Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2020 gemeente Utrecht

Geldend van 20-07-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2020 gemeente Utrecht

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht; de bevoegdheidsbepalingen in de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

Overwegende dat het noodzakelijk is ter invulling van de beleidsruimte beleidsregels vast te stellen om kaders te stellen wat betreft het (her)onderzoek naar levensvatbaarheid van het bedrijf of het zelfstandig beroep en de terugvordering van de verleende bijstand;

Besluit vast te stellen de Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2020 gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Definities

  • 1.

    Met een bedrijf wordt in deze beleidsregels bedoeld een bedrijf of een zelfstandig beroep.

  • 2.

    Met een zelfstandige wordt in deze beleidsregel bedoeld een belanghebbende van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf in Nederland en die:

  • a.

    voldoet aan de wettelijke eisen voor de uitoefening daarvan;

  • b.

    minimaal 1225 uur per jaar besteedt aan zijn of haar bedrijf (art. 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001);

  • c.

    alleen of samen met degenen met wie hij het bedrijf uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf heeft en de financiële risico’s daarvan draagt.

  • 3.

    Debiteur: met een debiteur wordt in deze beleidsregels bedoeld een persoon die aan de gemeente een geldbedrag moet terug betalen. Dit kan zowel een bedrijfskapitaal als een renteloze lening zijn.

  • 4.

    Pw: de Participatiewet;

  • 5.

    Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • 6.

    De gemeente: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrecht.

Hoofdstuk 2 Aanvraag en onderzoek

Artikel 1 De aanvraag

De gemeente onderzoekt of de aanvrager tot de doelgroep van het Bbz behoort en doet vervolgens onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf op basis van de informatie en gegevens die door de zelfstandige zijn geleverd. Een startende zelfstandige moet onder andere een ondernemingsplan inleveren, andere zelfstandigen een plan van aanpak of doorstartplan.

Indien nodig geeft de gemeente opdracht aan een externe deskundige voor een levensvatbaarheidsonderzoek. De gemeente vraagt in ieder geval een extern onderzoek op als er een krediet wordt aangevraagd dat € 5.000,- of meer bedraagt. Bij een aanvraag voor een lager kredietbedrag beoordeelt de klantmanager Bbz of er een extern onderzoek wordt opgevraagd.

Artikel 2 Opschortende voorwaarden

Bbz-uitkering en bedrijfskapitaal kunnen worden toegekend onder opschortende voorwaarden: de uitbetaling wordt opgeschort tot het moment dat de zelfstandige aan de voorwaarden heeft voldaan. Het kan gaan om bijvoorbeeld:

  • het verkrijgen van een voorliggende voorziening als deelfinanciering, bijvoorbeeld een familielening of een bancaire faciliteit zoals een rekening-courantkrediet of het inleveren van een lijst van aan te schaffen bedrijfsactiva met offertes;

  • het beschikken over een (optie op een) geschikt bedrijfspand met een bepaalde omvang en maximum huurprijs per jaar of het tot stand komen van een akkoord met schuldeisers.

De rechtsgrond van de beschikking vervalt zodra de termijn van de opschorting is verstreken en de belanghebbende niet aan de voorwaarden heeft voldaan. De zelfstandige kan echter verzoeken om de termijn te verlengen.

Artikel 3 (her) Onderzoek beginnende zelfstandige

Na toekenning van Bbz onderzoekt de gemeente elke 12 maanden of het bedrijf nog levensvatbaar is.

De gemeente controleert ten minste elke zes maanden de inkomsten van de zelfstandige.

Artikel 4 Periodiek heronderzoek levensvatbaarheid

De gemeente stelt een (verkort) heronderzoek in naar de levensvatbaarheid van het bedrijf als:

  • 1. de zelfstandige een verlengingsaanvraag indient;

  • 2. een tussentijdse controle op de inkomsten uit bedrijf een afwijkend beeld geeft van de omzet en resultaatontwikkeling dan bij toekenning van de bijstand ingeschat was;

  • 3. een toekenningsbesluit onder opschortende voorwaarden is afgegeven en er niet volledig aan deze voorwaarden is voldaan, de termijn om aan de voorwaarden te voldoen is verlengd, of er sprake is van gewijzigde omstandigheden (zie art. 2).

Artikel 5 (her)onderzoek debiteuren

De gemeente stelt een onderzoek in naar de financiële situatie van de zelfstandige (of de voormalig zelfstandige op wie de gemeente nog een vordering heeft) als er sprake is van

  • 1. het niet of niet tijdig voldoen aan de met de debiteur afgesproken rente-en aflossingsverplichting;

  • 2. een aanvraag om uitstel van aflossing.

Als de debiteur zijn betalingsverplichtingen nakomt wordt in beginsel geen debiteurenonderzoek uitgevoerd.

Artikel 6 Beëindigingsonderzoek

Als een zelfstandige zijn bedrijf beëindigt terwijl er nog een rentedragende geldlening openstaat, stelt de gemeente uiterlijk binnen zes maanden nadat het bedrijf is beëindigd een beëindigingsonderzoek in. Als uit dit onderzoek blijkt dat er sprake is van een verwijtbare beëindiging blijven de bestaande aflossingsafspraken en het rentepercentage gelijk.

De gemeente beschouwt een beëindiging in ieder geval als verwijtbaar wanneer er bijvoorbeeld sprake is van:

  • Bestuurdersaansprakelijkheid (bijvoorbeeld wegens onbehoorlijk bestuur of onrechtmatig handelen)

  • Hogere privé opnamen uit het bedrijf dan de inkomsten in privé of bedrijf toelaten

  • Een beëindiging zonder bijzondere omstandigheden die dit rechtvaardigen.

Is de beëindiging niet verwijtbaar dan zet de gemeente de lening om in een renteloze lening.

HOOFDSTUK 3 TERUGVORDERING

Artikel 7 Terug- en invordering Bbz

Onder verwijzing naar de beleidsregels Terugvordering en Verhaal Utrecht die van toepassing zijn en waar de gemeente aan toevoegt:

De gemeente maakt gebruik van de terugvorderingsbevoegdheden beschreven in de Participatiewet

  • artikel 58 lid 2 PW

  • artikel 59 PW

En de bevoegdheden beschreven in het Bbz 2004:

  • artikel 12 lid 2 onderdeel c

  • artikel 39 lid 1 onderdeel a en onder 3

  • artikel 39 lid 2

  • artikel 41 lid 4 en lid 5

  • artikel 43 lid 3

Artikel 8 Moment van terugvordering

De gemeente vordert het bedrijfskapitaal dat is toegekend op grond van het Bbz 2004 (artikel 20 en 24) terug als belanghebbende ook na een tweede aanmaning niet aan zijn rente- en aflosverplichting voldoet.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Overgangsbepalingen

Deze beleidsregels hebben betrekking op aanvragen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend. Aanvragen die vóór 1 januari 2020 zijn ingediend worden afgehandeld volgens het Bbz 2004.

Artikel 9a Tijdelijke verlaging rente op Bbz-kredieten

Het college verlaagt de rekenrente op Bbz-kredieten van 8 naar 2 procent vanaf 1 januari 2021 voor de resterende duur van de Tozo Regeling.

Artikel 10 Inwerkingtreding en overgangsrecht

Deze beleidsregels treden bij bekendmaking in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2020, gemeente Utrecht’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Utrecht, gehouden op 14 januari 2020,

De secretaris, De burgemeester,