Regeling vervallen per 01-02-2008

Beleidsregel Subsidiëring Bedrijvigheid Amsterdamsestraatweg-Midden

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-01-2008

Intitulé

Beleidsregel Subsidiëring Bedrijvigheid Amsterdamsestraatweg-Midden

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Beleidsregel Subsidiëring Bedrijvigheid Amsterdamsestraatweg-Midden

(besluit van 13 februari 2007)

Burgemeester en wethouders van Utrecht;

overwegende dat zij krachtens de Algemene subsidieverordening 2002 (Gemeenteblad van Utrecht 2002, nr. 13 en Gemeenteblad van Utrecht 2003, nr. 60) bevoegd zijn tot de verstrekking van subsidies;

dat het gewenst is ter invulling van hun beleidsruimte een beleidsregel vast te stellen betreffende de verstrekking en de normering van de hoogte van subsidies; in het kader van stimulering bedrijven in de Amsterdamsestraatweg-Midden met als doel een bijdrage te leveren aan de concurrentiekracht van het lokale bedrijfsleven en de uitstraling van de buurt;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en op de Algemene subsidieverordening 2002;

BESLUITEN:

vast te stellen de navolgende

BELEIDSREGEL subsidiëring bedrijvigheid Amsterdamsestraatweg-Midden

Paragraaf 1 DEFINITIES

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Amsterdamsestraatweg-Midden: Amsterdamsestraatweg even nummers 148 tot en met 448 en oneven nummers 173 tot en met 421, Plantage even nummers 4 tot en met 18 en oneven nummers 1 tot en met 15, Oppenheimplein 9, 2e Daalsedijk 70, Egelantierstraat 2, Geraniumstraat 1 en Ondiep Zuidzijde 199;

    • b.

      aangrenzend gebied Amsterdamsestraatweg-Midden: dit betreft de wijk Noordwest (buurten Zuilen, Eerste en Tweede Daalsebuurt, Hoogstraat, Ondiep en Pijlsweerd) uitgezonderd de Amsterdamsestraatweg-Midden;

    • c.

      bedrijfsruimte: een ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, is bestemd tot of geschikt is voor opslagruimte en/of voor de uitoefening van een bedrijf of beroep;

    • d.

      wet BIBOB: Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur; deze wet beoogt het misbruik van bestuurlijke middelen door criminele particulieren en ondernemers tegen te gaan;

    • e.

      brancheplan: brancheplan Amsterdamsestraatweg-Midden, dat op 4 oktober 2005 door het college is vastgesteld;

    • f.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;

    • g.

      detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

    • h.

      ondernemer: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon al dan niet met het oogmerk winst te maken, die rechtmatig en daadwerkelijk een bedrijf uitoefent;

    • i.

      projectmanagement: functionaris binnen de gemeente Utrecht, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze beleidsregel;

    • j.

      werkgroep: ambtelijke werkgroep die het college adviseert over toekenning van bijdragen uit deze beleidsregel;

    • k.

      straatmanagement: functionaris verantwoordelijk voor de intake en doorgeleiding van aanvragen;

    • l.

      eigenaar: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die zijn pand verhuurt aan een ondernemer en in de aanvraag verklaart dat hij het desbetreffende pand minimaal voor de duur van de eerstkomende vijf jaar aan een ondernemer zal verhuren.

  • 2. Indien een onderneming wordt bestuurd door meer dan één ondernemer worden deze voor de toepassing van deze beleidsregel als één ondernemer aangemerkt.

  • 3. Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt met de ondernemer gelijkgesteld zijn rechtsvoorganger of rechtsopvolger indien deze zijn (haar) echtgeno(o)t(e) of een eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant is.

  • 4. Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt onder eigenaar mede verstaan een erfpachter, een appartementseigenaar en een houder van een recht van opstal.

  • 5. Indien een onroerend goed in eigendom toebehoort aan meer dan één eigenaar worden deze voor de toepassing van deze beleidsregel als één eigenaar aangemerkt.

