Beleidsregels geur bestemmingsplan Lage Weide gemeente Utrecht

Geldend van 12-04-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels geur bestemmingsplan Lage Weide gemeente Utrecht

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening;

Overwegende dat:

 het wenselijk is dat de woonomgeving van het bedrijventerrein Lage Weide wordt beschermd tegen onaanvaardbare cumulatieve geurhinder afkomstig van de bedrijven van het bedrijventerrein;

 het bestemmingsplan Lage Weide daartoe een verbod bevat om nieuwe geurrelevante inrichtingen toe te staan;

 het bestemmingsplan een geclausuleerde afwijkingsbevoegdheid bevat om te kunnen afwijken van dat verbod, waarbij verzekerd wordt dat er sprake blijft van een aanvaardbare cumulatieve geurhinder ter plaatse van geurgevoelige objecten;

 dat ter interpretatie en ter invulling van deze afwijkingsbevoegdheid de vaststelling van (wet interpreterende) beleidsregels wenselijk zijn;

Besluit vast te stellen de Beleidsregels geur bestemmingsplan Lage Weide gemeente Utrecht.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. Aanvaardbare cumulatieve geurbelasting: Een in bijlage II bij deze beleidsregels vastgelegde geurcontour waarbuiten de cumulatieve geurbelasting vanwege de in het plangebied gevestigde bedrijven niet meer mag bedragen dan H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel; Dit komt overeen met een cumulatieve hedonisch gewogen geurbelasting van 1,0 ouE(H)/m3;

b. Cumulatieve geurbelasting van H=-1: de hedonisch gewogen geurbelasting met een hedonische waarde van -1, als gevolg van alle geurrelevante bedrijven gezamenlijk die gevestigd zijn binnen het plangebied;

c. Geurbelasting: uurgemiddelde geurconcentratie op leefniveau uitgedrukt in ouE/m3 als 98 percentielwaarde, berekend aan de hand van het geurzonemodel;

d. Geurcontour: lijn die punten met een gelijke geurbelasting met elkaar verbindt (isoconcentratie-lijn);

e. Geuremissie: uitstoot van een vluchtige stof dan wel een mix van vluchtige stoffen naar de buitenlucht die een interactie aangaat met de geurreceptoren in de menselijke neus en waarvan de gewaarwording plaatsvindt met de menselijke neus;

f. Geurrelevante bedrijven: alle bedrijven met uitzondering van niet-geurrelevante bedrijven;

g. Hedonische waarde (H): een maat voor de (on)aangenaamheid van een geur die wordt uitgedrukt op een schaal van H = -4 (uiterst onaangenaam) tot H = +4 (uiterst aangenaam) en wordt bepaald conform de NVN 2818;

h. Hedonische weegfactor F: verhouding tussen de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van H= –1 (licht onaangenaam) van een geurbron en de normwaarde van 1 ouE/m3;

i. Hedonisch gecorrigeerde geuremissie: geuremissie van een bron gedeeld door de hedonische weegfactor F;

j. Hedonisch gewogen geurbelasting: Geurbelasting op basis van hedonisch gecorrigeerde geuremissies, met als eenheid ouE(H)/m3.

k. Niet-geurrelevante bedrijven: De categorieën van bedrijven opgenomen op de Lijst niet-geurrelevante bedrijven (bijlage I van deze beleidsregels).

l. Nieuwe geurrelevante inrichting:

  • -

    geurrelevant bedrijf, met uitzondering van het geurrelevante bedrijf zoals dat ten tijde van de inwerkingtreding van deze beleidsregels in overeenstemming met het Activiteitenbesluit milieubeheer (zoals geldend op de dag van inwerkingtreding van het plan) dan wel in overeenstemming met de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (zoals geldend op de dag van inwerkingtreding van deze beleidsregels) in werking was;

  • -

    de verandering van (de werking van) een geurrelevant bedrijf sinds de inwerkingtreding van dit plan, met uitzondering van de verandering die niet tot enige geuremissie leidt;

  • -

    de wijziging van een niet-geurrelevant bedrijf in een geurrelevant bedrijf sinds de inwerkingtreding van het plan.

m. NVN 2818: Geurkwaliteit: Sensorische bepaling van de hedonische waarde van een geur met een olfactometer (versie 2005).

n. Overschrijding van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting: Toename van de cumulatieve geurbelasting die leidt tot een overschrijding van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting.

o. NTA 9065: De Nederlands Technische Afspraak (NTA) 9065 “Luchtkwaliteit – Geurmetingen – Meten en rekenen geur’ (versie 2012);

p. Percentiel: percentage van de tijd waarin een door het verspreidingsmodel berekende geurconcentratie waarde, uitgedrukt in een gemiddelde waarde per uur, niet wordt overschreden;

q. Plan: bestemmingsplan Lage Weide;

r. Plangebied: gebied behorende bij het bestemmingsplan Lage Weide.

Artikel 2 Toepassing beleidsregels

Deze beleidsregels vinden toepassing bij de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 van de planregels van het bestemmingsplan Lage Weide.

Artikel 3 Berekening cumulatieve geurbelasting

1. Van alle geurrelevante bedrijven wordt de cumulatieve geurbelasting berekend met het door de gemeente beheerde geurzonemodel. Het geurzonemodel is opgezet overeenkomstig de artikelen 75 en 76 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Het geurzonemodel hanteert een tienjarige periode van 2005-2014 voor de meteorologische omstandigheden. De ruwheidslengte van de omgeving waarmee wordt gerekend bedraagt 0,69 m.

2. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 van de planregels wordt de bijdrage van het bedrijf aan de cumulatieve geurbelasting bepaald door toevoeging en/of wijziging van de betreffende geurbronnen van het bedrijf in het geurzonemodel. Met het gewijzigde geurzonemodel wordt overeenkomstig het eerste lid de cumulatieve geurbelasting berekend en afgerond op 1 decimaal.

3. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 van de planregels levert de aanvrager gegevens aan van de nieuwe en/of gewijzigde geurbronnen van het bedrijf. Het betreft de volgende gegevens:

a. De x- en y Rijksdriehoekcoördinaten van de (schoorstenen/afvoerpijpen) van de geurbronnen

b. De geurconcentraties of geurvrachten van de betreffende bronnen;

c. De bedrijfsuren van de betreffende bronnen;

d. De geurconcentratie overeenkomend met een hedonische waarde van -1 van de betreffende geuren die door de bronnen worden geëmitteerd;

e. De fysische parameters behorende bij de schoorstenen/afvoerpijpen, zijnde de hoogte, interne diameter, en debiet (in Nm3/uur) en temperatuur van de afgassen uit de betreffende bronnen;

f. Indien noodzakelijk kan het bevoegd gezag de beheerder van het bedrijf om aanvullende gegevens verzoeken.

4. In aanvulling op het derde lid, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd bij het ontbreken of niet volledig zijn van de onder het derde lid genoemde gegevens:

a. Indien voor een geuremissie de hedonische waarde niet of onvoldoende bekend is of uit literatuur afgeleid kan worden, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde voor de hedonische weegfactor F van 0,5.

b. Voor een bron, waarvan de hedonisch gewogen geuremissie, dan wel de geuremissie, niet is gebaseerd op ter plaatse uitgevoerde metingen of op naar het oordeel van burgemeester en wethouders algemeen aanvaardbare en toepasselijke kengetallen of literatuurwaarden, wordt de emissie ten behoeve van de berekening vastgesteld op basis van een equivalente geuremissiebron overeenkomend met de richtafstand van de voor de inrichting geldende SBI code uit bijlage I van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009).

5. Burgemeester en wethouders zorgen ervoor dat er voldoende informatie beschikbaar is over de geurruimte binnen de vastgestelde contour. Op verzoek van de initiatiefnemer wordt inzicht gegeven in de voor een nieuw geurrelevant bedrijf beschikbare geurruimte. Hiertoe wordt een bestand met de actuele berekende cumulatieve geurbelasting op de zonetoetspunten ter beschikking gesteld.

Artikel 4 Toetsing aanvaardbare cumulatieve geurbelasting

1. De vergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 van de planregels wordt alleen verleend indien daarmee geen aantoonbare overschrijding van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van deze beleidsregels, optreedt.

2. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt toepassing gegeven aan artikel 3, tweede, derde en vierde lid, van deze beleidsregels.

3. De in artikel 3.6.1 van de planregels bedoelde geurruimte wordt gereserveerd op volgorde van binnenkomst van een ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning. Na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning wordt de extra geurruimte als definitief toegevoegd beschouwd. Bij een onherroepelijke weigering van de omgevingsvergunning vervalt de reservering.

Artikel 5 Geurzoneboekhouding

  • 1.

    In het geurzonemodel worden vergunde nieuwe en gewijzigde geurrelevante bedrijven en meldingen van beëindiging van geurrelevante bedrijfsactiviteiten bijgehouden, zodat een actueel beeld blijft bestaan van de toebedeling van de beschikbare geurruimte.

  • 2.

    De geurzoneboekhouding wordt als volgt uitgevoerd:

  • a.

    Op de contourlijn van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting zijn 100 zonetoetspunten aangebracht, met onderling gelijke afstand. De locaties van deze zonetoetspunten zijn opgenomen in bijlage III.

  • b.

    De betreffende nieuwe of gewijzigde geurbronnen worden toegevoegd aan of verwijderd uit het geurzonemodel, en de cumulatieve geurhinder wordt berekend op de zonetoetspunten.

  • c.

    Indien uit deze berekening, met in achtneming van artikel 4.3, blijkt dat wordt voldaan aan de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting, wordt de vergunning verleend en worden de betreffende geurbronnen definitief toegevoegd dan wel gewijzigd, overeenkomstig de aanvraag, in het geurzonemodel.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie.

Op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de Beleidsregels geur bestemmingsplan Lage Weide, Gemeente Utrecht, vastgesteld op 16 januari 2018, ingetrokken.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels geur bestemmingsplan Lage Weide gemeente Utrecht.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Utrecht, gehouden op 16 oktober 2018.

De secretaris, De burgemeester

G.G.H.M. Haanen Mr. J.H.C. van Zanen

Ondertekening

Toelichting Beleidsregels geur bestemmingsplan Lage Weide 2018

1 Inleiding

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en kan om die reden ook gezondheidsrisico's met zich brengen. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. In het algemeen is het zo dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van bedrijven worden gepland het woon- en verblijfklimaat als goed wordt aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.

Sinds december 2012 is het nationale beleid voor geur opgenomen in hoofdstuk 3 van de handleiding geur: "Bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen)". Uitgangspunt in het geurbeleid is het voorkomen van (nieuwe) hinder. Als algemene doelstelling voor geurhinder geldt dat er in 2010 geen ernstig gehinderden meer mogen zijn.

De bescherming tegen geurhinder van bedrijven (uitgezonderd veehouderijen) is geregeld via het Activiteitenbesluit (algemene regels). Daarnaast kunnen geurvoorschriften staan in een maatwerkbesluit of omgevingsvergunning. De hindersystematiek voor geur staat in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit.

Gezien de ligging en afstand van vooral de bestaande woonwijk Zuilen ten opzichte van bedrijventerrein Lage Weide ziet de gemeente Utrecht aanleiding in aanvulling op de bescherming via het Activiteitenbesluit (milieuspoor) in het ruimtelijke spoor specifiek geurbeleid vast te stellen voor bedrijvigheid op bedrijventerrein Lage Weide. Daarbij neemt de gemeente in aanmerking dat de cumulatieve geurbelastingcontouren vanwege bedrijven op Lage Weide (deels) over de woonwijk Zuilen liggen en dat een toeneming van geurhinder vanwege cumulatieve geurbelasting onvoldoende via het milieuspoor of met toepassing van de inwaartse milieuzonering kan worden tegengegaan.

