Regeling vervallen per 01-01-2019

Beleidsregels Wmo Utrecht 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Beleidsregels Wmo Utrecht 2018

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen de volgende

Beleidsregels Wmo 2018 gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1. Inleiding

Algemeen

Deze Beleidsregels Wmo zijn een uitleg van de geldende verordening Maatschappelijke ondersteuning Utrecht, en de Nadere regels Wmo inclusief het Financieel besluit Wmo.

De Wmo is een maatwerkwet. Dat houdt in dat op individueel niveau wordt vastgesteld of ondersteuning noodzakelijk is. Er bestaat geen categoriaal recht op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo zelf. Daarom staat in de Wmo een zorgvuldige toegangsprocedure tot de maatwerkvoorziening centraal. Het gaat er om de ondersteuningsvraag van de klant, zijn behoeften en de noodzakelijke resultaten helder te krijgen en om te achterhalen wat iemand op eigen kracht, met mantelzorg of informele hulp dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of te verbeteren. In aanvulling hierop wordt gekeken of een algemene voorziening, zoals de ondersteuning in het buurtteam, passend is of dat (ook) een maatwerkvoorziening nodig is. Het wettelijke kader, de verordening Wmo en de Nadere regels Wmo leggen de kaders van de toegangsprocedure vast. Het resultaat van de procedure moet steeds zijn dat een passende bijdrage wordt geleverd aan zelfredzaamheid en participatie.

Algemeen afwegingskader

Als een persoon aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wmo zal dit verzoek gewogen worden. Het gaat daarbij om een individuele weging en de uitkomst kan daarom per persoon verschillen. De weging is altijd individueel maar moet tegelijkertijd objectief zijn. Daarom worden altijd de volgende elementen betrokken bij de weging:

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

- Niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking, en;

- Verkrijgbaar in de reguliere handel, en;

- Behoort voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon.

In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden van de persoon toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een plotseling optredende beperking waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen. Ook wanneer de persoon een inkomen heeft dat door aantoonbare kosten als gevolg van de beperking onder de van toepassing zijnde bijstandsnorm dreigt te komen, kan een algemeen gebruikelijke voorziening toch voor vergoeding in aanmerking komen.

Algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen zijn laagdrempelig toegankelijk. In de stad is een gevarieerd aanbod aan voorzieningen aanwezig. Met de activiteit of ondersteuning die via deze algemene voorzieningen wordt geboden kan een individuele klant (een deel van) zijn participatieproblemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. In deze gevallen is het niet noodzakelijk een maatwerkvoorziening in te zetten of kan volstaan worden met een aanvulling op de algemene voorziening. Er zal altijd op individueel niveau onderzocht worden of belanghebbende met de algemene voorziening voldoende resultaat kan behalen.

Aanvaardbaar niveau

Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn van belang de situatie van betrokkene voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben.

Aanvaardbaar wil aan de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De ondersteuning beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak. Of betekent niet per definitie dat hij alle hobby’s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende.

Eigen mogelijkheden

Niet iedere beperking leidt tot verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem zoals bedoeld in de Wmo. En niet elke beperking van de zelfredzaamheid of participatie vraagt om overheidsondersteuning. Door eigen oplossingen in te zetten kan in veel gevallen een levenspatroon voortgezet worden dat als aanvaardbaar gezien kan worden. Dat zou anders kunnen zijn wanneer de beperkingen leiden tot een participatieprobleem dat niet met eigen oplossingen of hulp van anderen kan worden opgelost. Om te kunnen bepalen of en welke ondersteuning nodig is, is zorgvuldig onderzoek noodzakelijk. Dat onderzoek richt zich op het geobjectiveerd vaststellen van beperkingen en het verlies van zelfredzaamheid en participatie dat hieruit voortkomt.

Financiële mogelijkheden

De wet staat niet toe dat slechts op basis van inkomen ondersteuning wordt verleend of geweigerd. Tegelijkertijd biedt het beschikken over financiële middelen de mogelijkheid in eigen oplossingen te voorzien. Het college mag hierop een beroep doen in het gesprek met de burger, maar het mag geen reden zijn om passende ondersteuning te weigeren. Iemand met veel financiële middelen betaalt veelal ook een hoge eigen bijdrage en betaalt zodoende feitelijk mee aan de oplossing.

Ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers

Wanneer verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem (gedeeltelijk) kan worden opgelost door een mantelzorger of vrijwilliger, kan aanvullend daarop een algemene of maatwerkvoorziening nodig zijn. Indien noodzakelijk wordt bij het bepalen van de meest passende ondersteuningsvorm rekening gehouden met de belangen van de mantelzorger of vrijwilliger.

Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de overheid.

Voorliggende voorzieningen

Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens een maatwerkvoorziening wordt overwogen:

- Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien dit het geval is, zal er op grond van de Wmo geen voorziening worden verstrekt.

- Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school en de ouders. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Daarnaast kan een beroep gedaan worden op de Jeugdwet.

- Arbeidsvoorzieningen: op grond van de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Wajong en Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk.

- Hoewel de Wet langdurige zorg (Wlz) formeel niet als een voorliggende voorziening kan worden beschouwd kan ondersteuning via de Wmo geweigerd worden als een persoon aanspraak heeft op ondersteuning op grond van de Wlz of er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de betrokkene hierop aanspraak kan maken en dit weigert te onderzoeken.

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten en die “normaal” wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Het is de normale, dagelijkse hulp die partners of ouders, inwonende kinderen of andere volwassen huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden en voor elkaar.

Gebruikelijke hulp is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

Ondersteuning wordt als gebruikelijke hulp beschouwd (deze afbakening is overgenomen van het CIZ Protocol gebruikelijke zorg uit 2015):

1. In kortdurende situaties (maximaal 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.

2. In langdurige situaties;

- bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek arts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes, etc.);

- hulp bij overnemen van alle taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, et cetera;

- het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met klant;

- ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

In individuele gevallen kan het voorkomen dat een huisgenoot of partner geen gebruikelijke hulp kan leveren omdat deze zodanige gezondheidsproblemen heeft of overbelasting dreigt dat redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat de betreffende taken niet uitgevoerd kunnen worden. Het is aan belanghebbende en de betreffende leden van het huishouden om dit te onderbouwen met objectieve en relevante gegevens. Deze onderbouwing kan betrokken worden bij de weging of een maatwerkvoorziening noodzakelijk is.

Wanneer de partner of huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd. De gemeente moet daar een geobjectiveerd oordeel over kunnen vormen.

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor.

Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om alsnog een maatwerkvoorziening toe te kennen voor taken die in redelijkheid overgenomen kunnen worden door huisgenoten in het kader van gebruikelijke hulp.

In geval de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, gaat het aanvragen van persoonlijke verzorging via de Zorgverzekeringswet voor op het eventueel bieden van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo.

Indien de enige huisgenoot van belanghebbende vanwege zijn/haar werk fysiek niet aanwezig is, wordt dit betrokken bij de afweging of de gebruikelijke hulp daadwerkelijk geleverd kan worden. Hiermee kan alleen rekening worden gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen gaat.

De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk, denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer de enige huisgenoot een aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd.

In geval belanghebbende een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan, ter ontlasting van de leefeenheid van belanghebbende, afgewogen worden of taken die redelijkerwijs onder de gebruikelijke hulp vallen toch in aanmerking kunnen voor een maatwerkvoorziening.

Goedkoopst adequate voorziening

Indien een voorziening moet worden ingezet, wordt gekeken naar de inzet van algemene voorzieningen. Zijn deze niet aanwezig of bieden ze geen of onvoldoende oplossing, dan kan (aanvullend daarop) een maatwerkvoorziening worden ingezet.

Bij een maatwerkvoorziening wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien belanghebbende een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van belanghebbende.

Langdurig noodzakelijk

Bij het bepalen van de meest passende goedkoopst adequate voorziening, wordt rekening gehouden met de (te verwachten) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Bij kortdurend of incidenteel gebruik, kan een groter beroep op eigen mogelijkheden of de inzet van voorliggende of algemene voorzieningen worden gedaan. Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met de feitelijke aanwezigheid van eigen mogelijkheden, voorliggende of algemene voorzieningen.

Hoofdverblijf

Een algemene of maatwerkvoorziening wordt verstrekt door de gemeente waarin belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft. Behalve de woning van belanghebbende komen in principe geen andere panden in aanmerking voor aanpassingen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit voor een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie noodzakelijk is in een individuele situatie. In dat geval wordt een bezoekbaar niveau als voldoende beoordeeld. Daarmee wordt bedoeld, het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet.

Hoofdstuk 2. Procedure melding, onderzoek en aanvraag

Wijze van melding

Een melding in de zin van artikel 2.1.1 van de verordening kan worden gedaan op de volgende wijze:

- Mondeling bij het buurtteam in de buurt waar de klant woont of gaat wonen;

- Digitaal via een daarvoor beschikbaar gestelde website of een webformulier;

- Telefonisch bij het buurtteam in de buurt waar de klant woont of gaat wonen, bij het stedelijk Wmo-loket of bij de regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen;

- Schriftelijk via een daarvoor beschikbaar gesteld meldingsformulier bij het buurtteam in de buurt waar de aanvrager woont of gaat wonen, bij het stedelijk Wmo-loket of bij de regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen.

De melding kan worden afgehandeld door middel van informatie, advies of eigen oplossing van de klant. Als geen oplossing voorhanden is, start de procedure van onderzoek. De klant heeft dan de mogelijkheid om binnen 7 werkdagen een persoonlijk plan in te dienen, zoals in de wet is beschreven. De klant moet hierover worden geïnformeerd. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag vindt dezeprocedure plaats bij het buurtteam, het stedelijk Wmo-loket of bij de regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen.

De vorm van het ondersteuningsplan dat wordt gebruikt door het buurtteam, het stedelijk Wmo-loket of de regionale toegang kan verschillen.

Gekozen wordt voor de meest passende vorm in relatie tot de aard van de ondersteuningsvragen.

Onafhankelijke cliëntondersteuning

Indien de klant dit wenst, kan hij/zij zich bij het doen of afhandelen van de melding laten ondersteunen door iemand uit zijn eigen netwerk of een onafhankelijke derde. De medewerker van het loket waar betrokkene zich meldt wijst belanghebbende tijdens de meldingsfase op de mogelijkheid een beroep te doen op de onafhankelijke cliëntondersteuning en waar die verkregen kan worden.

Methodiek en procedure van het onderzoek

Om de juiste ondersteuning te kunnen bieden vindt in nauwe dialoog met de klant, een onderzoek plaats. Het gaat om vraagverheldering, objectivering van de belemmering, het bepalen van doelen en het bespreken van mogelijke oplossingen. Indien de klant een persoonlijk plan heeft ingediend wordt dit plan betrokken bij het onderzoek. De resultaten worden vastgelegd in een verslag of ondersteuningsplan dit en wordt ondertekend door klant en medewerker. Indien de klant niet wenst te ondertekenen wordt de reden voor deze weigering genoteerd in het ondersteuningsplan of verslag. De klant ontvangt altijd een exemplaar van het verslag of ondersteuningsplan.

Het buurtteam werkt aan de hand van de volgende methodiek en procedure:

- Het buurtteam levert een integrale aanpak bij meervoudige problematiek: één huishouden, één hulpverlener/regisseur, één plan van aanpak.

- Het buurtteam werkt outreachend en zoekt klanten actief op.

- De ondersteuning door het buurtteam is snel en toegankelijk; het buurtteam kent geen wachtlijst.

