

  • 6. Het college kan bij nadere regel afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 21 Inlichtingen verplichtingen

  • 1. Een aanvrager die een subsidie heeft aangevraagd c.q. een begunstigde waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van (wijzigingen van) omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 2. Een begunstigde werkt mee aan, door of namens de gemeente Utrecht ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van subsidies.

  • 3. De begunstigde is verplicht aan de door het college aangewezen ambtenaren inzage te verlenen in de administratie en aan hen ook alle inlichtingen te verstrekken die voor de subsidievaststelling van belang zijn.

  • 4. Het college kan in de verleningsbeschikking nadere verplichtingen stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.

Artikel 22 Nadere verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger mag bij het uitvoeren van de activiteiten niet discrimineren naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, functiebeperking of welke grond dan ook.

  • 2. De subsidieontvanger moet zich onthouden van handelingen die in strijd zijn met de wet tenzij het gaat om de uitoefening van door de Grondwet beschermde rechten.

  • 3. Het college kan in het besluit tot subsidieverlening verplichtingen stellen inzake:

    • a.

      de toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten.

    • b.

      het betrekken van deelnemers en gebruikers bij het voorbereiden en uitvoeren van het beleid van de subsidieaanvrager.

    • c.

      het gebruik van gemeentelijke dan wel gesubsidieerde accommodaties.

      4.Het college kan verplichtingen opleggen aan de begunstigde die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Hoofdstuk 5 De subsidievaststelling

Artikel 23 Tijdstip indienen aanvragen tot vaststelling van subsidies

  • 1. Voor zover bij de subsidieverlening niet anders bepaald, worden aanvragen tot vaststelling van per (boek)jaar verstrekte subsidies ingediend voor 1 juni van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. Voor zover bij de subsidieverlening niet anders bepaald, worden aanvragen tot vaststelling van een eenmalige subsidie binnen drie maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteit ingediend.

  • 3. Indien na afloop van de gestelde termijn geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 24 Bij vaststelling van een subsidie over te leggen gegevens

  • 1. Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet ook een activiteitenverslag zijn bijgevoegd dat de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend beschrijft. Het activiteitenverslag maakt inzichtelijk in hoeverre de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Tevens bevat het een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen, een toelichting op de verschillen, en een financiële verantwoording over de besteding van de subsidie.

  • 2. Een begunstigde aan wie een jaarlijkse subsidie voor één of meer (boek)jaren is verleend, is verplicht het college in tweevoud een (jaar)verslag te laten zien. In dit verslag staan de verrichte activiteiten, een financiële verantwoording c.q. jaarrekening inclusief een balans met toelichting.

  • 3. In het (jaar)verslag moet, naast een verantwoording van de activiteiten, ook de gevolgde werkwijze staan beschreven.

  • 4. Een begunstigde waaraan een eenmalige subsidie is verleend, moet het college ook een verslag overleggen waarin, naast een verslag van de verrichte activiteiten, een financiële verantwoording is opgenomen.

  • 5. De jaarrekening c.q. financiële verantwoording moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de aanvraag tot subsidieverlening, tenzij het college anders bepaalt.

  • 6. Het college kan met betrekking tot de in te dienen stukken aanwijzingen geven, verantwoordingseisen stellen en modellen voorschrijven.

  • 7. Als het gaat om een subsidie van minder dan EUR 5.000,00 dan zijn het eerste tot en met vijfde lid van dit artikel niet van toepassing en is het voldoende dat aanvrager aantoont dat de activiteiten hebben plaats gevonden in overeenstemming met de aan de verleningsbeschikking verbonden verplichtingen.

Artikel 25 Accountantsonderzoek

  • 1. De verslagen en verantwoordingen als bedoeld in artikel 24 dienen, behoudens het in het hierna in lid 3 genoemde geval, voorzien te zijn van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4:78 van de Awb is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij het onderzoek, betrekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, overeenkomstig de door het college gegeven aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de door de accountant uit te oefenen controle.

  • 3. Indien de te verlenen subsidie minder bedraagt dan EUR 50.000 is dit artikel niet van toepassing en bepaalt het college in de verleningsbeschikking de controle die daarvoor in de plaats komt. Het college kan ook andere instellingen voor één of meer jaren ontheffen van de in dit artikel geformuleerde verplichting om een verklaring van een accountant bij te voegen.

  • 4. Een begunstigde en een door hem ingeschakelde accountant dienen medewerking te verlenen aan een review.

Artikel 26 Beslistermijnen voor vaststelling

  • 1. Het college stelt een subsidie vast binnen zes maanden na de ontvangst van de in artikel 24 bedoelde complete verantwoordingen en jaarrekeningen. Het college kan zijn beslissing voor de duur van maximaal 6 maanden verdagen.

  • 2. Een besluit tot verdaging wordt schriftelijk meegedeeld aan de begunstigde, onder vermelding van de reden en de termijn waarbinnen de beslissing kan worden tegemoet gezien.

Hoofdstuk 6 Intrekken en wijzigen subsidieverlening en subsidievaststelling

Artikel 27 Intrekken en wijzigen van verleende of vastgestelde subsidies

  • 1. Als gebruik wordt gemaakt van artikel 4:48 of 4:50 van de Awb, dan heeft dit overeenkomstige gevolgen voor de verleende voorschotten.