Uitgangspunten voor het specifieke geurbeleid zijn dat bestaande bedrijven hun bedrijfsvoering moeten kunnen voortzetten en dat nieuwe onaanvaardbare hinder bij geurgevoelige objecten buiten het plangebied moet worden voorkomen.

Deze beleidsregel geldt alleen voor bedrijven binnen het plangebied van bestemmingsplan “Lage Weide” en geldt niet voor het milieuspoor.

1.1 Aanleiding

1.1.1 Voorgeschiedenis en doel beleidsregels

Het bedrijventerrein Lage Weide is in de loop van de jaren 40-50 van de vorige eeuw ontstaan. Op ongeveer 216 hectare terrein is een groot aantal bedrijven uit verschillende sectoren gevestigd. Het bedrijventerrein is multimodaal ontsloten per weg, water en spoor en biedt vestigingsmogelijkheden voor zowel lichte als zwaar milieuhinderlijke bedrijven.

Direct aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal ligt de bestaande woonwijk Zuilen.

In verband met de rond Lage Weide (geprojecteerde) woonwijken is in het bestemmingsplan “Lage Weide” een inwaartse zonering toegepast, waardoor de meest hindergevende bedrijven op de grootst mogelijke afstand van gevoelige objecten zijn toegestaan. Hierbij is het uitgangspunt dat bestaande rechten waar mogelijk worden gerespecteerd, geen enkel bedrijf wordt gedwongen om te verplaatsen en bedrijven die niet passen binnen de voorgestelde zonering een specifieke bestemming krijgen zodat deze bedrijven positief kunnen worden bestemd.

Volgens de planregels bij dit bestemmingsplan is de oprichting, uitbreiding of wijziging van geurrelevante bedrijven zonder omgevingsvergunning verboden. Doel van voorliggende beleidsregels is invulling te geven aan de uitleg van de planregels (wet interpreterende beleidsregels).

2 Aanvaardbare cumulatieve geurbelasting

2.1 Inleiding

De regulering van geurhinder van individuele bedrijven (inrichtingen, niet zijnde veehouderijen) vindt plaats via het Activiteitenbesluit milieubeheer of de omgevingsvergunning milieu in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo. Voor bedrijventerrein Lage Weide is gebleken dat deze vormen van regulering onvoldoende is om een aanvaardbare cumulatieve geurbelasting te garanderen voor geurgevoelige objecten buiten het plangebied. Daarom is ervoor gekozen om de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting aanvullend te regelen via het ruimtelijke spoor. Uit wet- en regelgeving vloeit niet voort, wat een aanvaardbare cumulatieve geurbelasting is of hoe deze dient te worden bepaald. Dit betreft een afweging die het bevoegd gezag zelf dient te maken. In onderstaande paragrafen wordt toegelicht hoe de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting veroorzaakt door bedrijven op het bedrijventerrein Lage Weide voor geurgevoelige objecten is bepaald.

2.1.1 Algemeen rijksbeleid geur

Het algemene stankbeleid is door het toenmalige ministerie van VROM beschreven in de Herziene Nota Stankbeleid uit 1994 en in aanvulling daarop in de Brief rijksbeleid geur uit 1995. Sinds die tijd zijn er geen vaste geurnormen voor alle type geuren, maar wordt op lokaal niveau het aanvaardbaar geurhinderniveau vastgelegd, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de aard van de geur. Het geurhinderbeleid is erop gericht de mens zoveel mogelijk te beschermen tegen geurhinder. Bij stank kan het ervaren van ernstige hinder leiden tot effecten bij de mens. Vandaar dat het maximaal toelaatbare risiconiveau (MTR) voor stank is gekoppeld aan het niveau waarbij ernstige hinder wordt ervaren. Voor het jaar 2010 is vastgelegd dat de milieukwaliteit op lokaal en regionaal niveau zodanig dient te zijn dat in de directe leefomgeving geen ernstige hinder wordt ondervonden. Deze doelstelling geldt voor cumulatieve hinder.

In het Nationaal Milieubeleidsplan 3 was als landelijke doelstelling opgenomen om het percentage gehinderden te reduceren van 21% in 1989 tot 12% in 2000 en geen ernstige geurgehinderden vanaf het jaar 2010. In het NMP4 zijn geen expliciete doelstellingen meer opgenomen betreffende het terugdringen van geurhinder. De doelstelling voor 2010 voor ernstige hinder blijft gehandhaafd. Als algemeen uitgangspunt wordt gehanteerd het zoveel mogelijk voorkomen dan wel beperken van (nieuwe) hinder, waarbij de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.

Het geurbeleid richt zich in de eerste plaats op geurgevoelige bestemmingen in de woon- en leefomgeving. Naast woningen kunnen dit ook andere locaties zijn waar mensen gedurende langere tijd verblijven en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, zoals ziekenhuizen, bejaarden- en verpleegtehuizen en recreatiegebieden, maar ook winkels, kantoren en andere bedrijven. Hoewel in principe alle geurgevoelige objecten moeten worden beschermd tegen geuroverlast, kan het bevoegd gezag wel verschillen in het niveau van bescherming hanteren. Voor bedrijfswoningen en woningen op bedrijfsterreinen kan bijvoorbeeld een lager beschermingsniveau en dus een hogere geurbelasting gehanteerd worden dan voor een woning in een woonwijk.

De geuremitterende bedrijven passen de Beste Beschikbare Technieken (BBT) toe om de geurbelasting van de omgeving zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te beperken.

