Regeling vervallen per 01-01-2019

Beleidsregel Voorschoolse Educatie en Kortdurend Ontwikkelingsgericht aanbod Gemeente Utrecht 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Beleidsregel Voorschoolse Educatie en Kortdurend Ontwikkelingsgericht aanbod Gemeente Utrecht 2018

BELEIDSREGEL VOORSCHOOLSE EDUCATIE EN KORTDUREND ONTWIKKELINGSGERICHT AANBOD GEMEENTE UTRECHT 2018

Goede start voor de Utrechtse peuter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

gelet op:

• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 lid 2 Algemene subsidieverordening 2014 (ASV 2014)

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

BELEIDSREGEL VOORSCHOOLSE EDUCATIE EN KORTDUREND ONTWIKKELINGSGERICHT AANBOD GEMEENTE UTRECHT 2018, Goede start voor de Utrechtse peuter.

Inhoudsopgave

Artikel 1. Begripsbepalingen

Artikel 2. Wat willen we bereiken?

Artikel 2.1. Beoogde effecten

Artikel 2.2. Doelstellingen 7

Artikel 2.3. Wet- en regelgeving

  • 2.3.1.

    Landelijke regelgeving

  • 2.3.2.

    Gemeentelijk beleid en regelgeving

Artikel 2.4. Subsidieplafond

Artikel 2.5. Begrotingsvoorwaarde

Artikel 3. Aanvraag

Artikel 3.1. Eisen aan subsidieaanvrager

Artikel 3.2. Subsidieaanvraag

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

Artikel 4.1. Resultaten

Artikel 4.2. Aanvullende verplichtingen

Artikel 4.3. Beleid en afspraken rondom het gebruik van accommodatie(s)

Artikel 4.4. Beleid en afspraken rond Toezicht en Handhaving

Artikel 5. Beoordelingscriteria

Artikel 6. Verantwoording

Artikel 6.1. Tussentijdse verantwoording

Artikel 6.2. Eindverantwoording

Artikel 7. Evaluatie

Artikel 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1. Inwerkingtreding

Artikel 8.2. Looptijd

Artikel 8.3. Citeertitel

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

aanvrager: Een (rechts-)persoon die op de voorgeschreven wijze een aanvraag indient om subsidie te verkrijgen;

college: Het college van burgemeester en wethouders;

dekkend aanbod: Aanbod dat voldoet aan de vraag in de stad

doorgaande leerlijn: Verdeling van het curriculum over de schooljaren waarbij leerinhoud en het onderwijsresultaat van verschillende schooltypen (voorschoolse aanbod, primair onderwijs, voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs) naadloos op elkaar aansluiten;

educatief partnerschap: Ouders nemen hun rol in het ondersteunen van hun kind ten behoe-ve van de ontwikkeling van het kind thuis, op (voor)school en in de wijk. Ouders en betrokken medewerkers werken goed met elkaar samen in het belang van de ontwikkeling van het kind;

gewichtenleerling: Een leerling die valt onder de definitie van de 'gewichtenregeling' van het ministerie van OC&W;

gemengde groep / gemengd aanbod: Aanbod in horizontale peutergroepen dat bestaat uit zowel kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod als voorschoolse educatie.

horizontale peutergroep: Groep waarin een combinatie van voorschoolse educatie en kortdu-rend ontwikkelingsgericht aanbod wordt aangeboden;

jaar: Een kalenderjaar;

jaarplan: Een plan waarin de organisatie (op basis van een Plan- Do-Check-Act-systematiek (PDCA)) aangeeft wat de voorgenomen activiteiten zijn voor dat kalender/schooljaar;

kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod voor peuters: Aanbod in peutergroep of horizontale kinderopvanggroep voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, van –in Utrecht op dit moment- maximaal 10 uur per week, gericht op de ontwikkeling van het kind; voorheen peuterspeelzaalwerk genoemd.

pedagogisch civil society: Naast ouders nemen ook anderen, in professioneel of vrijwilliger verband, hun verantwoordelijkheid voor hun bijdrage aan de op-voeding van kinderen in een positief opvoedingsklimaat;

peuter: Een kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar;

peutercentrum: Een voorziening waar de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen plaatsvindt volgens de richtlijnen peuterspeelzaalwerk, uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, anders dan gastouderopvang of kinderopvang in een kindcentrum;

programmabegroting: Onderdeel van de door de gemeenteraad goedgekeurde gemeente begroting;

school: De school of onderwijsinstelling zoals bepaald volgens de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB);

schoolbestuur: Wettelijk erkend bevoegd gezag dat de school beheert en bestuurt;

schooljaar: Conform het schooljaar regio Midden Nederland;

social return: De gemeente investeert samen met haar subsidieontvangers in de sociale infrastructuur van gemeente en regio. Een van de instrumenten om dit te doen is social return. Social return maakt het mogelijk dat investeringen die de gemeente doet naast het ‘gewone’ rendement, ook een concrete sociale winst opleveren;

startkwalificatie: Is een diploma op MBO niveau 2, Havo, Vwo of hoger;

subsidieontvanger: Een (rechts-)persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. (artikel 4:22 van de Awb en artikel 4, ASV 2014);

toeleiding (naar peutergroep): Acties die ondernomen worden om peuters te voorzien van bij de situatie van de peuter passend voorschools aanbod;

UKK: Utrechts Kwaliteitskader voor Educatie van Het Jonge Kind;

