Nadere regel duurzame en gezonde schoolgebouwen

Geldend van 19-12-2023 t/m heden

Intitulé

Nadere regel duurzame en gezonde schoolgebouwen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet en artikel 41 lid 1 van de Verordening huisvesting scholen gemeente Utrecht,

na het op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in standgehouden scholen in de gemeente,

overwegende dat er nadere regels nodig zijn om het verduurzamen van de schoolgebouwen in de gemeente Utrecht mogelijk te maken,

besluit vast te stellen de Nadere regel duurzame en gezonde schoolgebouwen gemeente Utrecht.

Deel 1 Energieneutrale schoolgebouwen

Artikel 1 Over het doel

  • 1. Het doel is een energieneutraal schoolgebouw (ENG)

    • a.

      Een energieneutraal schoolgebouw (ENG) is een schoolgebouw met een EPC volgens NEN 7120 van 0. Alleen het gebouwgebonden energieverbruik op jaarbasis telt hiervoor mee.

    • b.

      Dit is de gezamenlijke ambitie van het college en de schoolbesturen.

  • 2. Het normbudget is niet altijd genoeg voor een energieneutraal schoolgebouw (ENG)

    • a.

      Het college is verantwoordelijk voor het voorzien in passende schoolgebouwen. Dat doet hij volgens de verordening.

    • b.

      Het normbedrag in de verordening bepaalt het college op basis van het Bouwbesluit, inclusief de norm voor bijna energieneutrale schoolgebouwen (BENG). Dit is niet altijd genoeg om een energieneutraal schoolgebouw (ENG) te realiseren.

  • 3. Een energieneutraal schoolgebouw (ENG) kan haalbaar worden door extra middelen van de gemeente en het schoolbestuur te combineren

    Het schoolbestuur ontvangt van de Rijksoverheid een vergoeding voor onderhoud, exploitatie en energielasten. Het college voorziet in huisvesting. Als het college hogere kosten maakt bij de bouw van het schoolgebouw vanwege verduurzaming, kan dat leiden tot lagere lasten voor het schoolbestuur. Door deze besparing van het schoolbestuur en een aanvullend gemeentelijk budget te combineren, kan een energieneutraal schoolgebouw haalbaar worden.

Artikel 2 Over de methodiek

  • 1. Het college en het schoolbestuur onderzoeken bij ieder bouwproject voor een school of het haalbaar is om een energieneutraal schoolgebouw te maken

  • Het college en het schoolbestuur proberen hierover overeenstemming te bereiken. De omschreven onderwerpen in lid 2 en 3 zijn in ieder geval onderdeel van gesprek. Soms blijkt dat het niet mogelijk is om voor 100% een energieneutraal schoolgebouw te maken, in dat geval heeft het schoolbestuur de mogelijkheid om door middel van een business case conform bijlage 1 aan te tonen welk percentage wel ENG realiseerbaar is.

  • 2. Het college kan extra financiering toekennen voor het onrendabele deel om tot een (gedeeltelijk) energieneutraal schoolgebouw (ENG) te komen

    • a.

      Dit doet het college bovenop de normbedragen.

    • b.

      Voor het deel dat het schoolbestuur of de school zelf niet kan bijdragen vanuit haar besparing op energielasten, kan het college aanvullend budget toekennen.

  • Dit heet het onrendabele deel.

    • c.

      Het budget dat het schoolbestuur of de school bijdraagt aan de toekomstige besparing op energielasten heet het rendabele deel. Het schoolbestuur financiert het rendabele deel. Als het schoolbestuur het rendabele deel niet in één keer kan betalen, kan het college besluiten om voor het rendabele deel het schoolbestuur te financieren (lenen). Het schoolbestuur of de school betaalt de financiering en een jaarlijkse rente terug met de jaarlijkse besparing op de energielasten. De eisen zoals opgenomen onder sublid d gelden ook voor de financiering van het rendabele deel.

    • d.

      Bij deze methodiek gelden de volgende eisen:

      • i.

        de financiering betrekking heeft op een gebouw waar onderwijsactiviteiten plaatsvinden, en

      • ii.

        de financiering binnen 20 jaar kan worden terugbetaald door besparing op de energielasten.

  • 3. Het college en het schoolbestuur maken afspraken over de looptijd van de lening

  • Het college en het schoolbestuur maken afspraken over de looptijd van de lening en de jaarlijkse terugbetaling van het rendabele deel conform artikel 2 lid 2 sub c.

Artikel 3 Over de procedure

  • 1. Het schoolbestuur dient een aanvraag in voor financiering

    • a.

      Dat kan alleen nadat overeenstemming is bereikt zoals bedoeld in artikel 2.

    • b.

