Regeling vervallen per 18-07-2018

Gedragscode voor burgemeester en wethouders

Geldend van 15-07-2010 t/m 17-07-2018

Intitulé

Gedragscode voor burgemeester en wethouders

De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 15 maart 2004

Besluit

vast te stellen de volgende

GEDRAGSCODE voor burgemeester en wethouders.

Inleiding

Als bestuurder van een gemeente bent u gehouden het algemene belang te dienen. Bestuurders zijn er voor alle burgers. De burger dient zich voor

vele aangelegenheden tot de gemeente te wenden. De gemeenten verkeren daarbij vaak in een monopolie positie. Dat stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het lokale openbaar bestuur en aan degenen die daarin functioneren. Integriteit is daarvan een wezenlijk onderdeel. Wanneer de integriteit van

de bestuurders ter discussie staat, wordt het vertrouwen in en de legitimiteit van het lokale openbaar bestuur aangetast. Voor de democratie is het belangrijk dat de burger vertrouwen heeft in het openbaar bestuur.

Een invulling van de waarden en normen van het gemeentebestuur kan in een gedragscode op schrift worden gesteld en openbaar gemaakt en wordt daarmee transparant en controleerbaar. Openheid en transparantie zijn van groot belang, want regelgeving is niet alles om de integriteit te waarborgen, juist bewustwording van de normen en waarden is belangrijk. Het is een kwestie van mentaliteit.

Het doel van deze gedragscode is om bestuurders een houvast te bieden

bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van het bestuur. De code bevat regels, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke omstandigheden. Het gaat daarbij niet om een limitatieve opsomming. Ook daar waar gedragingen niet zijn genoemd, moet worden gehandeld in de geest van de gedragscode. Naast deze code bestaan er voorschriften die in de wet of elders geregeld zijn, bijvoorbeeld over fraude, valsheid in geschrifte en over nevenfuncties. De code geeft niet per definitie regels die rechtskracht hebben, maar heeft vooral bestuurlijke en politieke relevantie. Bestuurders zijn op de naleving van gedragscodes aanspreekbaar en wanneer zij zich er niet aan houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en voor hun positie.

Kernwaarden van bestuurlijke integriteit

De leden van het college van burgemeester en wethouders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders en aan de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

# Onafhankelijkheid

De bestuurder vermijdt in zijn handelen verhoudingen waarin zijn persoonlijk belang of het belang van de groep waarmee hij in contact staat, enerzijds en de belangen van de gemeente anderzijds door elkaar gaan lopen of kunnen gaan lopen. Zelfs de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden.

# Dienstbaarheid

De bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

# Functionaliteit

De bestuurder zijn handelen heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

# Openheid

De bestuurder handelt transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij. Deze openheid wordt beperkt door de regelgeving omtrent vertrouwelijke en geheime informatie.

# Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

# Zorgvuldigheid

De bestuurder handelt altijd zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Gedragscode bestuurlijke integriteit

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.1 Onder bestuurders wordt hier verstaan: de burgemeester en de wethouders.

  • 1.2 Deze gedragscode geldt voor de bestuurders van de gemeente.

  • 1.3 In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college en daarna zonodig met het presidium van de raad.

  • 1.4 De code is openbaar en wordt geplaatst op de gemeentelijke website en in het gemeenteblad van Utrecht.

  • 1.5 De leden van het college ontvangen bij hun aantreden van de gemeentesecretaris een exemplaar van de code.

  • 1.6 Klachten over niet integer handelen van wethouders moeten gemeld worden aan de burgemeester als voorzitter van het college en voorzitter van de raad. De burgemeester doet hiervan melding in het presidium van de raad. Klachten over niet integer handelen van de burgemeester moeten worden gemeld bij de Commissaris van de Koningin.

Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 2.1 Een bestuurder doet opgave van zijn (toekomstige) financiële belangen

    (in brede zin) in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave wordt gedaan bij de voorzitter van het college, is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.2 Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3 Een oud-bestuurder wordt de eerste twee jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 2.4 Een bestuurder die familie of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

Artikel 3 Nevenwerkzaamheden

  • 3.1 Overeenkomstig de artikelen 12, eerste lid, 41b en 67, derde lid van de Gemeentewet maakt de bestuurder melding van de nevenwerkzaamheden bij de voorzitter van het college en wordt aangegeven of de bestuurder een financiële vergoeding voor de nevenwerkzaamheden ontvangt. Alle nevenwerkzaamheden worden openbaar gemaakt.

  • 3.2 Een bestuurder vervult geen nevenwerkzaamheden waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 3.3 Het tijdsbeslag dat de nevenwerkzaamheden met zich meebrengt mag er niet toe leiden dat de hoofdfunctie in het gedrang komt.

Artikel 4 Informatie

  • 4.1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie of kennelijk vertrouwelijke informatie aan derden.

  • 4.2 Een bestuurder houdt geen informatie achter tenzij deze niet op grond van de artikelen 25 en 55 Gemeentewet, 9, 48 en 49 Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad der gemeente Utrecht, of artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur mag worden gegeven.

  • 4.3 In de uitoefening van zijn ambt verkregen informatie mag de bestuurder niet aanwenden voor persoonlijk gebruik ten eigen bate of voor relaties

Artikel 5 Geschenken en faciliteiten

  • 5.1 Geschenken en geld worden nimmer aangenomen in ruil voor een tegenprestatie en de onafhankelijke positie van de ontvangende bestuurder mag nimmer ter discussie komen te staan door het ontvangen geschenk.

  • 5.2 De bestuurder mag geen geschenken en geld aannemen van derden zolang overleg en onderhandelingssituaties gaande zijn.

  • 5.3 Ontvangen geschenken en geld worden altijd gemeld aan de gemeentesecretaris, met uitzondering van bagatelgiften. De gemeentesecretaris registreert de meldingen.

  • 5.4 Geschenken en geld met een waarde van meer dan EUR 50,00 worden geweigerd en teruggezonden met een brief waarin wordt gewezen op het gemeentelijk beleid met betrekking tot het aannemen van geschenken en het geld.

  • 5.5 Geschenken en geld met een waarde van minder dan EUR 50,00 die in het verband met de bestuurder zijn functie zijn ontvangen, mogen worden geaccepteerd.

  • 5.6 Geschenken en geld worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, gelden bovenstaande regels.

  • 5.7 Voor het -namens de gemeente aannemen van een geschenk ten behoeve van de gemeente is bij een waarde tot en met EUR 5.000,00 een collegebesluit nodig, daarboven een raadsbesluit.

  • 5.8 Faciliteiten die worden aangeboden door een derde, dienen in verband te staan met het functioneel handelen van bestuurders en kunnen derhalve niet privé worden aangewend.

Artikel 6 Vergoedingen

  • 6.1 Vergoedingen als blijk van waardering voor in verband met de functie verleende diensten aan derden in de vorm van cadeaubonnen, bloemen, flessen wijn en dergelijke met een waarde van minder dan EUR 50,00, mogen worden gehouden. Vergoedingen daarboven moeten worden gemeld bij de gemeentesecretaris en zijn eigendom van de gemeente Utrecht. Op voorstel van de gemeentesecretaris geeft het college deze geschenken een bestemming.

  • 6.2 Geldelijke vergoedingen zijn altijd het eigendom van de gemeente Utrecht. Op voorstel van de gemeentesecretaris geeft het college het geld een bestemming.

Artikel 7 Uitnodigingen

  • 7.1 Bij het accepteren van uitnodigingen voor lunches, diners en recepties en dergelijke van relaties van de gemeente kan het gemeentebestuur immer het belang van het contact verantwoorden.

  • 7.2 De bestuurder mag geen uitnodiging voor een lunch, diner of receptie aanvaarden in ruil voor een tegenprestatie.

