Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Utrecht

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Utrecht

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2018;

gelet op de Jeugdwet;

overwegende dat:

- de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd,

- het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

- het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. En over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

- overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Definities

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1. Algemene voorziening: een overige voorziening als bedoeld in artikel 2.9 sub a van de wet. Hier-onder vallen vrij toegankelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

2. Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

3. Buurtteam: een team van medewerkers dat jeugd-,gezinshulp verleent onder de Jeugdwet, meldingen en aanvragen in ontvangst neemt en hulpvragen dan wel aanvragen kan behandelen. De buurtteamorganisatie is door het college gemandateerd om hulpvragen en aanvragen te behandelen;

4. Gezinsplan: een door de buurtteammedewerker samen met het gezin opgestelde, schriftelijke, weergave van de hulpvraag/hulpvragen van het gezin, de met de begeleiding beoogde doelen en de wijze waarop daar aan gewerkt wordt;

5. Familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak, opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren

6. Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan (jeugd)hulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen, verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperkingen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

7. Individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden niet vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.9 sub a van de wet. Hieronder vallen de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

8. Medewerker: jeugd-, gezinswerker die voor of namens het college een hulpvraag of aanvraag behandelt;

9. Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

10. Vakantie: aaneengesloten dagen waarop belanghebbende buiten de gemeente Utrecht verblijft, maar nog wel aangemerkt kan worden als ingezetene van de gemeente Utrecht. De maximale aaneengesloten vakantieduur bedraagt 6 weken. Binnen een kalenderjaar worden de verschillende vakantieperiodes bij elkaar opgeteld en kunnen samen nooit meer bedragen dan 13 weken per kalenderjaar. Ook in geval de vakantie opgenomen wordt over twee aansluitende kalenderjaren, kan niet meer dan 6 weken aangesloten opgenomen worden;

11. Vaktherapie: overkoepelende naam voor de vaktherapeutische disciplines beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie, psychomotorische therapie, psychomotorische kinder-therapie en speltherapie

12. Wet: Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 Jeugdhulp

Paragraaf 2.1 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2 De inzet van jeugdhulp

1. De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

a. generalistische Basiszorg via de Buurtteams Jeugd en Gezin

b. voorzieningen voor spoedeisende situaties

2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

a. Specialistische Jeugdhulp;

vormen van ondersteuning, begeleiding, verzorging en behandeling eventueel in combinatie met vaktherapie. Ook vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp geboden wordt, valt onder de definitie specialistische jeugdhulp en niet zijnde de voorzieningen van artikel 2. 2 lid b t/m f uit de Verordening 2019.

b. Jeugdhulp met verblijf;

alle vormen van jeugdhulp waarbij jeugdige verblijft op een locatie van de aanbieder.

c. Pleegzorg;

d. Crisiszorg met verblijf;

e. Dyslexiezorg;

diagnostiek bij- en behandeling van- ernstige enkelvoudige dyslexie.

3. Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke algemene en individuele voorzieningen op

basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Paragraaf 2.2 Toegang jeugdhulp en criteria voor verstrekking van individuele voorzieningen

Artikel 3 Toegang tot jeugdhulp

1. De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor jeugdigen en hun gezin die, conform de Jeugdwet, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Utrecht vallen.

2. Voor jeugdigen of ouders met een hulpvraag zijn algemene voorzieningen vrij toegankelijk.

3. Jeugdigen of hun ouders met een hulpvraag kunnen zich melden bij het Buurtteam. Tijdens het gesprek met een Medewerker van het buurtteam wordt de hulpvraag onderzocht en besproken welke voorziening passend is. De jeugdige of zijn ouders kan en aanvraag voor een individuele voorziening indienen. Het college kan hiertoe nadere regels opstellen.

4. Een jeugdige of zijn ouders kan zich bij een aanvraag om een voorziening laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner. Medewerkers van de Buurtteams dienen hun cliënten hierop actief te attenderen.

5. In een gesprek komt in ieder geval aan de orde:

a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

c. het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden; waarbij de Medewerker van het buurtteam de jeugdige en zijn ouders stimuleert om een familiegroepsplan op te stellen;

d. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene of voorliggende voorziening;

e. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

f. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

g. hoe in geval van toekenning van een individuele voorziening deze wordt verzilverd; in natura of in pgb.

6. De bevindingen van een gesprek worden opgenomen in het gezinsplan, indien aanwezig is het familiegroepsplan hiervan onderdeel.

7. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door andere volgens de wet bevoegde verwijzers naar een individuele voorziening voor zo lang de jeugdhulpaanbieder die de individuele voorziening levert van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

8. In afwijking van het derde en vierde lid kan het college een individuele voorziening voor dyslexie-zorg toekennen op verzoek van een door haar gecontracteerde aanbieder voor dyslexiezorg na verwijzing van de jeugdige door de school. Deze aanbieder voert vooraf een controle uit op het door de school opgestelde leerlingdossier en geeft het college advies over de toe te kennen voorziening voor dyslexiezorg.