  • 2. Voordat het college gebruik maakt van de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Awb, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 28 Intrekking ex artikel 4:50 Awb

Naast de in artikel 4:50 van de Awb genoemde gronden voor intrekking of wijziging van een subsidieverlening voorafgaand aan de subsidievaststelling, kan het college de subsidieverlening ook intrekken wanneer:

  • a.

    de instelling bij rechterlijk vonnis geacht wordt geen rechtspersoon te zijn;

  • b.

    de instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

  • c.

    bij de instelling conservatoir/executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel daarvan;

  • d.

    de instelling failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering

Artikel 29 Bevoorschotting en verrekening

  • 1. Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 2. Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een begunstigde rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

  • 3. Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend. Indien de begunstigde meer voorschot heeft ontvangen dan waarop hij op grond van het besluit tot subsidievaststelling recht had, wordt het meerdere in het besluit tot subsidievaststelling teruggevorderd.

Hoofdstuk 8 Gemeentegaranties

Artikel 30 Begripsbepalingen hoofdstuk 8

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    geldnemer: een rechtspersoon naar burgerlijk recht waaraan de gemeente Utrecht een garantie heeft verstrekt voor de betaling van rente en aflossing als deze in gebreke is;

  • b.

    geldverstrekker: een bancaire instelling die aan een geldnemer een lening heeft verstrekt waarvoor de gemeente Utrecht borg staat voor de betaling van rente en aflossing;

  • c.

    aanvrager(s): een geldnemer die de gemeente Utrecht verzoekt om borg te staan voor de betaling van rente en aflossing die de geldnemer aan de geldverstrekker is verschuldigd;

  • d.

    garantie: een garantie waarbij de gemeente Utrecht zich tegenover een geldverstrekker verplicht om één of meer vorderingen van een geldverstrekker op een debiteur te voldoen als de debiteur in gebreke is.

Artikel 31 Bij een aanvraag om verlening van een gemeentegarantie over te leggen gegevens

  • 1.Bij een aanvraag voor het verlenen van een gemeentegarantie wordt overgelegd:

  • a. de in artikel 8, eerste lid genoemde stukken en gegevens;

  • b. een onderbouwing van de financieringsbehoefte;

  • c. twee offertes van geldverstrekkers als de hoofdsom van de af te sluiten lening meer bedraagt dan EUR 50.000,00;

  • d. één offerte van een geldverstrekker als de hoofdsom van de af te sluiten lening niet meer dan EUR 50.000,00 bedraagt. Als de aanvrager er niet in slaagt voldoende offertes van geldverstrekkers te laten zien, kan in plaats van een offerte ook de schriftelijke verklaring van één of meer geldverstrekkers worden overlegd waaruit blijkt dat deze(n) niet bereid is c.q. zijn een lening aan de aanvrager te verstrekken.

    2.Als de aanvraag betrekking heeft op het beleidsveld sport, dan moet er bij de aanvraag ook een verklaring van de Stichting Waarborgfonds Sport zijn opgenomen. In deze verklaring moet staan dat de Stichting Waarborgfonds Sport bereid is de helft van het risico dat aan de lening is verbonden, te dragen.

Artikel 32 Reikwijdte en voorwaarden van het besluit tot verlenen van een gemeentegarantie

  • 1. Een garantie wordt alleen verleend als blijkt dat dit een noodzakelijke interventie van de gemeente Utrecht is voor het realiseren van de financiering van een activiteit of een object die c.q. dat (mede) dienstbaar is aan het realiseren van een actuele gemeentelijke beleidsdoelstelling.

  • 2. Er wordt geen garantie verleend op een al verstrekte lening of als de aanvrager al een overeenkomst heeft gesloten met een geldverstrekker voor het krijgen van een geldlening.

  • 3. Er wordt geen garantie verstrekt aan een aanvrager die volgens de statutaire doelstellingen werkzaam is op een beleidsterrein dat niet overwegend tot de bestuurszorg van de gemeente Utrecht wordt gerekend.

  • 4. Een garantie wordt verder alleen verleend als:

    • a.

      de aanvrager of een aan de aanvrager gelieerde rechtspersoon geen commerciële activiteiten ontplooit en geen winstoogmerk heeft;

    • b.

      er geen instelling of andere overheidsorganisatie is die voor de aanvrager of voor de financiering van de activiteit c.q. het object zekerheden verschaft;

    • c.

      uit verklaringen van tenminste twee van elkaar onafhankelijke bancaire instellingen blijkt dat zij niet bereid zijn zonder gemeentelijke garantie een geldlening te verstrekken, ook niet op basis van een onderpand dat de geldnemer als zekerheid kan verstrekken;

    • d.

      een geldnemer in staat is geheel of gedeeltelijk zekerheid te verschaffen op basis van een onderpand dat daartoe kan dienen. Als een aanvrager de beschikking heeft over een onroerende zaak moet deze eerst als onderpand worden verstrekt. Als na een taxatie blijkt dat de waarde van een onderpand niet toereikend is, kan voor het tekort een garantie van de gemeente Utrecht worden aangevraagd;

    • e.

      de geldnemer structureel in staat is de verschuldigde rente en aflossing te dragen en goed wordt bestuurd;

    • f.

      het risico, in verhouding tot de draagkracht van het voor het beleidsproduct beschikbare budget aanvaardbaar is.

  • 5. Een garantie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat terzake van de uitvoering van het verleningsbesluit een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb tot stand komt.