Paragraaf 2 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 Doel van de subsidie

Het doel van de subsidieverstrekking op basis van deze beleidsregel is:

  • 1.

    aan een in de Amsterdamsestraatweg-Midden gevestigd bedrijf of aan een eigenaar van

  • 2.

    een bedrijfspand in de Amsterdamsestraatweg-Midden ingeval van investeringen een subsidie verstrekken als bijdrage in de kosten voor verbouw, herinrichting, verbetering van de uitstraling van de omgeving, tijdelijke huisvesting en verhuizen;

  • 3.

    aan een in de Amsterdamsestraatweg-Midden nieuw te vestigen bedrijf ingeval van investeringen een subsidie verstrekken als bijdrage in de kosten voor verbouw, herinrichting en verbetering van de uitstraling van de omgeving;

  • 4.

    aan een in de Amsterdamsestraatweg-Midden nieuw te vestigen bedrijf en voorheen gevestigd in het aangrenzende gebied Amsterdamsestraatweg ingeval van beëindiging van de economische activiteiten op de oude vestigingslocatie een subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de kosten voor verhuizen;

  • 5.

    aan een eigenaar van een bedrijfspand in de Amsterdamsestraatweg-Midden ingeval van huurderving als gevolg van tijdelijke leegstand op uitdrukkelijk verzoek, een subsidie verstrekken voor de huurderving.

Artikel 3 Doelgroep

Op de subsidie ten behoeve van stimulering van bedrijven kan een beroep gedaan worden door:

  • 1.

    natuurlijke personen die eigenaar zijn van een bedrijfspand of een bedrijf uitoefenen;

  • 2.

    rechtspersonen, die al dan niet het oogmerk hebben tot het maken van winst.

Artikel 4 Subsidiegrondslag en werkingsgebied

  • 1. De subsidie wordt verstrekt op grond van door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde kosten, zoals bedoeld is in artikel 3.4.3. van de Algemene subsidieverordening 2002.

  • 2. In afwijking van het bepaalde van artikel 3.4.3. lid 1 van de Algemene subsidieverordening 2002, omdat de aard van de subsidiëring dat verlangt, wordt de hoogte van de subsidie bepaald op basis van een raming van kosten van te realiseren voorzieningen en/of een goed te keuren kostenbegroting of berekening van winst, stagnatieschade of huur.

  • 3. De beleidsregel is van toepassing op het gebied bestaande uit de volgende straten en huisnummers:

    • a.

      Amsterdamsestraatweg-Midden: Amsterdamsestraatweg even nummers 148 tot en met 448 en oneven nummers 173 tot en met 421, Plantage even nummers 4 tot en met 18 en oneven nummers 1 tot en met 15, Oppenheimplein 9, 2e Daalsedijk 70, Egelantierstraat 2, Geraniumstraat 1 en Ondiep Zuidzijde 199;

    • b.

      Aangrenzend gebied Amsterdamsestraatweg-Midden: dit betreft de wijk Noordwest (buurten Zuilen, Eerste en Tweede Daalsebuurt, Hoogstraat, Ondiep en Pijlsweerd) uitgezonderd de Amsterdamsestraatweg-Midden;

Artikel 5 Vaststelling en reservering van het budget

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5 van de Algemene subsidieverordening 2002 wordt op grond van artikel 2.4 van de Algemene subsidieverordening in samenhang met de beleidsregel Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing jaarlijks het subsidieplafond per deelbudget vastgesteld inzake stimulering bedrijven Amsterdamsestraatweg-Midden.

Paragraaf 3 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 6 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de betreffende raadscommissie die tot taak heeft het college op dat gebied te adviseren, in bijzondere gevallen in het belang van de Amsterdamsestraatweg-Midden afwijken van de bepalingen van deze beleidsregel.

HOOFDSTUK 2 REGELINGEN

Paragraaf 1 ALGEMEEN

Artikel 7 Subsidieplafond per pand

De per pand toe te kennen maximale totale bijdrage bedraagt maximaal EUR 60.000,00.

