Regeling vervallen per 16-09-2010

Reglement voor de Gemeentelijke Kredietbank van de Dienst Welzijn

Geldend van 11-02-1994 t/m 15-09-2010

Intitulé

Reglement voor de Gemeentelijke Kredietbank van de Dienst Welzijn

Verordening tot wijziging van het reglement

voor de Gemeentelijke Kredietbank van de

Dienst Welzijn.

(Raadsbesluit van 10 februari 1994)

De Raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van B&W d.d. 31 januari 1994

Besluit

vast te stellen de volgende

VERORDENING tot wijziging van het reglement voor de Gemeentelijk Kredietbank van de Dienst Welzijn.

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 1994 Nr. 25

ARTIKEL I

Het Reglement voor de Gemeentelijke Kredietbank van de Dienst Welzijn, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 1991 (Gedr. Verz. 1991, nr. 410), wordt gewijzigd als aangegeven in artikel II.

ARTIKEL II

  • A. In artikel 1, lid j. wordt het woord "cliënt" vervangen door het woord: belanghebbende.

  • B. Artikel 1, lid k. vervalt.

  • C. In artikel 4, eerste lid worden de woorden "beslissingen" vervangen door de woorden: besluiten.

  • D. Artikel 4, tweede lid vervalt.

  • E. Artikel 4, vierde lid luidt als volgt:

    • 4.

      Burgemeester en Wethouders zijn gemachtigd om het vaststellen, namens hen, van de bij de bank in gebruik zijnde en door de belanghebbenden te ondertekenen formulieren op te dragen aan de directeur van de Dienst Welzijn en aan de directeur van de bank.

  • F. Artikel 6 vervalt.

  • G. Van artikel 9 vervallen de leden 2, 3, 4 (tweede volzin) en 6.

  • H. Artikel 11, eerste lid luidt als volgt:

    • 1.

      Binnen zes weken na ontvangst van een aanvraag om krediet, schuldhulpverlening of kwijtschelding wordt een besluit op de aanvraag genomen.

  • I. Artikel 11, tweede lid vervalt.

  • J. Artikel 12 luidt als volgt:

Artikel 12

Artikel 12

  • 1. Het verlenen van krediet kan worden gebonden aan algemene en bijzondere voorwaarden, die de bank in haar belang en in dat van de kredietnemer noodzakelijk acht.

  • 2. Een geheel of gedeeltelijk toewijzend besluit van de bank op een aanvraag tot kredietverlening verwijst naar de algemene voorwaarden en bevat de bijzondere voorwaarden.

  • 3. Een krediet wordt verstrekt na ondertekening van een kredietovereenkomst. Hierin worden de algemene en bijzondere voorwaarden opgenomen.

  • 4. Onder de bijzondere voorwaarden zijn onder andere begrepen het afgeven van volmachten of cederen van lonen, pensioenen en uitkeringen.

    • K.

      In artikel 13 wordt het woord "cliënt" vervangen door het woord: belanghebbende.

    • L.

      Het eerste lid van artikel 14 vervalt.

    • M.

      In het tweede lid van artikel 14 worden de woorden "aanvrager" en "zaakwaarnemer" vervangen door respectievelijk de woorden: belanghebbende en gemachtigde.

    • N.

      Van artikel 14 worden de leden 2, 3 en 4 vernummerd tot 1, 2 en 3.

  • 0. In artikel 16, lid c. wordt het woord "cliënt" vervangen door het woord: kredietnemer.

    • P.

      Artikel 24 luidt als volgt:

  • 1. Tegen besluiten op een aanvraag om krediet, om schuldhulpverlening en om kwijtschelding kan bezwaar worden gemaakt bij Burgemeester en Wethouders.

  • 2. Voor de behandeling van bezwaarschriften is de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften van toepassing.

    • Q.

      De artikelen 25 tot en met 30 vervallen.

    • R.

      Van artikel 31 vervallen het eerste en tweede lid.

    • S.

      Artikel 31 luidt als volgt:

Artikel 31

Binnen twee weken nadat kennis is genomen van de beslissing op het bezwaarschrift kan de belanghebbende of diens gemachtigde advies vragen aan de Geschillencommissie Volkskrediet, overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Volkskrediet.

ARTIKEL III

Deze verordening treedt in werking op de dag na haar afkondiging.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad, gehouden op 10 februari 1994.