  • 7.3 Bij lunches en diners moet waar mogelijk sprake zijn van wederkerigheid, daarbij kan gebruik worden gemaakt van de vaste onkostenvergoeding. (bijvoorbeeld om de beurt betalen)

  • 7.4 De uitnodiging moet binnen de grenzen van redelijkheid liggen.

Artikel 8 Nevenfuncties

  • 8.1 Voor functies uit hoofde van het ambt (nevenfuncties) worden alle vergoedingen, ook de onkostenvergoedingen, in de gemeentekas gestort. Daartegenover kunnen de collegeleden de werkelijke kosten aan de gemeente in rekening brengen.

  • 8.2 Een functie is een nevenfunctie als wordt voldaan aan tenminste een van de volgende criteria:

    • -

      aanbeveling, voordracht, keuze of benoeming geschiedt door de raad of door het college;

    • -

      het betreft een functie in een orgaan waarin de gemeente deelneemt of waar zij deel van uitmaakt;

    • -

      men kan de nevenfunctie niet blijven bekleden als men uit de hoofdfunctie vertrekt;

    • -

      er is een aantoonbaar belang voor de gemeente dat de nevenfunctie door een gemeentebestuurder wordt vervuld;

    • -

      vanuit een nevenfunctie is men benoemd, aangewezen of gekozen in een andere nevenfunctie die voldoet aan een of meer van de bovenvermelde criteria (bijvoorbeeld: als lid van een VNGcommissie afgevaardigd naar een ander orgaan, of als lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling gekozen tot lid van het dagelijks bestuur.).

Artikel 9 Gebruik gemeentelijke voorzieningen

  • 9.1 Onder “faciliteiten” wordt verstaan: computers, laptops, (mobiele) telefoons, internetvoorzieningen, machines, gereedschappen, kantoorartikelen e.d. die de gemeente in eigendom aanschaft ter verbetering en/of ondersteuning van bedrijfsprocessen en/of ondersteuning van de bestuurder bij de uitvoering van zijn functie.

  • 9.2 De bestuurder beheert de aan hem beschikbaar gestelde faciliteiten “als een goed bestuurder”.

  • 9.3 Bij het ontstaan van schade door het niet opvolgen van gebruiksvoorschriften of door aantoonbare nalatigheid wordt deze schade verhaald op de bestuurder.

  • 9.4 In geval van diefstal doet de bestuurder aangifte bij de politie.

  • 9.5 Schade door overmacht is voor rekening van de gemeente.

  • 9.6 Tenzij anders is bepaald in gemeentelijke verordeningen is gebruik van de faciliteiten voor privé-doeleinden niet toegestaan. Bij privé-gebruik worden de werkelijke kosten in rekening gebracht bij de bestuurder, in voorkomende gevallen te verhogen met de kosten voor administratie en incasso.

  • 9.7 De gemeente Utrecht gebruikt voor dienstreizen dienstauto’s, huurauto’s en taxi’s. De kosten daarvan komen rechtstreeks ten laste van de gemeente. Dienstauto’s e.d. zijn niet bestemd voor privé-gebruik. Een dienstauto met chauffeur staat, volgens rooster, in overwegende mate, maar niet uitsluitend ter beschikking van de bestuurders

  • 9.8 Voor het gebruik van een eigen auto voor dienstreizen kan een vergoeding worden toegekend die niet hoger mag zijn dan volgens het (rijks) Reisbesluit binnenland. Uit het oogpunt van comfort en veiligheid is het gebruik van een eigen auto te ontraden.

Artikel 10 Bestuurlijke uitgaven

  • 10.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.2

  • 10.2. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd. Met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en de uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 11 Declaraties

  • 11.1 De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 11.2 In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

Artikel 12 Reizen Buitenland

  • 12.1 Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het college. Deze kijkt naar het belang van de reis, daarnaast moet de reis transparant en verifieerbaar zijn. De raadscommissie wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 12.2 Per vliegtuig mag in beginsel niet in de eerste klasse (of daarmee vergelijkbare klasse worden gereisd. Slechts voor zover de omstandigheden daartoe noodzaken staat het college een bestuurder toe om met een hogere klasse te reizen.