Artikel 33 Strekking van gemeentelijke garanties

  • 1. Als de gemeente Utrecht een garantie verleent, strekt deze alleen tot zekerstelling aan de geldverstrekker van de betaling van rente en aflossing indien een geldnemer in gebreke is gebleven.

  • 2. Met verlening van een garantie of in de daarop betrekking hebbende uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb, wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

  • 3. In de verlening van een garantie of de daarop betrekking hebbend uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb, worden geen bedingen opgenomen die de aansprakelijkheid van de gemeente Utrecht verhogen of uitbreiden boven of naast de betaling van rente en aflossing.

  • 4. Indien de gemeente Utrecht krachtens een verleende garantie een betaling heeft verricht in de plaats van een in gebreke gebleven geldnemer, is de regresvordering in geval van een eventueel faillissement van de geldnemer bevoorrecht op eventuele andere vorderingen die een geldverstrekker op de geldnemer heeft.

Artikel 34 Verplichting tot gegevensverstrekking

Een geldnemer en een geldverstrekker zijn te allen tijde verplicht om aan het gemeentelijke bestuursorgaan dat de garantie heeft verstrekt,desverlangd alle gevraagde gegevens te verstrekken. Het gaat dan om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft om toezicht te houden op de naleving van de aan de garantie verbonden voorschriften. Het gaat ook om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft voor het beoordelen van het actuele risico dat de gemeente Utrecht loopt door de verstrekte garantie.

Artikel 35 Intrekking verleende garanties

Een verleende garantie kan worden ingetrokken:

  • 1.

    op de gronden genoemd in artikel 4:48, eerste lid sub a tot en met d van de Awb;

  • 2.

    als de overeenkomst van geldlening, waarop de garantie betrekking heeft, niet binnen drie maanden na verzending van het betreffende besluit tot stand komt en de hoofdsom volgens het overeengekomen stortings- en aflossingsschema aan de geldnemer ter beschikking wordt gesteld;

  • 3.

    als door toedoen of nalaten van de geldnemer het risico dat voor de gemeente Utrecht uit de verstrekte garantie voortvloeit aanzienlijk wijzigt.

Hoofdstuk 9 Overige en slotbepalingen.

Artikel 36 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening 2008.

Artikel 37 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag die volgt op die van haar vaststelling.

  • 2. Met ingang van hetzelfde tijdstip wordt de Algemene subsidieverordening 2002 ingetrokken. Deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 4 juli 2002 (Gemeenteblad van Utrecht 2002, nr 13.) met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies en op meerjarige subsidies die vóór of ten behoeve van het boekjaar 2008 zijn verleend en die een looptijd hebben die doorloopt na het boekjaar 2008.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene subsidieverordening 2008.

Artikel 38 Vervallen overige subsidieverordeningen

Met ingang van 1 januari 2009 vervallen alle overige verordeningen die voorzien in Subsidieverstrekking door de gemeente Utrecht.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 10 januari 2008.

De griffier, De voorzitter,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Publicatie is geschied op 23 januari 2008.

Deze verordening is in werking getreden op 11 januari 2008.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2008, NR. 3

Artikelgewijze toelichting

Toelichting artikel 1

:

In dit artikel wordt een aantal gebruikte begrippen uitgelegd. In de verordening wordt voor de belanghebbende(n) bij subsidies het begrippenpaar ‘aanvrager’ en ‘begunstigde’ gebruikt. De belanghebbende wordt tot aan het moment van subsidieverlening als aanvrager aangeduid en daarna als begunstigde. Voor wat betreft het begrip ‘subsidie’ wordt verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 4:21 van de Awb wordt onder een subsidie ook verstaan een ‘geldelijke aanspraak’. Hierdoor vallen ook garanties onder dit begrip. Een geldelijke aanspraak brengt met zich mee dat feitelijk geldverkeer voor het bestaan van een subsidierelatie geen noodzakelijke voorwaarde is. Bij een garantie ontstaat er een aanspraak op geldelijke middelen, ook als deze aanspraak afhankelijk is van het in gebreke blijven van de debiteur.

Toelichting artikel 2:

Met dit artikel wil de gemeente een eenduidig juridisch regime creëren voor alle subsidies die door haarzelf worden verstrekt. Dit is niet alleen van belang voor de gemeente zelf, ook voor aanvragers en begunstigden zijn er voordelen verbonden aan een eenduidig subsidieregime. Als de het gemeentelijk subsidiebeleid in één verordening is geregeld, is dit beter voor de herkenbaarheid. Daarnaast zijn er belanghebbenden die verschillende subsidies van de gemeente ontvangen uit verschillende budgetten. Voor hen zijn er voordelen aan verbonden dat deze zoveel mogelijk onder een eenduidig juridisch regime worden gebracht en dat ook aanvraag en vaststellingsprocedures zoveel mogelijk worden geharmoniseerd. In het artikel is sprake van subsidieverstrekking door bestuursorganen van de gemeente Utrecht. Dit betekent dat niet alleen het college van burgemeester en wethouders de verordening moeten toepassen maar ook commissies die subsidie verstrekken en ambtenaren die op basis van een mandaat bevoegdheden uitoefenen. De verordening geldt niet als subsidies rechtstreeks worden verstrekt op basis van een voorschrift van een hogere wetgever (zie bijvoorbeeld artikel 4:23, derde lid onder b. van de Algemene wet bestuursrecht). Deze verordening geldt wel als een wettelijk voorschrift bepaalt dat een gemeentelijk bestuursorgaan een regeling moet vaststellen voor het verstrekken van bepaalde subsidies. De Algemene subsidieverordening fungeert in die gevallen zoveel mogelijk als kader. Artikel 4:23 van de Awb schrijft voor dat slechts subsidie wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift, dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt. Het is toegestaan om in de subsidieverordening een globale omschrijving van de activiteiten te geven als deze op een lager niveau in beleidsregels of plannen worden uitgewerkt in concrete activiteiten of doelstellingen.