UTC 1 en 2: Utrechts Taalcurriculum 1 (0-8 jarigen) en 2 (8-14 jarigen);

voor- en vroegschoolse educatie (VVE): Intensieve educatie voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar die hiervoor geïndiceerd zijn door het consultatiebureau, op basis van het lage opleidingsniveau van hun ouders dan wel op individuele gronden;

voorschoolse educatie (VE): Educatie voor peuters van 2,5 jaar tot 4 jaar die hiervoor geïndiceerd zijn door het consultatiebureau. De educatie vindt plaats in een Peutercentrum of Kinderopvang-organisatie die door de Gemeente Utrecht wordt gesubsidieerd als Voorschoolse Educatie (VE) locatie;

voorschoolgroep: Peutergroep met aanbod voorschoolse educatie;

voorschoolse voorziening: Peutercentrum met voorschoolgroep(en) voor peuters van 2,5 tot 4 jaar of kinderdagopvang voor kinderen van 0-4 jaar;

vroegschoolse educatie: Intensieve educatie voor VVE-doelgroepkleuters in de groepen 1 en 2 van een school voor primair onderwijs. De professionals in de groepen 1 en 2 zijn gecertificeerd voor het werken met een in Utrecht erkend VVE-programma –of hiervoor in opleiding. Men werkt nauw samen met (een) voorschoolgroep(en) en voldoet aan het Inspectiekader VVE;

vroegschool(locatie): Een school(locatie) met 20% of meer gewichtenleerlingen in de groepen 1 en 2 samen en/of meer dan 20% VVE-doelgroepkleuters in de groepen 1+2 die is erkend als VVE locatie;

VVE indicatie: Door het consultatiebureau, Jeugd Gezondheidszorg (JGZ) afgegeven beoordeling dat een kind naar de voorschoolse educatie kan;

VVE-doelgroepkind: Kind van 0 tot 6 jaar waarbij sprake is van (een risico op) een ont-wikkelingsachterstand. Zij zijn door het consultatiebureau voor VVE geïndiceerd op basis van het lage opleidingsniveau, eventueel gecombineerd met een niet-Westerse herkomst, van hun ouders dan wel op individuele gronden. Er wordt gesproken over doelgroeppeuters bij een leeftijd van 2,5 tot 4 jaar en doelgroepkleuters bij een leeftijd van 4 tot 6 jaar.

Aangaande kleuters: het betreft in Utrecht kleuters die vallen onder de gewichtenregeling van het Ministerie van OC&W; die voorschoolse educatie hebben ontvangen, en/of voor de voorschool zijn geïndiceerd;

zorgpeuter/kleuter: Peuters of kleuters in de voor- of vroegschoolse periode die extra ondersteuning en/of zorg nodig hebben.

Artikel 2. Wat willen we bereiken?

Goede educatie is de drijvende kracht achter de ontwikkeling en ontplooiing van ieder mens (Coalitieakkoord gemeente Utrecht, april 2014). Elk kind heeft recht op een gelijkwaardige kans op een diploma en startkwalificatie. En verdient de educatie dat hem of haar stimuleert zijn of haar talenten maximaal te ontwikkelen en te benutten. Voor de komende jaren wordt ingezet op o.a. een goede, gezonde en kansrijke start, het verbeteren van onderwijs, voorkomen van voortijdig schoolverlaten, realiseren van passend onderwijsaanbod en op samenwerking met het bedrijfsleven om de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt te verbeteren.

Vanuit het onderwijs sluiten we aan bij de opgaven die we moeten realiseren in het kader van de decentralisaties Zorg voor Jeugd, Wet Participatie en Inkomen en de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Uitgangspunt blijft een sterke basis, steun waar nodig en speciaal waar het moet; zoals nu ook wordt vormgegeven in het ondersteuningsaanbod voor Passend Onderwijs.

Ook in de gezamenlijke Utrechtse Onderwijs Agenda ligt in de periode 2014–2018 het accent op talentontwikkeling. Speerpunt daarbij is het verbeteren van de onderwijskwaliteit o.a. door het bestrijden van (vroege) (taal)achterstanden en het bevorderen van excellentie. Daarnaast krijgt het ondersteunen van peuters, leerlingen en jongeren in hun schoolloopbaan in de komende periode extra aandacht, naast de aandacht voor goede overgangen tussen de diverse schooltypes. Waar nodig krijgen peuters en leerlingen ondersteuning door zorg. Een goede voorbereiding op de schoolloopbaan om een vervolgstap in het onderwijs en de arbeidsmarkt van de 21e eeuw te zetten is eveneens een belangrijk element in de periode 2014-2018.

In de gemeentelijke programmabegroting Onderwijs zijn bovenstaande ambities samengevat in onderstaande doelen met betrekking tot de kwaliteit van educatie:

  • 1.

    Alle Utrechtse kinderen van 0-12 jaar bereiden zich voor op het behalen van een startkwalificatie en ontwikkelen hun talenten.

  • 2.

    Alle Utrechtse jongeren van 12-23 jaar behalen een startkwalificatie en ontwikkelen hun talenten.

Met deze beleidsregel wil de gemeente Utrecht bereiken dat er voldoende aanbod is van voorschoolse educatie voor geïndiceerde peuters en dat het aanbod van een goede educatieve kwaliteit is, zodat de kinderen met een ingelopen of zonder achterstand kunnen starten met het basisonderwijs in groep 3. Binnen het aanbod moet er sprake zijn van educatief partnerschap met ouders en optimaal toegeruste professionals.

Daarnaast wil de gemeente Utrecht gemengd horizontaal aanbod stimuleren, waarbij er voldoende kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod is voor peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar om aan de vraag te voldoen.

Tevens is de aansluiting van de voorschoolse educatie op het onderwijs een van de doelstellingen. Alle Peutercentra hebben een samenwerking en doorgaande lijn (op het vlak van curriculum, zorg en educatief partnerschap met ouders) met een of meerdere basisscholen in de buurt.

De beleidsregel is voor één jaar. 2018 is een overgangsjaar tussen de subsidie-uitvraag ‘Voorschoolse Educatie en Peuterspeelzaalwerk 2013-2017’ en de nieuwe opdracht voor voorschools aanbod die per 1 januari 2019 in gaat. De Inspectie van het Onderwijs beoordeelde de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Utrecht in het schooljaar 2015-2016 als de beste van Nederland. Met deze beleidsregel wil de gemeente Utrecht in dit overgangsjaar de koers van de afgelopen jaren voortzetten en deze goede kwaliteit behouden. We houden het bestaande aanbod zo stabiel mogelijk om te voorkomen dat peuters en hun ouders met veel wijzigingen worden geconfronteerd voor een periode van één jaar. Dat betekent dat de gemeente ook in 2018 het gemengde aanbod van voorschoolse educatie en kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod daar waar mogelijk wil behouden en het als één aanbod wil wegzetten om deze menging te kunnen blijven realiseren.