- Het buurtteam maakt maximaal gebruik van de 'eigen kracht' van de klant en diens sociale netwerk. Als het eigen netwerk te weinig mogelijkheden biedt, wordt er gezocht naar mogelijkheden in het georganiseerde informele netwerk en indien nodig aangevuld met professionele vormen van ondersteuning, waaronder algemene voorzieningen.

- De buurtteamwerker stelt samen met de klant een ondersteuningsplan op in één of meer gesprekken. Hierbij wordt indien van toepassing de zelfredzaamheidsmatrix of een opvolger daarvan gehanteerd. Dit plan zet op een rijtje wat de problemen zijn maar brengt ook in kaart welke mogelijkheden de klant en zijn omgeving hebben om tot oplossingen te komen. Het te behalen resultaat en acties worden in het plan vastgelegd. Het plan is 'dynamisch' en wordt, wanneer nodig, geactualiseerd. Het ondersteuningsplan wordt ondertekend door klant en buurtteammedewerker.

- Als de klant niet tevreden is over de voorstellen in het ondersteuningsplan, is er de mogelijkheid van second opinion en/of mediation om zo tot een bevredigende oplossing te komen.

- Als een maatwerkvoorziening nodig is, wordt een voorstel hiervoor opgenomen in het ondersteuningsplan. Indien nodig wordt vooraf specialistisch (medisch) advies aangevraagd. Dit advies wordt altijd betrokken bij het te nemen besluit. In het ondersteuningsplan staat tevens een indicatieve omvang (in uren of dagdelen) en duur van de ondersteuning.

- Gerichte verwijzing naar een aanbieder van aanvullende zorg vindt plaats in overleg met de klant. Het ondersteuningsplan kan tevens de aanvraag voor de maatwerkvoorziening zijn.

- De toekenning van de maatwerkvoorziening staat in een besluit. Hierin staat:

Doel en resultaat van de ondersteuning

Maatwerkvoorziening en type ondersteuning

De aanbieder die de ondersteuning levert

In geval van een pgb: duur en omvang van de ondersteuning

Het stedelijk Wmo-loket werkt aan de hand van de volgende methodiek en procedure

- Uitgangspunt is dat met de klant die op zoek is naar ondersteuning altijd een gesprek wordt gevoerd. Als het om een vraag gaat over, woningaanpassing, hulpmiddelen of vervoer, kan het gesprek plaats vinden via het stedelijk Wmo-loket. Als tijdens het gesprek blijkt dat er ook vragen zijn op meerdere levensdomeinen, brengt het stedelijk loket de betreffende persoon in contact met het buurtteam. Informatieve vragen worden afgehandeld door de medewerkers informatie en advies.

- De uitkomst van het gesprek met de klant wordt beschreven in een verslag. In de onderbouwing en/of het besluit staat tevens het programma van eisen (o.a. bij een hulpmiddel) dan wel omvang in uren of dagdelen (bij een vorm van ondersteuning). Indien nodig kan specialistisch (medisch) advies aangevraagd worden. Dit advies wordt altijd betrokken bij het te nemen besluit.

- Verwijzing vindt plaats naar een gecontracteerde aanbieder. De klant kan aangeven naar welke aanbieder de voorkeur uitgaat indien meerdere aanbieders gecontracteerd zijn. Indien er sprake is van een pgb kiest de klant zelf de aanbieder.

De regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen

- De regionale toegang is er voor personen die een beroep doen op beschermd wonen of maatschappelijke opvang onder de Wmo.

- Betrokkene doet, meestal met ondersteuning van een toeleider, een melding. Een toeleider kan bijvoorbeeld zijn: buurtteammedewerker, huisarts, het daklozenteam, hulpverleners uit de ggz-zorg, forensische zorg of GIA-opvang (geweld in afhankelijkheidsrelaties), mantelzorger of jeugdzorg.

- Betrokkene levert een gemotiveerde aanvraag voor beschermd wonen of opvang in. Hierin wordt aangegeven waarom met lichtere vormen van zorg onvoldoende resultaat behaald wordt. Verder wordt ingegaan op: gedragscomponenten, noodzaak tot structuur, veiligheid, uitstelbare/ niet uitstelbare hulpvraag, diagnose en de mogelijkheden voor participatie en activering. Daarbij wordt de zelfredzaamheidsmatrix of een opvolger daarvan als één van de instrumenten gebruikt. Onderdeel van deze aanvraag is het opstellen van een ondersteuningsplan. Dit ondersteuningsplan wordt samen met de toeleider en/of de adviseurs van de regionale toegang opgesteld in overleg met de potentiële aanbieder. In het ondersteuningsplan wordt aangegeven wat de ondersteuningsvraag is en worden afspraken gemaakt over de aanpak en de resultaten. Tevens wordt de zorgaanbieder waar de voorkeur naar uit gaat, aangegeven. Het ondersteuningsplan wordt ondertekend door de klant en de toeleider of de adviseur van de regionale toegang.

- Via de regionale toegang vindt weging en toetsing van de aanvraag, het ondersteuningsplan en de voorgestelde plaatsing plaats. Relevante onderdelen bij de weging en toetsing zijn:

Is sprake van voorliggende zorg/ondersteuningsvormen: lichtere of ambulante vormen van Wmo-ondersteuning. Of kan gebruik gemaakt worden van ondersteuning via de Wlz of Zvw;

Is sprake van een gegronde reden om in de regio beschermd wonen of maatschappelijke opvang aan te vragen. Dat wil zeggen is er sprake van sociale binding, economische binding, specifieke zorgvraag of overige (bijvoorbeeld veiligheid);

Is het formulier/verslag volledig ingevuld.

Complexe casussen (of bij wachtlijstproblematiek bij de voorkeursaanbieder) worden besproken in de veldtafel, onder voorzitterschap van de gemeente. Deelnemers aan de veldtafel zijn professionals werkzaam bij de buurt- of wijkteams, ggz-instellingen en instellingen voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. In de veldtafel vindt overleg en consultatie plaats. De voorzitter neemt het definitieve besluit.

De aanbieder waar betrokkene geplaatst wordt dient vanaf het moment van plaatsing zorg te leveren en is verantwoordelijk voor het regelen van eventuele overbruggingszorg als er een wachtlijst is.

Bindingscommissie

Naast de drie bovengenoemde vormen van toegang (buurtteam, stedelijk Wmo-loket en regionale toegang opvang en beschermd wonen) onderzoekt de bindingscommissie maatschappelijke opvang of nachtopvang en crisisopvang in Utrecht gewenst is.

Wijze van aanvraag

Een aanvraag in de zin van artikel 2.1.3 van de verordening kan worden gedaan na afronding van het onderzoek (zoals beschreven in hoofdstuk 2 van dit document).

De aanvraag wordt in principe afgehandeld onder verantwoordelijkheid van de medewerker van het team (Wmo-loket, buurtteam of regionale toegang) waar het onderzoek is uitgevoerd.

Als er geen verslag of ondersteuningsplan is en betrokkene wil toch een aanvraag indienen kan de aanvraag worden ingediend door middel van een daarvoor beschikbaar gesteld (digitaal) aanvraagformulier. Een dergelijke aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer het aanvraagformulier voorzien van naam, BSN, geboortedatum en ondertekening door belanghebbende (of gemachtigde) bij de gemeente of een daartoe gemandateerde partij is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is ingediend, geldt als aanvraagdatum.

Hoofdstuk 3. Criteria voor een maatwerkvoorziening

Algemeen

Een maatwerkvoorziening wordt geboden in aanvulling op eigen kracht, de inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers en de inzet van algemene voorzieningen zoals de ondersteuning vanuit het buurtteam.

De noodzaak tot het bieden van een maatwerkvoorziening wordt samen met de klant onderzocht en vastgelegd in het ondersteuningsplan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zelfredzaamheidsmatrix of een opvolger daarvan, dan wel de ICF-classificatie, dan wel enige andere voor het betreffende participatieprobleem relevante methodiek.

Professionals van buurtteam, stedelijk Wmo-loket en de regionale toegang wegen allereerst op basis van de algemene criteria (zie hoofdstuk 1) of ondersteuning via een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Om tot de juiste beoordeling te komen, kunnen zij daarnaast afwegingen hanteren specifiek gericht op bepaalde ondersteuningsvormen. Deze afwegingskaders zijn beschikbaar in de vorm van de leidraden die onderdeel zijn van dit document.

Daarnaast maken medewerkers gebruik van professionele consultatie en winnen ze, indien noodzakelijk, advies in van experts. De aard, omvang, duur en eventuele andere specificaties van een maatwerkvoorziening worden daar waar nodig vastgesteld in overleg met aanbieders van aanvullende zorg/maatwerkvoorzieningen en met professionals met expertise op het gebied van beperkingen en ziektebeelden van de klantgroep. Hierbij valt te denken aan expertise op het gebied van psychiatrische stoornissen, zintuiglijke beperkingen, niet aangeboren hersenletsel, fysieke beperkingen, dementie en gedragsproblemen, etc.

In de leidraden is meer informatie opgenomen over maatwerkvoorzieningen en het specifieke afwegingskader dat daarbij gehanteerd wordt.

Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget

Algemeen

Een persoonsgebonden budget (pgb) draagt bij aan de mogelijkheden van de klant om regie te voeren over het eigen leven en kan een oplossing zijn bij ondersteuningsvormen die niet of onvoldoende geleverd worden door een instelling.

Procedure bij een verzoek voor een pgb

Nadat de noodzaak voor maatwerkondersteuning vast is gesteld kan de klant de keuze maken deze ondersteuning te verzilveren via een pgb. Klanten worden in het buurtteam, bij het stedelijk Wmo-loket en bij de regionale toegang hierover geïnformeerd.

- De omvang van de ondersteuning (en daarmee de hoogte van het pgb) wordt gebaseerd op de kosten van de maatwerkvoorziening als deze in natura zou zijn verstrekt. De tijdens het onderzoek vastgestelde duur en omvang van de maatwerkvoorziening wordt hierbij betrokken. In de Nadere regels Wmo, onderdeel financieel besluit, is dit uitgewerkt.

- De klant dient een plan in waarin staat hoe het pgb ingezet gaat worden en hoe de zorg bijdraagt aan de doelen die geformuleerd zijn in het onderzoek. Hiervoor is een helder en in eenvoudige taal gesteld format beschikbaar waarmee de klant zijn pgb-plan kan indienen. Dit format is verplicht.

- In de wet is vastgelegd dat het college de wijze waarop het pgb wordt ingezet moet beoordelen. Deze beoordeling dient te omvatten:

of betrokkene al dan niet met behulp van het netwerk, in staat is tot waardering van zijn eigen belangen;

of betrokkenen, al dan niet met hulp van het netwerk, de aan een pgb verbonden taken kan uitvoeren

of betrokkene kan motiveren waarom hij/zij een pgb wenst;

of de met het pgb ingekochte diensten en goederen van voldoende kwaliteit zijn en passen bij het resultaat dat behaald moet worden met de ondersteuning;

of de diensten en goederen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

Het college voert de beoordeling uit op basis van het pgb-plan dat de klant indient over de inzet van het pgb. De uitkomst van de weging kan van persoon tot persoon verschillen, het is altijd een individuele weging. Waarbij het in essentie draait om de vraag of geborgd is dat het budget ten goede komt aan de gewenste ondersteuning en aan de kwetsbare persoon die ondersteuning nodig heeft.

Leidend bij de beoordeling van het pgb-plan is de aard en omvang van de ondersteuning en de te behalen resultaten, die als noodzakelijk zijn vastgesteld tijdens het onderzoek naar de noodzaak van een maatwerkvoorziening. Toestemming voor verzilvering van de ondersteuning in de vorm van een pgb kan pas gegeven worden als het pgb-plan is goedgekeurd.