Toelichting artikel 3:

In het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen: het betreft niet alleen het verlenen of (gedeeltelijk) weigeren van subsidies, maar ook besluiten zoals het toestaan van eigen vermogen. Het verlenen of weigeren e.d. van subsidies en garanties behoren, als geen subsidieverordening geldt, tot de autonome bevoegdheden van de gemeenteraad. De verordening geeft een kader voor de uitoefening van deze bestuursbevoegdheden. Daarnaast wordt via het systeem van subsidieplafonds en begrotingsvoorbehouden de koppeling gelegd met het budgetrecht van en de beleidsinhoudelijke sturing door de gemeenteraad.

Het college van burgemeester en wethouders is originair bevoegd tot de uitvoering van deze verordening. Op grond van de Gemeentewet kan het college deze bevoegdheid overdragen aan een commissie (ex artikel 82 van de Gemeentewet). Ook kan het college bevoegdheden mandateren aan één of meer van zijn leden en/of aan een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld het hoofd van een gemeentelijke dienst. Het college bepaalt zelf of er tenminste één maal in de vijf jaar een verslag komt over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie volgens art. 4:24 Awb.

Toelichting artikel 4:

Op grond van artikel 4:25 van de Awb wordt subsidie geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden. Op grond van artikel 4:25 van de Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Op basis van die grondslag voorziet deze bepaling, die rechtstreeks van toepassing is, op alle subsidies die op basis van deze verordening (kunnen) worden verleend. Een subsidieplafond kan er in de praktijk toe leiden dat aanvragers die wel aan de inhoudelijke criteria voldoen toch een afwijzende beschikking krijgen omdat er geen middelen (meer) beschikbaar zijn. In de gemeentelijke praktijk zal het echter vaker voorkomen dat er behoefte is om aanvragen tegen elkaar af te wegen en een keuze te maken voor de aanvraag die het meest op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen aansluit. Er is voor gekozen om de verdeling ‘bijdrage aan de doelstellingen’ en ‘prijs- kwaliteitsverhouding’ als standaardverdeling van de subsidieplafonds te gebruiken.

Het college kan echter bij de bekendmaking van het subsidieplafond een andere wijze van verdeling vermelden. (artikel 4: 26 lid 2 van de Awb). De verdeling is nodig om te regelen hoe de beschikbare gelden worden verdeeld over de aanvragen die in beginsel voor toestemming in aanmerking komen.. Daarbij kunnen inhoudelijke en procedurele verdelingsregels worden beschreven. De subsidieverordening merkt als subsidieplafond aan: het bedrag dat voor subsidieverlening beschikbaar is op de begrotingspost waaruit de subsidie wordt betaald. In de programmabegroting hebben de begrotingsposten niet meer de gedetailleerdheid die nodig is om uitvoering te geven aan deze bepaling. Daarom is in de bepaling geregeld dat de subsidieplafonds per afzonderlijk collegebesluit worden vastgesteld. De subsidieplafonds moeten volgens artikel 4:27 van de Algemene wet bestuursrecht bekend worden gemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor de subsidie is vastgesteld.

Toelichting artikel 5:

Als een subsidie wordt verleend voor een periode waarvoor nog een begroting moet worden vastgesteld, neemt de gemeente een financiële verplichting op zich voordat de gemeenteraad daarvoor de budgetten ter beschikking stelt. Dit is een probleem omdat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het budgetrecht van de gemeenteraad. Artikel 4:34 van de Awb biedt de mogelijkheid subsidies ten laste van een nog niet vastgestelde en goedgekeurde begroting te verlenen onder de voorwaarde dat (bij die begroting) voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Dit voorbehoud wordt hier generiek gemaakt. Als de verstrekker hiervan gebruik wil maken, dan moet daarop binnen vier weken na vaststelling van de begroting een uitdrukkelijk beroep worden gedaan. De wetgever heeft deze regeling van het begrotingsvoorbehoud opgenomen om de rechtszekerheid van de subsidieverstrekker en de begunstigde te vergroten. In de gemeentelijke meerjarenbegroting moet er natuurlijk wel voor worden gezorgd dat de structurele dekking aanwezig is, ook als er een begrotingsvoorbehoud wordt gemaakt.

Toelichting artikel 6:

In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten subsidie. De éénmalige subsidie waarbij vooraf duidelijk moet zijn wat de begin- en einddatum van de activiteiten is (met een maximale duur van vier jaar). Deze éénmalige subsidie kan, behalve bij uitzonderingen in beleidsregels, het hele jaar door worden aangevraagd. Daarnaast kan het college besluiten jaarlijks subsidie te verlenen. Als het college voor het derde achtereenvolgende jaar een jaarlijkse subsidie verleend aan begunstigde, dan is er sprake van een structurele subsidie. Aanvraag van de jaarlijkse subsidie vindt plaats vóór 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de activiteit waar subsidie voor wordt aangevraagd, plaatsvindt (artikel 7, zesde lid).