Tevens wordt in 2018 de nieuwe opdracht aanbesteed met als startdatum 1 januari 2019. Voor de nieuwe opdracht zijn de leidende principes van Utrecht wederom het uitgangspunt. Op weg naar de stip op de horizon: een ontwikkelrecht voor alle peuters, met een passend en dekkend aanbod van hoge kwaliteit dat zorgt voor het inlopen van achterstanden én een doorlopende lijn heeft naar het basisonderwijs.

Artikel 2.1. Beoogde effecten

• Kinderen starten zonder of met een ingelopen achterstand in de (taal)ontwikkeling in groep 3 van het basisonderwijs.

• Er is sprake van educatief partnerschap met ouders.

• Professionals in voorschoolse voorzieningen met VVE zijn optimaal toegerust.

• Er is in toenemende mate sprake van een goede doorgaande lijn voor-vroegschools op het vlak van zorg, educatief partnerschap met ouders en het educatieve aanbod (curriculum, kindvolgsysteem).

Artikel 2.2. Doelstellingen

1.Voldoende capaciteit kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod en voorschoolse educatie om aan de vraag te kunnen voldoen

Voldoende aanbod voor doelgroep VVE om alle VVE-geïndiceerde kinderen in de eigen buurt te kunnen plaatsen. Plus voldoende aanbod peuterplaatsen voor kinderen zonder VVE indicatie om aan de vraag per wijk te voldoen.

Hierbij werkt u, daar waar mogelijk gelet op de vraag en populatie, toe naar gemengde groepen met zowel doelgroep- als niet doelgroeppeuters.

2.Een goede kwaliteit

Een goede kwaliteit zoals in het Utrechts Kwaliteitskader (UKK) en Utrechts Taalcurriculum (UTC) omschreven, die zorgt voor aantoonbare resultaten bij de (VVE) peuters en die leidt tot positieve beoordeling door de Toezichthouders Volksgezondheid en Inspectie van het Onder-wijs.

Dit betreft de structurele kwaliteit zoals die wordt omschreven en getoetst door Toezicht en Handhaving, Volksgezondheid, maar ook de proceskwaliteit zoals die wordt getoetst door de Inspectie van het Onderwijs. De proceskwaliteit behelst zowel de pedagogische als de educatieve kwaliteit.

3.Een goede doorgaande lijn naar het Onderwijs

Een goede doorgaande lijn naar het Onderwijs is onderdeel van de kwaliteit. Voor kinderen en hun ouders is het belangrijk om hen voorafgaand aan, tijdens en na de overgang voor te bereiden op de stap naar de basisschool. Een kindvriendelijke overgang/doorgaande leerlijn zet de toon voor een succesvolle start van de schoolloopbaan van kinderen. Er is in toenemende mate sprake van een goede doorgaande lijn van voor- naar vroegschools aanbod op het vlak van zorg, educatief partnerschap met ouders en het educatieve aanbod (curriculum, kindvolgsysteem).

4.Bijdragen aan de doelstellingen in het sociale domein

Kinderen en ouders worden begeleid op het vlak van gezonde leefstijl, burgerschap en diversiteit (Vreedzaam).

U zorgt met uw interne zorgstructuur voor preventie van jeugdzorg, onder andere door

vroegsignalering en het snel aanpakken van lichte problemen.

Als er meer steun nodig is, zorgt u, in nauwe samenwerking met ouders, voor effectieve

samenwerking met JGZ, Buurtteam en waar nodig andere organisaties.

U zet in op een gelijkwaardige samenwerking met ouders die bijdraagt aan het versterken van

eigen kracht, een goede schoolloopbaan van de kinderen en het ontwikkelen van

verantwoordelijkheid ten aanzien van de pedagogische civil society.

Artikel 2.3. Wet- en regelgeving

De uitvoering van het kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod en met name de voorschoolse educatie is gebonden aan uitvoeringseisen. Het werken met jonge kinderen vereist hoge kwaliteitseisen. Een deel van deze kwaliteitseisen is vastgelegd in wet- en regelgeving. De volgende wet- en regelgeving is op de te subsidiëren activiteit van toepassing.

2.3.1.Landelijke regelgeving

• Wet op het Primair Onderwijs (WPO)

• Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko)*

• Wet op het Onderwijstoezicht (WOT)

• Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE)

• Algemene wet bestuursrecht (Awb) (artikelen 4.21 t/m 4.80)

• Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

• Jeugdwet

• Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp)

• Besluit specifieke uitkering gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2018

• Wet Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk**

• Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK)

2.3.2.Gemeentelijk beleid en regelgeving

• Utrechtse Onderwijs Agenda (UOA) 2014-2018

• Algemene subsidieverordening van de Gemeente Utrecht 2014 (ASV),

• Controle protocol gemeente Utrecht

• Collegeprogramma gemeente Utrecht

• Programmabegroting gemeente Utrecht

• De verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht en het Handhavingsbe-leid***

• Utrechts Taal Curriculum (UTC) 1 en 2

• Utrechts Kwaliteitskader educatie van het jonge kind (UKK)

• Afspraken Doorgaande lijn VVE (2015)

• Monitorafspraken VVE (2015)

• Afspraken Educatief Partnerschap met Ouders (2015)

• Bouwen aan een gezonde toekomst 2015-2018

• Update samenwerking JGZ Spelenderwijs Utrecht sluitende aanpak bereik (juni 2015)

• Kadernota Zorg voor Jeugd (2013) (gewoon opvoeden / pedagogische civil society)

* Op de Wko en de verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt toezicht gehouden door de afdeling Volksgezondheid van de gemeente Utrecht. De Inspectie van het Onderwijs is belast met het signaal gestuurde toezicht op de voorschoolse educatie conform de Wet Oke. Rapportages die voort-komen uit deze toezichtskaders zullen meegenomen worden bij de beoordeling van deze subsidie. Indien de Wet Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk en de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang per 1 januari 2018 ingaan, zal de Wko per deze datum wijzigen.