9. Het college zorgt voor de inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel. Het college zorgt voor de inzet van de jeugdhulp die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

10. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een tijdelijke passende maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

11. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de methodiek en procedure waarmee het gesprek wordt gevoerd en het verslag tot stand komt.

Artikel 4 Criteria voor verstrekking van individuele voorzieningen

1. Een cliënt kan binnen de kaders van de Jeugdwet en deze verordening in aanmerking komen voor een individuele voorziening wanneer door het college is vastgesteld dat:

a. inzet van jeugdhulp noodzakelijk is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

b. de jeugdige op eigen kracht, of met inzet van zijn ouders, andere personen uit het eigen netwerk, vrijwilligers of gebruikelijke zorg, geen afdoende oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag;

c. algemene, voorliggende of algemeen gebruikelijke voorzieningen in de betreffende situatie niet afdoende blijken.

2. Indien de Medewerker van het buurtteam op basis van een gesprek met de jeugdige of zijn ouders vaststelt dat een individuele voorziening noodzakelijk is, dan bevestigt hij dit schriftelijk.

3. In de volgende gevallen verstrekt de Medewerker van het buurtteam namens het college altijd een beschikking:

a. bij verstrekking van een pgb;

b. bij weigering van een aanvraag voor een individuele voorziening;

c. bij een verzoek van de jeugdige of zijn ouders om een beschikking te ontvangen, binnen 6 weken na de datum van het gesprek waarin de aanvraag is gedaan.

4. Het college kan nadere regels stellen omtrent de verdere uitwerking van de criteria voor een individuele voorziening en de methodiek en procedure waarmee de noodzaak tot het bieden van een individuele voorziening wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Een persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 5 Verzilvering individuele voorzieningen in de vorm van een pgb

1. Op de aanvraag voor een individuele voorziening in de vorm van een pgb is artikel 3, lid 4 tot en met 7, en artikel 4, lid 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.

2. Een aanvraag voor de verzilvering van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een pgb kan door de jeugdige of zijn ouders worden ingediend bij een Medewerker van het buurtteam op een door het college ter beschikking gesteld format, waarin is opgenomen:

a. Welke jeugdhulp de jeugdige of zijn ouders gezien de hulpvraag willen inkopen met het pgb en wat het beoogde resultaat is;

b. Op welke wijze het beoogde resultaat bijdraagt aan de doelen die in het gezinsplan, opgesteld conform artikel 4 lid 4, beschreven staan;

c. Op welke wijze de jeugdige of zijn ouders de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uitvoeren, dan wel wie hiertoe is gemachtigd;

d. Waarom de jeugdige of zijn ouders de jeugdhulp “in natura” niet passend vinden.

e. Op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

f. Een onderbouwde begroting.

3. Een Medewerker van het buurtteam stelt de benodigde omvang van de individuele voorziening in uren of dagdelen vast aan de hand van de door de jeugdige of zijn ouders ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 5 lid 1.

4. De hoogte van het pgb wordt berekend aan de hand van de benodigde omvang van de individuele voorziening in uren of dagdelen maal het tarief.

5. De tarieven als bedoeld in lid 4 zijn vastgesteld in het geldende Financieel besluit Jeugdhulp.

6. Een pgb kan alleen worden aangewend voor de in de aanvraag beschreven vorm, duur en omvang van jeugdhulp. Een pgb bevat geen vrij besteedbaar budget.

7. Het college kan voorts een aanvraag voor een pgb weigeren:

a. voor zover het pgb is bedoeld of wordt gebruikt voor andere kosten dan het leveren van de benodigde zorg. Onder andere kosten wordt o.a. verstaan betaling tussenpersonen of belangenbehartigers, begeleidingskosten- of administratiekosten of reis- en verblijfskosten voor zorgverleners;

b. indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen 3 jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de gestelde wettelijke voorwaarden ten aanzien van het pgb;

c. Indien de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college niet of niet in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het beoogde resultaat;

d. indien de geheel of gedeeltelijk uit het pgb betaalde ondersteuning die door één en dezelfde persoon geleverd wordt meer bedraagt dan 48 uur per week. Bij het vaststellen of deze 48 uur per week overschreden wordt kan ook betrokken worden de hoeveelheid ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een pgb, levert aan andere personen of gezinsleden;

e. indien het pgb bestemd is voor besteding in het buitenland behalve als er door het college toestemming is gegeven voor individuele begeleiding tijdens de vakantieperiode;

f. als de aanvraag is gedaan voor enkel vaktherapie en er geen sprake is van een toegekende individuele voorziening specialistische jeugdhulp;

g. als de aanvraag is gedaan voor vaktherapie en er is een voorliggende voorziening waar geen beroep op is gedaan door jeugdige of zijn/haar wettelijk vertegenwoordigers.

8. Het college kan nadere regels stellen voor de wijze van indienen van een verzoek zoals beschreven in artikel 5 lid 7 onder e en het afwegingskader voor een dergelijk verzoek.