2.1.2 Geur en gezondheid

Geur kan verschillende effecten oproepen bij de mens, die als nadelig voor de gezondheid worden beschouwd. De waarneming van geur verloopt via de receptoren in het reukepitheel. Volgend op de stimulatie van de receptoren ontstaat waarneming van de frequentie, de intensiteit, de hedonische waarde en de kwaliteit (bijvoorbeeld ‘oplosmiddelachtig’) van de geur. Door mensen wordt de waarneming van de geur vermoedelijk in twee stappen geëvalueerd. Bij de primaire evaluatie wordt ingeschat of de geur potentieel bedreigend is. Wordt de geur als onaangenaam of de situatie als potentieel bedreigend beschouwd dan leidt dit tot (ernstige) hinder. Bij de secundaire evaluatie van de waarneming van de geur, beoordeelt het individu of het met die potentieel bedreigende situatie goed overweg kan (coping). Geeft de uitkomst van deze evaluatie aan, dat het individu de eigen vermogens tot hiermee omgaan als onvoldoende ervaart, dan zal er stress worden ervaren met de daaraan gerelateerde fysiologische effecten. De hinder gaat dan vergezeld van stressgerelateerde somatische gezondheidseffecten. Het is niet duidelijk welke gezondheidseffecten dit zijn; de resultaten van onderzoeken naar het verband tussen geurbelasting en stressgerelateerde gezondheidsklachten, zoals hoofdpijn, benauwdheid en misselijkheid, zijn niet consistent. Directe somatische gezondheidseffecten zullen in principe niet optreden. De meeste geurstoffen zijn namelijk al te ruiken bij hele lage concentraties. Bij dergelijke concentraties zijn over het algemeen geen toxische effecten te verwachten.

Stank kan dus verschillende gezondheidseffecten oproepen bij de mens: (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten en stressgerelateerde somatische gezondheidsklachten. Het meest voorkomende en beschreven gezondheidseffect van stank is (ernstige) hinder.

In het Handboek ‘Gezondheidseffectscreening, Stad & Milieu’ wordt een koppeling gemaakt tussen geurbelasting en een GES-score (GES = gezondheidseffectscreening). Er wordt daarmee een verband gelegd tussen geurhinder en gezondheid (welzijn):

De indeling in GES-scores, waarbij de geurconcentraties en percentage ernstig gehinderden aan elkaar gekoppeld zijn via de algemene dosis-responsrelatie, ziet er als volgt uit:

afbeelding binnen de regeling

Een GES-score van 6 wordt ook toegekend aan de geurconcentratie waarbij de hedonische waarde -2 is, omdat bij die hedonische waarde ernstige hinder wordt verwacht. De samenhang met de hedonische waarde ziet er als volgt uit:

afbeelding binnen de regeling

2.2 Aanvaardbare cumulatieve geurbelasting van Lage Weide

De bedrijven binnen het plangebied moeten ten aanzien van geur aan het zogenaamde BBT niveau voldoen. Dit betekent dat door de betreffende inrichtingen maatregelen moeten zijn genomen ter reductie van de geuremissie, zoals die vanuit huidige wet- en regelgeving wordt opgelegd (b.v. op grond van algemene regels in het Activiteitenbesluit, of een omgevingsvergunning activiteit Milieu). Het stellen van eisen verdergaand dan het BBT niveau is in het algemeen vanuit technische- of financiële haalbaarheid niet mogelijk.

Ondanks dat de inrichtingen individueel aan het BBT niveau moeten voldoen, is er door de gezamenlijke geuremissie voor het bedrijventerrein een historie ontstaan van geurwaarneming in de wijk Zuilen. Deze bestaande cumulatieve geurbelasting is voortgekomen uit hetgeen publiekrechtelijk via omgevingsvergunningen en het Activiteitenbesluit is toegestaan. Gezien de ligging van de contour, waarbuiten de bestaande cumulatieve geurbelasting niet meer bedraagt dan H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel (zie bijlage III bij het geurrapport van LBP Sight van 16 juli 2018), acht de gemeente deze cumulatieve geurbelasting in beginsel aanvaardbaar voor geurgevoelige objecten buiten het plangebied.

3 Bepaling en berekeningswijze cumulatieve geurbelasting

3.1 Hedonische weging en cumulatie

Als meer bedrijven bij elkaar en binnen elkaars invloedsfeer voor geur liggen, kan er cumulatie van geur op leefniveau optreden. Deze situatie doet zich op bedrijventerrein Lage Weide voor. Het is van belang om niet alleen de geurbelasting van individuele inrichtingen te kunnen beoordelen, maar ook de resultante van de geurbelasting van andere inrichtingen. Daartoe moeten de geuremissies van verschillende inrichtingen bij elkaar opgeteld, gecumuleerd, kunnen worden. Niet elke geur veroorzaakt dezelfde hinderbeleving. Dit maakt het noodzakelijk dat indien geuren bij elkaar opgeteld moeten worden, ze eerst gewogen worden op basis van hun (on)aangenaamheid: een erg onaangename geur moet zwaarder meetellen in de cumulatie dan een zeer aangename geur. Dit vindt plaats op basis van hedonische weging.

Voor de berekening van de hedonisch gewogen geurbelasting wordt gebruik gemaakt van een hedonische weegfactor F. Deze dimensieloze factor F is de verhouding tussen de gemeten concentratie van H=-1 van een geurbron (ook wel aangeduid als CH-1) en de standaard normwaarde van 1 ouE(H)/m3. Voor bronnen waarvan de CH-1-waarde onvoldoende of niet bekend is, wordt in de berekeningen voor de factor F de waarde 0,5 aangehouden.

Bijvoorbeeld: indien de hedonische waarde -1 van een bepaalde bron al bij een geurconcentratie van 0,7 ouE/m3 wordt gehaald, dan bedraagt de weegfactor 1,0/0,7 = 1,43. De H=-1 gewogen geurconcentratie voor deze bron bedraagt dus 1,43 ouE(H)/m3.

In onderstaand voorbeeld is van Geur A een vrij hoge concentratie nodig (5 ouE/m3) alvorens de geur als licht hinderlijk wordt betiteld (H=-1). Bij Geur B is dit al bij slechts 0,1 ouE/m3. Geur B draagt dus relatief veel bij aan de geurhinder.

