Regeling vervallen per 31-01-2013

Verordening op de rekenkamer gemeente Utrecht

Geldend van 24-02-2011 t/m 30-01-2013

Verordening op de Rekenkamer gemeente Utrecht

(raadsbesluit van 24 juni 2004, waarin opgenomen

het raadsbesluit van 13 januari 2005)

De raad van de gemeente Utrecht, gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 10 juni 2004

Besluit

vast te stellen de volgende

VERORDENING op de Rekenkamer gemeente Utrecht

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Gemeentewet;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamer;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    commissie: commissie voor de rekenkamer;

  • e.

    rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Utrecht;

Toelichting:

Dit artikel bevat enkele definities ter voorkoming dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. Krachtens artikel 182 van de gemeentewet onderzoekt de rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Ter voorkoming van verwarring rond deze begrippen wordt hierbij aangegeven wat hieronder wordt verstaan:

  • ·

    onderzoek naar de doelmatigheid betreft onderzoek naar de verhouding tussen kosten en de gerealiseerde effecten (hadden de doelstellingen van beleid niet met minder middelen gerealiseerd kunnen worden c.q. kunnen er niet meer resultaten behaald worden met dezelfde inzet van middelen?).

  • ·

    onderzoek naar de doeltreffendheid betreft onderzoek naar de mate waarin de beoogde effecten dankzij het gevoerde beleid worden bereikt.

  • ·

    onderzoek naar de rechtmatigheid betreft onderzoek naar de mate waarin wordt voldaan aan de wettelijke kaders en regelgeving bij de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten. Artikel 182 van de Gemeentewet vermeldt nog eens expliciet dat hieronder niet wordt verstaan de controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

Artikel 2 Rekenkamer

  • 1.

    Er is een rekenkamer.

  • 2.

    De rekenkamer bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden.

  • 3.

    De leden van de rekenkamer zijn niet ondergeschikt aan enig orgaan.

Toelichting:

De raad kan op grond van de Gemeentewet een rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de rekenkamer zal hebben (artikel 81b). Daarin voorziet het tweede lid.

Artikel 3 Commissie voor de rekenkamer

  • 1.

    Er is een raadscommissie voor de rekenkamer.

  • 2.

    De commissie heeft de volgende taken:

    • a.

      het aanbevelen van de kandidaten voor het lidmaatschap en plaatsvervangend lidmaatschap in de rekenkamer;

    • b.

      het adviseren van de raad over de rapporten als genoemd in artikel 11, vierde lid van deze verordening;

    • c.

      het onderhouden van de contacten van de raad met de rekenkamer.

Toelichting:

In deze verordening wordt ervan uitgegaan dat de beslissingen van de raad over de rekenkamer worden voorbereid door een commissie uit de raad, die hier wordt aangeduid als de commissie voor de rekenkamer (hierna: de commissie). Vooralsnog zal deze taak worden waargenomen door de commissie Accountantsoverleg.

Artikel 4 Benoeming leden

  • 1.

    De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer op aanbeveling van de commissie.

  • 2.

    De commissie doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a.

      de mededeling dat hij de benoeming als lid zal aanvaarden, en

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 3.

    Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegt de commissie overleg met de rekenkamer.

  • 4.

    De rekenkamer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan die bij ontstentenis van de voorzitter diens taken waarneemt.

  • 5.

    Als de voorzitter door de raad wordt ontslagen of op non-actief wordt gesteld kan de raad voor de tijdelijke vervanging in de functie van voorzitter een van het vierde lid van dit artikel afwijkende regeling treffen.

Toelichting:

Het eerste lid van artikel 4 van de verordening bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van de commissie. Gezien het belang van de rekenkamer is het zaak dat dergelijke beslissingen door de raad zelf worden genomen. De voordracht is niet bindend en is louter bedoeld ter voorbereiding van de benoeming door de raad.

Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een kandidaat-lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 4 van de verordening bepaalt dat de commissie de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de commissie de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet openbaar moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. In deze verordening is er voor gekozen dat dit overleg plaats vindt met de commissie. Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het vierde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen.

Artikel 5 Benoeming plaatsvervangende leden

  • 1.

    De raad benoemt maximaal twee plaatsvervangend leden. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Een plaatsvervangend lid kan door de voorzitter volgens een door de raad bepaalde volgorde worden opgeroepen een lid tijdelijk te vervangen, als dat lid door de raad op non-activiteit is gesteld dan wel bij voorziene afwezigheid anderszins, dan wel voor het tijdelijk ondersteunen van de werkzaamheden van de rekenkamer.

  • 3.

    De voorzitter kan de plaatsvervangende leden oproepen deel te nemen aan bepaalde werkzaamheden. Zij hebben dan dezelfde bevoegdheden als de gewone leden; zij maken dan tevens deel uit van de rekenkamer.

  • 4.

    De bepalingen van deze verordening zijn op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

Toelichting:

Dit artikel handelt over de mogelijkheid voor de raad plaatsvervangende leden te benoemen. Indien wordt gekozen voor een college van vijf leden is het benoemen van plaatsvervangende leden overbodig. Wanneer gekozen wordt voor het benoemen van drie leden (zie artikel 2, tweede lid van deze verordening) kan het nuttig zijn twee plaatsvervangende leden te benoemen.

