Handreiking afzien handhavend optreden ten aanzien van bewoning van niet daarvoor bestemde of naar aard en gebruik geschikte ruimten

Geldend van 14-10-2010 t/m heden

Intitulé

Handreiking afzien handhavend optreden ten aanzien van bewoning van niet daarvoor bestemde of naar aard en gebruik geschikte ruimten

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010 Nr. 95

Handreiking afzien handhavend optreden ten aanzien van bewoning van niet daarvoor bestemde of naar aard en gebruik geschikte ruimten(collegebesluit van 5 oktober 2010)

Het college van burgemeester en wethouders,

gelet op artikel 4:81 jo. 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht,

BESLUIT:

  • I.

    dat de bijgevoegde handreiking wordt gehanteerd bij de afweging om de gedoogparagraaf uit de Handreiking Handhavingsstrategie openbare en bebouwde ruimte toe te passen voor zover het handelen in strijd met het bestemmingsplan of met de Woningwet betreft in het kader van tijdelijke bewoning van niet daarvoor bestemde of naar aard en gebruik geschikte ruimten.

  • II.

    dat gedoogbesluiten op basis van deze handreiking in mandaat worden genomen door de wethouder Ruimtelijke Ordening en Wonen.

III dit besluit in werking treedt een dag na publicatie in het Ons Utrecht.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 5 oktober 2010.

De secretaris, De burgemeester,

J.Bakker Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 13 oktober 2010.

Deze handreiking treedt in werking met ingang van 14 oktober 2010.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010, NR. 95

1. Aanleiding

In 2009 en 2010 is het project 'Bewoonde Andere Ruimte' (BAR) uitgevoerd. Daarbij is geconstateerd dat in veel panden wordt gewoond, die niet voor bewoning zijn bestemd of naar aard en gebruik hier niet geschikt voor zijn.

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaving. Toch kan in sommige gevallen handhaving disproportioneel zijn. Het gaat dan om bedrijven die bewoning in panden toestaan om wederrechtelijk gebruik, inbraak, vandalisme of verpaupering te voorkomen of het pand zodoende het meest doelmatig te gebruiken. Voorheen stond dit bekend als 'anti-kraak'. Deze panden worden bewoond met toestemming van de eigenaar.

Deze handreiking is bedoeld om duidelijkheid te creëren over de omstandigheden waaronder de gemeente kan afzien van handhavend optreden. Hiertoe is een aantal punten opgenomen waarbij voor elk geval de belangen worden afgewogen. Dit betekent dat aan de hand van onderstaande punten van geval tot geval wordt afgewogen hoe het College kan handelen. Maatwerk blijft dus geboden.

2. Relatie met handhavingstrategie

Het College heeft in de 'Handreiking handhavingsstrategie openbare en bebouwde ruimte' bepaalt dat in Utrecht in principe niet wordt gedoogd. Echter soms is er sprake van zeer bijzondere omstandigheden en dan kan het noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn, dat van bestuursrechtelijk handhavend optreden wordt afgezien.

In de zeer bijzondere omstandigheid dat er sprak is van overmacht kan worden afgezien van bestuursrechtelijk handhavend optreden.

Indien een dergelijk bijzonder geval zich voordoet gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a.

    het gedogen wordt zoveel mogelijk in omvang en/of tijd beperkt;

  • b.

    het gedogen gebeurt schriftelijk en op basis van een zorgvuldige kenbare belangenafweging in een besluit.

3. Omgevingsanalyse

Het blijkt dat er ongeveer 75 panden bewoond zijn waarbij dit in strijd is met het bestemmingsplan. Het betreft een groot aantal bedrijfspanden. Vanwege de huidige economische crisis neemt dit aantal maandelijks toe. In de laatste vastgoedmonitor, vastgesteld in december 2009, is opgenomen dat 7% van de bedrijfspanden leegstaat. Dit percentage stijgt. De vraag naar een belangenafweging voor het handhavend optreden zal dan ook blijven bestaan.

De ervaring is dat de eigenaren altijd streven naar het verhuren van het bedrijfspand als kantoorruimte. Verder is de ervaring dat de panden waarbij deze problematiek geldt vrijwel altijd buiten het centrum zijn gelegen. Tot slot blijkt dat in andere gemeenten geen vergelijkbaar beleid of uitgangspunten zijn opgesteld.

4. Jurisprudentie

In de jurisprudentie is voor bestuursorganen het uitgangspunt om handhavend op te treden. Hiervan kunnen bestuursorganen afzien in bijzondere gevallen waarbij de belangen van de overtreder onevenredig wordt aangetast in verhouding met de te beschermen doelen. Ingeval van BAR-panden kan deze situatie voorkomen. Dit is mogelijk door een gedoogbesluit te nemen, al dan niet onder mandaat van het College.

