Regeling vervallen per 21-07-2016

Bouwregels voor woonwagenstandplaatsen, toepassing artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening

Geldend van 27-05-2004 t/m 20-07-2016

Intitulé

Bouwregels voor woonwagenstandplaatsen, toepassing artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Bouwregels voor woonwagenstandplaatsen, toepassing artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening

(b. en w.-besluit van 4 mei 2004).

1.INLEIDING

Aanleiding en doel

Om de handhaving en vergunningverlening op woonwagenstandplaatsen adequaat te laten verlopen is het van belang om duidelijke regels te hebben. Om aan deze voorwaarde te voldoen is het facetbestemmingsplan Woonwagenstandplaatsen 1998 vastgesteld, met gedetailleerde regelingen per standplaats.

Het facetbestemmingsplan begint echter te verouderen. De behoefte aan grotere woonwagens met sanitaire voorzieningen (waardoor de sanitaire unit niet nodig is) neemt toe. Verder moet feitelijk vastgesteld worden dat er op locaties die via artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn gerealiseerd grotere wagens staan, hetgeen in belangrijke mate is veroorzaakt door ontmantelde of te ontmantelen locaties (Zwarte Woud, Floridadreef, Huppeldijk), doch aan het gegeven niets af doet. Met de hier voorgestelde regeling wordt de regeling uit het facetbestemmingsplan verruimd in die zin dat minder strak wordt vastgehouden aan de bouwvlakken en aan de situering van de woonwagen. Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen wordt de verruimde regeling voor de binnen het plangebied vallende woonwagenlocaties toegepast.

Het doel van deze notitie is om het bouwen op woonwagenstandplaatsen te reguleren, waarbij toetsing en handhaving aansluiten bij de redelijke verwachtingen van de woonwagenbewoners.

In hoofdstuk 2 wordt gekeken naar de werking van deze notitie en in hoofdstuk 3 worden algemene regels en specifieke voorschriften gegeven op grond waarvan getoetst kan worden of medewerking aan een vrijstellingsprocedure in beginsel mogelijk is.

2.TOEPASSING ARTIKEL 19 WRO, TOELICHTING OP DE REGELING

Indien een aanvraag past binnen de regeling in hoofdstuk 3, is de gemeente in beginsel bereid mee te werken aan een vrijstellingsprocedure. Onderstaande regels vloeien voort uit gemeentelijk beleid, zoals verwoord in het Facetbestemmingsplan Woonwagenstandplaatsen 1998, maar bieden ook enige verruiming (zie Inleiding).

Onderstaande regels gelden als richtlijn. Dat wil zeggen dat het voldoen aan de regels geen garantie biedt dat de gemeente vrijstelling zal verlenen. Het gemeentebestuur moet namelijk alle in het geding zijnde belangen betrekken bij de besluitvorming. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de bestemming op de aanliggende gronden zich niet verdraagt met de aanvraag of dat andere wettelijke regelingen de vergunningverlening in de weg staan. De gemeente zal bij het beoordelen van de aanvraag onder andere bezien of deze voldoet aan de minimale eisen van brandveiligheid. Concreet betekent dit dat getoetst wordt of het materiaal van de buitenwand van de aanbouw wel voldoende brandwerend is; naarmate de aanbouwen dichter bij de naastgelegen woonwagen, geplaatst wordt, worden er hogere eisen aan de brandwerendheid van het materiaal gesteld.

Anderzijds is het ook mogelijk dat de gemeente in sommige gevallen wél meewerkt aan bebouwing die in strijd is met onderstaande regels. In dat geval moet wel goed gemotiveerd kunnen worden, waarom van de regels in het specifieke geval afgeweken moet worden. Hierbij kan men denken aan gedwongen verplaatsingen, een evident betere stedenbouwkundige invulling, etc.

3.REGELS voor het gebruik van en het bouwen op woonwagenstandplaatsen

Algemene regels voor de standplaats

De wagens mogen niet te dicht op elkaar staan, enerzijds om redenen van brandveiligheid, anderzijds om redenen van privacy; de woonwagens en de met de woonwagen verbonden gebouwen moeten daarom minimaal één meter uit de erfgrens geplaatst worden. Van deze regeling kan worden afgeweken indien de erfgrens de begrenzing vormt met een andere bestemming en er vanuit het oogpunt van een goede stedenbouwkundige inpassing, privacy of ontwikkelingsmogelijkheden op aangrenzende gronden, fysieke veiligheid, welzijn dan wel andere, aan de locatie gebonden, objectief vast te stellen belemmeringen geen bezwaar bestaat.

Voor aanen bijgebouwen geldt een tuinen erfregeling die gebaseerd is op de in Utrecht gebruikelijke regelingen. In artikel lid 3 van onderstaande voorschriften wordt beschreven wat daarvoor de randvoorwaarden zijn.

Voor het bouwen van een aanbouw moet uiteraard een bouwvergunning worden aangevraagd.

  • 4.

    Voorschriften

  • 1.

    Woonwagenstandplaatsen mogen, behoudens het bepaalde in de leden

2 en 3, uitsluitend worden gebruikt als standplaats voor woonwagens en voor het oprichten en hebben van bouwwerken ten behoeve van woonwagens, sanitaire voorzieningen, bergruimten en andere, voor een woonwagenstandplaats noodzakelijke bouwwerken.

  • 2.

    Voor het bouwen van woonwagens en andere in lid 1 bedoelde bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

    • a.

      het bebouwingspercentage bedraagt per standplaats maximaal

60 % (inclusief aanen bijgebouwen en een eventuele sanitaire unit en waarbij bouwvlakken in het bestemmingsplan als volledig bebouwd meegeteld worden, echter met een maximaal te bebouwen oppervlakte van 135 m2 ;

b.de goothoogte van de woonwagens mag niet meer dan 3,50

meter bedragen; de hoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;

  • c.

    de onder b. genoemde maten mogen in beginsel met 10 % overschreden worden

    • 3.

      a. de maximale hoogte van een aanbouw mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de woonwagen;

  • b.

    de maximale goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 2,50 m.

    • 4.

      Op de voor woonwagenstandplaatsen bestemde gronden is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, dat niet onder het inrichtingenen vergunningenbesluit valt van de Wet Milieubeheer, toegestaan. De woonfunctie moet daarbij gehandhaafd blijven.

De ruimte die ten behoeve van aan-huis-verbonden activiteit in gebruik is, mag niet groter zijn dan 30 % van het woningoppervlak met een maximum van 40 m2.

Evenwel niet toegestaan zijn (onder meer) detailhandel en zodanige activiteiten, die (buiten)opslag van goederen of ruimtebeslag vergen, en zodanige bezoekaantrekkende bedrijvigheid dat extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn.

Deze regeling treedt in werking de dag nadat de regeling gepubliceerd is. Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 4 mei 2004.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking heeft plaatsgevonden op 26 mei 2004. Deze regeling is in werking getreden op 27 mei 2004.