Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2007

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2009

Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2007(raadsbesluit van 9 november 2006)

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van het college van b. en w. d.d. 24 oktober 2006.

BESLUIT:

vast te stellen de

VERORDENING op de heffing en invordering van rioolrechten 2007

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • b.

    onder afvalwater verstaan: water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan: een roerende of onroerende zaak;

  • d.

    onder verbruiksperiode verstaan: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.Onder de naam “rioolrechten” worden geheven:

    • a.

      een recht van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en

    • b.

      een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

      • 2.

        Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, letter a, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

      • 3.

        Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, letter b, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom -niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3- ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

      4.Het recht als bedoeld in het eerste lid, letter a, wordt indien het eigendom een woonschip is, geheven van de gebruiker.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter a, wordt geheven per eigendom.

  • 2.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater voor zover dit uitgaat boven de 250 kubieke meters afvalwater dat in één jaar vanuit een eigendom wordt afgevoerd. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de drempelhoeveelheid van 250 kubieke meters door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid, eerste volzin, wordt het aantal kubieke meters afvalwater gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie voorzien zijn van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien de vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enig andere wettelijke bepaling.

5.De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die aantoonbaar niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter a, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar.

  • 2. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter b, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of zo dit later is bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 7 Belastingtarieven

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter a, bedraagt per eigendom EUR 205,24 per jaar.

  • 2. Het recht als bedoeld in artikel 2 eerste lid, letter b, bedraagt, na toepassing van artikel 4, tweede en derde lid, voor elke volle eenheid van één kubieke meter afvalwater:

    • a.

      EUR 1,60 per eenheid van 0 tot en met 50.000 kubieke meter afvalwater;

    • b.

      EUR 1,54 per eenheid van 50.001 tot en met 100.000 kubieke meter afvalwater;

    • c.

      EUR 1,42 per eenheid van 100.001 tot en met 150.000 kubieke meter afvalwater;

    • d.

      EUR 1,30 per eenheid boven de 150.000 kubieke meter afvalwater;

  • 3. Voor belastingbedragen van minder dan EUR 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolrechten of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 8 Wijze van heffing

De rechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. a. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen betreffende het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter a, voor natuurlijke personen worden betaald in negen gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later

  • b. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen betreffende het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter a, voor niet-natuurlijke personen worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen betreffende het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter b, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing

en de invordering van de rioolrechten.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening rioolrechten 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2005 (Gemeenteblad van Utrecht 2005, nr. 93), wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening rioolrechten 2007.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 9 november 2006.

De griffier, De voorzitter,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf

Publicatie is geschied op 22 november 2006.

Deze verordening is in werking getreden op 30 november 2006