** Het streven van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is dat de wet op 1 juli 2017 gepubliceerd wordt en per 1 januari 2018 van kracht wordt. De gemeente Utrecht oriënteert zich op de consequenties van het voorgenomen wetsvoorstel en de vertaling hiervan naar het Utrechtse veld. Indien deze tot wijzigingen leidt voor 2018 wordt u hierover geïnformeerd en dient u voor uitvoering van deze subsidie als organisatie gereed te zijn.

*** Indien de Wet Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk ingaat per 1 januari 2018, komt de verordening van rechtswege te vervallen per 1 januari 2018.

Artikel 2.4. Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina: www.utrecht.nl/subsidie.

Artikel 2.5. Begrotingsvoorwaarde

Onder voorbehoud van goedkeuring van de gemeentebegroting is het subsidiebudget behorende bij deze beleidsregel voor 2018: €11.539.000.

Dit budget is voor een kalenderjaar. Subsidie wordt voor het kalenderjaar 2018 aangevraagd. Het definitief beschikbare budget voor 2018 wordt in het najaar 2017 door de raad vastgesteld tijdens de behandeling van de programmabegroting en daarna door het college als subsidieplafond vastgesteld en bekendgemaakt.

Richtlijn inkomsten uit ouderbijdragen

Naast de subsidiebedragen ontvangt u inkomsten uit ouderbijdragen. De hoogte van de ouderbijdrage

is in 2009 vastgesteld door de raad. Indien de ouderbijdragetabel in de periode tussen de publicatie van de beleidsregel op 1 juni 2017 en de ingangsdatum van de subsidie per 1 januari 2018 wordt gewijzigd en vastgesteld, wordt u hierover geïnformeerd. In de beschikking wordt het verschil in inkomsten uit de ouderbijdragen dan verrekend met het te verlenen subsidiebedrag.

Op basis van de huidige beschikbare gegevens wordt ervan uitgegaan dat er jaarlijks ± € 400.000,- geïnd wordt aan ouderbijdragen. U dient hier rekening mee te houden bij het opstellen van de begroting. Bij de eindafrekening maakt u inzichtelijk welk bedrag daadwerkelijk aan ouderbijdragen is geïnd.

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Met de Wet Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk wordt het ook voor ouders die ge-bruikmaken van het aanbod van voorschoolse educatie en kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod en recht hebben op de Kinderopvangtoeslag mogelijk om deze aan te vragen. De gemeente kan van de aanbieder verlangen deze toeslag te benutten en dit in te houden op het te verlenen subsidiebedrag.

In 2017 wordt het voorschools aanbod gereed gemaakt voor de harmonisatiewetgeving die waarschijnlijk per 1 januari 2018 in gaat. Dit betreft naast het voldoen aan nieuwe eisen aan de kwaliteit van het aanbod op de groepen, ook het uitwerken van administratieve procedures die samenhangen met het benutten van deze Kinderopvangtoeslag.

De ingang van de wet per 1 januari 2018 is op het moment van publicatie van deze beleidsregel nog niet definitief. Het benutten van de Kinderopvangtoeslag zal daarnaast tot de nodige wijzigingen leiden voor ouders. Om onrust in het veld te voorkomen zal de Kinderopvangtoeslag in 2018 niet benut worden, ongeacht of de wet per 1 januari 2018 ingaat.

Artikel 3. Aanvraag

Artikel 3.1. Eisen aan subsidieaanvrager

De Beleidsregel Voorschoolse Educatie en kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod geldt voor subsi-dieaanvragen van aanbieders van voorschoolse educatie en kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod, voor zover de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die binnen de grenzen van de gemeente Utrecht plaatsvinden.

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager in ieder geval:

  • a.

    activiteiten te (gaan) verrichten:

  • I.

    die passen binnen de doelstellingen van de Programmabegroting zoals die in de gemeentebegroting zijn opgenomen;

  • II.

    die passen binnen de doelstellingen zoals beschreven in deze beleidsregel;

  • III.

    die ten dienste staan van de peuters die ingeschreven staan in de Basisadministratie Personen (BRP) van de gemeente Utrecht;

  • b.

    aantoonbaar ervaring te hebben met het verzorgen van aanbod van voorschoolse educatie en kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod in horizontale gemengde peutergroepen in een middelgrote of grote gemeente.

  • c.

    dekkend aanbod van voorschoolse educatie en kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod voor de hele stad in voldoende groepen per wijk te bieden.

  • d.

    ingeschreven te staan in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk (LRKP)

  • e.

    te voldoen aan de eisen van goed bestuur die gelden voor de subsidie ontvanger; de Governance Code van de eigen branche of indien deze niet aanwezig is aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur;

  • f.

    deel te nemen aan lopende onderzoeken die vanuit of in samenwerking met de gemeente in het voorschoolse veld geïnitieerd zijn of worden.

  • g.

    zich te vergewissen van de wet en regelgeving rondom overgang van onderneming dan wel overname van personeel.

  • h.

    aantoonbaar te kunnen maken dat op elke peutergroep met voorschoolplaatsen één pedagogisch medewerker met een MBO-diploma en één pedagogisch medewerker met een HBO-diploma staan die specifiek geschoold zijn op de educatie van het jonge kind.

  • i.

    aantoonbaar te kunnen maken dat 95% van de pedagogisch medewerkers minimaal 3F taalniveau (2F schrijven) heeft.

  • j.

    aantoonbare samenwerking te hebben met de diverse schoolbesturen die vroegschoolse educatie aanbieden in het kader van de doorgaande leerlijn VVE.

  • k.

    aantoonbare samenwerking te hebben met JGZ (in het kader van de toeleiding naar de voorschool en de sluitende aanpak) en de Buurtteams Jeugd & Gezin (in het kader van zorg).

