Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing gemeente Utrecht 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing gemeente Utrecht 2020

(rectificatie van bekendmaking in gemeenteblad 2019, Nr. 280374)

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 september 2019 met kenmerk 6732277

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

gezien het advies van de commissie Mens en Samenleving van 29 oktober 2019;

besluit vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing gemeente Utrecht 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder 'gebruik maken': gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 6 Belastingtarief

1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar EUR 236, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon.

2. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar EUR 286, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking van het eerste lid moeten de aanslagen, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels met betrekking tot heffing en invordering

Het bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De 'Verordening afvalstoffenheffing 2019', vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2018 (Gemeenteblad van Utrecht 2018, nr. 253156), wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening afvalstoffenheffing gemeente Utrecht 2020'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 november 2019.

De griffier,

mr. M. van Hall CMC

De burgemeester,

mr. J.H.C. van Zanen