Regeling vervallen per 01-01-2013

Organisatieverordening Brandweer Utrecht 2001

Geldend van 03-01-2001 t/m 31-12-2012

Intitulé

Organisatieverordening Brandweer Utrecht 2001

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Organisatieverordening Brandweer Utrecht 2001.

(raadsbesluit van 2 januari 2001)

De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 20 december 2000

Besluit

vast te stellen de volgende:

Organisatieverordening Brandweer Utrecht 2001

Artikel 1 Plaats en Taak

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beschikken over een gemeentelijke brandweer ter uitvoering van de taken, die voortvloeien uit de aan hen ingevolge artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet 1985 opgedragen zorg voor:

    • -

      het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • -

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

  • 2.

    Tot de taak van de brandweer behoort tevens de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet Rampen en Ongevallen.

  • 3.

    Tot de taak van de brandweer behoort tevens de advisering op de overige aspecten van de veiligheidsketen, t.w.: de proactie en de preventie.

  • 4.

    Tot de taak van de brandweer behoort tevens de uitvoering van de werkzaamheden ter zake van het beperken en het bestrijden van milieu-incidenten.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen andere werkzaamheden, dan bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid genoemde taken, aanwijzen die de brandweer verricht. Van elke aanwijzing als hier bedoeld doen burgemeester en wethouders mededeling aan de gemeenteraad.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders dragen bij de uitvoering van deze verordening en overige regelingen, met betrekking tot de in het eerste tot en met het vijfde lid genoemde taken van de gemeentelijke brandweer, zorg voor de goede coördinatie met de gemeenschappelijke regeling

“Regionale Brandweer Utrecht”.

Artikel 2 Personeel

  • 1.

    Het personeel van de gemeentelijke brandweer bestaat in ieder geval uit: één commandant, één plaatsvervanger en rayoncommandanten.

  • 2.

    Daarnaast dient de brandweer over voldoende gekwalificeerd personeel te beschikken. De totale personeelssterkte moet in elk geval zodanig zijn dat de uitvoering van de brandweertaken, zoals omschreven in artikel 1, te allen tijde op doeltreffende wijze verzekerd is.

  • 3.

    Het personeel, bedoeld in het eerste en tweede lid, is samengesteld uit:

    • -

      personeel dat, na vrijwillige beschikbaarstelling, is aangesteld om anders dan bij wijze van beroep werkzaamheden bij de brandweer te verrichten;

    • -

      personeel dat is aangesteld om bij wijze van beroep werkzaamheden bij de brandweer te verrichten.

  • 4.

    Indienstneming van het personeel, bedoeld in het derde lid, onder a, geschiedt met inachtneming van de bepalingen van de voor dit personeel bij verordening vast te stellen rechtspositieregeling.

Artikel 3 Huisvesting en materieel

De huisvesting en de totale materieelsterkte moeten in elk geval zodanig zijn dat de uitvoering van de brandweertaken, zoals omschreven in artikel 1, te allen tijde op doeltreffende wijze verzekerd is.

Artikel 4 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een zodanige bluswatervoorziening en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde op doeltreffende wijze verzekerd is.

Artikel 5 Melding en alarmering

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een voorziening zodat een melding aan de brandweer en de alarmering van de brandweer te allen tijde op doeltreffende wijze verzekerd is.

Artikel 6 Instructies

De commandant brandweer Utrecht heeft de algemene leiding en het bevel over de brandweer, overeenkomstig de voor hem door burgemeester en wethouders vast te stellen instructies.

Artikel 7 Citeertitel en inwerkingtreding

1.Deze verordening kan worden aangehaald als: Organisatieverordening

Brandweer Utrecht 2001.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na besluitvorming.

  • 3.

    Met ingang van die datum wordt de Organisatieverordening Brandweer, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 mei 1996, zoals deze sedertdien is gewijzigd, ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 2

januari 2001.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. W.J.P. Kok Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking is geschied op 17 januari 2001.

Deze verordening is in werking getreden op 3 januari 2001.

BijlagebehorendebijGemeentebladvanUtrecht2001,nr.7

Artikel 1.