Toelichting artikel 7:

De raad stelt subsidiebudgetten in de eerste instantie vast met het oog op de daarmee te bereiken doelstellingen. Dit artikel stelt algemene eisen aan aanvragers en begunstigden die (met gemeentelijke subsidie) deze doelstellingen (via hun activiteiten) moeten realiseren. Artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht gaat er vanuit, dat subsidie wordt verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk. In de praktijk is een letterlijke toepassing van deze bepaling niet mogelijk omdat het vooraf vastleggen voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend in een gemeentelijke verordening, ertoe leidt dat er nog maar weinig flexibiliteit in het subsidiebeleid overblijft. Ook zou er dan bij aanvragen waarvoor vanuit beleidsinhoudelijke achtergronden de wens bestaat deze te honoreren maar die niet exact in een verordening zijn genoemd, een wijziging van de verordening moeten plaatsvinden. Aan de eis dat bekend moet zijn voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, wordt ook op een goede wijze voldaan met een verwijzing naar de gemeentebegroting. In die begroting zijn bij de verschillende producten de gemeentelijke doelstellingen geformuleerd en wordt aangeduid in welke gevallen deze met een gemeentelijke subsidie kunnen worden gerealiseerd door derden. Omdat een vast uitgangspunt van het subsidiebeleid is dat er geen subsidie wordt verstrekt aan aanvragers die een winstoogmerk hebben, kan er in het algemeen aan bedrijven geen subsidie worden verstrekt. Een subsidie zou dan immers een bijdrage kunnen leveren aan de winst van een commercieel bedrijf. Dit is niet te verenigen met het uitgangspunt dat publieke middelen uitsluitend voor publieke doeleinden mogen worden aangewend. Hiervan kan worden afgeweken als de subsidie een bijdrage is voor het realiseren van een concrete prestatie waarmee een publiek belang is gediend. Een voorbeeld is een arbeidskostensubsidie voor een werknemer die bij een commercieel bedrijf een werkervaringsplaats krijgt. In deze gevallen is het ook niet noodzakelijk dat andere potentiële inkomstenbronnen en het eigen vermogen worden getoetst. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat subsidie alleen kan worden verstrekt aan rechtspersonen. Hiermee wil men voorkomen dat er een vermenging plaatsvindt van subsidiemiddelen met de privé-middelen van natuurlijke personen. Een uitzondering op deze eis staat in het tweede lid.

Het star vasthouden aan de eis van rechtspersoonlijkheid heeft namelijk het ongewenste neveneffect dat voor initiatieven een té hoge drempel wordt opgeworpen. Daarom is er een richtlijn ingesteld om tot een bedrag van EUR10.000,00 subsidie te kunnen verlenen aan natuurlijke personen.

Toelichting artikel 8:

Dit artikel geeft globaal aan welke gegevens met een aanvraag kunnen worden opgevraagd. Het college kan, afhankelijk van de aanvraag, op grond van het tweede en derde lid e.e.a. in details weergeven en/of uitbreiden. In de praktijk is er vaak sprake van overleg met de aanvragers voor wat betreft de in te dienen stukken en de indeling daarvan.

Het derde lid dient ervoor om een afgerond beeld van de financiële rechten en verplichtingen van een begunstigde te verkrijgen. Daarom moeten zaken zoals dochterinstellingen, steunstichtingen, het bij voorbaat bestemmen van een eventueel saldo in geval van liquidatie en bij een of meer derden ondergebracht geld, niet buiten beschouwing blijven.

Toelichting artikel 9:

De weigeringsgronden zijn essentieel om het proces waarbij de middelen die voor subsidieverstrekking ter beschikking worden gesteld, te kunnen sturen. De weigeringsgronden moeten ertoe bijdragen dat subsidiemiddelen voor de juiste activiteiten worden verstrekt aan aanvragers waarvan kan worden verwacht dat zij deze kunnen realiseren. Uit artikel 4:25, tweede lid van de Awb vloeit al voort dat subsidie wordt geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden. In dit artikel wordt dan ook naar deze weigeringgrond verwezen. Bij de beslissing over subsidieverlening spelen niet alleen deze weigeringsgronden een rol maar kan ook, met inachtneming van artikel 3:4 van de Awb, een belangenafweging plaatsvinden. Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) en het daarbij behorende Besluit BIBOB in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk het ongewild faciliteren van criminele organisaties door de overheid, tegen te gaan. De wet BIBOB maakt het mogelijk om subsidies te weigeren of in te trekken, als er sprake van een ernstig gevaar dat subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of voor het witwassen van geld dat afkomstig is uit strafbare feiten. Om te bepalen of er sprake is van een dergelijk ernstig gevaar, kunnen bestuursorganen bij het landelijke bureau BIBOB, dat is ondergebracht bij het ministerie van Justitie, een advies vragen over de mate van gevaar dat een betrokkene strafbare feiten gaat plegen of geld zal gaan witwassen. Het bureau BIBOB kan hierbij ook gesloten bronnen raadplegen, zoals de Belastingdienst en justitiële bronnen, die bestuursorganen zelf niet kunnen inzien. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke beslissing blijft bij het bestuursorgaan liggen. Om van deze mogelijkheden gebruik te maken, moeten deze in de subsidieregeling expliciet van toepassing worden verklaard.