Artikel 3.2. Subsidieaanvraag

De aanvraag wordt ingediend op de voorgeschreven wijze via www.utrecht.nl/subsidie via een e-formulier. Voor vragen kunt u een mail sturen naar subsidie@utecht.nl.

De aanvraag wordt ingediend ter attentie van het college en gaat in ieder geval vergezeld van een:

  • i.

    brief ter attentie van het college waarin de aanvrager de subsidie aanvraagt;

  • ii.

    activiteitenplan. Het activiteitenplan is een overzicht van de activiteiten met een omschrijving waarvoor subsidie wordt gevraagd. Hierbij wordt ingegaan op de beoogde effecten en doelstellingen die met die activiteiten worden nagestreefd ( artikel 2) en de activiteiten en de beoogde resultaten ( artikel 4), rekening houdend met de gestelde eisen zoals vermeld in artikel 3.

  • iii.

    sluitende begroting. In de begroting staat per activiteit vermeld welke personele en materiële middelen nodig zijn met een heldere onderbouwing van de kosten en inkomsten. Indien van toepassing inclusief een toerekening van algemene kosten aan activiteiten. In de begroting dient inzichtelijk te zijn wat de werkelijke kosten zijn om het aanbod te kunnen aanbieden en wat de kostprijs per groep is.

  • iv.

    overzicht op bestuursniveau (omvang bedrag en vermelding onder welke noemer) van andere subsidieaanvragen en/of inkomstenbronnen ter zake van dezelfde activiteit onder vermelding van de stand van zaken (bijv. rijksmiddelen, WAP-middelen, provinciale middelen, ouderbijdragen, enzovoorts);

  • v.

    Extra gegevens indien een aanvrager voor het eerst een subsidie aanvraagt bij de gemeente Utrecht. Zie hiervoor artikel 7, ASV 2014.

Termijn

Een aanvraag dient uiterlijk 1 augustus 2017 ingediend te worden. Let op: aanvragen die niet zijn ontvangen binnen de voorgeschreven termijn worden afgewezen. En na binnenkomst worden alleen aanvragen met een compleet stedelijk aanbod binnen het beschikbare budget in behandeling genomen.

Uiterlijk 31 oktober 2017 volgt een definitief besluit over de aanvragen die tijdig zijn ingediend.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

U kunt subsidie aanvragen voor de activiteit: Het draaien van (horizontale) peuter groepen. Ter indicatie: in 2017 betroffen het 152 groepen.

Deze activiteit bestaat uit de volgende onderdelen:

• het toeleiden naar en uitvoeren van kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod en voorschoolse educatie voor de hele stad Utrecht in voldoende horizontale peutergroepen per wijk om aan de vraag te voldoen;

• het versterken van de kwaliteit, mede door: voorbereiding(tijd) om tot optimale educatieve kwaliteit te komen; de permanente begeleiding en scholing (ook on the job) van de pedagogisch medewerkers en medewerkers uit de invalpool; de samenwerking met kennisinstellingen zoals de Universiteit Utrecht en Hogeschool Utrecht in een aantal actieonderzoeken; de uitvoering van interne kwaliteitszorg en deelname aan evaluatieonderzoek en monitoring.

• bijdrage aan de doelen in het sociale domein, waaronder de interne zorgstructuur, de samenwerking met Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en Buurtteam Jeugd en Gezin en het educatief partnerschap met ouders.

• bijdrage aan het versterken van de doorgaande lijn van voor- naar vroegschool.

Artikel 4.1. Resultaten

Met de activiteiten bereikt u de volgende resultaten:

  • 1.

    Een voldoende aantal VE-plaatsen dat leidt tot minimaal 95% bereik (percentage geplaatste doelgroeppeuters), inclusief een analyse van de peuters op de wachtlijst en de niet bereikte peuters.

  • 2.

    Peuters zitten, waar de populatie in de wijk dit toelaat, zoveel mogelijk in gemengde groepen en krijgen aanbod op maat met een doorgaande leerlijn naar de basisschool.

  • 3.

    Een voldoende aantal plaatsen voor kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod voor niet doel-groep peuters om aan de vraag per wijk te voldoen.

  • 4.

    Een goede kwaliteit die zorgt voor aantoonbare resultaten bij (VE) peuters (inzichtelijk gemaakt met een gevalideerd/objectief instrument als de CLASS ) en leidt tot positieve beoordeling van de Toezichthouders Volksgezondheid (Inspectie Kinderopvang) en Inspectie van het Onderwijs.

  • 5.

    De organisatie heeft educatief partnerschap met ouders geborgd in haar beleid.

  • 6.

    Op elke peutergroep met VE-plaatsen staat één pedagogisch medewerker op MBO-niveau en één met een (adequaat) HBO-diploma.

  • 7.

    95% van de pedagogisch medewerkers heeft minimaal 3F taalniveau (2F schrijven).

  • 8.

    Kinderen en ouders worden begeleid op het vlak van burgerschap en diversiteit (Vreedzaam).

  • 9.

    U neemt met uw organisatie deel aan de Monitorafspraken zoals die in het kader van VVE in 2015 zijn vastgesteld en draagt bij aan een verdere uitwerking van de afspraken in het voorschoolse domein.

  • 10.

    U neemt deel aan een aantal innovatieve actie-onderzoeken waarbij wordt samengewerkt met kennisinstellingen, zoals de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht. De uitkomsten hiervan deelt u met het bredere voor- en vroegschoolse veld.

  • 11.

    Voor 2018 is de uitvoering van de Wet Harmonisatie voorschoolse voorzieningen (verwachte invoeringsdatum 1 januari 2018) aandachtspunt. Tevens is de voorbereiding op de nieuwe opdracht in het kader van deze wet (verwachte invoeringsdatum 1 januari 2019) van belang.

Er liggen qua voorbereiding opgaven aan de kant van communicatie en ondersteuning richting ouders en personeel en ook op het vlak van aanpassing van de interne organisatie en administratie (ouderbijdragen, ondersteuning ouders bij aanvragen Kinderopvangtoeslag). Aangezien dit een traject is waarbij u sterk afhankelijk bent van de keuzes die de gemeente maakt zullen we hierover in 2018 regelmatig overleg met u voeren.