Weging en cumulatie vindt dan als volgt plaats

Geur A

Geur B

Gemeten geuremissie (ouE/m3)

100

25

Geurconcentratie bij H = -1 (ouE/m3)

5

0,1

Hedonische weegfactor F

5

0,1

Hedonische gewogen geuremissie (ouE(H)/m3):

20

250

Cumulatieve hedonisch gewogen geuremissie: 20 (Geur A) + 250 (Geur B) = 270 ouE(H)/m3

Om op basis van de twee in dit voorbeeld genoemde bronnen de cumulatieve geurbelasting te berekenen, worden beide hedonisch gewogen geuremissies als twee bronnen in een verspreidingsmodel ingevoerd en wordt de verspreiding van de geur modelmatig berekend in een grid van rekenpunten. De cumulatieve geurbelasting op leefniveau (1,5 m boven maaiveld) wordt ruimtelijk weergegeven als een contour. In bijlage IIIa bij het geurrapport van LBP Sight van 16 juli 2018 is voor de situatie geldend op het moment van vaststelling van deze beleidsregels de contour van H=-1 als 98 percentiel weergegeven. Deze contour bestaat door de locatie van verschillende geurbronnen uit zes deelcontouren. Deze zes deelcontouren hebben ten grondslag gelegen aan de vaststelling van de geurcontour waarbuiten de cumulatieve geurbelasting niet meer mag bedragen dan H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel (bijlage II bij deze beleidsregels). Deze contour sluit zoveel mogelijk aan bij de begrenzing van het bedrijventerrein. Binnen deze geurcontour is onder meer verplaatsing van geurbronnen mogelijk, zolang de cumulatieve geurbelasting buiten de contour niet meer is dan H=-1.

3.2 Berekening cumulatieve geurbelasting

De cumulatieve geurbelasting van geurrelevante inrichtingen wordt bepaald met verspreidingsmodelberekeningen conform artikel 75 en 76 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Het rekenhart van het verspreidingsmodel is een implementatie van het Nieuw Nationaal Model (NNM). Geurverspreidingsberekeningen worden uitgevoerd met een tienjarige periode voor meteorologische omstandigheden en de invloed van ruwheidslengte van de omgeving gebruik makende van de Handreiking NNM deel II.

Alle geurbronnen worden beheerd in een zogenaamd geurzonemodel. Dit is het model waarin alle actuele geurbronnen van geurrelevante inrichtingen worden bijgehouden. Het geurzonemodel is in beheer bij de gemeente Utrecht.

Voorafgaand aan de vaststelling van voorliggend beleid is de cumulatieve geurbelasting van geurrelevante inrichtingen binnen het plangebied bepaald. Hierbij is als volgt te werk gegaan:

 Alle bedrijven binnen het plangebied zijn geïnventariseerd en beoordeeld of ze als geurrelevante of niet-geurrelevante inrichting ingedeeld dienen te worden. Hierbij zijn bij de indeling zowel de hoofdactiviteit als eventuele nevenactiviteiten beoordeeld. De niet-geurrelevante inrichtingen zijn opgenomen in de Lijst niet-geurrelevante inrichtingen (zie bijlage I).

 Van alle geurrelevante inrichtingen waarvoor geurberekeningen of geurmetingen beschikbaar waren, zijn de geurbronnen in het geurzonemodel ingevoerd. De resultaten zijn opgenomen in bijlage III (geurrapport huidige situatie Lage Weide van 16 juli 2018).

 Van alle overige geurrelevante inrichtingen (de inrichtingen waarvoor geen geuronderzoeken bekend zijn), is per inrichting één geurbron gekozen die individueel resulteert in een geurcontour van 1 ouE/m3 (98 percentiel) met een straal die overeenkomt met de richtafstand voor geur van de voor de inrichting geldende SBI code uit bijlage I van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering, versie 2009. Met andere woorden, indien een inrichting een SBI code heeft waarbij een richtafstand voor geur geldt van 50 meter, dan wordt die betreffende inrichting in het geurzonemodel een geurbron toegekend waarvan de geurcontour van 1 ouE/m3 (98 percentiel) een straal heeft van 50 meter. Hierbij geldt dat de richtafstand voor geur uit bijlage I van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering wordt gelijkgesteld met de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting.

 Met de samengevoegde geurbronnen in het geurzonemodel is de cumulatieve geurbelasting berekend als 98 percentielwaarde in een grid van rekenpunten.

 Uit onderzoek voorafgaand aan de vaststelling van deze beleidsregels is gebleken dat het niet mogelijk was om een ondergrens voor de richtafstanden te definiëren waar beneden de toename van de cumulatieve geurbelasting niet meer significant was (zijnde kleiner dan 0,05 ouE(H)/m3). Dit is gebleken uit de berekening van de denkbeeldige situatie dat alle inrichtingen binnen het plangebied een geurbron in het geurzonemodel toegekend werd dat overeenkomt met de kleinste richtafstand, te weten 10 meter. Dit resulteerde in een cumulatieve geurbelasting van meer dan 2 ouE(H)/m3, hetgeen niet representatief kan worden geacht. Met andere woorden, er is geen ondergrens aan te duiden voor de richtafstand geur (met uitzondering van de richtafstand geur van 0 meter) waar beneden een volledige categorie inrichtingen geen significante cumulatieve geurbelasting heeft. Gelet hierop zijn alleen de geurrelevante inrichtingen in het geurzonemodel opgenomen.

4 Vergunningverlening

Volgens artikel 3.5, aanhef en onder b, van de planregels zijn nieuwe geurrelevante inrichtingen niet toegestaan. Uit de begripsbepaling volgt dat dit artikel niet alleen geldt voor de vestiging van nieuwe geurrelevante inrichtingen, maar ook voor de verandering van (de werking van) een geurrelevante inrichting.

Met toepassing van de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid kan vergunning worden verleend om af te wijken van het bepaalde in artikel 3.5, aanhef en onder b, van de planregels. Deze vergunning wordt alleen verleend, indien is aangetoond dat geen overschrijding van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting optreedt.