De Secretaris, De Burgemeester,

drs. A. Vermeulen. mr. I.W. Opstelten.

Deze verordening is goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht van 6 april 1994.

Nr. 91.22387 WLz.

Reglement op de Gemeentelijke

Kredietbank van de Dienst Welzijn.

De Raad van de gemeente Utrecht;

gelezen de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1991, nr. 91.22387 Wlz (Gedr. Verz. 1991, nr. 410);

gelet op de Wet op het consumentenkrediet, artikel 42 b, vijfde lid van de verordening op het financieel economisch beheer van de takken van dienst van de gemeente Utrecht en de artikelen 167,188 en 169 van de gemeentewet.

B E S L U I T:

vast te stellen het navolgende

REGLEMENT voor de Gemeentelijke Kredietbank van de Dienst Welzijn.

Waar in dit reglement de mannelijke persoonsvorm wordt gebruikt, dient ook de vrouwelijke persoonsvorm te worden gelezen.

HOOFDSTUK I. DEFINITIES

Artikel 1

In dit reglement en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: Wet op het consumentenkrediet;

  • b.

    bank: de Gemeentelijke Kredietbank (GKB);

  • c.

    N.V.V.K.: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet;

  • d.

    krediettransactie: iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (een kredietnemer) een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen ter aflossing doet;

  • e.

    sociaal krediet: een krediet dat door de bank wordt verstrekt aan de kredietnemer:

  • a.

    die een inkomen geniet dat niet hoger Is dan de eventueel voor hem geldende bijstandsnorm;

  • b.

    in het kader van een schuldregeling, zijnde een zogenoemd saneringskrediet;

  • f.

    een normaal krediet: een door de bank verstrekt krediet niet vallend onder e.;

  • g.

    doorlopend krediet: een krediet waarbij de kredietnemer op verschillende tijdstippen geldsommen bij de kredietgever kan opnemen, voor zover het uitstaand saldo de vastgestelde kredietlimiet niet overschrijdt;

  • h.

    de kredietsom: de geldsom die een kredietnemer in het kader van een krediet ter beschikking wordt gesteld, met dien verstande, dat bij een doorlopend krediet de kredietlimiet als die geldsom wordt aangemerkt;

  • i.

    schuldregeling: het geheel van activiteiten van de bank in het kader van het regelen van schulden;

  • j.

    cliënt: een persoon die gebruik maakt van de dienstverlening door de bank;

  • k.

    commissie GKB: commissie ex artikel 62 van de gemeentewet voor de behandeling van bezwaarschriften.

  • l.

    Geschillencommissie Volkskrediet: een commissie van de N.V.V.K.

HOOFDSTUK II. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2.

De bank heeft tot doel:

  • 1.

    Het op sociaal/maatschappelijk verantwoorde wijze voorzien in de behoefte aan krediet, aan hen die de voorkeur geven aan de bank.

  • 2.

    Het verstrekken van kredieten aan hen die op andere wijze niet voor een krediet in aanmerking komen.

  • 3.

    Het verrichten van schuldregelende activiteiten in preventieve en curatieve zin.

  • 4.

    Het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en ter bestrijding van woeker en overkreditering.

Artikel 3.

De bank tracht dit doel te bereiken door:

  • a.

    het verstrekken van kredieten;

  • b.

    het treffen van schuldregelingen;

  • c.

    het bieden van een sociaal en maatschappelijk verantwoord financieel dienstenpakket;

  • d.

    het geven van voorlichting;

Artikel 4.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn gemachtigd onder door hen te stellen voorwaarden en/of beperkingen aan de directeur van de Dienst Welzijn en aan één of meerdere door hen aan te wijzen ambtenaren, werkzaam bij de bank, het nemen van beslissingen en de daarbij te stellen nadere voorwaarden op aanvragen om kredieten, beslissingen inzake schuldhulpverlening, het aangaan van kredietovereenkomsten, het verlenen van kwijtschelding en de rechtshandelingen in het kader van het opeisen van kredieten, onder behoud van hun verantwoordelijkheid, op te dragen.

  • 2.

    Tegen de beslissingen als bedoeld in het eerste lid kan met inachtneming van hoofdstuk VIl een bezwaarschrift bij Burgemeester en Wethouders worden ingediend.

  • 3.

    De bank zorgt voor de publicatie van de functies van de ambtenaren aan wie bepaalde bevoegdheden zijn overgedragen.