Li d 1

De kerntaken verwoordt in dit lid zijn overgenomen uit art. 1 lid 1 van de Brandweerwet 1985. Hierin is aan Burgemeester en Wethouders de zorg opgedragen, voor het voorkomen, het bestrijden, het beperken van brand en het verlenen van spoedeisende technische hulp. In lid 4 van dat artikel is de feitelijk uitvoering van deze taken gelegd bij de brandweer.

Onder spoedeisende technische hulpverlening wordt verstaan: het beperken en bestrijden van gevaar voor mens en dier, bij ongevallen anders dan bij brand. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het bevrijden van beknelde slachtoffers uit een voertuig bij een verkeersongeval òf instortingen.

Li d 2

Met de uitvoering van de werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in art. 1 lid 3, van de Brandweerwet en artikel 1 van de Wet Rampen en Ongevallen is, in het kader van de organisatie van de rampenbestrijding, een wezenlijk element aan de taak van de brandweer toegevoegd. Hiermede is de rampenbestrijding ook een kerntaak van de brandweer geworden.

Li d 3

Naast het bestrijden van incidenten, adviseert de brandweer op het gebied van pro-actie en preventie. Participatie van de brandweer in deze fasen van de zogenoemde veiligheidsketen is onontbeerlijk. De veiligheidsketen bestaat uit de navolgende schakels: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. Onder pro-actie wordt verstaan het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht, aan het

voorkomen van risicodragende objecten en activiteiten in of nabij woongebieden. Met name bij het ontwikkelen van structuur-, streek-, en bestemmingsplannen, maar ook bij wijken buurtplannen, kan de brandweer een belangrijke bijdrage leveren. Ook in de planfase is integrale veiligheid van essentieel belang. Door meer aandacht voor de gehele veiligheidsketen wordt de

(brand)veiligheid verbeterd, ook bij de bestrijding van incidenten.

De preventie, het brandveilig ontwerpen en gebruiken van gebouwen en andere inrichtingen, beperkt het voorkomen van ongewenste incidenten. Directe oorzaken van onveiligheid, worden daarmee beheerst. Op grond van ervaring en deskundigheid, is de brandweer de aangewezen instantie om uitvoerende diensten en instanties hieromtrent bij vergunningverlening te adviseren.

Li d 4

Het beperken en het bestrijden van milieu-incidenten is formeel geen (wettelijke) kerntaak van de brandweer, voor zover er geen direct gevaar voor mens en dier bestaat. De paraatheid en de uitrusting van de brandweer zijn wel zodanig, dat bij milieu-incidenten snel en effectief kan worden opgetreden en daarmee erger kan worden voorkomen. Ook bij de verontreiniging van wegen, zoals bijvoorbeeld door vrijgekomen olie, brandstof of gevaarlijke stoffen na een ongeval, kan de brandweer direct optreden. Hierover bestaan afspraken met de wegbeheerders.

Li d 5

Deze extra werkzaamheden (taken) en de werkzaamheden genoemd in lid 3 en 4 worden gezien als dienstverlening. De kosten van deze dienstverlening kunnen, op grond van de legesverordening, aan belanghebbenden in rekening worden gebracht. De tarieven worden periodiek vastgesteld.

Li d 6

Een goede coördinatie van werkzaamheden met de Regionale Brandweer is noodzakelijk. Daarom is een coördinatiebepaling opgenomen in het zesde lid. Het gaat daarbij in het bijzonder om een goede onderlinge afstemming van de uitvoering van die lokale brandweertaken, die een raakvlak hebben met regionale taken.

Artikel 2.