Inzet Sociaal netwerk

Ook de kwaliteit van de hulp die via een pgb ingekocht wordt bij een persoon uit het sociaal netwerk dient te worden gewogen. Dat doet het college door te onderzoeken of dit tot gelijkwaardig of beter resultaat leidt in vergelijking met de inzet van een professional. Indien nodig kan hierover advies gevraagd worden via een externe deskundige.

Beheer

Regie kunnen voeren is een belangrijke voorwaarde voor het succesvol inzetten van een pgb. In die gevallen waar de klant dit niet zelf kan, heeft de wetgever het mogelijk gemaakt dat de klant een beheerder of vertegenwoordiger aanwijst. Omdat een dergelijke vertegenwoordiger alle verantwoordelijkheden overneemt die verbonden zijn aan een pgb, is opgenomen dat bemiddelingsbureaus het mede door Per Saldo opgestelde keurmerk moeten dragen. Dit keurmerk wordt beheerd door het Keurmerkinstituut. Indien iemand uit het netwerk van de klant het budget beheert, zal de budgethouder moeten aantonen dat hij/zij hiervoor bekwaam is. Het college kan in deze gevallen vragen om een verklaring ‘gewaarborgde hulp’.

De beheerder van het budget kan niet de zorgverlener zijn omdat de beheerder ook verantwoordelijk is voor het borgen van de kwaliteit van de zorg en de juiste besteding van het budget. En dus een onafhankelijke positie moet kunnen innemen ten opzichte van de zorgverlener.

Het pgb-budget moet volledig ten goede komen aan de ondersteuning zelf en mag niet wegvloeien naar bemiddelingskosten en administratiekosten. Dit beperkt de mogelijkheid voor derden om via de kwetsbare pgb-houder een deel van het budget weg te sluizen. Dit legt tevens de verantwoordelijkheid voor het beheren en besteden van het pgb waar deze moet liggen, bij de budgethouder of zijn wettelijke vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger of beheerder van het pgb is niet alleen verantwoordelijk voor de besteding van het budget, maar voor alle taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb. Daarmee is de vertegenwoordiger of beheerder tevens verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geboden ondersteuning.

Maximale inzet van hulpverlener

Borgen van de kwaliteit van de ondersteuning is ook de reden dat een hulpverlener (professioneel en informeel) die via een pgb ingehuurd wordt nooit meer dan 48 uur ondersteuning per week mag leveren. Ondersteuners die structureel meer uren beschikbaar moeten zijn, raken overbelast. Dat geldt ook voor informele ondersteuners. Daarmee komt niet alleen de kwaliteit en de veiligheid van de ondersteuning in het geding, maar ook de gezondheid van de ondersteuner. Bij de beoordeling van het maximale aantal uren dat een hulpverlener ingehuurd mag worden, wordt ook betrokken of en hoeveel ondersteuning deze hulpverlener aan andere personen moet leveren. Bijvoorbeeld een familielid dat aan meerdere gezinsleden via een pgb ondersteuning biedt en daardoor meer dan 48 uur beschikbaar moet zijn.

Vakantie

Onder voorwaarden en na expliciete toestemming van de gemeente is het mogelijk het pgb in te zetten tijdens een vakantie buiten de gemeente. Voorwaarde is dat de geïndiceerde ondersteuning noodzakelijk is om tijdens de vakantie te kunnen functioneren. Denk hierbij aan ondersteuning bij het maken van een transfer van de rolstoel naar het bed in het vakantieverblijf. Het pgb mag niet worden ingezet voor het (deels) financieren van de vakantie. Een pgb dat naar zijn aard bedoeld is om in te zetten in en rond de woning van betrokkene kan niet tijdens een vakantie worden ingezet.

Bijvoorbeeld het pgb voor hulp bij het huishouden richt zich specifiek op het voeren van een huishouden in de gemeente Utrecht.

Indien betrokkene het pgb nodig heeft om tijdens de vakantie te kunnen functioneren is de maximale vakantietermijn 13 weken per toekenningsperiode van 12 maanden. Echter hiervan mag maximaal 6 weken aaneen gesloten worden opgenomen. Deze termijn is bepaald om te kunnen aansluiten op de lengte van de zomervakantie van basisscholen.

Indien het pgb voor een kortere periode wordt toegekend, wordt het aantal van 13 weken naar rato berekend.

Trekkingsrecht

Conform de eisen van het rijk kan de klant het pgb alleen verzilveren via het trekkingsrecht. Alleen eenmalige pgb’s zijn hier (voorlopig) van vrijgesteld. Het rijk heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aangewezen als de uitvoerder van dit trekkingsrecht. De gemeente stort het budget op de rekening

van het SVB. De klant stuurt een zorgovereenkomst op naar het SVB waarin aangegeven is van welke persoon hij/zij diensten gaat afnemen. Deze dienstverlener kan vervolgens facturen indienen bij de SVB. Meer informatie over dit proces zijn te vinden op de website van de SVB (www.svb.nl).

Hoofdstuk 5. Bijdragen voor het gebruik van voorzieningen

Eigen bijdrage algemene voorziening

Onder algemene voorzieningen in het kader van de Wmo wordt verstaan de voorzieningen die specifiek zijn opgericht ter vervanging van individuele maatwerkvoorzieningen. Dat zijn het buurtteam en de activiteiten die plaatsvinden op basis van de beleidsregel sociale prestatie en dagondersteuning. Hiervoor wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Voor de algemene voorziening die tot doel heeft maaltijden te verstrekken kan een eigen bijdrage gevraagd worden. De hoogte van deze bijdrage bestaat uit de kosten voor de maaltijd zelf en zijn te vergelijken met de kosten die anders gemaakt worden voor het doen van boodschappen en het bereiden van een maaltijd.

Via de Huishoudelijke Hulp Toeslag (HHT) kan tegen een gereduceerd tarief hulp bij het huishouden worden ingekocht. Deze toeslag wordt verstrekt aan de aanbieders van hulp bij het huishouden die hierdoor het tarief dat in rekening wordt gebracht bij de klant laag kunnen houden. Bij inwoners die HbH via de gemeente ontvangen en daarbovenop extra uren via de HHT inkopen, bepaalt de gemeente het HHT-uurtarief. Bij inwoners die niet via de gemeente HbH ontvangen maar wel in aanmerking komen voor de HHT, bepaalt de aanbieder, binnen de door de gemeente vastgestelde bandbreedte, wat de uurprijs is. Omdat de HHT niet tot doel heeft de maatwerkvoorziening HbH te vervangen is dit geen algemene voorziening in de zin van de Wmo 2015. Het gaat hier om een werkgelegenheidsmaatregel.

Daarnaast zijn er de ‘traditionele’ algemene voorzieningen, zoals een inloopochtend in een buurthuis, de eettafels, et cetera, Voor deze laagdrempelige voorzieningen wordt geen eigen bijdrage gevraagd. Wel kan voor alle activiteiten een bijdrage voor een kop koffie, lunch of het materiaal van bijvoorbeeld een schildercursus worden gevraagd.

Eigen bijdrage maatwerkvoorziening

Voor alle maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van rolstoelen en hulpmiddelen voor kinderen, is een eigen bijdrage verschuldigd. Voor woningenaanpassingen ten behoeve van een kind wordt wel een eigen bijdrage in rekening gebracht. Deze wordt feitelijk verleend aan de ouder(s) van de minderjarige. Daarom zijn de ouders een eigen bijdrage verschuldigd. Dit is ook van toepassing indien de ouders gescheiden leven of het kind niet bij de ouders verblijft.

De eigen bijdrage wordt door het CAK berekend conform de voorwaarden van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Dit is een besluit van het rijk. Dit betekent dat per periode van 4 weken een bijdrage is verschuldigd. De hoogte van de eigen bijdrage hangt af van het inkomen en vermogen, of het om een meer-persoons of eenpersoonshuishouden gaat en de kostprijs van de voorzieningen. Een indicatie van de eigen bijdrage in individuele gevallen kan berekend worden via de site van het CAK.

Het college heeft de mogelijkheid om de kostprijs van de eigen bijdrage lager vast te stellen dan de werkelijke kosten. Hiervan is gebruikt gemaakt bij de maatwerkvoorziening die toegekend wordt onder de titel van thuisbegeleiding en arbeidsmatige activering. De reden voor deze twee uitzonderingen is dat bij arbeidsmatige activering het uitgangspunt is dat de deelnemers via hun inzet een bepaalde mate van opbrengst genereren. Deze opbrengst komt ten goede aan de georganiseerde activiteit. Als deelnemers naast de geproduceerde opbrengst ook nog een eigen bijdrage moeten betalen dragen, zij in feite twee keer bij aan de kosten van de voorziening. Dat is niet de onderliggende bedoeling van de eigen bijdrage. Thuisbegeleiding richt zich op deelnemers die voor het overgrote deel zorgmijdend zijn en waarbij de eigen bijdrage een te hoge drempel opwerpt.

Sinds 2016 is het percentage van de draagkracht dat meegenomen wordt bij de berekening van de eigen bijdrage in Utrecht verlaagd naar 8%, in plaats van de wettelijke 12,5%.

Regeling eigen bijdrage maatschappelijke opvang

De eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang kent een afwijkende regeling. Deze is beschreven in de Nadere regels Eigen bijdrage maatschappelijke opvang.

Omgaan met incidenten, calamiteiten en geweld

De wijze waarop omgegaan wordt met incidenten, calamiteiten en geweld is beschreven in een opschalingsmodel zorg en veiligheid. Dit model geldt zowel voor jeugd als voor de Wmo. Er is een toezichthoudende ambtenaar aangesteld binnen de gemeentelijke organisatie.

Weging specifieke maatwerkvoorzieningen

Als vastgesteld is dat er sprake is van belemmeringen in de zelfredzaamheid en participatie en belanghebbenden kan zelf, al dan niet met behulp van zijn netwerk onvoldoende resultaat behalen, kan er een noodzaak zijn voor ondersteuning via de Wmo. Allereerst dient onderzocht te worden of met de ondersteuning via een algemene voorziening voldoende resultaat behaald kan worden. Is dat niet het geval dan kan er een noodzaak zijn voor het bieden van een maatwerkvoorziening.

Maatwerkvoorzieningen kennen verschillende verschijningsvormen, passend bij het resultaat dat behaald moet worden. Naast het algemene afwegingskader zoals beschreven in deze Beleidsregels wordt bij de beoordeling van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening het specifiek afwegingskader van de betreffende maatwerkvoorziening betrokken. In de Leidraden worden de diverse maatwerkvoorzieningen beschreven en het specifieke afwegingskader dat daarbij gehanteerd wordt.

Leidraad schoon en leefbaar huis

Algemene afwegingen

Hulp bij het voeren van een huishouden wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen op dit leefgebied kunnen voorkomen of oplossen. Activiteiten die door de klant zelf kunnen worden uitgevoerd, behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door klant wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden. Een andere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de betrokkene mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo ver als mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning. Uit deze eigen verantwoordelijkheid vloeit ook voort dat, in het algemeen, het type en de grootte van de woning niet van invloed zijn op de hoeveelheid te verstrekken hulp. Dit zijn keuzes waarop betrokkenen zelf invloed kunnen uitoefenen en keuzes in kunnen maken. Dit geldt ook voor het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren). De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.

