Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Langdurigheidstoeslag Utrecht

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag Utrecht

Verordening Langdurigheidstoeslag Utrecht(raadsbesluit van 6 november 2008)

De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w.;

gelet op artikel 8, eerste lid, en artikel 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 149 van de Gemeentewet

BESLUIT

vast te stellen de volgende:

VERORDENING Langdurigheidstoeslag Utrecht

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet werk en bijstand;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • c.

    wettelijk sociaal minimum: de op de gezinssituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 21 van de wet plus volledige toeslag, inclusief vakantiegeldreservering, exclusief eventuele heffingskortingen;

  • d.

    langdurigheidstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;

  • e.

    inkomen: een inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de wet;

  • f.

    belastbaar loon: het loon vermeld op de jaaropgaaf;

  • g.

    langdurig: gelijk aan de duur van de referteperiode;

  • h.

    referteperiode: 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • i.

    peildatum: eerste dag van het kalenderjaar waarin de aanvraag om langdurigheidstoeslag is ingediend.

HOOFDSTUK II VOORWAARDEN

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, die ten tijde van de aanvraag in de gemeente Utrecht woonachtig zijn.

  • 2. Geen recht op de langdurigheidstoeslag hebben personen die:

    • a.

      op de peildatum of in de referteperiode een inkomen op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten hebben genoten;

    • b.

      op de peildatum of in de twaalf maanden daaraan voorafgaand geen vaste woon- of verblijfplaats hadden of in een instelling verbleven bedoeld voor de opvang van daklozen;

    • c.

      op de peildatum of in de twaalf maanden daaraan voorafgaand in een verpleeghuis verbleven.

Artikel 3 Laag inkomen

  • 1. Als laag inkomen in de zin van artikel 36 van de wet wordt aangemerkt een ononderbroken inkomen dat gedurende de referteperiode gemiddeld niet meer bedraagt dan 110% van het wettelijk sociaal minimum omgerekend naar een belastbaar loon.

  • 2. Tevens wordt als laag inkomen aangemerkt het inkomen dat gedurende de referteperiode gemiddeld hoger is dan 110% van het wettelijk sociaal minimum, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gelijk aan 40% van het wettelijk sociaal minimum per maand.

Artikel 5 Uitvoering

Het college stelt nadere beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Utrecht.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 6 november 2008.

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 19 november 2008.

Deze verordening is in werking getreden op 1 januari 2009.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2008, NR. 84

Toelichting bij de Verordening Langdurigheidstoeslag Utrecht

Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van een wetswijziging waarin van de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand is gemaakt. Hiermee staat de regeling open voor eigen beleidsregels van de gemeente. Deze benadering sluit aan bij het uitgangspunt om daar waar het kan, de gemeente de vrijheid en verantwoordelijkheid te geven zelf invulling te geven aan een regeling en op die manier optimaal maatwerk te kunnen leveren. Een aantal punten vult de wetgever zelf in, onder meer de wijziging van de minimale leeftijd van 23 jaar naar 21 jaar. De doelstelling van de langdurigheidstoeslag blijft onveranderd, te weten het bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig op een laag inkomen is aangewezen en geen perspectief heeft op verbetering van dit inkomen.

De gemeente kan zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag vaststellen en de doelgroep bepalen. Om de doelgroep af te bakenen dient de gemeente een aantal criteria nader in te vullen, zoals het begrip ‘laag inkomen’ en welke termijn aan het begrip ‘langdurig’ verbonden wordt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

g t/m i:

Gekozen is, de referteperiode vast te stellen op drie jaar, ofwel 36 maanden voorafgaand aan de eerste dag van het jaar waarin de aanvraag is ingediend. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft.

Artikel 2 Doelgroep

De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld.

Lid 2.

Bepaalde groepen zijn uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen maar van wie gesteld kan worden dat een recht op de langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en doelstelling ervan.

  • a.

    Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij perspectief op verbetering van hun inkomen hebben. Om te voorkomen dat degene met een baan met een minimuminkomen, die zijn positie door middel van avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering heeft genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan één van beide een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.

  • b.

    Het doel van de Langdurigheidstoeslag is een inkomensondersteuning voor de grote uitgaven zoals bijvoorbeeld vervangingsuitgaven. Daklozen hebben in de periode dat zij dakloos zijn, niet te maken met (onverwachte) hoge kosten van dien aard. Voor deze groep bestaan bovendien andere regelingen. Enerzijds in de vorm van een inkomensondersteuning voor kleinere uitgaven, anderzijds in de vorm van bijzondere bijstand voor een woninginrichting zodra zij een vaste woon- of verblijfplaats hebben.

  • c.

    We hebben het hier niet per definitie over een AWBZ-instelling. De term AWBZ-instelling kan namelijk verwarring veroorzaken. Dit omdat bijvoorbeeld zowel verpleeghuizen en verzorgingshuizen als instellingen voor begeleid kamerbewonen zogenoemde AWBZ-instellingen zijn. De bedoeling van de regeling is echter alleen díe bewoners tot de doelgroep te rekenen die redelijkerwijs ook de kosten maken waarvoor de langdurigheidstoeslag is bedoeld. De bewoners van een verpleeghuis komen niet voor hoge kosten zoals vervangingsuitgaven te staan. Bewoners van verzorgingshuizen en instellingen van begeleid kamerbewonen hebben die kosten nadrukkelijk wel. Daarom worden zij niet van het recht op langdurigheidstoeslag uitgesloten.

Artikel 3 Laag inkomen

Mensen met een inkomen boven de hier gestelde inkomensgrens, die middels een minnelijk of wettelijk traject aflossen op schulden houden van hun inkomen niet meer over dan maximaal 95% van de bijstandsnorm. Omdat hun feitelijk inkomen hoger kan zijn dan het te toetsen inkomen, bestaat de kans dat deze groep buiten de armoedevoorzieningen valt. Omdat ze ook al huur en zorgtoeslag mislopen wordt dat onredelijk geacht. Voor deze groep wordt het besteedbaar inkomen dat overblijft na schuldaflossing getoetst.

Het inkomen over de referteperiodes wordt zoveel mogelijk getoetst met behulp van jaaropgaven. Getoetst wordt met het hoogste bedrag dat op een jaaropgave is vermeld. Dit bedrag wordt omschreven als belastbaar loon en bestaat uit netto inkomen, loonheffing en werkgeversdeel premie Zorgverzekeringswet.

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag is een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus toeslag.

Er worden drie normen onderscheiden: alleenstaanden, alleenstaande ouders, gehuwden.