Toelichting artikel 10:

In artikel 4:30 van de Awb staat vermeldt dat er bij de beschikking tot subsidieverlening een omschrijving moet zitten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. Voor een effectief subsidiebeleid waarvoor het duidelijk regelen van de rechten en verplichtingen van de gemeente en de begunstigde een noodzaak is, is dit niet voldoende. De omschrijving die wordt bedoeld in het eerste lid is sterk afhankelijk van de aard van de subsidie. Daarnaast kan de mate van vrijheid die de gemeente aan een begunstigde wil laten om zijn activiteiten in te vullen, een rol spelen. In geen geval mag er nonchalant worden omgegaan met het omschrijven van de activiteiten in de beschikking. Een consequentie van een te globale omschrijving is namelijk dat naderhand verschil van mening kan ontstaan over de vraag of de activiteiten wel of niet zijn verricht zoals de gemeente heeft bedoeld. De beschikking om subsidie te verlenen geeft een rechtsbetrekking aan. Subsidie (zie de definitie in artikel 1 van deze verordening) is immers een aanspraak op financiële middelen. De beschikking tot verlening moet daarom altijd een maximum bedrag aangeven (de hoogte van de aanspraak). In deze verordening worden geen eisen gesteld aan een beschikking waarbij een subsidieverzoek wordt afgewezen. De Algemene wet bestuursrecht schrijft namelijk voor dat elke beschikking aan de aanvrager moet berusten op een deugdelijke motivering.

Toelichting artikel 11:

Als er geen beslistermijnen in deze verordening staan, is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Volgens die wet geldt een ‘redelijke termijn’ die na acht weken verstreken is.

Ook verdaging is (met een ‘redelijke termijn’) mogelijk. Binnen het kader van de gemeentelijke beleids- en beheerscyclus is dit onvoldoende om te komen tot binnen de begroting passende besluiten m.b.t. structurele en eenmalige subsidies. Ook met betrekking tot het beslissen op aanvragen voor eenmalige subsidies en gemeentegaranties, moet worden voorkomen dat, door het verstrijken van de Awb-termijn, de zgn. fictieve weigering ontstaat (met het recht voor aanvragers om daartegen een bezwaarschrift in te dienen).

Toelichting artikel 12:

Het sturen en toetsen van de gesubsidieerde activiteiten op alleen kwantitatieve gegevens is te beperkt. Bovendien kan het sturen op alleen kwantitatieve gegevens leiden tot ongewenste neveneffecten. Daarom bestaat er behoefte aan het betrekken van kwalitatieve elementen in de verplichtingen waaraan de te subsidiëren activiteiten moeten voldoen. Het formuleren van kwalitatieve prestatiekenmerken is maatwerk per geval. De toetsing of aan deze kwalitatieve eisen wordt voldaan, vindt niet alleen plaats met het oog op het vaststellen en afrekenen van subsidies, maar speelt ook een rol bij de besluitvorming over het al of niet voortzetten van een subsidierelatie.

Toelichting artikel 13

Het te strikt vasthouden aan de eis van een verklaring omtrent het gedrag ten aanzien van vrijwilligers, voert in bepaalde situaties te ver. Te denken valt aan: inschakelen van ouders bij peuterspeelzaalwerk, kaartverkoop bij filminstellingen, rondleidingen in musea, vrijwilligerswerk op scholen etc. Daarom is er een uitzondering mogelijk op deze bepaling. Omdat bij een opsomming van uitzonderingen altijd situaties worden vergeten, is gekozen voor een algemene door het college toe te passen afwijkingsbevoegdheid.

Toelichting artikel 14:

Deze bepaling is bedoeld om bij het beoordelen van een aanvraag ook mogelijke andere inkomstenbronnen van de begunstigde te kunnen betrekken, zoals subsidiemogelijkheden bij het Rijk of de provincie, contributies van leden, e.d.

Toelichting artikel 15:

De bedoeling van de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht is het zo goed mogelijk regelen van de wederzijdse rechten en verplichtingen van de subsidiebegunstigde en het bestuursorgaan dat subsidie verstrekt. Artikel 4:36 van de Awb geeft de mogelijkheid om een begunstigde te verplichten om een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten. Hierin wordt de verplichting opgenomen om de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, uit te voeren. Om de effectiviteit en de doelmatigheid van het subsidiebeleid te bevorderen, is er in dit artikel voor gekozen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 4:36 van de Awb biedt. Een uitvoeringsovereenkomst kan in elk geval worden afgesloten bij subsidies van grotere omvang. Behalve de verplichting dat de activiteiten moeten worden uitgevoerd, kunnen ook (kwalitatieve) verplichtingen worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop de activiteiten moeten worden uitgevoerd of ten aanzien van het te behalen resultaat.

Toelichting artikel 16:

In artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de toestemming van het bestuursorgaan vereist voor een aantal vermogensrechtelijke handelingen dat de begunstigde kan verrichten. Deze bepaling is onder andere bedoeld om ervoor te zorgen dat subsidiegelden niet juist worden gebruikt en om financiële risico’s te voorkomen.

Toelichting artikel 17:

In het algemeen wordt van een begunstigde zorgvuldigheid verlangd (het deugdelijk afsluiten van gebouwen e.d.). Een brandschadeverzekering en een verzekering tegen aansprakelijkheid zijn verplicht. Uiteraard komen de kosten van zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht voor rekening van de begunstigde. Het college kan in de verleningsbeschikking bepalen dat (kleine) instellingen worden vrijgesteld van bepalingen in dit artikel als het college van mening is dat deze bepalingen te zwaar belastend zijn voor deze (kleine) instelling.