Bij de beoordeling of geen aantoonbare overschrijding van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting optreedt, wordt getoetst aan de geurcontour, waarbuiten de cumulatieve geurbelasting vanwege de in het plangebied gevestigde bedrijven niet meer mag bedragen dan H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel. Uit de definitie van aanvaardbare cumulatieve geurbelasting volgt dat geen overschrijding van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting optreedt, wanneer de cumulatieve geurbelasting buiten deze contour niet meer bedraagt dan H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel of wanneer de cumulatieve geurbelasting buiten deze contour ter plaatse van een geurgevoelig object niet meer bedraagt dan H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel. Dit betekent dat ruimte aanwezig is voor nieuwe geurrelevante inrichtingen, zolang de cumulatieve geurbelasting ter plaatse van een geurgevoelig object buiten het plangebied niet meer bedraagt dan H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel.

De ten tijde van de vaststelling van deze beleidsregels geldende geurcontour waarbuiten de cumulatieve geurbelasting vanwege de in het plangebied gevestigde bedrijven niet meer mag bedragen dan H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel, is als bijlage 5 bij de planregels gevoegd (en is gelijk aan bijlage IIb van deze beleidsregels).

Met de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1, onder b, van de planregels kan deze contour wijzigen, omdat het geurzonemodel hiermee wordt geactualiseerd. Dit is locatieafhankelijk. Zo zal de toevoeging van een geurrelevante inrichting in het meest zuidelijke deel van het plangebied, de contour aldaar waarschijnlijk laten vergroten en in het noorden van het plangebied niet.

De contour kan daarnaast wijzigen door wijziging of intrekking van een vergunning van een geurrelevante inrichting. Wij zijn op grond van de artikelen 2.31 respectievelijk 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bevoegd (voorschriften van) de omgevingsvergunning te wijzigen of in te trekken. Gelet op het belang bij het behouden van ruimte voor nieuwe geurrelevante inrichtingen zullen wij actief van deze bevoegdheid gebruik maken.

Teneinde duidelijkheid te geven over de wijze van behandeling van opvolgende vergunningaanvragen, is een reserveringsregeling opgenomen. Deze reserveringsregeling is gekoppeld aan het moment van binnenkomst van een ontvankelijke aanvraag en het onherroepelijk worden van (de weigering van) een vergunning.

5 Lijst niet-geurrelevante inrichtingen

Het vaststellen of een inrichting geurrelevant is en daarmee dat een geuremissie in het geurzonemodel Lage Weide moet worden opgenomen, moet op een objectieve wijze plaatsvinden. Voor alle bedrijven die op de bedrijvenlijst behorende bij het bestemmingplan Lage Weide voorkomen, is daarom een methodische beoordeling verricht. De beoordeling is volgens onderstaande systematiek en volgorde uitgevoerd:

a. Categorieën bedrijven met richtafstand 0 meter voor geur in bijlage I van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009) zijn niet geurrelevant.

b. Indien geen richtafstand 0 meter geldt, zijn de activiteiten van de inrichting vergeleken met de categorie indeling van de Handleiding geur (Infomil). De handleiding heeft geen wettelijke status, maar mag door vergunningverleners gebruikt worden als beoordelingskader.

In de Handleiding is de volgende verdeling gemaakt:

Groep 0: activiteiten zijn niet geurrelevant. Buiten de inrichting is zonder maatregelen geen geur waarneembaar. Voorbeelden zijn autodemontage en betonwarenproductie

Groep 1: activiteiten zijn geurrelevant. Problemen ten aanzien van geur zijn op te lossen met eenvoudige organisatorische en technische maatregelen. Een voorbeeld is horeca.

Groep 2: activiteiten zijn geurrelevant. Het betreffen ingewikkeldere inrichtingen waar een geuronderzoek nodig is om goed inzicht te krijgen in de geursituatie. Een voorbeeld is een rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Bij indeling onder groep 1 en 2, is de inrichting geurrelevant, met de bijbehorende richtafstand voor geur uit de VNG publicatie.

c. Bij indeling onder Groep 0 van de Handleiding, zijn de activiteiten van de inrichting nader beschouwd en is op basis van expert judgement bepaald of de categorie inrichting alsnog geurrelevant zou kunnen zijn, bijvoorbeeld vanwege nevenactiviteiten. Is dit het geval dan vindt onderverdeling als zodanig plaats met de bijbehorende richtafstand voor geur uit de VNG publicatie.

Op basis van de lijst van toegelaten inrichtingen behorende bij het bestemmingsplan Lage Weide, is met boven beschreven methodiek een lijst van niet-geurrelevante inrichtingen opgesteld (zie bijlage I).

Bijlage I Lijst niet-geurrelevante inrichtingen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage II Hedonisch gewogen gecumuleerde geurcontour huidige situatie (1 ouE(H)/m3)

afbeelding binnen de regeling

Bijlage III Zonetoetspunten

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

OUDE Bijlage III Geurrapport huidige situatie Lage Weide

Berekening cumulatieve geurbelasting BP Lage Weide

Opdrachtgever Gemeente Utrecht

Contactpersoon Mevr. L. Savelsberg

Kenmerk R074279aa.17HBX7E.djs

Versie 06_001

Datum 20 oktober 2023

Auteur Dr. H.A.E. Simons

1. Inleiding

Onderliggend rapport vormt bijlage IV van de Beleidsregels geur bestemmingsplan Lage Weide van 29 maart 2024 (hierna: de Beleidsregels geur). Het rapport geeft de brongegevens en resultaten van de berekening van de hedonisch gewogen cumulatieve geurbelasting weer ten tijde van het vaststellen van de Beleidsregels geur. Voor toelichting op de methode van hedonische weging en het cumuleren van geur wordt verwezen naar de hoofdtekst en toelichting van de Beleidsregels geur.

Binnen bestemmingsplan Lage Weide komen geurrelevante en niet-geurrelevante bedrijven voor. De niet-geurrelevante bedrijven (voor de betreffende categorieën bedrijven wordt verwezen naar de lijst van niet-geurrelevante bedrijven: bijlage I van de Beleidsregels geur) zijn logischerwijs niet in dit rapport opgenomen.