  • 12.3 Voor zover verblijfkosten niet rechtstreeks ten laste van de gemeente komen worden de verblijfkosten op declaratie van het collegelid vergoed. Voor hotel- en maaltijdkosten e.d. moeten daarbij bewijsstukken worden overgelegd. Per uur buitenlands verblijf mag zonder bewijsstukken maximaal 1 euro worden gedeclareerd voor kleine uitgaven.

  • 12.4 Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 12.5 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 12.6 Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het College voor de reis bepaald heeft dat het meereizen van de partner in het belang van de gemeente is.

  • 12.7 Het anderszins op kosten van de gemeente meereizen van derden met de bestuurder is niet toegestaan. Als het College daarover vooraf

    geïnformeerd is en het zich daartegen niet verzet heeft, mogen derden op eigen kosten wel mee reizen als lid van het reisgezelschap van de bestuurder.

  • 12.8 Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 12.9 De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven kunnen worden gedeclareerd. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 1 april 2004.

    De griffier, De burgemeester,

    Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf

    Bekendmaking heeft plaatsgevonden op 14 april 2004.

    Dit besluit is in werking getreden op 1 april 2004.

    BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2004, NR. 14

    Toelichting op de gedragscodes voor raads- en collegeleden

     

    Inleiding

    In overeenstemming met de wet Dualisering dienen de raden van iedere gemeente in Nederland gedragscodes voor het gemeentebestuur vast te laten stellen (artikelen 15, derde lid , 41c, tweede lid, en 69, tweede lid). Dit past in de maatregelen ter versterking van de controlerende functie van de raad en van de publieke verantwoording door het gemeentebestuur. Volgens de Memorie van Toelichting bij de wet Dualisering zijn de gedragscodes gericht op de waarborging van de integriteit van college- en raadsleden. Door de gedragscodes beschikt de raad over een extra controle-instrument en maakt de raad bovendien zichzelf beter controleerbaar.

     

    Het ontstaan van de Utrechtse gedragscode

    Bij het tot stand komen van de bijgevoegde codes is gebruik gemaakt van:

    • gedragscodes van andere gemeenten (onder andere Amsterdam, Amersfoort, Meppel en Hoogeveen);

    • het integriteitbeleid voor ambtenaren in Utrecht (van de nieuwe bepalingen ontwikkeld op het gebied van geschenken, nevenfuncties en gebruik van gemeentefaciliteiten en de in de -oude- handleiding "Hoezo, taboe" beschreven aanpak van corruptie en fraude) en

    • de modelcode van de VNG.

     

    In de codes wordt niet uitgebreid ingegaan op de acties die ontwikkeld worden wanneer de regels worden overtreden. Wel wordt er verwezen naar de regelingen voor personeelsleden, het rechtspositiebesluit voor de burgemeester en de wethouders en de verordeningen voor de raad. Bij "overtreding" kan daarnaast een beroep gedaan worden op landelijke wetgeving, daarbij moet gedacht worden aan de Awb (artikelen 2.4, 2.5), de WOB (artikel 10), het Wetboek van Strafrecht, de Gemeentewet, Ambtenarenwet en de Wet BIBOB.