12.U heeft een interne zorgstructuur dat gericht is op vroegsignalering en het oppakken van lichte problemen waarmee, zo mogelijk, voorkomen kan worden dat er specialistische jeugdzorg nodig is. Uw organisatie werkt binnen de zorgketen 0 tot 4 jaar samen met buurtteams, zorgaanbieders, JGZ en andere organisaties. In 2016-2017 is een visiedocument met werkafspraken vastgesteld over de samenwerking tussen Jeugdgezondheidszorg, Spelenderwijs Utrecht en de Buurtteams ten aanzien van goede ondersteuning aan gezinnen met kinderen van 0 tot 4 jaar. In 2018 committeert u zich hieraan en zet u met uw organisatie deze visie en afspraken voort.

Artikel 4.2. Aanvullende verplichtingen

Uit uw aanvraag moet blijken dat u werkt aan de beoogde effecten en resultaten op een wijze waarbij u voldoet aan onderstaande aanvullende verplichtingen, regels en afspraken:

  • 1.

    Alle peutergroepen binnen uw organisatie voldoen aan alle kwaliteitseisen bij of krachtens de Wet kinderopvang.

  • 2.

    De gemeente Utrecht vindt het belangrijk dat organisaties een professioneel veiligheidsbeleid hebben ter ondersteuning van hun medewerkers in de publieke dienstverlening. Wij vragen uw organisatie uit te dragen dat agressie en geweld niet worden getolereerd en dat daarvan altijd aangifte wordt gedaan.

  • 3.

    U biedt binnen uw organisatie gelegenheid voor Social Return.

  • 4.

    U stelt de gemeente zo spoedig mogelijk op de hoogte van ontwikkelingen die leiden of kunnen gaan leiden tot een wezenlijke afwijking van de uitvoering van de activiteiten en resultaten zoals omschreven in uw aanvraag met daarbij een goede motivering van de over- dan wel onderprestatie.

  • 5.

    Wanneer er – buiten de gevraagde rapportages - aanvullende informatie nodig is voor het beantwoorden van beleidsvragen dan gaan wij er vanuit dat u hieraan uw medewerking verleent.

Artikel 4.3. Beleid en afspraken rondom het gebruik van accommodatie(s)

1.Gekoppeld aan deze subsidie worden aan u ruimtes in gebruik gegeven. Het betreft ruimtes in verschillende accommodaties zoals o.a. welzijnsaccommodaties en scholen.

De Utrechtse Vastgoed Organisatie (UVO) van de gemeente Utrecht sluit met u een aan de subsidie gekoppelde uitvoeringsovereenkomst af voor het gebruik van de lokalen in (aan-gehuurde) welzijnspanden.

In deze uitvoeringsovereenkomst wordt onder andere overeengekomen:

  • a.

    Taakverdeling tussen uw organisatie en technisch beheerder;

  • b.

    Benoeming van de te gebruiken ruimtes en locaties;

  • c.

    Taakverdeling en verantwoordelijkheden ten aanzien van BHV, onderhoud, vergunningen, verzekeringen, nutsvoorzieningen, schade, belastingen, beveiliging en schoonmaak;

  • d.

    Afspraken over mede- en of dubbelgebruik;

  • e.

    Afspraken met betrekking tot de ontruiming van de accommodatie(s) in geval van een eventuele subsidiewijziging en/of –beëindiging.

    Bij deze uitvoeringsovereenkomst zullen eventuele beheer afspraken en demarcatielijsten van accommodaties toegevoegd worden zodat u kunt zien waar u met eventuele vragen terecht kunt. Tevens wordt een overzicht opgenomen van de accommodaties waar de peutergroepen gehuisvest zijn.

    • 2.

      Het afsluiten van de uitvoeringsovereenkomst is een voorwaarde voor de verleende subsidie. Indien uw organisatie zich niet verbindt aan de uitvoeringsovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst niet ondertekent of de verplichtingen voortvloeiend uit de uitvoeringsovereenkomst niet nakomt, kan dit directe gevolgen hebben voor de verleende subsidie. De gemeente kan de hoogte van de subsidie wijzigen of de subsidie zelfs helemaal intrekken.

Ook kosten voor herstel van schade in en van ruimtes die u gebruikt voor de uitvoering van de activiteiten kunnen in mindering worden gebracht op de subsidie wanneer de schade is ontstaan door nalatigheid en of grove schuld.

  • 3.

    Het in gebruik geven van de accommodaties is direct gekoppeld aan de subsidiebeschikking. Hetgeen ook betekent dat wijziging, intrekking of beëindiging van de subsidiebeschikking directe gevolgen kan hebben voor het in gebruik nemen of hebben van één of meerdere ruimten van de accommodatie(s) door uw organisatie. Bij het wijzigen, intrekken of beëindigen van (een deel van) de subsidie kan door de gemeente het in gebruik geven van (een of meerdere) accommodaties worden beëindigd. In dat geval dient uw organisatie de betreffende ruimtes van de accommodaties te ontruimen (weghalen van uw eigendommen) tegen een aangezegde datum.

  • 4.

    Het technisch beheer van de accommodaties wordt uitgevoerd door UVO. Dit houdt in dat UVO de accommodaties zal beheren en exploiteren in de vorm van gebouwenbeheer.

  • 5.

    De gemeente behoudt zich het recht voor om wijzigingen aan te brengen in de toebedeling van de ruimtes, rekening houdend met de voorwaarden vanuit wet- en regelgeving.

Artikel 4.4. Beleid en afspraken rond Toezicht en Handhaving

Het kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod en de voorschoolse educatie vallen onder de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en moeten dus voldoen aan alle kwaliteitseisen bij en krachtens deze wet. Lokaal is een verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen opgesteld om op enkele punten aan te vullen op de wet . De afdeling Volksgezondheid van de gemeente Utrecht is door het college van burgemeester en wethouders ingesteld als toezichthouder op de peutercentra.