Er bestaat geen verplichting toe; in de wet betreft het een kan-bepaling (artikel 81c, derde lid). Een optie zou kunnen zijn om een college van drie te benoemen en twee plaatsvervangende leden. Deze zouden niet alleen als vervangers kunnen optreden in geval van op non-actief stelling of andere langdurige ontstentenis maar ook door de voorzitter kunnen worden opgeroepen voor het tijdelijk ondersteunen van de werkzaamheden.

Artikel 6 Ontslag en non-activiteit

  • 1.

    De commissie bericht de raad als één van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert de commissie de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-actief stellen van het desbetreffende lid.

  • 3.

    De commissie adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

Toelichting:

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties. In de verordening is ervoor gekozen de commissie hierin een initiërende rol te laten vervullen.

Artikel 7 Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid.

  • 3.

    De voorzitter doet jaarlijks voor 1 juni een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Toelichting:

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een waarborg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak.

De rekenkamer is voor de besteding van het budget wel verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

Artikel 8 Rechtspositie leden van de rekenkamer

  • 1.

    Leden en van de rekenkamer vallen niet onder de ambtelijke rechtspositie van de gemeente.

  • 2.

    Leden van de rekenkamer ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding. Voor de voorzitter bedraagt deze vergoeding 80% van de maximale vergoeding die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden. De leden die geen voorzitter zijn ontvangen een vergoeding ter hoogte van 40% van de maximale vergoeding die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden. De plaatsvervangend leden van de Rekenkamer ontvangen een vergoeding ter hoogte van minimaal 10% en maximaal 40% van de maximale vergoeding die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden. Daarnaast kunnen de leden gemaakte reis- en verblijfskosten declareren conform het Reisbesluit binnenland en de Reisregeling binnenland

Toelichting:

In dit artikel is de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen aangegeven. Op grond van artikel 81k van de Gemeentewet stelt de raad de vergoeding voor de werkzaamheden van de leden en een tegemoetkoming in de kosten vast.

Artikel 9 Rechtspositie ambtenaren van de rekenkamer

  • 1. Personen die op voordracht van de voorzitter van de rekenkamer door het college van burgemeester en wethouders zijn benoemd als ambtenaar van de rekenkamer zijn aan de rekenkamer verantwoording verschuldigd.

  • 2. De ambtelijke rechtspositie is op deze ambtenaren van toepassing voor zover deze geen ondergeschiktheid impliceert aan de raad of het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10 Verzoek

  • 1.

    De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek.

  • 2.

    De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Toelichting:

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken er zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 11 Rapportage en terugkoppeling

  • 1.

    De rekenkamer stelt de onderzochte partij schriftelijk op de hoogte van de (nog niet gepubliceerde) conceptnota van bevindingen.

  • 2.

    De rekenkamer stelt de betrokken partij in de gelegenheid om binnen drie weken schriftelijk te reageren op de conceptnota van bevindingen.

  • 3.

    Na vaststelling door de rekenkamer van de nota van bevindingen wordt een bestuurlijke nota met conclusies en aanbevelingen door de rekenkamer opgemaakt. Bestuurlijke nota en de nota van bevindingen worden aan het college gestuurd voor een schriftelijke reactie binnen vier weken. Het college deelt tenminste mee in zijn bestuurlijke reactie:

    • a.

      welke conclusies en aanbevelingen worden gedeeld;

    • b.

      de motivering indien conclusies en aanbevelingen niet worden gedeeld.

  • 4.

    De bestuurlijke nota en nota van bevindingen worden inclusief de bestuurlijke reactie van het college en het nawoord van de rekenkamer aan de commissie aangeboden, die zorgdraagt voor doorgeleiding naar de raad.

  • 5.

    De rekenkamer kan door de commissie worden uitgenodigd de behandeling van het rapport in een of meer raadscommissies bij te wonen om daar het rapport toe te lichten en eventuele vragen te beantwoorden.

  • 6.

    De rapporten en overige stukken worden door de raad in zijn vergadering, binnen drie maanden na ontvangst, behandeld. Daarbij stelt de raad een termijn vast waarbinnen het college met een plan van aanpak dient te komen ter uitvoering van de door de raad overgenomen aanbevelingen.

Toelichting:

De rekenkamer waarborgt de juistheid van haar bevindingen door de onderzochte partijen in de gelegenheid te stellen onjuistheden in de nota van bevindingen (het feitenverslag) aan te geven: de procedure van ambtelijk hoor en wederhoor. Na vaststelling van de nota van bevindingen formuleert de rekenkamer een bestuurlijke boodschap met conclusies en aanbevelingen en legt die vast in een bestuurlijke nota. Nota van bevindingen en bestuurlijke nota worden aan het college voorgelegd voor een bestuurlijke reactie (de procedure van bestuurlijk hoor en wederhoor). Het geheel, inclusief bestuurlijke reactie van het college en een nawoord van de rekenkamer, wordt aangeboden aan de commissie. Vervolgens wordt onder de verantwoordelijkheid van de commissie een ontwerpraadsvoorstel gemaakt inzake de conclusies en aanbevelingen van de rekenkamer.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005

Artikel 13 Intrekking oude regeling

De bestaande Verordening op de Rekenkamercommissie 2001 (Gemeenteblad van Utrecht 2001, nrs. 16 en 23) treedt per 1 januari 2005 buiten werking.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening op de rekenkamer gemeente Utrecht.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 24 juni 2004

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking is geschied op 14 juli 2004.

Deze verordening is in werking getreden op 1 januari 2005