     

    De status van de code

    Bij het inhoudelijk vormgeven van codes is - overeenkomstig het integriteitbeleid voor de ambtenaren - gekozen voor een code die niet juridisch afdwingbaar is. De gemeente moet als organisatie een zo open mogelijke cultuur creëren, waarin het mogelijk moet zijn om elkaar op gedragingen aan te spreken die in strijd met de gedragscodes en in strijd met integriteit zijn. Om een dergelijke open cultuur te creëren en daarmee de controle op de naleving van de gedragscodes, zal actie moeten worden ondernomen ter versterking van een open cultuur. De gedragscodes kunnen daarbij de aanleiding zijn om open discussies over integriteit te houden. Naast deze gedragscode, blijven relevante artikelen uit de gemeentewet onverkort gelden. Zo dienen raadsleden, wethouders en de burgemeester de eed of belofte afleggen (artikelen 14, 41a resp. 65 Gemeentewet)

     

    De kernwaarden

    In de codes zijn kernwaarden opgenomen die het handelen van het raadslid en de bestuurder richting zouden moeten geven. Het raadslid en de bestuurder kan zijn handelen aan deze kernwaarden toetsen. De kernwaarden vormen ook de basis voor de bepalingen die verder in de gedragscodes geformuleerd zijn.

     

    Deze kernwaarden worden in de modelcode van de VNG ook gehanteerd. Alleen de kernwaarde 'openheid' heeft een andere definitie gekregen. Deze is nu ontleend aan de gedragscode van Amsterdam. Uiteraard zijn er meer kernwaarden mogelijk maar de vraag is of een uitbreiding van de lijst tot wezenlijk gedrag in de praktijk leidt.

     

    Twee gedragscodes, één toelichting

    Waar mogelijk zijn de codes voor raadsleden en collegeleden gelijk. De bepalingen 9.7 tot en met 12 in de gedragscode voor burgemeester en wethouders gelden alleen voor collegeleden. Waar de bepalingen 1 tot en met 9.6 in de twee codes verschillen, betreft dat vooral de ambtelijke contactpersoon (de gemeentesecretaris voor collegeleden en de griffier voor raadsleden) en de plaats waar klachten over niet integer handelen van raadsleden en bestuurders kunnen worden voorgelegd.

     

    Overal waarin deze gedragscodes "hij" of "zijn" staat kan ook "zij" of "haar" worden gelezen.

     

    Een toelichting op de bepalingen

     

    1.     Algemene bepalingen

    Deze paragraaf heeft als oorsprong de modelcode van de VNG, maar alle artikelen zijn om uiteenlopende redenen aangepast. De paragraaf heeft als doel het verduidelijken van het gebruik van de code. Bij het aantreden van bestuurders en raadsleden is overhandiging van de code (1.5), een goede gelegenheid om nog even de nadruk op het belang van integriteit te leggen.

    Uiteraard is het belangrijk dat mensen raadsleden en bestuurders direct aanspreken op hun gedrag, maar als dat niet helpt of mensen dat niet durven, moet duidelijk zijn bij wie ze hun klacht dan kwijt moeten. De griffier is herkenbaar, laagdrempelig en beschikbaar en hij kan met het Dagelijks Bestuur van het Presidium van de Raad bespreken welke acties gewenst zijn. Voor klachten over wethouders is de burgemeester als voorzitter van het college de aangewezen functionaris. Klachten over niet integer handelen van de burgemeester kunnen worden ingediend bij de Commissaris van de Koningin (1.6) De verwijzing naar de regelingen voor personeelsleden is toegevoegd,

    omdat in de "klokkenluiderregeling" voor Utrechtse ambtenaren beschreven wordt, wat bij een (vermoeden van) integriteitschending gedaan kan worden.

     

    2.     Belangenverstrengeling

    Deze paragraaf die (met kleine aanpassingen) ontleend is aan de VNG-code is een aanvulling op het in de Gemeentewet gegeven kader. Het is belangrijk om duidelijk te weten welke belangen een bestuurder en een raadslid heeft (2.1). Door deze belangen openbaar te maken, zijn raadsleden en bestuurders beter te controleren. Bij financiële belangen in brede zin gaat het om het bezit van effecten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond als ook om financiële deelnemingen in ondernemingen en dergelijke. Zelfs negatieve financiële belangen, zoals schulden uit hypothecaire vorderingen, kunnen in verband met mogelijke belangenverstrengeling relevant zijn. Dergelijke financiële belangen kunnen een rol gaan spelen bij besluiten over bijvoorbeeld bestemmingsplannen of grondverkopen. De bepaling met betrekking tot privaatpublieke samenwerkingsrelaties en eerlijke concurrentieverhoudingen (2.2) verwijst naar aanbestedingsprocedures.