Om de ruimtelijk relevante cumulatieve geurbelasting te kunnen berekenen is gebruik gemaakt van de vigerende vergunningen en meldingen en de daarbij behorende geuronderzoeken van geurrelevante bedrijven binnen bestemmingsplan Lage Weide. De betreffende geuronderzoeken zijn afkomstig uit de archieven van de gemeente Utrecht en de RUD. Deze bedrijven zijn beschreven in hoofdstuk 2. Naast geurrelevante bedrijven waarvan geuronderzoeken beschikbaar zijn, is er ook een aantal bedrijven die weliswaar geurrelevant (kunnen) zijn, maar waarvan geen geuronderzoeken beschikbaar/bekend zijn. Deze bedrijven zijn beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 beschrijft het gehanteerde rekenmodel en de resultaten.

2. Geurrelevante inrichtingen met geuronderzoeken

Van negen bedrijven op bedrijventerrein Lage Weide zijn geuronderzoeken beschikbaar die zijn gebruikt bij het berekenen van de cumulatieve geurbelasting. In onderstaande tabel zijn de bedrijven opgesomd onder vermelding van de gehanteerde hedonische weegfactor en de betreffende bron van het geuronderzoek.

Tabel 2.1

Geurrelevante inrichtingen met geuronderzoeken

Bedrijf

Bron geuronderzoek

Hedonische weegfactor

AVR

Olfasense, KUBU20B2, 6 juli 2020

1,4

Brouwerij Oproer

SGS, EZGE/2016-11/00009_RAP, 29 november 2016

1,35

De Heus

Buro Blauw, BL2010.4959,01,V02, 3 augustus 2010

2,3

Eneco Biomassacentrale

Odournet, ARCA15A2, juli 2015

28

Fluortubing

SGS, EZGE/2016-06/00027RAP, 21 juli 2015

0,5

Heinz

Buro Blauw, BL2013,6842,01,-V01, 17 oktober 2013

1,4

RWZI Sterrebaan

Tauw, R001-4446741HJR-cjk-V01-NL, 15 augustus 2006

1,0

Sita Utrecht (thans PreZero)

LBPSIGHT, R060631aaA1.djs, 15 december 2011

1,4

Theo Pouw

Geuronderzoek Theo Pouw Beheer B.V.: Odournet, POUW13D3, september 2014

Gemiddeld 1,2

Asfalt: Olfasense rapport POUW18A, 9 juli 2018

2,0

Alle in het geuronderzoek bekende bronkenmerken (locatie emissiepunten, hoogte emissiepunten, temperatuur en debiet van afgas etc.) zijn in het rekenmodel overgenomen.

1.1 Hedonische weegfactoren

In het rekenmodel (zie hoofdstuk 4) zijn de geuremissies van de betreffende bronnen gedeeld door de hedonische weegfactor. De hedonische weegfactor is de verhouding tussen de gemeten geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van H= –1 (licht onaangenaam) van een geurbron en de normwaarde van 1 ouE/m3. Indien voor een geuremissie de hedonische waarde niet of onvoldoende bekend is of uit literatuur afgeleid kan worden, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde voor de hedonische weegfactor F van 0,5. In de navolgende paragrafen wordt per bedrijf een toelichting gegeven op de gehanteerde weegfactor.

AVR

In het geuronderzoek van AVR zijn geen gemeten hedonische waarden gerapporteerd. Het acceptabele hinderniveau van AVR is in de vergunningsprocedure door het bevoegd gezag vastgesteld op 1,4 ouE/m3 als 98 percentiel. Die geurconcentratie komt dan overeen met het niveau van lichte hinder, hetgeen H=-1 is. Dientengevolge is de weegfactor voor dit bedrijf vastgesteld op 1,4.

Brouwerij Oproer

In het geuronderzoek van Brouwerij Oproer zijn geen gemeten hedonische waarden gerapporteerd. Uit de literatuur is bekend dat geurhinder bij bierbrouwerijen kan gaan optreden bij geurconcentraties vanaf 1,35 ouE/m3. Op basis hiervan is voor Brouwerij Oproer de weegfactor vastgesteld op 1,35

De Heus

Diervoederbedrijf de Heus kan volgens de vigerende vergunning een breed scala aan diervoedersubcategorieën produceren, van varkens- tot pluimvee en zowel met laag als hoog eiwitgehalte. De mate van onaangenaamheid van deze diverse subcategorieën verschilt. In 2007 is uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar de hedonische waarden van de verschillende diervoedersubcategorieën. De gemiddelde hedonische waarde H=-1 blijkt bij 3,5 ouE/m3 te liggen. De laagste H=-1 hedonische waarde geldt voor varkensvoer met een laag eiwitgehalte, en bedraagt 2,3 ouE/m3. Omdat De Heus ook deze categorie mag produceren, is als weegfactor deze conservatieve waarde van 2,3 toegepast.

Eneco Biomassacentrale

In het geuronderzoek van de biomassacentrale is de gemeten hedonische waarde gerapporteerd, en voor H=-1 is dit 28 ouE/m3. Op basis hiervan is de weegfactor vastgesteld op 28.

Fluortubing

Fluortubing produceert kunststofproducten. In het productieproces wordt een gaswassingstap toegepast waardoor er een kleine restemissie van ammoniak kortstondig kan optreden. In het geuronderzoek van Fluortubing zijn geen gemeten hedonische waarden gerapporteerd, noch zijn er literatuurwaarden voor bekend. Overeenkomstig de Geurbeleidsregels BP Lage Weide wordt daarom een weegfactor 0,5 gehanteerd voor deze geurbron.

Heinz

In het geuronderzoek van Heinz zijn geen gemeten hedonische waarden gerapporteerd. Het acceptabele hinderniveau van Heinz is in de vergunningsprocedure door het bevoegd gezag vastgesteld op 1,4 ouE/m3 als 98 percentiel. Die geurconcentratie komt dan overeen met het niveau van lichte hinder, hetgeen H=-1 is. Dientengevolge is de weegfactor voor dit bedrijf vastgesteld op 1,4.