Paragraaf 2 INVESTERINGSREGELINGEN

Artikel 8 Algemene bepalingen

  • 1. Aan de in de Amsterdamsestraatweg-Midden gevestigde ondernemer c.q. eigenaar die in zijn bedrijfsruimte noodzakelijke verbouwingen laat verrichten kan worden verstrekt:

    • a.

      een bijdrage in de verbouwingskosten als omschreven in artikel 10;

    • b.

      een bijdrage in de herinrichtingskosten als omschreven in artikel 11;

    • c.

      een bijdrage in de kosten die bijdragen aan het verbeteren van de uitstraling van de omgeving als omschreven in artikel 12;

    • d.

      een bijdrage in de kosten voor tijdelijke huisvesting als omschreven in artikel 13;

    • e.

      een bijdrage in de verhuiskosten als omschreven in artikel 14.

      2.Aan een in de Amsterdamsestraatweg-Midden nieuw te vestigen ondernemer die in zijn bedrijfsruimte noodzakelijke verbouwingen laat verrichten kan worden verstrekt:

  • a. een bijdrage in de verbouwingskosten als omschreven in artikel 10;

  • b. een bijdrage in de herinrichtingskosten als omschreven in artikel 11;

  • c. een bijdrage in de kosten die bijdragen aan het verbeteren van de uitstraling van de omgeving als omschreven in artikel 12.

    3.Aan een in de Amsterdamsestraatweg-Midden nieuw te vestigen ondernemer die voorheen was gevestigd in het aangrenzende gebied Amsterdamsestraatweg en zijn economische activiteiten op de oude vestigingslocatie beëindigd kan worden verstrekt een bijdrage in de verhuiskosten als omschreven in artikel 14.

Artikel 9 Beoogde resultaten

  • 1. Aanvragen die in aanmerking willen komen voor een bijdrage uit de investeringsregelingen genoemd in artikel 8 van deze paragraaf moeten bijdragen tot:

    • a.

      een verbetering van de huisvesting van de onderneming en/of;

    • b.

      een positieve bijdrage aan de uitstraling van de omgeving en/of;

    • c.

      een structurele verhoging van de omzet van de ondernemer en/of;

    • d.

      een uitbreiding van de bedrijfsoppervlakte van de onderneming en/of;

    • e.

      een toename van de werkgelegenheid en/of;

    • f.

      een bijdrage aan de gewenste branchering volgens het brancheplan.

  • 2. De beoordeling van de beoogde resultaten wordt gedaan door de werkgroep die het college hierover adviseert.

Artikel 10 Verbouwingskosten

1.Een bijdrage in de verbouwingskosten is eenmalig en bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in de kosten van de volgende verbouwingen:

  • a.

    wijziging van de indeling door verwijdering, plaatsing of verplaatsing van binnenmuren en/of vloeren en tussenvloeren;

  • b.

    herstel van buitenmuren, voor zover nodig in verband met het wegbreken van aanhorigheden;

  • c.

    voorzieningen in de buitenmuren, voor zover rechtstreeks samenhangend met het overige deel van de verbouwingen;

  • d.

    voorzieningen ter verbetering van de warmte-isolatie en ten behoeve van de noodzakelijke geluidsisolatie;

  • e.

    aanpassen van gas-, water- en elektriciteitsleidingen in verband met het verbouwen;

  • f.

    voorzieningen op grond van brandveiligheidsvoorschriften;

  • g.

    afwerking van het verbouwde gedeelte;

  • h.

    verplaatsing van buitenmuren en plaatsing van dakgedeelte, voor zover rechtstreeks samenhangend met uitbreiding van de bedrijfsvloeroppervlakte;

  • i.

    funderingskosten voor zover deze rechtstreeks samenhangen met de uitbreiding van bedrijfsvloeroppervlakte. Alle overige funderingskosten (zoals funderingsherstelkosten) worden daarmee uitgesloten.

    2.Geen bijdrage wordt verstrekt indien:

  • a.

    de verbouwing geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd zonder dat alle voor de verbouwing vereiste wettelijke vergunningen zijn verstrekt;

  • b.

    de verbouwing geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een ondernemer die niet in het bezit is van de daarvoor vereiste vestigingsvergunningen;

  • c.

    voor de bedrijfsruimte, waarvoor een aanvraag is ingediend binnen een periode van 3 jaar voorafgaand aan de datum van indiening van een aanvraag om subsidie te verstrekken reeds eerder subsidie is verstrekt voor een verbouwing;

  • d.

    in de bedrijfsruimte een bedrijfsactiviteit zal worden gerealiseerd c.q. voortgezet die geen bijdrage levert aan de in artikel 9 opgesomde door de gemeente gewenste beleidsresultaten;

  • e.

    de kosten zogenaamde legeskosten betreffen in verband met vereiste vergunningen/toestemmingen voor de verbouwing.