Toelichting artikel 18:

Dit artikel moet ervoor zorgen dat subsidiegelden niet worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een begunstigde ergens anders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.

Toelichting artikel 19:

Dit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een begunstigde mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.

Toelichting artikel 20:

De bedoeling van dit artikel is dat, indien met subsidie verkregen eigendommen aan de doelstelling worden onttrokken, een evenredig deel van het vermogen dat met de subsidie is opgebouwd, terugvloeit naar de gemeente.

Toelichting artikel 21:

Op diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moet/kan beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd gegeven informatie door een begunstigde. Het ligt voor de hand dat de bereidheid van een begunstigde om informatie te verstrekken afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald dat informatieverstrekking verplicht (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) is als het gaat om omstandigheden naar aanleiding waarvan het college moet/kan beslissen.

Toelichting artikel 21, tweede lid:

Medewerking aan gemeentelijk onderzoek is in het algemeen niet verplicht. Met deze bepaling wordt aangegeven dat begunstigden niet de vrijheid hebben om zich aan die medewerking te onttrekken.

Toelichting artikel 21, derde lid:

Dit artikel maakt het mogelijk om aan een begunstigde ook andere inlichtingen te vragen dan zij verplicht is te verlenen via de verslaglegging (artikel 24). De beperking is dat de informatie die gevraagd wordt van belang moet zijn met het oog op de subsidievaststelling. Het stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een begunstigde is vooral van belang met het oog op de subsidievaststelling die mede is gebaseerd op gegevens die aan deze administratie zijn ontleend. Deze moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn.

Toelichting artikel 22, vierde lid:

Op basis van dit artikel kunnen er bijvoorbeeld verplichtingen worden gesteld aan de hoogte van het eigen vermogen van de begunstigde.

Toelichting artikel 24:

Dit artikel geeft aan over welke stukken het college tenminste moet beschikken in verband met de (definitieve) vaststelling van subsidies. Met het toepassen van het vijfde en zesde lid kan het college één en ander zo nodig uitbreiden. Het college sluit aan bij dat wat binnen de gemeentelijke organisatie gebruikelijk is: integrale verslaglegging; het financiële verslag c.q. de jaarrekening maakt deel uit van het (jaar)verslag. In het zevende lid is de verantwoordingsplicht voor de ontvangers van kleine subsidies tot een minimum beperkt. Deze verantwoording kan bestaan uit slechts een korte samenvatting van de gemaakte kosten. Steekproefsgewijs kan in deze categorie gesubsidieerden een controle met meer diepgang worden verricht.

Toelichting artikel 25:

Voorop wordt gesteld dat geen twijfel mag bestaan aan de deugdelijkheid van financiële verslagen c.a. Daarom geldt als regel dat deze vergezeld moeten gaan van een verklaring van een accountant. Als een subsidie een grensbedrag niet te boven gaat, kan daarvan worden afgeweken en bepaalt het college op welke andere wijze de controle wordt uitgevoerd. Hierbij kan worden gedacht aan controle door ambtenaren van de gemeentelijke dienst die bij de subsidieverstrekking betrokken is. Tevens is er de mogelijkheid om instellingen -die op advies van een door de gemeente aangewezen accountant de administratie en de jaarrekening op orde hebben- voor één of meer jaren te ontheffen van de verplichting om een accountantsverklaring bij te voegen. Uiteraard komen de kosten van de accountant voor rekening van de begunstigde.

Toelichting artikel 26:

Dit artikel geeft de maximale termijnen aan waarbinnen het college moet beslissen. Dit betekent niet dat daarvan in de praktijk ook steeds volledig gebruik wordt gemaakt. Minder gecompliceerde zaken worden uiteraard ruim voor het verstrijken van de termijn afgedaan.

Toelichting artikel 29:

Bevoorschotting is gebruikelijk. Met dit artikel wordt dit gebaseerd op de verordening. Het is zinvol daarbij ook vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting. Bevoorschotting aan een begunstigde waarvan het voortbestaan onzeker wordt, kan worden gestopt (vijfde lid). Bevoorschotting kan worden gestaakt als er zich omstandigheden voordoen, die aanleiding kunnen geven tot het intrekken of wijzigen van de subsidie, bijvoorbeeld het niet voldoen aan subsidieverplichtingen. Artikel 4:56 van de Awb regelt dat de plicht om voorschotten te betalen wordt opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan de subsidieontvanger schriftelijk in kennis stelt van het ernstige vermoeden dat er reden is om de subsidie op grond van artikel 4:48 of 4:49 van de Awb in te trekken of te wijzigen.

Toelichting artikel 31:

Bij een aanvraag tot het verstrekken van een gemeentegarantie zijn deels dezelfde gegevens relevant als bij de beoordeling van een subsidieaanvraag. Bij een garantie moeten echter ook de financieringsbehoefte van de geldnemer en de offerte(s) van de geldverstrekkers worden beoordeeld.

Toelichting artikel 34:

Voor een goed toezicht op de naleving van de aan een garantie verbonden voorschrift is het noodzakelijk om te kunnen beschikken over de benodigde gegevens.