  • 4.

    Burgemeester en Wethouders stellen de bij de bank in gebruik zijnde en door cliënten te ondertekenen formulieren en kredietovereenkomsten vast.

Artikel 5.

  • 1.

    De bank neemt deel aan een stelsel van kredietregistratie door aansluiting bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel en/of diens rechtsopvolger.

  • 2.

    De bank is bevoegd, na instemming van de cliënt aan derden inlichtingen te vragen, welke rechtstreeks verband houden met de aanvraag om krediet, schuldhulpverlening en kwijtschelding.

  • 3.

    De bank is gehouden op verzoek aan een ieder kosteloos een prospectus te verstrekken, waarin tenminste is opgenomen:

    • a.

      de algemene voorwaarden, de tarieven en de effectieve kredietvergoedingspercentages welke van toepassing zijn op de door de bank te verstrekken kredieten;

    • b.

      de wijze waarop informatie wordt verkregen van derden;

    • c.

      de gemeenten vallend onder het werkgebied van de bank;

    • d.

      al datgene wat bij algemene maatregel van bestuur op grond van de wet wordt aangegeven.

Artikel 6.

Tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt, dan wel dit voor de opsporing van een strafbaar feit noodzakelijk is, is ieder personeelslid tegenover een ieder tot geheimhouding verplicht omtrent al hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis komt en ten aanzien waarvan hij behoort te begrijpen dat schending van deze plicht inbreuk maakt op de privacy van de kredietnemer.

Artikel 7.

Artikel 7.

Het kantoor van de bank is voor het publiek geopend op de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen dagen en uren, welke ter openbare kennis worden gebracht.

HOOFDSTUK III. DE AFHANDELING VAN AANVRAGEN

Artikel 8.

  • 1.

    De bank kan krediet verstrekken aan natuurlijke- en rechtspersonen.

  • 2.

    Sociale kredieten kunnen verstrekt worden een hen die woonachtig zijn in de gemeente Utrecht of in een gemeente, vallend binnen het werkgebied van de bank, dan wel woonachtig zijn in een gemeente niet vallend onder het werkgebied en waarvan bekend Is dat het niet behoort tot het werkgebied van een andere Volkskredietbank.

Artikel 9.

  • 1.

    Kredieten, verzoeken om schuldregeling en kwijtschelding kunnen mondeling of schriftelijk bij de bank worden aangevraagd.

  • 2.

    Een mondelinge aanvraag wordt gesteld op de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde formulieren. Dit geschiedt eveneens met een schriftelijke aanvraag, welke niet op een zodanig formulier is gesteld.

  • 3.

    De aanvrager is verplicht om van al datgene wat van belang is voor het verstrekken van een krediet, de aangevraagde schuldhulpverlening en kwijtschelding mededeling te doen, onder overlegging van door de bank verlangde bewijsstukken.

  • 4.

    Het aanvraagformulier wordt ondertekend door degene die de aanvraag indient. Indien de aanvraag wordt ingediend door een derde, dient de instemming ven de aanvrager te blijken uit een overgelegde machtiging.

  • 5.

    De bank tekent de datum ven ontvangst op het formulier aan. Een afschrift wordt op verzoek verstrekt aan de aanvrager en aan eventuele gemachtigde.

  • 6.

    Indien de ingeleverde aanvraagformulieren onvolledig zijn ingevuld kan tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag worden besloten. De bank stelt de cliënt hiervan onmiddellijk in kennis.

  • 7.

    De bank stelt de aanvrager en de eventuele gemachtigde in de gelegenheid de aanvraag mondeling toe te lichten.

  • 8.

    Indien nodig of gewenst maakt de bank hierbij gebruik van een tolk.

Artikel 10.

Het onderzoek dat aan de beslissing inzake de verlening van een krediet, de schuldregeling en de kwijtschelding voorafgaat, strekt zich niet verder uit dan tot datgene wat van belang is voor de verlening van het aangevraagde krediet, de gevraagde schuldregeling en kwijtschelding.

Artikel 11.

  • 1.

    Op de aanvraag voor een normaal krediet en een verzoek om kwijtschelding wordt zo mogelijk binnen zes weken beslist.

  • 2.

    Indien een beslissing meer dan de gestelde zes weken uitblijft kan een bezwaarschrift bij Burgemeester en Wethouders worden ingediend.