Artikel 11 Herinrichtingskosten

  • 1. Een bijdrage in de herinrichtingskosten is eenmalig en bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in de volgende kosten:

    • a.

      kosten van voorzieningen en/of bedrijfsinventaris welke aard- of nagelvast dienen te worden aangebracht;

    • b.

      kosten wegens het vervangen van onderdelen van de inrichting welke niet passend zijn te maken voor het verbouwde, het tijdelijke, het gerenoveerde respectievelijk het nieuwe bedrijfspand.

  • 2. Geen bijdrage wordt verstrekt indien:

    • a.

      de verbouwing geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd zonder dat alle voor de verbouwing vereiste wettelijke vergunningen zijn verstrekt;

    • b.

      de verbouwing geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een ondernemer die niet in het bezit is van de daarvoor vereiste vestigingsvergunningen;

    • c.

      voor de bedrijfsruimte, waarvoor een aanvraag is ingediend binnen een periode van drie jaar voorafgaand aan de datum van indiening van een aanvraag om subsidie te verstrekken reeds eerder subsidie is verstrekt voor een herinrichting;

    • d.

      in de bedrijfsruimte een bedrijfsactiviteit zal worden gerealiseerd c.q. voortgezet die geen bijdrage levert aan de in artikel 9 opgesomde door de gemeente gewenste beleidsresultaten;

    • e.

      de kosten zogenaamde legeskosten betreffen in verband met vereiste vergunningen/toestemmingen voor de herinrichting.

Artikel 12 Kosten gemaakt ter verbetering van de uitstraling van de omgeving

  • 1. Een bijdrage in de kosten voor een verbetering van de uitstraling van de buurt is eenmalig en bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor gevelreiniging van het bedrijfspand;

    • b.

      kosten voor het aanbrengen en vernieuwen van luifels;

    • c.

      kosten voor aanbrengen van gevelreclame;

    • d.

      kosten voor het verven van de gevel en/of luifel van het bedrijfspand.

  • 2. Geen bijdrage wordt verstrekt indien:

    • a.

      de verbouwing geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd zonder dat alle voor de verbouwing vereiste wettelijke vergunningen zijn verstrekt;

    • b.

      de verbouwing geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een ondernemer die niet in het bezit is van de daarvoor vereiste vestigingsvergunningen;

    • c.

      voor de bedrijfsruimte, waarvoor een aanvraag is ingediend binnen een periode van drie jaar voorafgaand aan de datum van indiening van een aanvraag om subsidie te verstrekken reeds eerder subsidie is verstrekt voor een verbetering van de uitstraling van de omgeving;

    • d.

      in de bedrijfsruimte een bedrijfsactiviteit zal worden gerealiseerd c.q. voortgezet die geen bijdrage levert aan de in artikel 9 opgesomde door de gemeente gewenste beleidsresultaten;

    • e.

      de kosten zogenaamde legeskosten betreffen in verband met vergunningen/toestemmingen die vereist zijn voor het aanbrengen van reclame c.q. luifels of rolluiken.

Artikel 13 Kosten voor tijdelijke huisvesting

Aan de in de Amsterdamsestraatweg-Midden ondernemer die zijn bedrijf tijdelijk elders moet huisvesten als gevolg van de verbouwing of herinrichting van de bedrijfsruimte waarin dit is gevestigd kan -indien en voor zover voor de verbouwing/herinrichting in het kader van deze beleidsregel subsidie wordt verstrekt- ook subsidie worden verstrekt:

  • 1.

    een bijdrage in de inrichtingskosten van de tijdelijke vestiging, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11;

  • 2.

    een bijdrage in de verhuiskosten naar en van de tijdelijke vestiging zoals bedoeld in artikel 14;

  • 3.

    een bijdrage in de hogere huisvestingskosten van tijdelijke huisvesting, tenzij deze kosten het gevolg zijn van wezenlijke veranderingen in de aard en/of omvang van zijn bedrijfsactiviteiten; deze bijdrage is eenmalig en bestaat uit een redelijke tegemoetkoming in het verschil tussen de oude en nieuwe huisvestingskosten.