Was men al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Immers in de Wmo staan oplossingen die op eigen kracht ingevuld kunnen worden voorop. Wel moet altijd worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen de mogelijkheden wegvallen om de zelf ingehuurde hulp te continueren of dat de ondersteuning door de zelf ingehuurde hulp niet meer toereikend is.

Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, biedt het college geen of minder ondersteuning bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden. Gebruikelijke hulp betreft de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de leefeenheid (huisgenoten) voor elkaar omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Onder leefeenheid verstaan we een geheel aan personen waarmee een persoon op hetzelfde adres woonachtig is en een huishouden deelt. Als er tot de leefeenheid huisgenoten behoren die huishoudelijke werkzaamheden kunnen overnemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid.

Veel personen zijn bereid mantelzorg te verlenen. Deze vorm van vrijwillige ondersteuning door derden, niet behorend tot de leefeenheid, gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Tegelijk is deze vorm van vrijwillige hulp niet afdwingbaar en daarmee in de praktijk vaak incidenteel en aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan de gemeentelijke ondersteuning bestaan uit tijdelijke vervanging van de mantelzorger of vrijwilliger.

Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp en mantelzorg of vrijwilligershulp geen of onvoldoende oplossing bieden, kan de gemeente ondersteuning bieden. Voordat hiervan sprake kan zijn, wordt bekeken of een algemene voorziening een (gedeeltelijke) oplossing kan bieden. Het gaat hierbij om initiatieven die algemeen of voor brede doelgroepen toegankelijk zijn. Het gaat zowel om particuliere als gesubsidieerde initiatieven. Voorwaarde is dat een dergelijke voorziening feitelijk toegankelijk is.

Hiermee wordt bedoeld dat de voorziening redelijkerwijs door de klant kan worden bekostigd en er daadwerkelijk geschikte hulp geleverd kan worden onder redelijke voorwaarden.

Het resultaat van de ondersteuning is dat de betrokkene beschikt over een schoon en leefbaar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.

Indien belanghebbende regie kan voeren over het eigen leven, mag van hem/haar worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en keuzes worden gemaakt.

Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Als sprake is van gebruikelijke hulp biedt de gemeente geen ondersteuning. Onderzocht wordt of betrokkene op eigen kracht of met hulp van zijn netwerk het gewenste resultaat kan bereiken. Er wordt ook gekeken of er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig zijn die tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Een voorbeeld hiervan is een glazenwassersbedrijf dat de buitenkant van de ramen kan lappen, een was- en strijkservice waarvan verwacht kan worden dat deze redelijkerwijs ingezet kan worden, de BoodschappenPlusBus en een maaltijdservice. Pas wanneer de gebruikelijke hulp, de eigen mogelijkheden en algemene voorzieningen niet of onvoldoende van toepassing zijn, zal onderzocht worden in welke mate het gemeentelijk aanbod in ondersteuning kan voorzien.

Gemeentelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden neemt de verantwoordelijkheid van de klant niet over, maar helpt de klant om het resultaat te behalen. Het resultaat dat behaald dient te worden is een schoon en leefbaar huis.

Als ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend. De maatwerkvoorziening HbH bestaat uit basisuren die, als dat noodzakelijk is, aangevuld worden met extra uren op maat.

Basisuren t.b.v. een schoon huis

Zoals hierboven aangegeven bestaat de maatwerkvoorziening HbH uit basisuren gericht op het realiseren van een schoon huis en aanvullende uren die individueel en op maat toegekend kunnen worden als dit noodzakelijk is om het vastgestelde resultaat te behalen.

De basisuren worden altijd toegekend als betrokkene recht heeft op ondersteuning bij het huishouden. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon.

De basisuren HbH richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Via de basisuren krijgt de klant de beschikking over 105 uren ondersteuning per jaar, die naar eigen inzicht ingezet kunnen worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’. De klant kan deze uren verzilveren bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van hulp bij het huishouden. De klant stemt zelf met de door hem/haar gekozen hulp/aanbieder af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld. Het aantal uren dat verstrekt wordt via de basisuren én het niveau van schoon dat hiermee behaald kan worden is gebaseerd op het objectieve en onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (juli 2016).

Aanvullende uren op maat

Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen klanten onvoldoende ondersteund worden door de basisuren bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, kunnen er aanvullende uren ingezet worden.

Via een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of betrokkene aanvullende uren nodig heeft. In dit onderzoek wordt gekeken of via de eigen mogelijkheden, de algemene voorzieningen en voorliggende voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van de basisuren voor een schoon huis voldoende oplossing wordt geboden. De grootte van het huis(houden) is, in het algemeen, geen aanleiding om aanvullende uren toe te kennen. Ook de aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden e.d.) zijn in principe geen aanleiding voor het toekennen van aanvullende uren. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort, in de eerste plaats, tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

We onderscheiden twee vormen van aanvullende uren:

1. Aanvullende enkelvoudige ondersteuning

2. Aanvullende complexe ondersteuning

De volgende resultaten vallen onder Aanvullende enkelvoudige ondersteuning

A. Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren

Deze aanvullende uren kunnen ingezet worden als betrokkene vanwege geobjectiveerde medische/fysieke belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met het slim inzetten van de basisuren die beschikbaar zijn voor het realiseren van een schoon huis, maar inhoudelijk geen ander resultaat behaald moet worden. Aanleiding voor de inzet van deze aanvullende uren kan zijn de ernstige fysieke beperkingen waardoor betrokkene geen mogelijkheden heeft zelf enige huishoudelijke werkzaamheden te verrichten of medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is, of medische/fysieke beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis. De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is. De grootte van het huis of de aanwezigheid van dieren is, in het algemeen, geen reden voor inzet van aanvullende uren.

Daarnaast kan de aanwezigheid van kinderen onder de 13 jaar leiden tot een snellere vervuiling van het huis. Deze extra vervuiling dient door de ouders in redelijkheid tot het noodzakelijke beperkt te worden, maar kan aanleiding zijn aanvullende uren op maat toe te kennen. Voor het hanteren van de leeftijdsgrens van 13 jaar is aansluiting gezocht bij het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006, pagina 10.

Door middel van een zorgvuldig onderzoek wordt bekeken of de medische/fysieke beperking van de klant leidt tot de noodzaak voor het realiseren van een hoger niveau van hygiëne of een intensievere ondersteuning bij het schoonmaken. Ook wordt bekeken of er andere noodzakelijke factoren zijn die buiten de beïnvloedingsfeer van de aanvragen liggen en meegewogen moeten worden. Er wordt eerst onderzocht of klant via de eigen mogelijkheden, het eigen netwerk en de eigen kracht in combinatie met de basisuren in staat is (een deel van) het noodzakelijke hoger niveau van hygiëne of schoonmaken te realiseren.

B. Het klaarzetten of bereiden van eten en drinken

Onder maaltijdverzorging wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten, warme maaltijd opwarmen. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag de broodmaaltijd wordt bereid en klaargezet en 1 keer per dag een warme maaltijd wordt opgewarmd en/of klaargezet.

Afwegingskader

Tijdens het gesprek met betrokkene worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Is er een huisgenoot aanwezig die in staat is de maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Dan hoeft de gemeente op grond van gebruikelijke hulp geen ondersteuning te bieden. Kan betrokkene op eigen kracht of met hulp van de mensen om hem heen een maaltijd verzorgen? Is bijvoorbeeld een kind of één van de buren in staat een maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Ook wordt er in het onderzoek gekeken of voorliggende voorzieningen zoals kant en klaar maaltijden van de supermarkt, mee-eten bij een verzorgingshuis, maaltijdbezorging aan huis etc. oplossingen bieden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Indien een persoon niet (meer) in staat is zelf of met hulp van de omgeving maaltijden te verzorgen en voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende tot de noodzakelijke oplossing leiden, kan ondersteuning door de gemeente worden bezien.

C. Beschikken over schoon linnen- en beddengoed en schone kleding

Ondersteuning ten behoeve van dit resultaat wordt geboden als een persoon een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van het linnen- en/of beddengoed en kleding. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schoon linnen- en beddengoed en/of over schone kleding. De verzorging van de was zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Verwacht mag worden dat de persoon beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort het realiseren van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de klant. Daarnaast wordt van de klant verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. Van betrokkene wordt tevens verwacht dat hij/zij redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om het ontstaan van extra zware was te beperken. Bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.

De klant dient ten behoeve van dit resultaat zoveel mogelijk gebruik te maken van de door de aanbieders hiertoe ingerichte diensten.

Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Er wordt binnen dit resultaatgebied gekeken naar wat de persoon zelf nog kan en in welke mate het sociaal netwerk ondersteuning kan bieden. Daarbij kan gedacht worden aan de vraag of de persoon met behulp van de mensen om hem heen kan zorgen voor schone en draagbare kleding. Is er bijvoorbeeld een familielid of zijn buren bereid de was wekelijks te doen? Zijn er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Als er bijvoorbeeld een was- en strijkdienst beschikbaar is waarmee de persoon het gewenste resultaat kan behalen hoeft de gemeente hierin niet te ondersteunen. Als sprake is van een gezonde huisgenoot valt dit resultaat vrijwel altijd onder de reikwijdte van gebruikelijke zorg en biedt het college geen ondersteuning. Als het noodzakelijke resultaat desondanks niet wordt behaald kan het nodig zijn op maat aanvullende uren te verstrekken.

Omvang, vorm en normering aanvullende uren (enkelvoudig)

De vaststelling van het noodzakelijk aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren voor Schoon huis. De klant krijgt de indicatie verstrekt in uren op jaarbasis, of bij een tijdelijke toekenning het aantal uren naar rato. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel Richtlijn individuele weging. Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangspunt dat de ondersteuning via de goedkoopste en meest efficiënte wijze vorm krijgt. De klant dient met de aanbieder van zijn keuze alle mogelijkheden te bespreken en de uren op de meest effectieve manier in te zetten. De aanbieder en de klant bepalen samen hoe binnen de bovengenoemde kaders de concrete ondersteuning vorm krijgt. Een hoger gekwalificeerde hulp is met inzet van deze module niet noodzakelijk.

De volgende resultaten vallen onder Aanvullende complexe ondersteuning

D. Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar

Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van 3 maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.

Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de klant op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen?

E. Organiseren van huishoudelijke taken

Ondersteuning bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer betrokkene niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp, aansturende en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij betrokkene. Ook kan ondersteuning bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is het schoonhouden van het huis, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van de klant verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijv. een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de klant te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de klant. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelvermogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat de klant zelfstandig woont, is daarom onderdeel van het resultaatgebied (signaleren en doorgeven aan de gemeente).

Omvang, vorm en normering aanvullende uren (complex)

De resultaten van deze aanvullende uren krijgen vorm door een gespecialiseerde hulp in te zetten (voor alle toegekende uren ondersteuning bij het huishouden). Indien nodig in combinatie met een extra aantal uur ondersteuning voor het organiseren van het huishouden.

De vaststelling van het noodzakelijke aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren voor Schoon huis.

De klant krijgt de indicatie verstrekt in uren op jaarbasis, of bij een tijdelijke toekenning het aantal uren naar rato. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel Richtlijn individuele weging. Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangspunt dat via de goedkoopste en meest efficiënte wijze de ondersteuning vorm krijgt.

Definitie schoon huis en richtlijn normering aanvullende uren

Definitie schoon huis

Een schoon huis betekent dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en trap/gang. Het huis dient zodanig schoon te zijn dat het niet vervuilt en zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon houden wordt gerealiseerd.

De taken die leiden tot een schoon en leefbaar huis, conform bovenstaande definitie is door experts vastgesteld en beschreven in het onafhankelijke en objectieve onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM, juli 2016.