Het is niet mogelijk om een gedoogbesluit te maken per organisatie, die als taak heeft om tijdelijke bewoning te organiseren. Argument hierbij is dat het College een belangenafweging moet maken per individueel geval of handhaving proportioneel zou zijn en aan onderstaande voorwaarden/belangenafweging is voldaan. De belangenafweging is namelijk niet op voorhand te maken. Ook moet een besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht niet van algemene strekking zijn, maar betrekking hebben op een concreet geval.

5. Belangenafweging

Het uitgangspunt bij de belangenafweging is dat men niet mag wonen in een pand dat daarvoor niet is bestemd en/of niet aan de constructieve of veiligheidseisen voldoet. Als de handhaving niet proportioneel is, heeft het College de vrije beslissingsruimte om de strijd met een bestemmingsplan en/of de eisen van de woningwet op grond van onderstaande belangafweging te gedogen.

Bij de belangenafweging moet worden nagegaan wat mogelijke gevolgen zijn van zowel gedogen als handhavend optreden. Gedogen heeft tot gevolg dat de kans op kraak, inbraak, vandalisme of verpaupering geringer is. Aan de andere kant neemt per gedoogbesluit de kans op precedentwerking toe. Ook de belangen van bestemmingsplannen en de Woningwet kunnen worden geschaad.

Wij treden handhavend op…

Elke overtreding van een (voorwaarde van het) bestemmingsplan, bestemmingsplanregeling, Woningwet of andere regelgeving is aanleiding om handhavend op te treden.

tenzij de handhaving niet proportioneel is en…

Handhaving is niet proportioneel als deze in geen enkele verhouding staat tot de financiële, maatschappelijke of bestuurlijke schade die als gevolg van de handhaving is ontstaan. Dit betekent dat de te beschermen belangen kleiner zijn dan de belangen van de eigenaar van het pand. Hiervan kan sprake zijn als een betrokken pand risico loopt op wederrechtelijk gebruik, inbraak, vandalisme of verpaupering. Dit blijkt uit door de eigenaar geschetste risico's, bijvoorbeeld door het aantal aangiften of de aan- of afwezigheid van naastgelegen panden.

aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Brandveiligheid en constructieve veiligheid

Een voorwaarde om te kunnen gedogen, is de brandveilige en constructief veilige staat van het pand. Aangezien het pand (zeer waarschijnlijk) niet is gebouwd om in te wonen, kan de toetsing van deze eisen soms lastig zijn. Hiervoor kan de inspecteur gebruik maken van het intern vastgestelde toetsingskader voor gekraakte panden. Hierdoor is in principe een afdoende veiligheid gewaarborgd. De bewoners moeten realiseren en accepteren dat niet aan alle eisen kan worden voldaan.

Toezicht

De bewoning is noodzakelijk om toezicht op het pand of naastgelegen panden uit te oefenen. Het doel van de tijdelijke bewoning is om het pand te beschermen tegen kraak, inbraak, vandalisme of verpaupering. Er zijn niet meer bewoners aanwezig dan noodzakelijk om het toezicht uit te oefenen. De bewoners staan ingeschreven in het GBA en hebben geen behoefte aan aanvullende voorzieningen. Het tijdelijke bewonen op grond van dit beleid is daardoor niet geschikt voor (verslaafde) dak- en thuislozen.

Commerciële bewoning

Het doel van de tijdelijk bewoning is toezicht te kunnen uitoefenen. De eigenaar heeft met de verhuur geen winstoogmerk. Er wordt een noodzakelijk maximum aantal bewoners toegestaan. Bewoners moeten zich inschrijven bij de Gemeentelijke Basis Administratie op het pand waar zij wonen.

Bewoning in industriegebieden of bedrijventerreinen

Inrichtingen in industriegebieden of bedrijventerreinen kunnen gebonden zijn aan strenge milieunormen. Deze normen zijn er op gebaseerd dat er geen bewoning plaatsvindt in het industriegebied. Als door de tijdelijke bewoning de inrichtingen in het industriegebied niet voldoen of inrichtingen zich niet meer kunnen vestigen is tijdelijk bewoning niet toegestaan.

Geen gezinsbewoning

Tijdelijke bewoning om panden te beschermen verhoudt zich niet tot bewoning door gezinnen. Dit is dan ook niet toegestaan.

Tijdelijkheid

De bewoning is tijdelijk en overschrijdt de termijn van in beginsel twee jaren niet.

Hervatting handhaving bij overlast

De tijdelijke bewoning veroorzaakt geen overlast aan derden. Gebeurt dit wel, dan handhaven wij alsnog.

6. Uitvoering

Het is mogelijk dat het college met bovenstaande voorwaarden de tijdelijke bewoning wil gedogen. Hiervoor is een gedoogbesluit nodig. Voordat het college dit besluit neemt, wordt eerst overleg met de eigenaar gevoerd.

Gedoogbesluiten kunnen in mandaat door de Wethouder Ruimtelijke Ordening en Wonen worden genomen, na advisering door de sector Publieke Diensten.