      Het schoolbestuur dient een aanvraag in bij het college. Dit kan alleen als:

      • i.

        de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die het schoolbestuur heeft gekregen voor nieuwbouw, vervangende nieuwbouw, renovatie of uitbreiding van een schoolgebouw of gymzaal, en

      • ii.

        deze school zelf een financiële bijdrage levert. Deze bijdrage is gebaseerd op de jaarlijkse besparing op de energielasten.

    • c.

      In de aanvraag staat in ieder geval:

      • i.

        de naam van de school en het gebouw waarvoor de financiering is bedoeld

      • ii.

        de naam van het schoolbestuur en de gegevens van de contactpersoon

      • iii.

        de datum

      • iv.

        de motivatie waarom financiering nodig isde omvang van het rendabele en onrendabele deel van de financiering

      • v.

        indien nodig: een verzoek voor financiering van het rendabele deel door het college (een lening)

      • vi.

        een uitleg waarom het rendabele en onrendabele deel deze omvang hebben

    • d.

      het schoolbestuur dient hiervoor een aanvraag in via het Onderwijsloket (www.utrecht.onderwijsloket.nl)

  • 2. Het college stelt voor deze voorziening een apart bekostigingsplafond in

  • Dit bekostigingsplafond staat los van het bekostigingsplafond voor de voorzieningen die zijn omschreven in de verordening. Wel wordt dezelfde procedure toegepast als in de verordening (artikel 34 van de verordening).

  • 3. Het college neemt een besluit over de aanvraag

    • a.

      Het college laat het schoolbestuur zijn besluit schriftelijk binnen 9 weken weten.

    • b.

      Het college kan een aanvraag toekennen als:

      • i.

        de aanvraag voldoet aan de gestelde eisen in artikel 2 en de omschreven procedure in artikel 3, en

      • ii.

        door het toekennen van de aanvraag het doel in artikel 1 lid 1 wordt bereikt

    • c.

      Het college wijst een aanvraag in ieder geval af als:

      • i.

        de benodigde financiering voor het onrendabele deel buiten het bekostigingsplafond valt, en

      • ii.

        de gevolgen zijn voor de planning om een plan voor een bijna energieneutraal gebouw (BENG) aan te passen naar een plan voor een energieneutraal gebouw (ENG) te ingrijpend zijn voor de voortgang van het onderwijs.

    • d.

      Het college kan voorwaarden verbinden aan de toekenning van financiering van het onrendabele en rendabele deel.

    • e.

      Kan het college niet op tijd een besluit nemen? Dan kan het college 6 weken later een besluit nemen. Dat laat het college wel schriftelijk weten aan het schoolbestuur.

  • 4. Het schoolbestuur voert deze voorziening uit volgens de normale procedure

  • Daarvoor gelden stappen 7 en 8 van de verordening.

Deel 2 Klimaatadaptieve schoolgebouwen

Artikel 4 Over het doel

  • 1. Een klimaatadaptief schoolgebouw heeft voordelen

    • a.

      Het weer vertoont meer extreme regenval, hardere stormen, grotere periodes van droogte en hitte. Ook stijgt de zeespiegel en zijn de seizoenen verstoord. De kans op hittegolven en wateroverlast neemt toe. Een klimaatadaptief gebouw is een gebouw dat rekening houdt met het actuele of verwachte klimaat. Daardoor kan schade door klimaatverandering beperkt worden en kan het energiegebruik van het gebouw verlaagd worden.

    • b.

      Daarnaast zorgen klimaatadaptieve gebouwen voor een meer gezonde en veilige leefomgeving, ondersteuning van flora en fauna, biodiversiteit en het verhogen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Voorbeelden hiervan zijn meer groen op daken en gevels, meer ruimte voor waterberging op en rond gebouwen en beperken van zoninstraling.

    • c.

      Het college en het schoolbestuur spannen zich in om een klimaatadaptief schoolgebouw te realiseren

  • 2. Het college en schoolbestuur onderzoeken bij ieder bouwproject voor een school of een klimaatadaptief schoolgebouw te realiseren is

  • 3. Als het college op basis van gemeentelijk beleid aanvullende eisen stelt aan de bouw van een schoolgebouw of de inrichting van een terrein:

  • Kan het schoolbestuur deze eisen niet betalen binnen de toegekende vergoeding op basis van de verordening? Dan meldt hij dat bij het college. Het college beoordeelt of dit inderdaad het geval is. Als dat het geval is, kiest het college of de eisen vervallen, of dat hij extra budget toekent.

Artikel 5 Over de procedure

  • 1. Het schoolbestuur laat het college weten in hoeverre hij een klimaatadaptief gebouw kan realiseren

  • Mogelijkheden voor de uitwerking hiervan worden besproken in het startgesprek zoals omschreven in artikel 13 van de verordening. De afweging zoals omschreven in artikel 4, lid 3 wordt in dit gesprek besproken.

  • 2. Een klimaatadaptief gebouw moet passen in het budget

    • a.