    Een bestuurder of een raadslid die uit het bestuur terugtreedt (2.3) kan bijvoorbeeld niet binnen twee jaar al consultancy opdrachten voor Utrecht gaan uitvoeren. De oud-bestuurder/raadslid zou daarmee de verdenking op zich laden dat gebruik is gemaakt van het netwerk dat als raadslid of als bestuurder is opgebouwd.

    Om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen dient men zich altijd te onthouden van stemming als er persoonlijke betrekkingen met de aanbieder van diensten aan de gemeente bestaan (2.4). Bij twijfel kan beter niet meegestemd worden.

     

    3.     Nevenwerkzaamheden

    In navolging van het beleid voor ambtenaren (vastgelegd in de notitie "Integriteit en nevenwerkzaamheden") is een onderscheid gemaakt tussen nevenwerkzaamheden en nevenfuncties (zie voor de bepalingen over de nevenfuncties onder 8). Onder nevenwerkzaamheden van bestuurders en raadsleden worden alle betaalde en onbetaalde activiteiten verstaan die door hen met verricht worden als lid en vertegenwoordiger van het gemeentebestuur. Deze paragraaf is ontleend aan de modelcode van de VNG en vervolgens enigszins aangepast.

    Door het openbaar maken van de nevenwerkzaamheden kan iedereen toetsen of de nevenwerkzaamheden in strijd zijn met het gemeentelijk belang (3.1). In eerste instantie moet men zelf bepalen of de nevenwerk-zaamheden strijdig zijn met het belang van de gemeente (3.2). Het voorkomen van belangenverstrengeling weegt voor de wetgever zwaarder dan het belang van privacy. Veel raadsleden zullen niet hun werkzaamheden als raadslid maar andere werkzaamheden als hun hoofdwerkzaamheden beschouwen. De gemeente mengt zich niet in deze persoonlijke prioriteitsstelling en redeneert in deze code -net als in de regelingen met betrekking tot personeelsleden- vanuit het perspectief van de gemeente.

     

    4.     Informatie

    Ook deze paragraaf is gebaseerd op de modelcode van de VNG, maar elk artikel is herschreven en verduidelijkt.

    De bepalingen moeten er voor zorgen dat het overheidshandelen zo transparant mogelijk is, maar dat er voorzichtig met vertrouwelijke informatie wordt omgesprongen.

    Als een raadslid of bestuurder over vertrouwelijke informatie beschikt kunnen integriteitrisico's ontstaan (4.3). Hij kan informatie gebruiken om er persoonlijk voordeel mee te behalen of kan die aanwenden ten bate van bijvoorbeeld vrienden, kennissen, familieleden of andere relaties. Het kan daarbij gaan om zaken als de aan- en verkoop van een huis of een stuk grond, de gunning van opdrachten etc. De verleiding kan groot zijn om in de privé sfeer informatie te melden die voor de relaties van direct belang is. Hiermee wordt de geloofwaardigheid van de organisatie aangetast. Het nastreven van politieke doeleinden door het lekken van informatie aan de media is ongeoorloofd.

     

    5.     Geschenken en faciliteiten

    Deze paragraaf is een bewerking van de wijziging rechtspositieregeling voor ambtenaren en de notitie: "Integriteit: Geschenken, uitnodigingen en gebruik van gemeente-eigendommen." Geschenken en geld kunnen in verschillende vormen worden aangeboden aan het raadslid of de bestuurder, maar de doelstelling is hetzelfde: het verbeteren en onderhouden van de relatie. Hierbij ontstaan integriteitrisico's, omdat het moeilijk is om de onafhankelijkheid van de bestuurder en het raadslid te waarborgen na het verkrijgen van geschenken of gelden.