9. Het college kent een pgb voor niet-professionele zorg vanuit het sociale netwerk alleen toe:

a. Indien de jeugdige of zijn ouders motiveert waarom dit tot een gelijk of beter resultaat leidt dan de inzet van een professionele zorgverlener.

b. Indien de persoon uit het sociale netwerk die de zorg verleent heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige of zijn ouders voor hem niet leidt tot overbelasting.

c. Voor zover de persoon uit het sociale netwerk geen handelingen verricht die op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional is voorbehouden.

Artikel 6 Hoogte van een pgb - tarief

1. De omvang van het pgb bedraagt nooit meer dan de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura.

2. Indien het pgb is gebaseerd op een uurtarief of gemiddeld resultaattarief, wordt onderscheid gemaakt tussen het instellingstarief, informeel tarief en formeel tarief:

a. het instellingstarief is gebaseerd op het goedkoopste tarief zoals afgesproken is met de contracteerde aanbieders en, indien dit niet van toepassing is, het uurtarief conform de toepasselijke CAO;

b. het formele tarief is gebaseerd op het tarief van een erkende instelling minus 18% overheadkosten;

c. Het informele tarief is gebaseerd op het tarief dat wordt gehanteerd bij de Wet langdurige zorg voor niet-professionals, Het tarief voor kortdurend verblijf in het sociale netwerk is gebaseerd op het historisch tarief uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, waarbij het wettelijke minimum loon de ondergrens is.

3. Normbedragen voor de PGB-tarieven worden door het college vastgelegd in een Financieel besluit Jeugdhulp Utrecht.

4. Het tarief op basis waarvan het pgb is berekend blijft in stand zolang de toekenning geldig is.

Artikel 7 Besteding en verantwoording van het pgb

1. De cliënt stemt in en handelt conform de bepalingen van de gemeente Utrecht zoals opgenomen in deze Verordening en bijbehorende regelgeving, beschikking en pgb plan.

2. De cliënt stemt in en handelt conform de (algemene) voorwaarden van de Sociale Verzekeringsbank (de voorwaarden zoals de gemeente Utrecht die is overeengekomen met de SVB).

3. Het college kan de cliënt verplichten gebruik te maken van standaarddocumenten ten behoeve van het aanleveren van gegevens voor het trekkingsrecht via de SVB.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 8 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking, invordering en controle

1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. de jeugdige, zijn ouders/vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de jeugdige of zijn ouders/vertegenwoordiger niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

c. de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

d. de jeugdige of zijn ouders/vertegenwoordiger niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb;

e. de jeugdige of zijn ouders/vertegenwoordiger het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;

f. de jeugdige of zijn ouders/vertegenwoordiger een wijziging ten aanzien van de ingekochte voorziening, waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat deze van invloed is op de toegekende voorziening, niet vooraf met het college heeft afgestemd.

3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en er sprake is van verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening.

4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

5. Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie en accountantscontrole, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht en de geleverde prestaties.

6. Het college wijst de toezichthouders aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet en de besteding van het pgb, al dan niet steekproefsgewijs. Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot de wijze waarop deze onderzoeken vorm worden gegeven.

7. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid onder a, d of e van de wet of artikel 8, tweede lid onder f van deze Verordening.

Artikel 9 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

e. kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 10 Vertrouwenspersoon

1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 11 Klachtregeling

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 12 Inspraak en medezeggenschap

1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 13 Privacy

Aanbieders van Jeugdhulp dienen in hun handelen de privacy van cliënten te waarborgen;

1. De Buurtteams behoren dienaangaande te handelen conform de Jeugdwet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Tevens is het privacycharter Buurtteams Utrecht op hun handelen van toepassing. Medewerkers van de buurtteams dienen hun cliënten hierop actief te attenderen.

2. Aanbieders van aanvullende zorg behoren dienaangaande te handelen conform de Jeugdwet, de Algemene verordening gegevensbescherming en (indien van toepassing) de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Intrekking oude verordening

De Verordening Jeugdhulp 2018 gemeente Utrecht komt per 1 januari 2019 te vervallen.

Artikel 15 Overgangsbepalingen

1. Aanvragen voor ondersteuning die bij het college zijn ingediend voor 1 januari 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening Jeugdhulp 2018.

2. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd.

3. Het college heeft de bevoegdheid een besluit te herzien met toepassing van deze verordening:

a. op de gronden vermeld in deze verordening;

b. indien uit een door het college uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassing van deze verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen;

c. indien de cliënt ondersteuning ontvangt in natura en wenst over te stappen naar een andere aanbieder of naar een pgb;

d. indien de cliënt ondersteuning ontvangt in de vorm van een pgb en wenst over te stappen naar ondersteuning in natura.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt per 1 januari 2019 in werking.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Utrecht

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2018,

De griffier,

mr. M. van Hall CMC

De burgemeester,

mr. J.H.C. van Zanen