In het meerjarenbeleid handhaving, dat is vastgesteld op 12 maart 2013, is opgenomen dat de handhaving op gesubsidieerde peutercentra wordt uitgevoerd door Maatschappelijke Ontwikkeling en dat wordt gesanctioneerd door inhouding van de opgelegde bedragen op de subsidie. Dit meerjarenbeleid handhaving kinderopvang en peutercentra, en het bijbehorende afwegingsmodel kunt u vinden op www.utrecht.nl/kinderopvang.

Wanneer er overtredingen worden geconstateerd en daartegen handhavend opgetreden wordt, ont-vangt u per locatie correspondentie over de overtreding(en), de ingezette handhavingsinstrumenten en de aan de overtreding gekoppelde sanctie. Bij herstellende sancties zal de hoogte van de opgelegde sanctie worden verrekend met de eerstvolgende voorschotbetaling of er volgt een lagere vaststelling van de subsidie.

Bij bestraffende sancties zal een deel van de subsidie worden ingehouden, namelijk het bedrag van de opgelegde sanctie. Afhankelijk van wanneer het handhavingstraject is voltooid wordt de bestraffende sanctie ingehouden door middel van een wijzigingsbeschikking of wordt de subsidie lager vastgesteld. Indien u een wijzigingsbeschikking ontvangt blijven alle verplichten zoals ze in deze beschikking zijn opgenomen van kracht, maar wordt het subsidiebedrag verminderd met de hoogte van de bestraffende sanctie. Zowel bij een wijzigingsbeschikking als bij een lagere vaststelling dient u aan alle verplichten uit deze beschikking te blijven voldoen.

Artikel 5. Beoordelingscriteria

De aanvraag dient te voldoen aan de eisen aan de subsidieaanvraag zoals genoemd in artikel 3.

De aanvragen worden onderling vergeleken op de verhouding prijs-kwaliteit-bereik. De voorkeur gaat uit naar één aanvrager met een dekkend aanbod van kortdurend ontwikkelingsgericht aanbod en voorschoolse educatie voor de hele stad in voldoende groepen per wijk.

In de beoordeling van de aanvragen worden onderstaande criteria meegewogen.

Wij beoordelen uw aanvraag op de mate waarin:

• Uw acties leiden tot een groter bereik van de doelgroep in de stad en in de diverse wijken; en

• Uw acties leiden tot een optimaal horizontaal, gemengd aanbod in de stad en in de diverse wijken; en

• U aantoont in staat te zijn flexibel om te gaan met de veranderende vraag in relatie tot de samenstelling van de groep met als doel een hoog bereik te kunnen waarborgen; en

• U aantoont kennis van en affiniteit met de verschillende achtergronden van de betrokken ouders te hebben en dit een plek te geven in uw aanpak om tot een zo hoog mogelijk bereik te komen; en

• U meer affiniteit en ervaring heeft met verschillende vormen van educatief partnerschap met VE-ouders en u deze beter geïmplementeerd heeft in u organisatie en in de werkhouding van de medewerkers; en

• U de Utrechtse kaders beter vormgeeft en meer laat aansluiten in uw organisatie bij de Utrechtse basiskwaliteit, zoals gesteld in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 van het UKK en het UTC 1; en

• U duidelijker beschrijft hoe u ervoor zorgt dat u voldoet aan het toezicht van de Inspectie Kinderopvang en ook aan het Inspectiekader van de Inspectie van het Onderwijs. En anders hoe u de kwaliteitszorg in uw organisatie verhoogt; en

• U een hogere kwaliteit levert door middel van een permanent lerend aanbod voor medewerkers in uw organisatie en een groot lerend netwerk; en

• U een betere en adequate interne zorgstructuur heeft; en

• U meer ervaring heeft in samenwerking met andere bij deze activiteiten betrokken partners, zoals JGZ, Buurtteams en schoolbesturen.

Artikel 6. Verantwoording

Artikel 6.1. Tussentijdse verantwoording

• de aanvrager dan wel de subsidieontvanger dient zo spoedig mogelijk een melding te doen van (wijzigingen van) omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie (zie verder artikel 18 en 19, ASV 2014);

• de subsidieontvanger wordt bij de subsidieverlening (in de verleningsbeschikking) verplicht tweemaal per jaar (april en oktober) een tussentijdse verantwoording aan te leveren bestaande uit een activiteitenverslag en inhoudelijke trendrapportages waarin wordt ingegaan op de ontwikkelingen.

• de subsidieontvanger wordt bij de subsidieverlening (in de verleningsbeschikking) verplicht tot het eenmaal (juli) aanleveren van een tussentijdse financiële stand van zaken, ingericht zoals uw begroting bij uw aanvraag.

Tussentijdse inhoudelijke verantwoording

De gemeente vraagt u daarbij per 1 april en 1 oktober de gegevens aan te leveren volgens een format welke meegeleverd wordt met de verleningsbeschikking. Dit format geeft een goed beeld van allerlei basisgegevens (aantallen, locaties e.d.) én biedt de gemeente de mogelijkheid met een quick scan te volgen in hoeverre u op koers ligt op de te behalen doelen.

Met het format geeft u de volgende informatie:

• data per locatie op het gebied van huisvesting, capaciteit, bezettingsgraad, doorgaande lijn, scholing, professionalisering medewerkers en de zorgaanpak;

• data per wijk op het gebied van bereikcijfers en wachtlijsten;

• een vertaling van de data naar concrete resultaten die zijn behaald middels het format voortgang gewenste resultaten en de status (middels een stoplichtenoverzicht) ten opzichte van de van toepassing zijnde doelstellingen uit deze beleidsregel;

• een overzicht van het percentage en het aantal gerealiseerde mbo-hbo koppels op de VE groepen bij de ‘rapportage medewerkers’.

