Regeling vervallen per 01-07-2013

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 01-07-2013 t/m 30-06-2013

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren.

(raadsbesluit van 9 december 2004)

De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 19 november 2004

Besluit

vast te stellen de volgende

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren.

Artikel 1 Begripsdefinities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV1990;

  • c.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van goederen, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeeltes, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig, dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van centrale parkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan, waarmee bij aanvang van het parkeren ter zake van het parkeren van een voertuig de parkeerbelasting kan worden voldaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV1990;

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV1990, met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

    • 3.

      van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders;

  • i.

    parkeervergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • k.

    noodzakelijke reserve: het percentage plaatsen dat per rayon gereserveerd dient te worden ten behoeve van artsenplaatsen, gehandicaptenplaatsen, fietsparkeervoorzieningen, tijdelijke onttrekkingen etc.;

  • l.

    uitgiftequotum: het aantal maximaal uit te geven vergunningen per rayon;

  • m.

    woonadres: kadastraal geregistreerde wooneenheid conform de Gemeentelijke Basis Administratie;

  • n.

    rayon: een gedeelte van de stad waar, ingevolge een aanwijzingsbesluit, betaald moet worden voor het parkeren;

  • o.

    deelrayon: gedeelte van een rayon;

  • p.

    binnenstad: het gebied omsloten door het Westplein, Leidseveertunnel, spoorlijn Arnhem- Amersfoort, Daalsetunnel, Nieuwekade, de Stadsbuitengracht, Moreelsepark, de denkbeeldige lijn tussen Moreelsepark zuidzijde en Mineurslaan, Mineurslaan, Croeselaan en Veemarktplein, met inbegrip van de hierbij genoemde straten;

  • q.

    uitgiftebeleid 2001: het door het college van burgemeester en wethouders op 16 oktober 2000 vastgestelde uitgiftebeleid met betrekking tot het uitgeven van parkeervergunningen;

  • r.

    bezoekersvergunning: een vergunning, afgegeven aan een bewoner van een bepaald (deel)rayon waarmee door bezoekers van bewoners tegen een gereduceerd tarief kan worden geparkeerd op de parkeer-apparatuurplaatsen in het (deel)rayon waarin de bewoner woonachtig is;

  • s.

    overlooprayon: vergunninggebied dat als zodanig is aangewezen voor aanvragers die voor hun eigen rayon op de wachtlijst staan;

  • t.

    overloopvergunning: een bewonersvergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats in een overlooprayon

Artikel 2 Aanwijzingen en het stellen van nadere regels door burgemeester en wethouders

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeeltes aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders, voor zover parkeren op deze weggedeeltes niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

  • 3.

    Met betrekking tot het gehele vergunningengebied hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid, binnen het kader van onderhavige verordening, nadere regels te stellen.

  • 4.

    In de in het derde lid van dit artikel genoemde nadere regels worden in ieder geval de navolgende onderwerpen vastgelegd:

• de uitgiftecriteria voor de diverse soorten parkeervergunningen;

• de noodzakelijke reserve.

Artikel 3 Vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen. Hierbij gelden de criteria en voorschriften als omschreven in deze verordening en de nadere regels als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    Voor zover het uitgiftequotum per (deel)rayon daartoe ruimte biedt en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, vijfde lid, kan een vergunning worden verleend aan:

• de (kenteken)houder van een voertuig, wanneer deze persoon staat ingeschreven op een woonadres in een (deel)rayon waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, hierna 'bewonersvergunning'. Deze bewonersvergunning wordt op kenteken verstrekt voor het (deel)rayon waarbinnen voornoemd woonadres is gelegen. Voor het parkeren van een voertuig in één (deel)rayon wordt één bewonersvergunning verleend.

• de (kenteken)houder van een voertuig die een beroep of bedrijf uitoefent en is gevestigd in een (deel)rayon waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, hierna te noemen 'zakelijke vergunning'. Deze zakelijke vergunning wordt op (verkorte) bedrijfsnaam c.q. -code verstrekt voor het (deel)rayon waarbinnen voornoemd beroep of bedrijf wordt uitgeoefend.

  • 3.