Artikel 12.

  • 1.

    Een krediet wordt verstrekt, na ondertekening van een kredietovereenkomst, waarin naast de algemene, bijzondere voorwaarden kunnen worden opgenomen, welke de bank in haar belang en in dat van de kredietnemer noodzakelijk acht.

  • 2.

    Onder de bijzondere voorwaarden zijn o.a. begrepen het afgeven van volmachten of cederen van lonen, pensioenen en uitkeringen.

Artikel 13.

Artikel 13.

De bank neemt niet deel aan krediettransacties zonder te beschikken over genoegzame, andere dan mondelinge, inlichtingen aangaande de kredietwaardigheid van degene voor wie het krediet wordt aangevraagd. De bank houdt van bedoelde inlichtingen aantekeningen in haar administratie, die door de cliënt en/of gemachtigde na afspraak kunnen worden ingezien.

Artikel 14.

  • 1.

    In de beslissing om geen krediet te verstrekken wordt gemotiveerd de reden van afwijzing, alsmede de wijze waarop en binnen welke termijn men bezwaar kan aantekenen, vermeld.

  • 2.

    Indien een aanvrager of zaakwaarnemer zich niet kan verenigen met de gang van zaken rond de afhandeling van de aanvraag om een krediet, een verzoek om kwijtschelding en een schuldregeling of een aanvraag hiertoe kan hij hieromtrent schriftelijk een klacht indienen bij de directeur van de Dienst Welzijn.

  • 3.

    Indien de in het vorige lid bedoelde klacht niet tot een voor de klager aanvaardbaar antwoord heeft geleid, kan klager zich wenden tot de Gemeentelijke Ombudsman.

  • 4.

    Het vorenstaande laat de mogelijkheid van het voorleggen van de klacht aan de Geschillencommissie Volkskrediet, binnen een maand nadat de directeur op de klacht heeft beslist, onverlet.

Artikel 15.

Van elke kredietovereenkomst wordt een onderhandse akte opgemaakt waarin tenminste worden vermeld:

  • a.

    de naam en het adres van ieder der partijen;

  • b.

    de kredietsom in cijfers en in letterschrift;

  • c.

    het totaalbedrag van de kredietvergoeding, voor zover het niet betreft een doorlopend krediet of een krediet waarbij de kredietvergoeding variabel is;

  • d.

    het effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis, berekend op de door de minister van Economische Zaken op grond van de wet aangegeven wijze;

  • e.

    de betalingsregeling;

  • f.

    de bedingen betreffende zekerheidsrechten van de kredietgever, met inbegrip van een aanduiding van de zaak of zaken waarop die rechten rusten en (voor zover het een overeenkomst betreft aangaande een normaal krediet) de ingevolge artikel 40 tweede lid van de wet, geldende regeling betreffende overgang van eigendom;

  • g.

    de bevoegdheid van de kredietnemer tot volledige of gedeeltelijk vervroegde aflossing;

  • h.

    plaats en datum van ondertekening.

Artikel 16.

Na het sluiten van de kredietovereenkomst wordt:

  • a.

    de kredietsom, die bij de overeenkomst is bepaald, terstond door de bank in zijn geheel een de kredietnemer ter beschikking gesteld;

  • b.

    de kredietnemer, bij een doorlopend krediet, in staat gesteld geldsommen bij de bank op te nemen, voorzover het saldo van deze bedragen de kredietlimiet niet overschrijdt.

  • c.

    aan de cliënt een afschrift van de door betrokken partijen ondergetekende overeenkomst verstrekt.

HOOFDSTUK IV. AFLOSSING

Artikel 17.

Bij de vaststelling van de betalingsregeling van sociale en normale kredieten wordt rekening gehouden met de aflossingscapaciteit/ draagkracht ven de kredietnemer. De aflossingscapaciteit/ draagkracht wordt bepaald aan de hand van de in het maatschappelijk verkeer aanvaarde normen.

Artikel 18.

Artikel 18.

Van elke aflossing wordt aan de kredietnemer een bewijs verstrekt, tenzij betaling Is geschied door tussenkomst van een aan het giraal verkeer deelnemende instelling. De bank verstrekt op aanvraag een overzicht van de gedane aflossingen.

Artikel 19.

Na algehele aflossing wordt de kredietnemer geïnformeerd en wordt hem op verzoek kosteloos een gespecificeerde afrekening verstrekt.