Artikel 14 Verhuiskosten

  • 1. Aan de in de Amsterdamse straatweg gevestigde ondernemer die zijn bedrijf tijdelijk elders moet huisvesten als gevolg van de verbouwing of herinrichting van de bedrijfsruimte waarin dit is gevestigd of de in het aangrenzende gebied Amsterdamsestraatweg-Midden gevestigde ondernemer die zich verplaatst naar de Amsterdamsestraatweg-Midden kan -indien en voor zover voor de tijdelijke huisvesting in het kader van deze beleidsregel subsidie wordt verstrekt- ook subsidie worden verstrekt voor een bijdrage in de verhuiskosten. In geval van een ondernemer zich verplaatst vanuit het aangrenzende gebied naar de Amsterdamsestraatweg-Midden is een voorwaarde dat deze past binnen de beleidsmatige uitgangspunten zoals vastgelegd in het brancheplan. Een bijdrage in de verhuiskosten is eenmalig en bestaat uit een vergoeding van de aanvaarbaar te achten kosten voor:

    • a.

      transport van de inboedel uit een te verlaten pand naar een te betrekken pand;

    • b.

      schoonmaak van het te betrekken pand;

    • c.

      aansluiting telefoon, fax, internet, gas, water en elektra in het te betrekken pand;

  • 2. De werkelijk gemaakte kosten worden gecontroleerd en vastgesteld aan de hand van facturen.

Artikel 15 Maximum van de bijdrage

  • 1. De per bedrijfsruimte te verstrekken totale bijdrage bedraagt maximaal EUR 30.000 en de hoogte van de bijdrage is maximaal 75% van de totale kosten ter verbetering van de uitstraling van de omgeving (artikel 12) en maximaal 40% voor de overige in deze paragraaf opgenomen kosten (artikelen 10, 11, 13 en 14).

  • 2. De maximale bedragen, als bedoeld in dit artikel, worden per aanvraag berekend. Indien meerdere aanvragen worden ingediend zal bij de berekening van maximale bedragen rekening worden gehouden met eerder verstrekte subsidies c.q. gelijktijdig in behandeling zijnde subsidieaanvragen in het kader van deze beleidsregel.

Paragraaf 3 HUURDERVINGREGELING

Artikel 16 Vergoeding huurderving

Aan de eigenaar die zijn pand in de Amsterdamsestraatweg-Midden tijdelijk niet kan verhuren, kan een vergoeding in de huurderving worden verleend. Deze vergoeding wordt verleend indien:

  • 1.

    de eigenaar in afwachting is van een huurder c.q. ondernemer die past binnen de beleidsmatige uitgangspunten zoals vastgelegd in het brancheplan;

  • 2.

    de eigenaar samenwerkt met de straatmanager.

Artikel 17 Beoogde resultaat

  • 1. Aanvragen die in aanmerking willen komen voor een bijdrage uit de huurdervingregeling, moeten leiden tot het vrijhouden van panden voor vestiging van ondernemers die passen binnen het brancheplan.

  • 2. De beoordeling van de beoogde resultaten wordt gedaan door de werkgroep die het college hierover adviseert.

Artikel 18 Minimum en maximum van de bijdrage

  • 1. De per aanvraag toe te kennen totale bijdrage bedraagt minimaal EUR 500,00 en maximaal EUR 4.500,00.

  • 2. De periode waarin een vergoeding wordt gegeven is niet langer dan de werkelijke leegstand en kan oplopen tot maximaal drie maanden.

  • 3. Maximaal 60% van de normale huurprijs wordt vergoed, voor zover deze niet uitstijgt boven de marktconforme huurprijs.

  • 4. De normale huurprijs dient aangetoond te worden door de laatste huurder betaalde “kale” huurprijs (exclusief eventuele kostentoeslagen voor gebruik van voorzieningen en dergelijke) betreffende een periode van twaalf maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag.