Ten behoeve van het realiseren van een schoon huis worden 105 uur per jaar beschikbaar gesteld in de vorm van basisuren. Via het onafhankelijke en objectieve onderzoek is vastgesteld dat met dit aantal uren het resultaat schoon huis behaald kan worden.

Richtlijn individuele weging extra uren aanvullende uren enkelvoudige ondersteuning

Resultaat

Taken

Het gaat niet om een limitatieve lijst

Norm per jaar

De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een cumulatie aan uren Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt

Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren

Extra lichte taken en zware taken noodzakelijk a.g.v.:- medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ ernstige klachten t.g.v. COPD problematiek;- hogere vervuilingsgraad door gebruik noodzakelijke hulpmiddelen;- extra schoonmaak i.v.m. incontinentie, speekselverlies, spugen;- extra schoonmaak i.v.m. ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.

Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar

Het klaarzetten van primaire levensbehoeften

-Broodmaaltijd bereiden en klaarzetten;-Koffie/thee zetten;-Warme maaltijd opwarmen

Uitgaande van 30 minuten per dag, 5 dagen in de week is de richttijd 130 uur per jaar

Beschikken over schone kleding, linnengoed en beddengoed

-Wassen en centrifugeren in wasmachine. Deze drogen in droogmachine of ophangen;-Vouwen en opbergen;-Er kan sprake zijn van extra bewassing als gevolg van bijvoorbeeld incontinentie of bedlegerigheid

Op basis van 30 minuten per week bij een eenpersoonshuishouding, is de richttijd 26 uur per jaarOp basis van 45 minuten per week bij een meerpersoonshuishouden is de richttijd 39 uur per jaar

Richtlijn individuele weging extra uren aanvullende uren complexe ondersteuning

Resultaat

Taken Het gaat niet om een limitatieve lijst

Norm De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een cumulatie aan uren. Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt

Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar

Helpen/ondersteunen bij de persoonlijke verzorging van de kinderen (bijv. tandenpoetsen, aan/uit kleden, wassen, luier verschonen)

Hulp bij eten en/of drinken bij baby’s en kinderen;

Broodmaaltijd bereiden/warme maaltijd opwarmen/flesje melk bereiden voor baby.

Richttijd tot maximaal 40 uur per week

(Indicatie kan maximaal afgegeven worden voor 3 maanden)

(Samen met klant) organiseren van huishoudelijke taken

Opslaan en beheer levensmiddelen;

Organisatie huishoudelijke activiteiten;

Helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden;

Signalerende, aansturende en regie taken.

Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar

Leidraad wonen in een geschikt huis

Het beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt in beginsel ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijke woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelen te nemen behorend bij de levensfase en te verwachten beperkingen. Een woningaanpassing of ondersteuning bij het vinden van een geschikte woning wordt in het kader van de Wmo daarom in beginsel alleen verleend indien het ontstaan van beperkingen, verminderde zelfredzaamheid en participatieproblemen het gevolg zijn van onvoorziene en onverwachte omstandigheden, gelegen buiten eigen toedoen.

Aard en omvang van de woningaanpassing

Bij het bepalen van de aard en omvang van de te verstrekken woningaanpassing gelden de volgende uitgangspunten:

- Het niveau sociale woningbouw geldt als bovengrens van de geboden oplossing. Dit betekent dat wordt gekozen voor een sobere doch doelmatige oplossing;

- Het op de woning van toepassing zijnde bouwbesluit wordt als uitgangspunt genomen voor wat betreft het uitrustingsniveau dat verwacht mag worden. Alleen zaken die dat uitrustingsniveau te boven gaan, kunnen als maatwerkvoorziening worden aangeboden;

- Aanpassingen aan de eisen van de tijd komen voor eigen rekening van de bewoner dan wel de eigenaar van de woning;

- Afschrijving van bestaande woonelementen kan worden meegewogen bij het bepalen van de (financiële) omvang van de maatwerkvoorziening;

- Bij toekenning van de woningaanpassing kunnen afspraken worden gemaakt over (gedeeltelijke) terugbetaling van de woningaanpassing bij verhuizing. Deze afspraken worden vastgelegd in de beschikking.

Verhuizing op advies van de gemeente

- De mogelijkheid van verhuizen naar een geschikte woning wordt bij de beoordeling van de goedkoopst adequate oplossing meegewogen. Indien verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is, kan dit worden verlangd zolang dit werkelijk kan plaatsvinden binnen een medisch verantwoorde termijn.

- Van een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten kan alleen sprake zijn bij een door de gemeente, in het kader van de Wmo, opgelegde verplichting om te verhuizen naar een passende woning.

- De hoogte van de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is vastgelegd in de Nadere regels Wmo, onderdeel financieel besluit.

Leidraad hulpmiddelen

Er zijn diverse hulpmiddelen die de inwoner behulpzaam kunnen zijn bij het zich verplaatsen in of om de woning. Hierbij valt te denken aan een wandelstok, looprek, fiets met trapondersteuning of rollator. Deze zijn in de reguliere handel verkrijgbaar. Dit zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen. In situaties waarbij kortdurend een hulpmiddel noodzakelijk is kan deze geleend worden bij een thuiszorgwinkel. Hulpmiddelen bij revalidatie vallen onder de Zorgverzekeringswet.

Wanneer een hulpmiddel langdurig nodig is, en/of de algemeen gebruikelijke voorzieningen leiden tot onvoldoende resultaat, wordt onderzocht of de inzet van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is en zo ja welke.

Een rolstoel wordt verstrekt indien er een langdurige noodzaak is voor zittend verplaatsen. Bij de vaststelling van de specificaties van een hulpmiddel wordt binnen de mogelijkheden van de goedkoopst adequate oplossing rekening gehouden met de behoefte van betrokkene en eventueel met betrokken mantelzorgers en vrijwilligers.

Sportvoorziening

Ook een sportvoorziening, waaronder een sportrolstoel, kan bijdragen aan de participatie van betrokkene. Uitgangspunt hierbij is dat men in principe zelf verantwoordelijk is voor de aanschaf van zaken die nodig zijn bij sportbeoefening. Wanneer vanwege de beperking extra kosten worden gemaakt, kan een pgb worden verstrekt. Het pgb voor sportvoorzieningen is gemaximeerd en wordt maximaal eens in de drie jaar verstrekt voor de aanschaf, het onderhoud en reparatie. Omdat het te behalen resultaat op maatschappelijke participatie is gericht, wordt het pgb alleen verstrekt voor sporten in verenigd verband. Het kan daarbij gaan om sporten in verenigingsverband, maar ook om sporten in georganiseerd en structureel verband lijkend op een vereniging, zoals een trainingsgroep onder leiding van een professional. Sportvoorzieningen voor gezamenlijk of collectief gebruik komen niet voor individuele compensatie in aanmerking. Voor alle sportvoorzieningen geldt een eigen bijdrage.

Leidraad verplaatsen in de omgeving van de woning

Het zich kunnen verplaatsen is van belang bij zelfstandige maatschappelijke participatie. De bijdrage van de gemeente beperkt zich tot het verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving. Het gaat om lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Hier kan van worden afgeweken indien het van essentieel belang is voor de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van betrokkene en er geen andere oplossingen beschikbaar zijn.

Algemene voorzieningen of een collectief vervoerssysteem gaan voor op een maatwerkvoorziening. Bij de vaststelling van het meest geschikte vervoermiddel wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en vervoersbehoefte van de klant. Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Immers ook een persoon zonder beperkingen moet voor vervoer kosten maken.

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft bijvoorbeeld al een auto en is gewend daarmee in de vervoersbehoefte te voorzien) is er geen noodzaak tot het bieden van een oplossing. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.

Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld. Ook algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen een oplossing zijn zoals een fiets met trapondersteuning, een bakfiets en dergelijke.

Voor sociaal recreatief vervoer geldt het primaat van het aanvullend collectief openbaar vervoer (regiotaxi Utrecht). Alleen wanneer is vastgesteld dat deze voorziening om medische of sociale redenen ongeschikt is, kan van dit primaat worden afgeweken.

Er kan geen pgb worden geboden ter vervanging van het aanvullend collectief openbaar vervoer.

Het is mogelijk om het gebruik van regiotaxi Utrecht te maximeren tot een maximaal aantal zones per periode.

Leidraad individuele begeleiding en thuisbegeleiding

Het betreft hier begeleiding via een maatwerkvoorziening gericht op het bevorderen en/of behouden van de zelfredzaamheid en participatie. In sommige situaties kan de begeleiding bijdragen aan voorkoming van opname of verwaarlozing van de betrokkene. De begeleiding kan bestaan uit individuele begeleiding of thuisbegeleiding. Een hulphond is een therapeutisch instrument en valt daarom in het algemeen niet onder de Wmo.

Beperkingen in zelfredzaamheid en participatie

Er is sprake van beperkingen in zelfredzaamheid en participatie als het zelfstandig nemen van besluiten of oplossen van problemen niet vanzelfsprekend is. Wanneer betrokkene hulp nodig heeft bij het regelen van dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur, niet goed begrijpt wat anderen zeggen en zich zelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Hierbij kan het voorkomen dat taken moeten worden overgenomen of betrokkene afhankelijk is van regie van anderen voor de dagelijkse handelingen.

De beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie kunnen het gevolg zijn van belemmeringen op de volgende terreinen:

Beperkingen in cognitief functioneren

Er is sprake van beperkingen in het gedrag als gevolg van cognitieve problemen waardoor er bijsturing en soms gedeeltelijke overname van taken vereist is door een professional omdat de situatie anders verslechtert en/of waardoor de veiligheid van betrokkene en/of zijn omgeving in gevaar zijn.

Beperkingen in psychisch functioneren

Er is sprake van beperkingen in het psychisch functioneren van betrokkene als er regelmatig hulp nodig is vanwege problemen die veroorzaakt worden door een psychische en emotionele

gesteldheid die het denken, voelen en handelen zodanig beïnvloeden dat er structurele beperkingen ontstaan die leiden tot aanzienlijke belemmering van zelfredzaamheid en participatie..

Beperkingen in oriëntatie en geheugen

Er is sprake van structurele beperkingen in oriëntatie en geheugen als er problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving en/of als betrokkene gedesoriënteerd is. Er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van (eenvoudige) taken en het vasthouden van een dagstructuur. Mogelijk moeten er taken worden overgenomen.

Lichamelijke beperkingen

Er is sprake van lichamelijke beperkingen wanneer betrokkene wordt belemmerd door een verminderde/afwezige werking van lichamelijke functies (bijvoorbeeld handfunctie) waardoor structurele beperkingen ontstaan die leiden tot aanzienlijke belemmering van zelfredzaamheid en participatie. Hierdoor is er hulp nodig bij het uitvoeren van taken en mogelijk moeten er taken worden overgenomen.

Afwegingskader individuele begeleiding

Het resultaat van de individuele begeleiding is het bereiken en behouden van een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en/of participatie, waarbij de cliënt één-op-één wordt ondersteund door een begeleider. Het resultaat kan ook zijn dat het buurtteam de ondersteuning (weer) overneemt, als het niveau van zelfredzaamheid dit mogelijk maakt.