Artikel 20.

De kredietnemer is te allen tijde bevoegd tot gehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing.

Artikel 21.

  • 1.

    Indien een krediet met een van te voren vastgelegde kredietsom is overeengekomen kunnen door de bank vergoedingen in rekening gebracht worden:

    • a.

      voor de afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de krediettransactie;

    • b.

      indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de transactie;

    • c.

      indien de kredietnemer vervroegd aflost.

  • 2.

    Indien een doorlopend krediet met een van te voren vastgestelde kredietlimiet is overeengekomen, is eerste lid, sub a en b van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De kredietvergoedingen worden, met inachtneming van de richtlijnen van het ministerie van Economische Zaken, vastgesteld door Burgemeester en Wethouders.

Hoofdstuk V. OPEISING VAN DE KREDIETEN

Artikel 22.

De bank is bevoegd het krediet vervroegd op te eisen, indien:

  • a.

    de kredietnemer gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen maandtermijn, en na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen;

  • b.

    de kredietnemer Nederland metterwoon heeft verlaten dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de kredietnemer Nederland metterwoon binnen enkele maanden zal verlaten;

  • c.

    de kredietnemer is overleden en de kredietgever gegronde redenen heeft om aan te nemen dat zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet zullen worden nagekomen;

  • d.

    de kredietnemer in staat van faillissement is komen te verkeren;

  • e.

    de kredietnemer de tot zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd;

  • f.

    de kredietnemer aan de kredietgever, met het oog op het aangaan van de overeenkomst, bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de bank de overeenkomst geheel niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan, indien hem de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest.

HOOFDSTUK VI. SCHULDREGELING

Artikel 23.

  • 1. De bank stelt zich ten doel ten behoeve van hen die zich in uitzichtloze schuldposities bevinden, dan wel daarin dreigen te geraken, hulp te bieden.

  • 2. De hulp kan zowel een begeleidend, consulterend, en een regelend karakter hebben. E.e.a. kan plaatsvinden in preventieve dan wel curatieve zin.

  • 3. De door de bank verrichte werkzaamheden in geval van schuldregeling zullen plaatsvinden overeenkomstig de "Gedragscode Schuldregeling" van de NVVK. Wijzigingen in de "Gedragscode Schuldregeling" behoeven de instemming van Burgemeester en Wethouders.

  • 4. Bij het regelen van schulden is de primaire taak van de bank het verstrekken van saneringskredieten, het bemiddelen tussen schuldeisers en derden zodat een regeling betreffende de schuldposities getroffen kan worden.

  • 5. Begeleiding kan de bank geven dan wel doen geven door instellingen welke op dit terrein werkzaam zijn.

  • 6. Kosten van schuldregeling kunnen (voorzover deze niet bestreden kunnen worden uit een terzake verstrekt krediet) aan de schuldenaar in rekening worden gebracht, tot een maximum als bepaald in de "Gedragscode Schuldregeling" van de NVVK.

  • 7. Bij de vaststelling van de betalingsregeling in het kader van een schuldregeling, wordt rekening gehouden met de aflossingscapaciteit/ draagkracht van de schuldenaar. De aflossingscapaciteit/ draagkracht wordt bepaald aan de hand van de in het maatschappelijk verkeer aanvaarde normen.

HOOFDSTUK VIl. BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN

Artikel 24.

  • 1.

    Indien een cliënt zich niet kan verenigen met een beslissing op een aanvraag om een krediet, kwijtschelding en schuldregeling kan hij binnen zes weken een bezwaarschrift indienen bij Burgemeester en Wethouders.

  • 2.

    De termijn van indiening vangt aan met ingang van de dag volgend op de datum van verzending van het besluit.

  • 3.

    Een bezwaarschrift, gericht tegen het uitblijven van een beslissing op een aanvraag om krediet of verzoek om kwijtschelding, kan binnen zes weken ne de datum waarop het besluit genomen had moeten worden, worden ingediend.

Artikel 25.

  • 1.

    Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het adres van de indiener;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een omschrijving, dan wel een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar Is gericht;

    • d.

      de gronden van het bezwaar;

  • 2.

    Is het bezwaarschrift namens betrokkene door een zaakwaarnemer, niet zijnde een advocaat, ingediend dan moet het bezwaarschrift zowel door de betrokken cliënt als de zaakwaarnemer zijn ondertekend.