    Een tijdelijke vergunning kan worden verleend aan het bedrijf, dat een voertuig bezigt bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig voor het uitoefenen van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie, op plaatsen als bedoeld in het eerste lid, moet worden geparkeerd. Deze vergunning kan worden verleend voor de termijn waarbinnen de werkzaamheden worden uitgevoerd;

  • 4.

    Een tijdelijke vergunning kan worden verleend aan een ieder die een voertuig wenst te parkeren op parkeerapparatuurplaatsen, ten behoeve van een eigen en direct parkeerbelang van tijdelijke duur. Deze vergunning kan per dag, per week, per maand, per kwartaal of per jaar worden verleend.

  • 5.

    1. Voor de (deel)rayons in de binnenstad wordt, voor de vergunningverlening zoals bedoeld in het tweede lid sub a van dit artikel, één vergunning per woonadres verleend. Voor de overige (deel)rayons kunnen maximaal twee vergunningen per woonadres worden verleend.

  • 2.

    Voor de vergunningverlening zoals bedoeld in het tweede lid sub b. wordt, bij het verlenen van tweede en volgende vergunningen, het aantal werknemers en het bruto vloeroppervlak als criterium gehanteerd. Voor de rayons in de binnenstad gelden strengere uitgiftecriteria als voor de overige (deel)rayons. Het uitgiftebeleid

2001 bevat de geldende uitgiftecriteria.

  • 6.

    De (kenteken)houder van een voertuig, wiens woonadres gelijk is aan het vestigingsadres van zijn bedrijf en/of beroep (waardoor hij zowel aan lid 2 sub a. als lid 2 sub b. voldoet) verkrijgt, wat betreft de eerst aangevraagde vergunning, een bewonersvergunning. Bij de aanvraag voor tweede en volgende vergunningen worden de criteria voor zakelijke vergunningen gehanteerd. De verleende bewonersvergunning wordt afgetrokken.

  • 7.

    Een marktparkeervergunning kan worden verleend aan de marktstandplaatshouder aan wie conform de marktverordening een marktstandplaatsvergunning is verleend. Er wordt één marktparkeervergunning per marktstandplaatsvergunning verleend.

  • 8.

    1. Een overloopvergunning kan worden verleend indien:

    • a.

      burgemeester en wethouders een vergunninggebied als overlooprayon hebben aangewezen;

    • b.

      de aanvrager op de in artikel 6 bedoelde wachtlijst geplaatst is.

  • 2.

    De aanvragen om een overloopvergunning worden toegewezen in de volgorde waarin men op de wachtlijst staat

  • 9.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning als bedoeld in dit artikel ook verlenen aan (kenteken)houders van voertuigen, die niet voldoen aan één van de in dit artikel genoemde voorwaarden.

  • 10.

    Aan bewoners van de rayons in de binnenstad en van de overige rayons kunnen burgemeester en wethouders op een daartoe

strekkend verzoek een bezoekersvergunning verstrekken. Hiermee kan door bezoekers van bewoners tegen een gereduceerd tarief worden geparkeerd op de parkeer-apparatuurplaatsen in het (deel)rayon waarin de bewoner woonachtig is. Er wordt één bezoekersvergunning per woonadres afgegeven.

  • 11.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften in acht te nemen.

  • 12.

    De verleende vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het (deel)rayon waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het kenteken of de (verkorte) bedrijfsnaam c.q. -code;

    • d.

      de letter B (bewoner), Z (zakelijk), I (incidenteel).

Artikel 4 Beslissings- en Bezwaartermijnen

  • 1.

    Binnen acht weken na ontvangst van een volledig ingevulde en van de benodigde bijlagen voorziene aanvraag voor een vergunning wordt op de aanvraag beslist. Deze termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld. Het besluit op de aanvraag wordt met opgaaf van redenen schriftelijk kenbaar gemaakt aan de aanvrager. Indien de aanvraag wordt toegewezen, wordt besloten of daadwerkelijk tot het verlenen van de vergunning kan worden overgegaan dan wel of de aanvrager op een wachtlijst als omschreven in artikel 6 wordt geplaatst.

  • 2.

    Tegen een besluit tot het toekennen, afwijzen, wijzigen, intrekken, beëindigen of schorsen van een parkeervergunning of een besluit tot het plaatsen op een wachtlijst kan op de in de Awb voorgeschreven wijze bezwaar worden gemaakt.