      Er is geen toeslag beschikbaar voor het bouwen van een klimaatadaptief schoolgebouw. Het college kan hierover afwijkende afspraken maken met het schoolbestuur. Dan beoordeelt het college de volgende punten:

      • i.

        in hoeverre de hoogte van de toeslag in verhouding staat tot de maatschappelijke baten, en

      • ii.

        of de gemeente genoeg budget heeft om de toeslag te betalen, en

      • iii.

        wat de gevolgen zijn voor de planning van het bouwproject

    • b.

      Als het college toch aanvullend budget beschikbaar stelt, geldt dezelfde procedure als in artikel 3 van deze nadere regel.

Deel 3 Slot

Artikel 6 Over de ingangsdatum en naam

  • 1. Deze nadere regel gaat in op 15 februari 2021

  • 2. Naam van de verordening

  • Deze nadere regel wordt de ‘Nadere regel duurzame en gezonde schoolgebouwen gemeente Utrecht’ genoemd. Dit heet de citeertitel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht in hun vergadering van 24 november 2020, onder voorbehoud van vaststelling van de Verordening huisvesting scholen gemeente Utrecht.

De gemeenteraad van Utrecht heeft deze verordening vastgesteld op 21 januari 2021.

De secretaris, de burgemeester,

G.G.H.M. Haanen P.E.J. den Oudsten

Bijlage De toeslag

De energieprestatie bij BENG bij scholen wordt bepaald aan de hand van 3 individueel te behalen eisen:

BENG 1 : de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (kWh/m2.jr)

BENG 2 : het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (kWh/m2.jr)

BENG 3: het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten (%)

Vanuit BZK/RVO 2019 (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties / Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) zijn voor onderwijs de volgende eisen vast gesteld (zie ook PvE Frisse Scholen 2021)

Indien de BENG2 pijler op 0 kWh per m² en de BENG 3 op 100% uitkomt, is een pand volledig energie neutraal en voldoet deze aan de ENG eisen.

Minimale eisen aan schoolgebouwen:

BENG 1 ≤ 190 kWh per m²

BENG 2 ≤ 70 kWh per m²

BENG 3 ≥ 40 %

Bron: BZK/RVO 2019

De berekening tot een ENG toeslag kan als volgt toegepast worden:

Een architect maakt altijd een BENG berekening op basis van zijn ontwerp om te voldoen aan het bouwbesluit. In het rapport worden de uitkomsten worden per categorie (beng 1, 2 en 3) opgenomen.

Wil de opdrachtgever naar volledig ENG, dan zal hij aanpassingen moeten doen in het ontwerp. Na het maken van het definitieve ontwerp (met de aanpassingen) zal een nieuwe BENG berekening gemaakt moeten worden. Ook daaruit komt per categorie een uitkomst op beng 1, 2 en 3.

Het procentuele verschil tussen het eerste ontwerp (de minimale BENG eisen) en het uiteindelijke definitieve ontwerp met de extra aanpassingen geeft het percentage weer waarmee de toeslag toegekend wordt.

Voorbeeld:

Een school gaat renoveren. Een architect heeft aanpassingen gedaan en uit de Beng berekening blijkt

dat hij precies voldoet. Oftewel uit het rapport blijkt:

Oorspronkelijk ontwerp:

BENG 1 = 190 kWh per m²

BENG 2 = 70 kWh per m²

BENG 3 = 40 %

Nadat de Architect aanpassingen heeft gedaan doordat hij een beter type isolatie heeft toegepast, de

vloer extra heeft geïsoleerd, naden en kieren extra heeft dichtgezet, HR+++ glas toegepast,

zonnepanelen, een warmtepomp etc. komt zijn berekening uit op:

Ontwerp na extra maatregelen:

BENG 1 = 100 kWh per m²

BENG 2 = 48 kWh per m²

BENG 3 = 50 %

Het procentuele verschil is dan:

BENG 1: 100/190 – 1 * 100% = 47,37%

BENG 2: 48/70 – 1 * 100% = 31,42%

(47,37 + 31,42) / 2 = 39,4 %

In dit voorbeeld ontvangt de school 39,4 % van de toelage.

Ontwerp mogelijkheden om aan de BENG eisen te voldoen:

BENG 1

Bij de eerste indicator staat het beperken van de energiebehoefte centraal. Zon- en daglicht moeten zo optimaal mogelijk benut worden. Dit kan gerealiseerd worden door de positie van het gebouw.

Maar ook laat de berekening Als / Ag ≤ 190 kWh per m² dat hoe compacter het gebouw, hoe lager de grenswaarde voor de energie behoefte (Als = oppervlakte gebouwschil ; Ag = verwarmd vloer oppervlak) Verder zijn goede isolatie en een goede luchtdichtheid van belang om aan BENG 1 te voldoen.

Van NEN 1068 naar NTA 8800

Per 1 januari 2021 heeft de NTA 8800 de NEN 1068 vervangen. De Nederlandse berekening van de warmteweerstand.’