Bij het onderzoek of de maatwerkvoorziening individuele begeleiding noodzakelijk is worden de volgende elementen betrokken:

- Er is sprake van zware en/of chronische problematiek op meerdere levensgebieden en/of;

- Het gaat om (complexe) problematiek die specifieke expertise vraagt;

- Betrokkene is onvoldoende in staat eigen kracht in te zetten en/of heeft zwak of afwezig netwerk. Mogelijk is er ontwikkelperspectief om de eigen kracht van de cliënt te vergroten en/of het eigen netwerk te benutten;

- De situatie van betrokkene is instabiel, de veiligheid is in het geding en/of er is sprake van een crisissituatie;

- Het gaat in het algemeen, om belemmeringen die leiden tot uitstelbare begeleidingsvragen

- Betrokkene kan geen aanspraak maken op ondersteuning via de Wlz;

- Taken die onder de subsidieregeling ADL-assistentie vallen komen niet in aanmerking voor overname via de maatwerkvoorziening individuele begeleiding;

- Begeleidingsvormen die zich richten op behandeling en (alternatieve) therapieën vallen onder de Zorgverzekeringswet. Dit is geen individuele begeleiding zoals omschreven in deze leidraad.

De voorziening individuele begeleiding kan, in het algemeen, nooit meer bedragen dan de ondersteuning die via beschermd wonen wordt geboden. Als de omvang in uren en kosten uitkomt boven hetgeen via beschermd wonen verstrekt zou worden, dient onderzocht te worden of betrokkene aanspraak kan maken op beschermd wonen.

De voorziening individuele begeleiding wordt onderverdeeld in twee categorieën:

a. Individuele begeleiding die door de intensiviteit (langdurig regelmatig schema) en/of momenten waarop de begeleiding plaats moet vinden, niet kan worden uitgevoerd door het buurtteam. De aard en complexiteit van de problematiek vraagt daarbij niet noodzakelijk om een hoogopgeleide, specialistische begeleider.

b. Individuele begeleiding waarbij de complexiteit van de ondersteuningsvraag vraagt om specifieke expertise, waardoor de begeleiding door een hoogopgeleide, specialist noodzakelijk is. Vaak zal de betrokkene, gezien de complexiteit en aard van de problematiek, ook in behandeling zijn (geweest). Om de begeleiding zo effectief mogelijk in te zetten, dient bij het bieden van de begeleiding afstemming te worden gezocht met een behandelaar.

Afwegingskader thuisbegeleiding

Het resultaat van thuisbegeleiding is het creëren van overzicht over de huishoudelijke taken bij de betrokkene, door individuele, praktische begeleiding in de thuissituatie bij het voeren van de huishouding.

Bij het onderzoek of thuisbegeleiding noodzakelijk is worden de volgende elementen betrokken:

- Er is sprake van zware en/of chronische problematiek op meerdere levensgebieden en/of;

- Het gaat om (complexe) problematiek die specifieke expertise vraagt;

- Er zijn (nagenoeg) geen mogelijkheden om het eigen netwerk te benutten of de eigen kracht nog te vergroten;

- Er is (nagenoeg) geen ontwikkelperspectief op zelfstandigheid;

- Cliënten houden de zorg af of mijden deze. Hierdoor ontstaat risico op het veroorzaken van maatschappelijke overlast;

- De situatie van betrokkene is instabiel.

De voorziening thuisbegeleiding heeft een praktisch, uitvoerend en structureel karakter. Er bestaat een noodzaak om de huishoudelijke taken samen uit te voeren, waarbij de begeleider vooral coach on the job is. Er worden geen huishoudelijke taken overgenomen, daarmee onderscheidt deze voorzienig zich van de voorziening ‘schoon huis’. Het bieden van deze ondersteuning vraagt specifieke vaardigheden die het mogelijk maken om ondanks de zorgmijding vertrouwen te winnen en ‘achter de voordeur’ te komen.

Leidraad arbeidsmatige activering en dagbegeleiding

Arbeidsmatige activering kan noodzakelijk zijn indien betrokkene vanwege structurele beperkingen aangewezen is op ondersteuning bij het invullen van de dag. Het is een groepsgerichte activiteit, waarin deelnemers met elkaar een productie of dienst leveren.

Dagbegeleiding kan noodzakelijk zijn als het bieden van een dagstructuur buiten de thuissituatie geboden moet worden.

Afwegingskader arbeidsmatige activering

Ondersteuning bij een arbeidsmatige invulling wordt geboden indien betrokkene vanwege beperkingen niet in staat is om te functioneren in vormen van reguliere arbeid of vrijwilligerswerk. Hierbij wordt altijd eerst gekeken wat het individuele perspectief is op (begeleid) werk of vrijwilligerswerk. Onder reguliere arbeid wordt ook verstaan alle vormen van ondersteuning die via de Participatiewet worden geboden

Daarbij wordt in elk geval afgewogen in hoeverre betrokkene een begeleide en gestructureerde omgeving nodig heeft om werkzaamheden uit te voeren. Elementen die bij deze weging worden betrokken zijn:

- Er is een lage score op maatschappelijke participatie en dagbesteding via de zelfredzaamheidsmatrix of een opvolger daarvan;

- Betrokkene is onvoldoende in staat om eigen dagstructuur te organiseren;

- Betrokkene heeft een gering lerend vermogen;

- Betrokkene is niet in staat zelfstandig te functioneren in reguliere arbeid, arrangementen onder de Participatiewet of vrijwilligerswerk;

- Betrokken is niet, of nauwelijks, in staat om afspraken na te kunnen komen, ook niet met hulp van het sociale netwerk.

Deze vorm van ondersteuning wordt geboden aan personen met fysieke en/of cognitieve, psychische, verstandelijke beperkingen, verslaving, gedragsproblematiek of een combinatie hiervan. Deze beperkingen moeten tot gevolg hebben dat andere vormen van activering structureel onmogelijk zijn omdat er sprake is van beperkt lerend vermogen.

Deze voorziening heeft de vorm van het oefenen en uitvoeren van handelingen, vaardigheden en het structuren van de dag. Arbeidsmatige activering is een groepsgerichte activiteit, waarin deelnemers met elkaar een productie of dienst leveren.

Het resultaat dat behaald moet worden met arbeidsmatige activering is het realiseren van het maximale niveau waarop de persoon arbeidsmatige prestaties kan leveren. Het gaat hierbij om vormen van onbetaald werk. Afhankelijk van de individuele vermogens kan het gaan om activiteiten die liggen tussen (begeleid) werk en vrijwilligerswerk.

De toegang tot arbeidsmatige activering wordt verzorgd door een medewerker van het buurtteam. Buurtteammedewerker maakt met klant en aanbieder afspraken over evaluatiemomenten. Tijdens deze evaluaties wordt bepaald of de doelen bereikt worden, of de overstap naar een algemene voorziening mogelijk is en/of er een andere vorm van maatwerk nodig is (bijvoorbeeld een andere module arbeidsmatige activering).

De voorziening arbeidsmatige activering wordt toegekend in de vorm van modules. De volgende modules zijn beschikbaar:

Module 1 Onderzoeken en ontwikkelen stabiele werksetting

Deze module kan toegekend worden als er sprake is van psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek en/of een lichtverstandelijke beperking waarbij de situatie van betrokkene niet stabiel is. En waarbij de verwachting is dat door de begeleidende structuur van de arbeidsmatige activering, in combinatie met de ondersteunende structuur via vrijwilligerswerk de zelfredzaamheid van de deelnemer vergroot kan worden.

De omvang van deze module bedraagt 2 dagdelen arbeidsmatige activering.

Deze module wordt voor maximaal 1 jaar toegekend. Aan het einde van die periode wordt onderzocht welke ondersteuning vervolgens noodzakelijk is. Afhankelijk van het gerealiseerde resultaat met betrekking tot de zelfredzaamheid van de persoon en de stabiliteit van zijn/haar leefsituatie kan de ondersteuning voortgezet worden in de vorm van vrijwilligerswerk of via een arrangement in het kader van de Participatiewet.

Indien verslechtering optreedt in de mate waarin de deelnemer zelf structuur kan geven aan het dagelijks leven of wanneer tijdens de looptijd van module 1 geen verbetering is opgetreden kan ondersteuning aangeboden worden via module 2 of module 3.

Het resultaat dat behaald kan worden met module 1 is:

- Dagelijks deelnemen aan activiteiten in een arbeidsmatige omgeving waarin de persoon zich veilig voelt en kan ontwikkelen;

- Het vergroten van de vaardigheden om de eigen dagstructuur zelfstandig vorm te geven;.

- Er ontstaat zicht op de eigen mogelijkheden voor betaalde of onbetaalde beroepen en de motivatie om deze te verwerven.

Na afloop van deze module kan betrokkene zonder begeleiding werkzaamheden via vrijwilligerswerk (sociale prestatie) uit voeren of betrokkene kan doorstromen naar module 2.

Module 2 Een stabiele werksetting met ondersteuning in het sociaal netwerk

Deze module kan toegekend worden aan personen met psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek en/of een lichtverstandelijke beperking waarbij een redelijke mate van stabiliteit is ontstaan en die niet in staat zijn tot een eigen daginvulling of dagstructuur. Vaak speelt verslaving en gedragsproblematiek een rol in het dagelijkse leven van deze deelnemers. Zonder ondersteuning naast de begeleide, arbeidsmatige werkzaamheden is er risico op sociaal isolement.

In aansluiting op regulier werk, waar deeltijdwerk gebruikelijk is, wordt de omvang van deze module gesteld op maximaal 4 dagdelen. Deze module kan voor maximaal 2 jaar toegekend worden.

Het resultaat dat behaald kan worden met module 2 is:

- Betrokkene kan deelnemen aan een veilige en duurzame ontmoetingsplek binnen de algemene voorziening sociale prestatie;

- Betrokkene heeft met één of meerdere andere personen duurzaam sociaal contact;

- Betrokkene werkt dagelijks in arbeidsmatige omgeving waarin hij/zij zich veilig voelt en zich zelf kan ontwikkelen;

- Betrokkene ontwikkelt vakgerichte competenties;

- Betrokkene ontwikkelt relevante werknemersvaardigheden;

- Betrokkene kan productie leveren binnen eigen mogelijkheden. Module 3a en 3b Een stabiele werksetting

Deze module is gericht op stabiele en/of personen zonder ontwikkelingsperspectief. In het algemeen is de woon- en zorgsituatie van de deelnemers in deze module stabiel. Door een langdurige werkervaring kunnen er competenties en vaardigheden ontstaan, waardoor deelnemers binnen een begeleidende werkstructuur een mate van zelfstandig werken ontwikkelen.

Deelname aan vrijwilligerswerk is ook voor deze groep gewenst, maar geen onderdeel van de module. De omvang van deze module bestaat uit minimaal 3 en maximaal 10 dagdelen. De toewijzing is voor maximaal 3 jaar.

Het resultaat dat behaald kan worden met module 3

- Betrokkene is in staat te functioneren in een dagelijkse werkstructuur waarin hij/zij zich veilig voelt en zich zelf kan ontwikkelen;

- Betrokkene ontwikkelt passende vakgerichte competenties;

- Betrokkene levert arbeidsmatige prestaties passend binnen eigen mogelijkheden.

Dagbegeleiding

De voorziening dagbegeleiding richt zich eveneens op ondersteuning bij het realiseren van een zinvolle bezigheid, maar dan niet in een werksetting. Centraal bij deze voorziening staat het zoveel als mogelijk handhaven van vaardigheden en het ontlasten van mantelzorgers. Het betreft een structurele tijdsbesteding met een goed omschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken. Dagactiviteiten vinden plaats in groepsverband en zijn gericht op het bevorderen en behouden van de zelfredzaamheid of vertragen van de achteruitgang van de zelfredzaamheid. Het gaat hier vooral, maar niet uitsluitend, om ouderen en mensen met niet aangeboren hersenletsel die ernstig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid en (nagenoeg) niet meer in staat zijn om hun eigen dagstructuur vorm te geven.