RWZI Sterrebaan

In het geuronderzoek van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Sterrebaan zijn geen gemeten hedonische waarden gerapporteerd, noch wordt er aan een expliciete vergunningseis getoetst. Voor de dichtstbijzijnde woningen geldt voor de RWZI vanuit het Activiteitenbesluit een maximale geurbelasting van 1,0 ouE/m3 als 98 percentiel.

Uit de literatuur zijn enkele metingen van de hedonische waarde bekend. Deze lopen sterk uiteen maar bedragen minimaal 1,5 ouE/m3 voor H=-1. Op basis van deze literatuurgegevens en de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit voor de RWZI geldt, is de weegfactor conservatief vastgesteld op 1,0.

Sita Utrecht (thans PreZero)

In het geuronderzoek van PreZero zijn geen gemeten hedonische waarden gerapporteerd. Het acceptabele hinderniveau van PreZero is in de vergunningsprocedure door het bevoegd gezag vastgesteld op 1,4 ouE/m3 als 98 percentiel. Die geurconcentratie komt dan overeen met het niveau van lichte hinder, hetgeen H=-1 is. Dientengevolge is de weegfactor voor dit bedrijf vastgesteld op 1,4.

Theo Pouw

In het geuronderzoek van Theo Pouw (POUW13D3, september 2014) wordt een gemiddelde hedonische waarde H=-1 van 1,2 ouE/m3 gerapporteerd. Het geuronderzoek voor de activiteiten met de asfaltcentrale maakt geen melding van gemeten hedonische waarden. Uit de literatuur volgt dat voor bestaande situatie voor asfaltcentrales de geurbelasting niet hoger mag zijn dan 2,0 ouE/m3 als 98 percentiel, ter borging van een acceptabel hinderniveau. Die geurconcentratie komt dan overeen met het niveau van lichte hinder, hetgeen H=-1 is. Op basis hiervan is voor de activiteiten van Theo Pouw met asfalt de weegfactor vastgesteld op 2,0.

3 Geurrelevante bedrijven zonder geuronderzoeken

Binnen het bestemmingsplan Lage Weide komt een groot aantal bedrijven voor die weliswaar geurrelevant (kunnen) zijn, maar waarvan geen geuronderzoeken bekend/beschikbaar zijn. Omdat zij ruimtelijke gezien relevant zijn, is het noodzakelijk om de bijdrage van dergelijke bedrijven aan de cumulatieve geurbelasting mee te nemen in de berekeningen.

Voor deze geurrelevante bedrijven is ten behoeve van de cumulatieberekening, per bedrijf één geurbron gemodelleerd met een geuremissie die individueel resulteert in een geurcontour van 1,0 ouE/m3 (als 98 percentiel) met een straal die overeenkomt met de richtafstand voor geur van de voor dat bedrijf geldende SBI code uit bijlage I van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering, versie 2009. Met andere woorden, indien een bedrijf een SBI code heeft waarbij een richtafstand voor geur geldt van 50 meter, dan wordt dat betreffende bedrijf in het rekenmodel een geurbron toegekend waarvan de geurcontour van 1,0 ouE/m3 (98 percentiel) een straal heeft van 50 meter.

Hierbij geldt dat de richtafstand voor geur uit bijlage I van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering wordt gelijkgesteld met de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting. Met andere woorden, de aanname wordt gedaan dat de richtafstand voor geur uit de VNG publicatie overeenkomt met de hedonische waarde H=-1 bij een geurconcentratie van 1,0 ouE/m3 (als 98 percentiel).

In bijlage I van deze rapportage is de lijst van bedrijven opgenomen waarvoor geen geuronderzoek bekend/beschikbaar is. In de bijlage is naast het gemeentelijke dossiernummer ook de bij het bedrijf behorende SBI code, categorie code en richtafstand voor geur opgenomen.

4 Geurzonemodel en resultaten

De cumulatieve geurbelasting door de geurrelevante bedrijven binnen bestemmingsplan Lage Weide wordt bepaald middels verspreidingsmodelberekeningen op basis van artikel 75 en 76 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Het rekenhart van het verspreidingsmodel is een implementatie van het Nieuw Nationaal Model (NNM). In onderhavig geval is hiervoor gebruik gemaakt van softwareapplicatie Geomilieu V2023.1. Geurverspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd met een tienjarige periode voor meteorologische omstandigheden en de invloed van ruwheidslengte van de omgeving gebruik makende van de Handreiking NNM deel II.

Alle geurbronnen worden beheerd in het geurzonemodel. Dit is het model waarin alle actuele geurbronnen van geurrelevante bedrijven worden bijgehouden. In onderhavige rapportage is het geurzonemodel tevens de nulsituatie op moment van vaststellen van de Beleidsregels geur.

In het geurzonemodel zijn alle bronnen van de bedrijven uit hoofdstuk 2 en 3 ingevoerd. De gehanteerde meteoperiode is 2005-2014 en de gemiddelde door Geomilieu berekende ruwheidslengte bedraagt 0,69. Met het geurzonemodel is in de omgeving ter hoogte van ruim 9000 gridpunten de hedonisch gewogen cumulatieve geurbelasting berekend als 98 percentielwaarde (de concentratie die 2% van de tijd wordt overschreden). In bijlage II zijn de brongegevens van het geurzonemodel opgenomen.

De output van het geurzonemodel is naar keuze: een tabel met per gridpunt een berekende geurbelasting, of een geografische weergave in de vorm van contouren. De tabelvorm is omwille van praktische redenen niet opgenomen in deze rapportage. In bijlage III is de contour opgenomen van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting van H=-1, zijnde 1,0 ouE(H)/m3. Dit is de contour op basis van de planologische invulling van het bestemmingsplan Lage Weide op het moment van vaststellen van de Beleidsregels geur. De contour is daar waar deze binnen het plangebied ligt gelijk gelegd met de grens van het bestemmingsplan.