Het is ook nodig dat de gemeente kan beschikken over de nodige andere gegevens (bijvoorbeeld gegevens over de bedrijfsvoering en activiteiten van de debiteur) om te kunnen beoordelen hoe het risico dat de gemeente op zich neemt, zich ontwikkelt. Deze informatie is nodig om te boordelen of de beleidsproducten en de eventuele voorzieningen die de gemeente aanhoudt, zich op het juiste peil bevinden.

Toelichting artikel 35:

In artikel 4:48 van de Awb is bepaald onder welke omstandigheden een verleende subsidie wordt ingetrokken. Deze regeling geldt waar mogelijk op verleende garanties. Daarnaast zijn enkele gronden toegevoegd voor het intrekken van verleende subsidie. Die gronden gaan specifiek over garanties. Het betreft het niet binnen drie maanden tot stand komen van de onderliggende overeenkomst of het niet storten en opnemen van de hoofdsom conform het stortings- en aflossingsschema. Er bestaan ook intrekkinggronden die een ruimere formulering hebben, bijvoorbeeld als door toedoen of het nalaten van de geldnemer het risico dat de gemeente loopt significant wordt gewijzigd. Hierbij kan worden gedacht aan het gaan uitvoeren van activiteiten die grotere financiële risico's met zich meebrengen of het niet treffen van maatregelen om vermogensverlies te voorkomen zoals het afsluiten van verzekeringen en wanbeheer.

Genoemde artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb); overige artikelen kunt u vinden op www.wetten.nl.

Artikel 4:21. [Definitie subsidie]

  • 1.

    Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift op het gebied van:

    • a.

      belastingen;

    • b.

      de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting als gevolg van de Wet financiering sociale verzekeringen; of

    • c.

      de heffing van een inkomensafhankelijke bijdrage dan wel een bijdragevervangende belasting als gevolg van de Zorgverzekeringswet.

  • 3.

    Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die volgens het publiekrecht zijn ingesteld.

  • 4.

    Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:23. [Grondslag subsidie]

  • 1.

    Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Als een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaar nadat het in werking is getreden. Dit gaat niet op als er vóór dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      in afwachting van het tot stand komen van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste één jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven (?) en in werking is getreden;

    • b.

      als de subsidie rechtstreeks wordt verstrekt op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma;

    • c.

      als de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt; of

    • d.

      in incidentele gevallen, als de subsidie voor ten hoogste vier jaar wordt verstrekt.

  • 4.

    Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdeel a en d.

Artikel 4:24. [Verslag]

Als een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Dit geldt niet als een wettelijk voorschrift anders bepaald.

Artikel 4:25. [Weigering subsidie]

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of bij wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd als het subsidieplafond door het verstrekken van de subsidie wordt overschreden.

  • 3.

    Als niet tijdig over het verstrekken van de subsidie wordt beslist, via bezwaar of beroep of omdat er een rechterlijke uitspraak ligt, dan geldt de verplichting van het tweede lid alleen als zij ook gold op het tijdstip waarop de beslissing in eerste instantie werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26. [Verdeling subsidie]

  • 1.

    Bij wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27. [Bekendmaking subsidieplafond]

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:30. [Inhoud beschikking]

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:34. [Begrotingsvoorwaarde]

  • 1.

    Als er een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat er voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde kan niet worden gesteld als die voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt als het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het beroep op de voorwaarde gebeurt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden in overeenstemming met artikel 4:50. (moeilijk zin, kan die in 2-en worden geknipt?)

  • 5.

    In andere gevallen vindt het beroep plaats op de voorwaarde door een intrekking in overeenstemming met artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35. [Weigering subsidie]

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd als een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd, als de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en als de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag heeft geleid; of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daarvoor bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36. [Subsidieovereenkomst]

  • 1.

    Om de beschikking tot subsidieverlening uit te voeren, kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    In de overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet.

Artikel 4:48. [Intrekking of wijziging subsidieverlening]

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen. Dit geldt als:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening aan de andere kant onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of hoorde te weten; of

    • e.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de het intrekken of wijzigen anders is bepaald.

Artikel 4:49. [Intrekking of wijziging subsidievaststelling]

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      als er feiten of omstandigheden zijn waarvan het bestuursorgaan bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager zou zijn vastgesteld dan overeenkomstig de subsidieverlening;

    • b.

      als de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of hoorde te weten; of

    • c.

      als de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Het intrekken of wijzigen werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij het intrekken of wijzigen anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd als er vijf jaar is verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt of sinds de dag (bedoeld in het eerste lid onderdeel c.) waarop de handeling in strijd is met de verplichting die is verricht of de dag waarop aan de verplichting moest worden voldaan.

Artikel 4:50. [Intrekking of wijziging subsidieverlening | Vergoeding schade]

1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

  • a.

    voor zover de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten; of

  • c.

    in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

    2.Bij het intrekken of wijzigen op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:56. [Opschorting betaling]

De verplichting tot het betalen van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort vanaf de dag waarop het bestuursorgaan de subsidieontvanger schriftelijk in kennis stelt van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49. Dit geldt tot en met de dag waarop de beschikking met betrekking tot het intrekken of wijzigen is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 4:71. [Toestemming bestuursorgaan]

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, heeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan nodig voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen als zij ook zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor ook worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan als deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor ook zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidstelling. Dit geldt ook voorzekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken over de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan één keer voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4.

    Als er over de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.