    Door het ontvangen van geld en geschenken te laten melden (5.3) én te registreren wordt bevorderd dat raadsleden en bestuurders elke vorm van mogelijke belangenverstrengeling en beïnvloeding door de gevers proberen te voorkomen. Er mag zelfs geen schijn van beïnvloeding van de raadsleden of bestuurders ontstaan. Een ieder die dat vraagt, moet inzage kunnen krijgen in de giftenregisters.

    Bagatelgiften zijn kleinigheden als een pen of een rolmaat en dergelijke. Door geschenken en geld met een waarde van meer dan EUR 50,00 terug te sturen met een brief waarin het beleid wordt verduidelijkt (5.4), wordt het ook de gever duidelijk dat het niet gaat om een individuele actie van de ontvanger.

    De geschenken die meer zijn dan een bagatelgift maar minder waard zijn dan EUR 50,00 (5.5), kunnen worden behouden. Het herbestemmen van dergelijke geschenken is niet de moeite waard en weegt niet op tegen de in dat geval te maken kosten.

    Het ontvangen van geschenken op het huisadres (5.6) is verre van transparant en levert grote gevaren voor de integriteit op.

    Geschenken als bedoeld in bepaling 5.7 zijn geschenken aan de gemeente als geheel. De geschenken moeten zo veel mogelijk het algemeen belang ten goede komen en daar moeten de gevers ook op geattendeerd worden. Bij de faciliteiten als bedoeld in bepaling 5.8 moet gedacht worden aan het gebruik van een bedrijfsruimte of apparatuur.

     

    6.     Vergoedingen

    Deze paragraaf is gebaseerd op de ambtelijke regeling. Hierbij gaat het om het krijgen van een vergoeding of geschenk bij bijvoorbeeld openingen, het houden van lezingen en dergelijke. Dit doet men uit hoofde van de gemeente in functie van de gemeente, daarom komen deze vergoedingen in eigendom van de gemeente. Gemaakte kosten kunnen ook worden gedeclareerd bij de gemeente.

     

    7.     Uitnodiging

    Deze paragraaf is gebaseerd op de ambtelijke regeling Wie ingaat op invitaties van relaties van de gemeente voor recepties, feesten, etentjes e.d. (7.1.), loopt het risico beschuldigd te worden zich te laten inpakken met belangenverstrengeling als mogelijke uitkomst. Het is van belang dat de bestuurder of het raadslid de volgende afweging maakt: 'is bij het ingaan op de invitatie de kans op positieve resultaten voor de gemeente groter dan de kans op een vermoeden van belangenverstrengeling?'. De cultuur van 'voor wat, hoort wat' past niet in het openbaar bestuur. Door om beurten te betalen voor maaltijden (7.3) wordt afhankelijkheid of de drang een andere tegenprestatie te moeten leveren voorkomen. De uitnodiging moet redelijk zijn (7.4) maar wat is redelijk? Om een antwoord op die vraag te krijgen kan men een collega om raad vragen. Men kan zich ook een voorstelling proberen te maken van wat er gebeurt als in de krant bericht wordt op welke uitnodiging men is ingegaan. Ontstaat er commotie over of niet?

     

    8.     Nevenfuncties

    Parallel aan de notitie "Integriteit en nevenwerkzaamheden" gaat het bij nevenfuncties om betaalde en onbetaalde (neven)werkzaamheden die verricht worden als lid en vertegenwoordiger van het gemeentebestuur. Alle vergoedingen verkregen vanwege de uitoefening van de nevenfunctie worden in de gemeentekas gestort (8.1). De nevenfunctie wordt namelijk niet op eigen titel vervuld maar als vertegenwoordiger van de gemeente. De regels voor het omgaan met vergoedingen zijn ook anders dan die voor giften omdat er een tegenprestatie tegenover staat. De criteria om te bepalen of het een nevenfunctie betreft (8.2) worden ook gehanteerd in andere gemeenten (Amsterdam). Bij organen waarin de gemeente deelneemt of waarvan zij deel uitmaakt kan gedacht worden aan de VNG of het bestuur van een gemeenschappelijke regeling. Als men als lid van een VNG-commissie afgevaardigd wordt naar een ander orgaan of men als lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling gekozen tot lid van het dagelijks bestuur dan gelden deze ook als nevenfuncties.