Daarnaast stuurt u de gemeente een rapportage op de aanvullende verplichtingen middels:

• een beknopt activiteitenverslag waarin voor de locaties, per wijk, de geleverde inzet beschreven staat;

• in hoeverre uw activiteiten effect hebben gehad op de doelstellingen;

• in hoeverre de activiteiten hebben bijgedragen aan de beoogde resultaten;

• eventuele knelpunten in de uitvoering;

• welke (veranderingen in) trends u waarneemt met betrekking tot de ingezette activiteiten;

• signaleringen met betrekking tot ontwikkelingen in de doelgroep(en);

• aanbevelingen ten behoeve van een vervolgaanpak.

• op basis van het ingevulde format en het beknopt activiteitenverslag een overzicht van voorgestelde uitbreiding/ombouw van groepen ten opzichte van het overzicht dat tevens wordt bijgevoegd bij de verleningsbeschikking.

• aan welke innovaties u heeft (mee)gewerkt binnen het activiteitenaanbod. Waarbij u in uw beschrijving onderscheid maakt tussen de activiteiten zoals die zijn omschreven in wet- en regelgeving en de aanvullende activiteiten binnen het sociaal domein;

• op welke wijze u vorm heeft gegeven aan aanvullende verplichtingen rond Social Return en veiligheidsbeleid en wat hiermee de ervaringen zijn;

• inzicht in hoe u de Plan-Do-Check-Act systematiek (kwaliteitszorg) toepast in uw organisatie en in de samenwerking met het Primair onderwijs en andere (keten)partners.

• de uitvoering van het visiedocument op het thema ‘zorg’ binnen uw eigen organisatie en in sa-menwerking met betrokken partners, zoals JGZ en de Buurtteams.

N.B. Rapportages die voortkomen uit Toezicht & Handhaving door Volksgezondheid en de Inspectie van het Onderwijs, evenals Monitorrapportages en onderzoeksgegeven van de Universiteit Utrecht worden in samenhang met informatie uit bovenstaande rapportages met u besproken.

Tevens levert u bij de tellingen van 1 april en 1 oktober lijsten aan bij Leerlingenzaken, gemeente Utrecht via leerlingenadministratie@utrecht.nl:

• Een bestand per wegingsfactor (1.1; 1.25 ; 1.9; 2.0 (inclusief 2.3) en 3.0) met alle beschikbare NAW gegevens

• Plus een overzicht van:

• peuters die geplaatst zijn in twee groepen;

• peuters met verlengde plaatsingen;

• peuters woonachtig buiten Utrecht;

• peuters geboren op 1 oktober 2014 waarvan de plaatsing gestopt is op 30 september 2018 in plaats van 1 oktober 2018.

Tussentijdse financiële verantwoording

Naast bovengenoemde informatie ontvangt de gemeente uiterlijk 1 juli 2018 een financiële stand van zaken ingericht zoals de begroting bij uw aanvraag. Samen monitoren we middels de financiële verantwoording de door u opgestelde kostprijs voor de voorschoolse voorzieningen die u aanbiedt. Daarnaast wordt op deze wijze gemonitord of de, na onderlinge afstemming en met toestemming van de gemeente Utrecht, noodzakelijk gebleken uitbreiding van het aantal groepen past binnen de beschikbaar gestelde middelen. Mocht de uitbreiding niet mogelijk zijn uit beschikbaar gestelde middelen, dan kan eventueel overgegaan worden tot een aanvullende subsidiebeschikking.

Voortgangsgesprekken

Maandelijks wordt de voortgang besproken in een werkoverleg tussen vertegenwoordigers van Maat-schappelijke Ontwikkeling en uw organisatie. Eind april en eind oktober 2018 wordt naar aanleiding van de tussenrapportages expliciet stilgestaan bij de doelstellingen en resultaten zoals hierboven beschreven. In juli 2018 wordt de financiële halfjaarrapportage van uw organisatie besproken.

Artikel 6.2. Eindverantwoording

Een eindverantwoording bevat ten minste:

• een brief ter attentie van het college waarin de aanvrager vraagt om vaststelling van de subsidie;

• een activiteitenverslag. Het activiteitenverslag maakt inzichtelijk in hoeverre de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aanvraag en de verleningsbeschikking met toelichting op de verschillen;

• een financiële verantwoording en een jaarrekening conform het bepaalde in de verleningsbeschikking. In de financiële verantwoording en de jaarrekening dient de voor de vaststelling relevante informatie op een vergelijkbare wijze te zijn opgenomen als in de aanvraag tot subsidieverlening.

• De subsidieontvanger dient de subsidie te verantwoorden middels een jaarrekening of door de accountant goedgekeurde separate financiële verantwoording, tenzij: het totaal van de verleende subsidie aan een organisatie EUR 50.000,00 of minder bedraagt per jaar, in welk geval de subsidieontvanger mag volstaan met een financiële verantwoording.

• in de financiële verantwoording en de jaarrekening moet per verleende subsidie inzichtelijk zijn, wat de gerealiseerde kosten en inkomsten zijn.

Termijn

De eindverantwoording wordt uiterlijk 1 juli 2019 ingediend, tenzij anders is bepaald in de verleningsbeschikking. Als er na afloop van de gestelde indieningstermijn geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen (artikel 20, ASV 2014).

Artikel 7. Evaluatie

Het beleid wordt aan de hand van de tussenrapportages tweemaal tussentijds in 2018 geëvalueerd en daar waar nodig aangepast.

De beleidsregel is voor één jaar. 2018 is een overgangsjaar in aanloop naar de nieuwe opdracht voor voorschools aanbod die per 1 januari 2019 in gaat. Het jaar 2017 wordt gebruikt voor de formulering van de nieuwe opdracht. Waar de evaluatie van de beleidsregel in 2018 tot beleidswijzigingen leidt, zullen benodigde aanpassingen in de nieuwe opdracht meegenomen worden.

Artikel 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 8.2. Looptijd

De beleidsregel geldt voor het kalenderjaar 2018.

Artikel 8.3. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Voorschoolse Educatie en Kortdurend Ontwikkelingsgericht aanbod 2018.

Aldus is vastgesteld door burgemeesters en wethouders van Utrecht in hun vergadering van 30 mei 2017.

De secretaris,

G.G.H.M. Haanen De burgemeester,

Mr J.H.C. van Zanen

…………………………

…………………………