Afwegingskader

Om te bepalen of er noodzaak bestaat voor ondersteuning in de vorm van dagbegeleiding wordt in elk geval afgewogen wat de aanleiding is dat betrokkene niet in staat is om zijn of haar eigen dagstructuur vorm te geven. Daarbij wordt onderzocht in hoeverre betrokkene een begeleide en gestructureerde omgeving nodig heeft als gevolg van ernstige beperkingen in de zelfredzaamheid (cognitief en/of fysiek).

Afgewogen wordt of de algemene voorziening dagondersteuning tot voldoende resultaat kan leiden. Ook dient duidelijk te zijn dat belanghebbende niet deel kan nemen aan Arbeidsmatige activering omdat hij/zijn niet (meer) beschikt of kan bijdragen aan het collectief inverdienvermogen. Onderzocht wordt of er recht bestaat of kan bestaan op permanent toezicht/24-uurszorg in de nabijheid op grond van de Wlz.

Als dat niet tot een oplossing leidt kan aanspraak bestaan op de voorziening dagbegeleiding. Elementen die bij de weging worden betrokken zijn:

- Betrokkene scoort laag op het leefgebied dagbesteding via de zelfredzaamheidsmatrix of een opvolger daarvan;

- Betrokkene heeft geen mogelijkheden om, samen met anderen, een productie of dienst te leveren;

- Betrokkene is onvoldoende in staat om de eigen dagstructuur vorm te geven;

- Betrokkene heeft geen of een te beperkt eigen netwerk;

- Er dreigt overbelasting van de mantelzorger of de mantelzorger is niet in staat om gedurende de volledige week de beperkingen in de zelfredzaamheid op te vangen;

- Betrokkene bevindt zich in sociaal isolement of dreigt hierin te raken;

- Betrokkene is niet meer in staat te functioneren binnen de dagondersteuning.

Indien betrokkene ook sociaal medische hulpverlening krijgt, vindt overleg met deze hulpverlener(s) plaats. De informatie van bijvoorbeeld huisarts, wijkverpleegkundige, thuiszorg, geriater en/of dementieconsulent, wordt betrokken bij de afweging.

Het resultaat dat met de voorziening dagbegeleiding behaald kan worden is het structureel deelnemen aan groepsactiviteiten op vaste tijden. Deze activiteiten vinden plaats onder professionele regie. De activiteiten zelf sluiten aan bij de belangstelling van betrokkenen en gaan uit van zijn of haar actieve betrokkenheid. Deze activiteiten dragen op individueel niveau bij aan het:

- bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid;

- voorkomen van sociaal isolement;

- het gevoel van eigenwaarde, gezondheid, welbevinden en kwaliteit van leven.

De voorziening dagbegeleiding wordt toegekend in de vorm van vier dagdelen per week. Op basis van de zorgbehoefte en/of de mate van overbelasting van de mantelzorger kan de aanbieder van dagbegeleiding (tijdelijk) meer dagdelen per week aanbieden.

Vervoer naar groepsgerichte vormen van ondersteuning

Wanneer betrokkene in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van mantelzorg of vrijwilliger) de arbeidsmatige activering of dagbegeleiding kan bereiken dan is dat voorliggend. Wanneer dit niet mogelijk is kan vervoer een onderdeel zijn van de maatwerkvoorziening. Hierbij geldt dat wordt gekozen voor de dichtstbijzijnde geschikte locatie en de goedkoopst adequate vorm van vervoer.

De cliënt kan ook gebruik maken van de regiotaxi indien betrokkene aan de criteria hiervoor voldoet mits de aanbieder van arbeidsmatige activering of dagbegeleiding hiermee akkoord is. In dergelijke gevallen is er geen noodzaak om vervoer toe te kennen als onderdeel van de voorziening arbeidsmatige activering of dagbegeleiding.

Leidraad kortdurend verblijf

Ondersteuning via de voorziening kortdurend verblijf in een instelling is een vorm van respijtzorg en richt zich op ontlasting van de taak van mantelzorgers. Kortdurend verblijf kan ingezet worden bij (dreigende) overbelasting van de mantelzorger als andere (lichtere) vormen van respijtzorg onvoldoende ondersteuning bieden. Een lichtere vorm van respijtzorg is bijvoorbeeld de inzet van vrijwilligers die de mantelzorger tijdelijk (alle) zorgtaken uit handen nemen of de voorziening dagbegeleiding.

Onder kortdurend verblijf wordt verstaan: verblijf van de persoon voor wie de mantelzorger verantwoordelijkheid draagt, in een accommodatie waar onder professionele verantwoordelijkheid 24uurszorg wordt geleverd. Het verblijf is voor een korte periode,. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een weekendverblijf, maar ook door meerdere kortere periodes samen te voegen zodat de mantelzorger op vakantie kan gaan.

Afwegingskader

Kortdurend verblijf kan noodzakelijk zijn als mantelzorger de volledige ondersteuning biedt aan een persoon die permanent toezicht nodig heeft. De belangrijkste afweging is of er sprake is van dreigende of al aanwezige overbelasting van de mantelzorger. Het gaat in de praktijk bijna altijd om intensieve mantelzorg, waarbij de zorgvrager veel verzorging, begeleiding en/of toezicht nodig heeft, gedurende de hele dag. Bij deze afweging worden de volgende elementen betrokken:

- De persoon voor wie de mantelzorger de verantwoordelijkheid draagt komt niet in aanmerking voor een Wlz-indicatie;

- De mantelzorger kan geen beroep kan doen op een vorm van respijtzorg op grond van zijn/haar aanvullende zorgverzekering;

- Ontlasting van de persoon die gebruikelijke hulp of mantelzorg aan de zorgvrager levert is noodzakelijk. Elke andere reden dan ontlasting van de mantelzorger is niet relevant; bijvoorbeeld de noodzaak voor medische behandeling of herstel van de cliënt. In dat geval is het een zaak van huisarts en zorgverzekeraar, via de regeling kortdurend eerstelijns-verblijf;

- Zijn andere vormen van ontlasting van de mantelzorger mogelijk? Kortdurend verblijf in een instelling is pas aan de orde als andere vormen van overname van de zorgtaken van de mantelzorger niet toereikend zijn. Duidelijk moet zijn dat dit niet te realiseren valt of onvoldoende is om overbelasting te voorkomen;

- De persoon voor wie de mantelzorger de verantwoordelijkheid draagt is aangewezen op zorg die gepaard gaat met toezicht op regelmatige en onregelmatige momenten.

Omvang

Omdat kortdurend verblijf gericht is op het ontlasten van de mantelzorger wordt deze toegekend voor maximaal 36 etmalen per jaar. De vorm is een maandelijks verblijf van drie etmalen in een instelling. De cliënt en mantelzorger mogen dit, bijvoorbeeld in verband met vakantie van de mantelzorger, ook op een andere manier indelen, bijvoorbeeld 2 weken aaneengesloten.

Tegelijkertijd gaat hier om het bieden van maatwerk. Daarbij is de leidende vraag is: wat is nodig zodat de mantelzorger de ondersteuning vol kan houden? Dat betekent dat in uitzonderlijke gevallen ook afgeweken kan worden van de toekenning van maximaal 36 etmalen.

De periode waarvoor de toekenning geldt, is variabel en mede afhankelijk van de ontwikkeling van de ondersteuningsvraag van de cliënt en zijn/haar mantelzorger.

Betrokkene is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Daarbij dient in de eerste plaats gebruik te worden gemaakt van eigen vervoer of van hulp uit het eigen netwerk. Wanneer betrokkene beperkingen heeft op het gebied van vervoer zal hij/zij doorgaans in het bezit zijn van een pasje voor de regiotaxi of een taxikostenvergoeding krijgen, waarmee hij/zij zich naar de instelling kan vervoeren. Pas als deze vormen van vervoer niet tot voldoende oplossing leiden kan ook (aanvullend) vervoer worden toegekend.

Leidraad beschermd wonen en opvang

Ondersteuning in de vorm van beschermd wonen of opvang kan noodzakelijk zijn als betrokkene als gevolg van structurele belemmeringen niet in staat is zelfstandig te wonen. En waarbij vastgesteld is dat niet in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien door de inzet van lichtere vormen van ondersteuning via de Wmo of door een beroep te doen op een voorziening via de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.

Beschermd wonen is in de wet gedefinieerd als: “wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor belanghebbende of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving”.

Afwegingskader Beschermd Wonen

Beschermd wonen is bedoeld voor mensen:

- die psychische of psychosociale problemen hebben, waardoor zij niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

- die te maken hebben met complexe problematiek op meerdere levensgebieden;

- bij wie onderdak, toezicht en begeleiding niet gericht is op zorg die zich richt op genezing

De wet definieert niet wat een accommodatie van een instelling betekent. Het kan gaan om een veelheid van beschermde woonvormen zoals lokale of regionale instellingen voor begeleid wonen. Maar beschermd wonen kan ook zo worden vormgegeven dat mensen (al dan niet geclusterd) in een woonwijk wonen. Deze voorzieningen kunnen allemaal onder beschermd wonen vallen als daarmee het resultaat zoals in de Wmo gedefinieerd, wordt behaald.

De voorziening beschermd wonen kent vier verschillende niveaus, die lopen van lichtere naar zware vormen van ondersteuning. Er wordt naar gestreefd om met de lichtste vorm van ondersteuning het noodzakelijke resultaat te behalen.

Deze niveaus zijn alle ondersteuningsvormen die ingezet kunnen worden voor personen waar vastgesteld is dat zij noodzakelijk zijn aangewezen op een vorm van beschermd wonen. Daar waar belanghebbende niet aangewezen is op beschermd wonen, maar wel op individuele begeleiding is de Leidraad Individuele begeleiding van toepassing.

Afhankelijk van het resultaat dat behaald moet worden in de individuele situatie worden de volgende vier voorzieningenniveaus onderscheiden:

- Ambulante gespecialiseerde begeleiding, meestal in combinatie met wonen in een instellingswoning

- Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding

- Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening

- Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening

Daarbij geldt dat, in het algemeen, de inzet van uren via ambulante gespecialiseerde begeleiding of de intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding per CAK periode nooit tot een hoger niveau van kosten kan leiden dan zevenmaal het etmaal tarief voor begeleiding in een 24-uurs voorziening.

Opvang is in de wet gedefinieerd als: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. En niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

Afwegingskader opvang

Opvang is bedoeld voor mensen die:

- rechtmatig in Nederland verblijven en zo nodig aanspraak kunnen maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen;

- binding hebben met de regio Utrecht en;

- die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van geweld in afhankelijkheidsrelaties en zich niet op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving.

Hardheidsclausule: bij acute noodsituaties kan de gemeente besluiten af te wijken van bovengenoemde criteria voor opvang.

Voor het bepalen van de regiobinding handelt de gemeente Utrecht volgens vaste richtlijnen gebaseerd op de handreiking Landelijke toegang maatschappelijke opvang van de VNG (dec 2014).

Opvang kent vijf verschillende niveaus, die lopen van lichtere naar zware vormen van ondersteuning. Er wordt naar gestreefd om met de lichtste vorm van ondersteuning het noodzakelijke resultaat te behalen. Afhankelijk van het resultaat dat behaald moet worden in de individuele situatie worden de volgende vijf voorzieningenniveaus onderscheiden:

- Onderdak met lichte begeleiding

- Ambulante gespecialiseerde begeleiding

- Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding

- Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening

- Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening

Onderdak met lichte begeleiding

Indien onderdak met lichte begeleiding toegekend wordt kan betrokkene gedurende maximaal anderhalf jaar wonen in een (groeps)woning van een instelling. Tijdens deze periode krijgt betrokkene op basis van een ondersteuningsplan begeleiding, veelal bij zijn financiën en schulden.