Li d 1 e n 2

Het aantal voldoende gekwalificeerde personeelsleden moet zodanig zijn, dat de uitoefening van de aan de brandweer opgedragen taken te allen tijde is verzekerd. Voor de kwalificatie is het Besluit Brandweerpersoneel van 3 mei

1991 (Stb 276) het uitgangspunt. De Handleiding Brandweer-zorg en het onderzoek van het ingenieursbureau SAVE naar de dekking van het brandrisico in de gemeente Utrecht, zijn voor de sterktebepaling, de uitgangspunten. Deze sterkte kan door de expansie van de stad, eventuele nieuwe taken, het project “Versterking Brandweer” en andere ontwikkelin-gen in de toekomst veranderen. In het nog op te stellen Meerjarenplan Brandweer, zal een beleidsvisie in het kader van dit project worden opgenomen. De consequenties van dit project maar ook andere externe invloeden voor de personeelsen materieelsterkte zullen hierin worden onderbouwd. De personeelssterkte staat in rechtstreeks verband met het benodigde brandweeruitrukmaterieel, zoals vermeldt in artikel 3 van deze organisatieverordening.

In het kader van wijkgericht werken, heeft met ingang van 1 januari 1996, een organisatieverandering plaats gevonden. De stad Utrecht is daarbij verdeeld in vijf rayons, elk onder leiding van een Rayon Commandant, te weten: Rayon Zuid, Rayon Oost, Rayon Centrum, Rayon Noord en Rayon Zuilen. In het laatst genoemde rayon worden met name de repressieve taken van de brandweer door de vrijwillige dienst uitgevoerd.

Na samengaan van de Gemeenten Utrecht en Vleuten – de Meern zijn 2 rayons toegevoegd te weten de rayons Vleuten en De Meern. Ook hier worden de repressieve taken door vrijwilligers uitgevoerd.

Voor het op peil houden van de kwaliteit van de brandweer als parate organisatie is het vanzelfsprekend, dat het personeel door opleiding en oefening de voor de goede uitvoering van de taken de vereiste kennis en vaardigheid verkrijgt en onderhoudt.

Li d 3 e n 4

Het beroepspersoneel genoemd onder lid 3b, valt onder de Arbeidsvoorwaardenregeling Utrecht. Dit is niet het geval voor het vrijwillige personeel genoemd onder lid 3 a. Voor dit personeel zal de rechtspositieregeling in een apart vast te stellen verordening worden opgenomen. Een ontwerpverordening ontvangt u te zijner tijd.

Artikel 3.

De aard, omvang, en de uitrusting van het brandweermaterieel alsmede, de plaats waar en de wijze waarop dit wordt ondergebracht, is afhankelijk van de in de gemeente aanwezige risico's bij brand en andere incidenten. Hierbij spelen het aantal, de ligging, de omvang en de aard van de risico-objecten, een rol. Daarnaast zijn de plaatsen en de capaciteiten van de bluswatervoorzieningen, alsmede de verkeersmogelijkheden en -belemmeringen, van betekenis. Een en ander betekent voor deze gemeente, dat het aantal brandweerposten momenteel op tenminste zeven is vastgesteld.

Artikel 4.

De bluswatervoorziening dient te zijn afgestemd op de in toelichting bij artikel

3 bedoelde omstandigheden. Van de bluswatervoorziening moet vanzelfsprekend een onbelemmerd gebruik kunnen worden gemaakt.

Artikel 5.

Een snelle en efficiënte inzet van de brandweer is in hoge mate afhankelijk van betrouwbare, permanent beschikbare meldingsen alarmeringsvoorzieningen. Op grond van artikel 3, lid 2, sub 1a, van de Brandweerwet 1985, dient de Regionale Brandweer zorg te dragen voor het instellen en instandhouden van een regionale alarmcentrale. Deze alarmcentrale is ondergebracht in de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht (GMU).

Artikel 6.

In dit artikel wordt de grondslag gelegd voor de éénhoofdige leiding en de gezagsverhouding, die voor een goed functioneren van de brandweer en bij crisisbesluitvorming onmisbaar worden geacht. Dit wordt nader opgenomen in een nog vast te stellen Ambtsinstructie Commandant Brandweer.

Het opperbevel bij brand, alsmede bij ongevallen anders dan bij brand en rampen, ligt in handen van de Burgemeester. Hij legt hieromtrent, verantwoording af aan de Raad.

Artikel 7.

In dit artikel is de naam van deze verordening, de Organisatieverordening Brandweer Utrecht 2000 vastgesteld en de intrekking van de oude verordening geregeld.