Artikel 5 Voorschriften, Verbodsbepalingen en Ontheffingen

  • 1.

    Aan de in artikel 3 genoemde vergunningen kunnen beperkende voorschriften worden verbonden voor zowel de te gebruiken parkeerplaatsen als voor de tijdstippen waarop de vergunningen van kracht zijn. Burgemeester en Wethouders kunnen aan de in artikel 3 genoemde vergunningen ook andere voorschriften verbinden. Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een eerlijke verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 2.

    Op het moment dat voor de verleende vergunning de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan, gaat de vergunning in. Hiertoe wordt een vergunningvignet afgegeven. Bij het parkeren van een voertuig op de in de vergunning aangegeven plaats en wijze dient dit vignet te allen tijde duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te zijn aangebracht.

  • 3.

    Indien één of meerdere van de in het eerste of tweede bedoelde voorschriften niet worden nageleefd, is er geen sprake van parkeren met geldige vergunning.

  • 4.

    Het is verboden enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 5.

    Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 6.

    Het is verboden om de vergunning/het vignet al dan niet tegen betaling, oneigenlijk te (laten) gebruiken, te (foto)kopiëren, na te tekenen, dan wel op enige andere wijze te (laten) reproduceren of om eigenmachtig wijzigingen op het vignet aan te brengen.

  • 7.

    Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel.

Artikel 6 Wachtlijst

  • 1.

    Indien een aanvrager voldoet aan alle vereisten voor een vergunning zoals bedoeld in artikel 3, maar in het rayon zijn zoveel vergunningen verleend dat op grond van de nadere regels als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid het plafond van het uitgiftequotum is bereikt, wordt de aanvrager voor onbepaalde tijd op een wachtlijst geplaatst. De aanvrager zal van dit besluit schriftelijk in kennis worden gesteld.

  • 2.

    De plaatsing op de wachtlijst wordt met schriftelijke in kennisstelling aan de aanvrager doorgehaald:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de aanvrager;

    • b.

      wanneer aan de aanvrager de vergunning is verleend, waarvoor hij op de wachtlijst stond;

    • c.

      wanneer niet meer aan de vereisten van artikel 3 van deze verordening wordt voldaan;

    • d.

      wanneer zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 7, eerste lid.

Artikel 7 Intrekken, beëindigen of wijzigen van een vergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken, beëindigen of wijzigen:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het deelrayon, waavoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt; indien de vergunninghouder binnen het deelrayon, waarvoor de vergunning is verleend, verhuist, kan hij, tenzij dit strijd oplevert met artikel 3, vijfde lid sub 1, de vergunning behouden;

    • c.

      wanneer zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden, die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende rayon, deelrayon of overlooprayon het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang;

    • h.

      wanneer niet tijdig voor de vergunning is betaald, zoals geregeld in de vergunningvoorschriften;

    • i.

      wanneer in strijd met het bepaalde in artikel 5, zesde lid wordt gehandeld;

    • j.

      wanneer, in het geval van een overloopvergunning, de vergunninghouder in aanmerking komt voor een parkeervergunning in het (eigen) rayon waarin vergunninghouder woonachtig is en niet langer op de in artikel 6 bedoelde wachtlijst staat.

  • 2.

    Een besluit tot het intrekken, beëindigen of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De vergunninghouder wordt van het intrekken, beëindigen of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 8 Strafbepalingen en sancties

  • 1.

    Overtreding van het bepaalde in artikel 5, vierde, vijfde, zesde of zevende lid, wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Met opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door de burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

  • 3.

    Indien de vergunninghouder fraudeert met zijn vergunning wordt de vergunninghouder een jaar uitgesloten van het verkrijgen van een vergunning. Na dit jaar kan opnieuw een aanvraag ingediend worden.

Artikel 9 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Parkeerplaatsenverordening 2005.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de drieënveertigste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    Datum van ingang van de verlening van vergunningen is 1 januari 2005.

  • 4.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerplaatsenverordening 2003 (Gemeenteblad van Utrecht 2003, nr. 1).

  • 5.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerplaatsenverordening 2003 (Gemeenteblad van Utrecht 2003, nr. 1) worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op

9 december 2004

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking is geschied op 22 december 2004.

Deze verordening is in werking getreden op 3 februari 2005.