     

    9.     Gebruik gemeentelijke voorzieningen

    De bepalingen 9.1 tot en met 9.6 zijn overgenomen van de ambtelijke regeling. Gebruik van faciliteiten voor privé-doeleinden (9.6) is moeilijk totaal te verbieden. Een enkel telefoongesprek (binnenland) of het maken van een paar fotokopietjes voor privé-doeleinden kan worden toegestaan. Van bestuurders en raadsleden wordt ook grote terughoudendheid op dit punt verwacht. Zij vervullen immers een voorbeeldfunctie ten aanzien van het personeel van de gemeente.

     

    10.   Bestuurlijke uitgaven

    Deze paragraaf is overgenomen van de modelcode van de VNG. Het spreekt voor zich dat het vertrouwen van de burger in het bestuur geschaad wordt als bestuurders uitgaven doen die niet voortvloeien uit werkzaamheden voor de gemeente en/of onnodig hoog zijn.

    11.   Declaratie

    De basis van deze paragraaf is ontleend aan de modelcode van de VNG maar verder uitgewerkt.

    Ook nu al worden uitgaven vergoed op basis van gespecificeerde nota's en bonnen waarbij de declaraties voor gezien worden getekend door de gemeentesecretaris (11.2).

    Als lang gewacht wordt met het indienen van de declaraties (11.3), wordt de beoordeling van de functionaliteit moeilijker. Tevens wordt voorkomen dat een grote hoeveelheid kosten ineens wordt gedeclareerd. Dat leidt immers vrijwel automatisch tot een wat oppervlakkige controle. Als er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de redelijkheid van de declaratie, hebben zowel de betrokken bestuurder als de gemeentesecretaris er baat bij om te voorkomen dat de schijn ontstaat dat zij samen onder een hoedje hebben gespeeld (11.4).

     

    12.   Reizen Buitenland

    De bepalingen 12.1 tot en met 12.3 komen uit de voormalige handleiding "Hoezo taboe". De overige artikelen komen uit de modelcode van de VNG. Uit de voormalige handleiding "Hoezo taboe" komt ook de bepaling dat 1 euro per uur gedeclareerd mag worden zonder bewijsstukken (12.3). Men zou kunnen betogen, dat hiermee de deur voor onoorbare praktijken wordt opengezet. Tegelijkertijd mag men van de reiziger (zeker wanneer het gaat om landen met een sterkere informele economie) niet verwachten, dat deze bij elke dienst en transactie om een bonnetje vraagt.

    De bepalingen dat de (beleidsmatige) functie van de reis, het reisgezelschap en de geraamde kosten in het college worden toegelicht (12.4), dat verlenging van de reis voor privé-doeleinden toestemming van het college vergt (12.8), vergroten de transparantie.

    De bepalingen dragen ook bij aan het voorkomen van het beeld dat bestuurders pretreisjes maken.

     

    Tot slot

    Regels zijn geen ideaal instrument om menselijk gedrag te sturen. Mensen laten hun gedrag vooral beïnvloeden door de reacties vanuit hun omgeving. Als we het van belang vinden dat er weinig vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de integriteit van het Utrechtse gemeentebestuur, is het van belang dat bestuurders elkaar aanspreken op het vertoonde gedrag. De gedragscodes vormen daarvoor een hulpmiddel. Dat kunnen die codes -voor zover nodig- ook zijn om gedrag te voorkomen dat kan leiden tot vraagtekens bij de integriteit van de Utrechtse raadsleden en bestuurders.