Het resultaat dat behaald dient te worden via de voorziening onderdak met lichte begeleiding is verhuizing naar een eigen woning. Waarbij de begeleiding, indien nodig geboden kan worden door een buurtteam. Dat houdt in dat het voldoende resultaat behaald moet kunnen worden met het niveau van begeleiding door de buurtteams.

Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op onderdak met lichte begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken:

- Betrokkene is 18 jaar of ouder;

- Betrokkene is dak- of thuisloos, dreigt dit te worden, of heeft het huis moeten verlaten als gevolg van geweld binnen een afhankelijkheidsrelatie;

- Betrokkene heeft problemen op meerdere leefgebieden maar is wel in staat zelf regie te voeren over de diverse leefgebieden.

Ambulante gespecialiseerde begeleiding

Ambulante gespecialiseerde begeleiding is begeleiding op geplande of ongeplande momenten van personen met problemen op meerdere leefgebieden.

Problemen op gebied van psychiatrie, verslaving eventueel in combinatie met verstandelijke beperking zijn aanwezig, maar zijn niet (meer) zo groot dat begeleiding intensief of veelvuldig ongepland noodzakelijk is. Het kan ook gaan om mensen die te maken hadden - of hebben - met geweld in afhankelijkheidsrelaties.

Bij ambulante gespecialiseerde begeleiding kan de cliënt met begeleiding en praktische ondersteuning de regie op veel gebieden zelf voeren, maar overname van regie over één of enkele leefgebieden kan soms tijdelijk nodig zijn. Begeleiding wordt bijvoorbeeld gegeven in de vorm van budgetbegeleiding, hulp bij de administratie, structureren van de dag, het op orde brengen van de woning, of begeleiding gericht op het stoppen en in de toekomst voorkomen van geweld in afhankelijkheidsrelaties.

De belanghebbende verblijft, in het algemeen, in een woning van een instelling. De cliënt betaalt zelf de woonlasten. Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de ambulante gespecialiseerde begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken.

- Betrokkene is 18 jaar of ouder

- Betrokkene is beperkt zelfredzaam en er is sprake van meervoudige complexe problematiek

- Betrokkenen kreeg eerder zwaardere vorm van begeleiding of komt rechtstreeks vanuit de kliniek of opvang. Of is de eigen woning ontvlucht als gevolg van geweld in een afhankelijkheidsrelatie

- Betrokkene is in staat met begeleiding en praktische ondersteuning zelf regie te voeren over zijn leven;

- Overname van regie over één of enkele leefgebieden kan soms tijdelijk nodig zijn;

- 24-uurs toezicht en/of 24-uurs beschikbaarheid van begeleiding is niet noodzakelijk.

Het resultaat dat behaald kan worden met de voorziening ambulante gespecialiseerde begeleiding is dat betrokkene weer zelfstandig gaat wonen, met (indien nodig) begeleiding door het Buurtteam.

Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding

Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding komt inhoudelijk overeen met ambulante gespecialiseerde begeleiding met als verschil dat de begeleiding intensiever is en vaker op ongeplande momenten plaatsvindt. Deze voorziening richt zich daarom op personen met een zwaardere problematiek.

De begeleiding is gericht op budgetbegeleiding, hulp bij de administratie, dagstructuur, het op orde brengen en houden van de woning maar ook crisisbeheersing en gedragsregulering kunnen onderdeel zijn van deze vorm van begeleiding. Intensieve afstemming met behandelaars (en soms ook bemoeizorg) is nodig. De begeleiding kan zich ook richten op het stoppen en in de toekomst voorkomen van geweld in een afhankelijkheidsrelatie. In alle gevallen is 24-uurs beschikbaarheid (op afroep) is nodig.

Deze voorziening richt zich op personen met soms forse (gedrags)problematiek en/of beperkt leervermogen waardoor gevaar voor maatschappelijke teloorgang of overlast dreigt. De ernst hiervan kan even groot zijn als of zelfs groter zijn dan bij personen die in een 24-uursvoorziening verblijven. In die gevallen dient er vastgesteld te zijn dat betrokkene ongeschikt is om in een groep te functioneren waardoor intensieve begeleiding in een zelfstandige woonsetting noodzakelijk is. Dit kan ook voorkomen als de veiligheidssituatie vraagt om een zelfstandige woonsetting.

De voorziening richt zich zowel op personen die soms voor langere tijd aangewezen zijn op intensieve begeleiding als op personen die tijdelijk aangewezen zijn op intensieve begeleiding. Bijvoorbeeld als betrokkene uit een 24-uurs setting komt en de intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding noodzakelijk is om de overgang naar zelfstandig wonen te bevorderen.

Het resultaat dat behaald kan worden met intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding is dat betrokkene na enige tijd regie over zijn/haar leven kan voeren met ondersteuning via de lichtere voorziening ambulante gespecialiseerde begeleiding.

Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken:

- Betrokkene is 18 jaar of ouder;

- Betrokkene heeft te maken met complexe problematiek op meerdere leefgebieden;

- Betrokkene is niet in staat om over alle relevante leefgebieden zelf de regie te voeren;

- Betrokkene is aangewezen op 24-uurs beschikbaarheid van begeleiders.

Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening

Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening houdt in dat de cliënt verblijft in een accommodatie waar 24 uur per dag toezicht en/of begeleiding beschikbaar is. De persoon die in deze voorziening verblijft, krijgt op basis van een ondersteuningsplan passende begeleiding. Hierin zijn, indien nodig, dagbesteding en schuldhulpverlening inbegrepen. Begeleiding vindt plaats op geplande en ongeplande momenten.

De voorziening gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening richt zich op personen die nog niet in staat zijn met begeleiding zelfstandig te wonen wegens gevaar voor te grote achteruitgang.

Belemmeringen kunnen voortkomen uit psychiatrische problematiek, verslaving eventueel in combinatie met verstandelijke beperking en/of somatische problemen. Het kan ook gaan om mensen die te maken hadden - of hebben – met een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties en daarom opvang in een 24-uurs voorziening nodig hebben.

In alle gevallen gaat het om personen die behoefte hebben aan een gestructureerde woonomgeving waar 24-uur per dag een beroep op ondersteuning kan worden gedaan of begeleiding beschikbaar is.

Overname van regie over leefgebieden kan nodig zijn. Maar de psychiatrische of verslavingsproblematiek is niet zo groot, dat dit langdurig nodig zal zijn. De persoon heeft voldoende leervermogen om te mogen verwachten dat doorstroom naar ambulante begeleiding na verloop van tijd mogelijk is. Of de veiligheidssituatie verbetert waardoor de cliënt weer zelfstandig kan gaan wonen.

Het resultaat dat met deze voorziening behaald kan worden is dat betrokkene na afloop van de individueel te bepalen termijn, in staat is zelfstandig te wonen met (intensieve) ambulante gespecialiseerde begeleiding. Voor een enkeling kan een langdurig verblijf in deze vorm noodzakelijk blijven.

Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening worden in elk geval de volgende elementen betrokken:

- Betrokkene is 18 jaar of ouder

- Betrokkene is (nog) niet in staat met begeleiding zelfstandig te wonen wegens gevaar voor te grote achteruitgang als gevolg van psychiatrie of verslaving. Daarnaast kunnen somatische klachten een rol spelen; Of betrokkene moet opgevangen worden vanwege een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties waardoor de veiligheid in het geding is.

- Betrokkene heeft behoefte aan een gestructureerde woonomgeving met 24-uurs toezicht en/of beschikbaarheid van begeleiding in zijn/haar nabijheid en aan ondersteuning in praktische zaken;

- Overname van regie over leefgebieden kan nodig zijn. Maar de psychiatrische of verslavingsproblematiek is niet zo groot, dat dit langdurig nodig zal zijn; Of de acute dreiging van geweld neemt af na begeleiding waardoor de cliënt weer zelfstandig kan gaan wonen.

- Betrokkene heeft voldoende leervermogen om te mogen verwachten dat doorstroom naar ambulante begeleiding na verloop van tijd mogelijk is.

Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening

Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening biedt verblijf in een accommodatie waar 24-uur per dag toezicht en/of begeleiding aanwezig is ter voorkoming van verwaarlozing, maatschappelijke overlast of gevaar voor de persoon zelf of anderen. De begeleiding voorziet 24 uur per dag in geplande en ongeplande ondersteuning, varieert sterk per persoon en kan onder andere intensieve gedragsregulering omvatten. Intensieve afstemming met de behandelaar is veelal noodzakelijk. Het kan ook gaan om mensen die te maken hadden - of hebben – met een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties en daarom intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening nodig hebben.

Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening richt zich op personen met ernstige psychiatrische problemen, ernstige verslaving eventueel in combinatie met verstandelijke beperking en/of somatische problemen. Gedragsproblematiek, crisisgevoeligheid, beperkt leervermogen, gevaar voor maatschappelijke teloorgang en overlast zijn meestal aanwezig. Personen zijn niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en die zijn aangewezen zijn op intensieve begeleiding en, indien nodig, bemoeizorg. Hun woonomgeving moet structuur, veiligheid en bescherming bieden. De begeleiding is herstelgericht. Het kan ook gaan om personen die te maken hadden - of hebben – met een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties en intensieve begeleiding nodig hebben om de regie te kunnen voeren over meerdere gebieden in het leven.

Het resultaat dat behaald kan worden met deze voorziening is dat de kwaliteit van leven voor betrokkene zo goed mogelijk is en overlast en gevaar voor anderen wordt voorkomen. De cliënt heeft op vrijwel alle leefgebieden ondersteuning nodig. Het leervermogen van de persoon aan wie deze voorziening toegekend wordt kan zo beperkt zijn, dat langdurig verblijf in deze woonvorm onvermijdelijk is.

Bij de afweging of betrokkenen aangewezen is op intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24- uurs voorziening, worden de volgende elementen betrokken:

- Betrokkene is 18 jaar of ouder

- Psychiatrische en/of verslavingsproblematiek staan op de voorgrond waardoor een gestructureerde woonomgeving met aanwezigheid van begeleiding een belangrijke voorwaarde is voor effectieve behandeling; Of betrokkene moet opgevangen worden vanwege een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties waardoor de veiligheid in het geding is.

- Betrokkene heeft op vrijwel alle leefgebieden ondersteuning nodig;

- Betrokkene is aangewezen op begeleiding op zowel geplande als ongeplande momenten;

- Maatregelen zijn nodig om de kans op gevaar en geweld (onder meer vanwege gebrekkige oordeelsvorming en onvermogen om op tijd hulp in te roepen) te beperken;

- Betrokkene is aangewezen op een omgeving die afwijkend gedrag kan hanteren en reguleren.

Slotbepalingen

Samenhang

Bij deze beleidsregels horen de Nadere regels Wmo, inclusief financieel besluit 2018 en de Nadere regels Eigen bijdrage Maatschappelijke opvang 2018.

Intrekking

De Beleidsregels Wmo 2017 die het college heeft vastgesteld op 13 december 2016, vervallen op 1 januari 2018.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels Wmo 2018 treden op 1 januari 2018 in werking.

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wmo 2018, Gemeente Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in haar vergadering van 19 december 2017.

De secretaris, De loco-burgemeester,

Drs. G.G.H.M. Haanen Mr. Drs. V. Everhardt