  • 3.

    Indien het bezwaarschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

Artikel 26.

Burgemeester en Wethouders bevestigen de ontvangst van het bezwaarschrift schriftelijk en zenden het vervolgens om een reaktie naar de bank. De bank stuurt binnen 14 dagen een schriftelijke reaktie, alsmede de van belangzijnde stukken naar het secretariaat van de commissie GKB.

Artikel 27.

Burgemeester en wethouders stellen bezwaarde en eventuele gemachtigde in de gelegenheid zich te doen horen door de commissie GKB.

Artikel 28.

  • 1.

    De commissie GKB adviseert Burgemeester en Wethouders over de ingekomen bezwaarschriften.

  • 2.

    De commissie kan desgevraagd of uit eigen beweging Burgemeester en Wethouders adviseren over algemene vraagstukken die samenhangen met het takenpakket van de bank.

  • 3.

    De commissie is samengesteld uit twee door de Raad aangewezen raadsleden en twee leden afkomstig uit het particulier initiatief.

  • 4.

    De leden worden door Burgemeester en Wethouders benoemd.

  • 5.

    De leden hebben, behoudens tussentijdse aftreding, zitting voor de duur van vier jaren. Voor de raadsleden is de zittingsduur gelijk aan de zittingsduur van de Gemeenteraad. De zittingsduur van de leden afkomstig uit het particulier initiatief begint en eindigt halverwege de zittingsduur van de Gemeenteraad. Het lid dat tussentijds is benoemd, treedt af op het gewone tijdstip van aftreden.

  • 6.

    De commissie wijst uit haar midden één raadslid als voorzitter en één raadslid als plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 7.

    Burgemeester en Wethouders voegen aan de commissie een secretaris toe, deze heeft een adviserende stem.

  • 8.

    De commissie is niet bevoegd een advies uit te brengen, indien niet tenminste de voorzitter c.q. plaatsvervangend voorzitter en één lid aanwezig zijn.

Artikel 29.

  • 1.

    Gedurende één week voor de hoorzitting ligt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voor belanghebbenden bij het secretariaat van de commissie ter inzage.

  • 2.

    De secretaris zendt tijdig voor elke hoorzitting aan de voorzitter en leden van de commissie afschriften van de in het eerste lid genoemde stukken toe.

  • 3.

    Een beslissingsbevoegde ambtenaar van de bank wordt voor de hoorzitting uitgenodigd en in de gelegenheid gesteld het standpunt van de bank ten aan zien van het bezwaarschrift, in het bijzijn van belanghebbende, toe te lichten.

  • 4.

    De vertegenwoordiger van de bank is gehouden op verzoek van de leden van de commissie, in het bijzijn van belanghebbende, inlichtingen te verstrekken.

  • 5.

    Het horen vindt niet in het openbaar plaats.

  • 6.

    Van het horen wordt een verslag gemaakt, dat kosteloos door belanghebbenden bij het secretariaat ken worden opgevraagd.

  • 7.

    Voor de behandeling van het bezwaar is geen recht verschuldigd.

Artikel 30.

Het bepaalde in artikel 6 is mede van toepassing ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften.

Artikel 31.

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders beschikken op het bezwaarschrift in beginsel binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

  • 2.

    Indien de commissie een nader onderzoek laat instellen, waardoor niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan worden beslist op het bezwaarschrift, ontvangt belanghebbende hiervan onverwijld schriftelijk bericht.

  • 3.

    Binnen twee weken nadat kennis is genomen van de beslissing op het bezwaarschrift kan cliënt of een door hem daartoe gemachtigde zaakwaarnemer, overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Volkskrediet, advies vragen aan de Geschillencommissie Volkskrediet.

HOOFDSTUK IX. SLOTBEPALINGEN

Artikel 32.

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter uitvoering van dit reglement nadere regelen te stellen, dit onder de voorwaarde dat hierover vooraf de betrokken raadscommissie wordt gehoord.

Artikel 33.

Dit reglement treedt op 1 januari 1992 in werking.

Artikel 34.

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit reglement vervalt het Reglement voor de Gemeentelijke Kredietbank, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 oktober 1971 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 17 november 1983 en wordt de Verordening bestuurscommissie Gemeentelijke Kredietbank, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 oktober 1971, ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad, gehouden op 12 december 1991.

De Secretaris, De Burgemeester,