  • 5. De maximale en minimale bedragen, als bedoeld in dit artikel, worden slechts éénmaal berekend en verstrekt.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURES

Artikel 19 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een bijdrage dient schriftelijk te worden ingediend bij het straatmanagement op een door deze functionaris beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2. Door het straatmanagement wordt beoordeeld of het aanvraagformulier op een juiste wijze is ingevuld en de vereiste bijlagen zijn bijgeleverd;

  • 3. Indien een aanvraagformulier juist is ingevuld en volledig is wordt deze door het straatmanagement doorgestuurd naar het projectmanagement.

  • 4. De ontvangst van de aanvraag wordt door het projectmanagement binnen twee weken na de datum van ontvangst bevestigd.

  • 5. Indien een aanvraag naar het oordeel van het projectmanagement niet voldoet aan de eisen en/of niet volledig is, dan geeft deze de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag twee weken de tijd om zijn aanvraag schriftelijk aan te vullen c.q. aan te passen.

  • 6. Indien de aanvrager deze gelegenheid ongebruikt voorbij heeft laten gaan, dan wel naar het oordeel van het projectmanagement de aanvraag onvoldoende heeft aangevuld of aangepast, dan kan het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken nadat de aanvraag aangevuld of aangepast had behoren te zijn, dan wel onvoldoende is aangevuld of aangepast, besluiten de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren.

  • 7. Indien een aanvraag ontvankelijk is wordt door de werkgroep een bestuurlijke advies voorbereid.

  • 8. Het college beslist na advies van de werkgroep binnen acht weken op de aanvraag. Het college kan haar beslissing eenmaal met een daarbij te stellen redelijke termijn van ten hoogste acht weken verdagen. Hiervan wordt tijdig mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 9. Aanvragen worden in volgorde van indiening behandeld. Afhandeling van de aanvragen wordt opgeschort op het moment dat het plafond van het beschikbare budget is bereikt.

Artikel 20 Aanvraagbescheiden

  • 1. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een juist en volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag dient vergezeld te gaan van alle in deze regeling en in het aanvraagformulier opgesomde noodzakelijke gegevens en stukken.

  • 3. Op verzoek van het college dient de aanvrager inzage te bieden in alle boeken en bescheiden die relevant zijn om de aanvraag te controleren. Tevens dient de aanvrager mee te werken aan controle ter plaatse, noodzakelijk om de situatie op het moment van de aanvraag te beoordelen en uit te voeren door medewerkers van de gemeente Utrecht of door het college aan te wijzen personen of instanties.

Artikel 21 Algemene verstrekkingsvoorwaarden

  • 1. Voor alle regelingen binnen deze beleidsregel geldt dat een bijdrage slechts kan worden verstrekt indien:

    • a.

      bij de onderneming niet meer dan 50 personen tijdelijk of full time in loondienst van de ondernemer op basis van een overeenkomst werkzaam zijn;

    • b.

      het bedrijf levensvatbaar is en ingeschreven als onderneming;

    • c.

      het bedrijf rechtmatig is/wordt gevestigd op de locatie waarvoor de subsidie gevraagd wordt;

    • d.

      het bedrijf beschikt over de voor de te subsidiëren (bedrijfs)activiteiten benodigde vergunning(en).

  • 2. Omtrent de levensvatbaarheid als bedoeld in het eerste lid onder b, betekent dit dat de aanvraag moet bevatten:

    • a.

      een verklaring dat voor het bedrijf geen verzoek om surséance van betaling of faillissement is ingediend;

    • b.

      een kwalitatieve beschrijving van de beoogde structuurverbetering van het bedrijf na voltooiing van het project;

    • c.

      een overzicht van de eventuele gevolgen van deze verbetering voor de personele bezetting;

    • d.

      een gespecificeerde begroting van de beoogde investeringen en een opgave van de financieringswijze van het project.

Artikel 22 Nadere voorwaarden bij verstrekking

  • 1.

    De bijdrage in het kader van de investeringsregelingen in hoofdstuk 2, onder paragraaf 2, wordt daarnaast verstrekt onder de voorwaarde dat de eigenaar het economisch eigendom van de bedrijfsruimte, waaraan een bijdrage in de investeringskosten is verleend, niet overdraagt binnen vijf jaar na het gereedkomen van de werkzaamheden, uitgezonderd verkrijging onder algemene titel.

  • 2.

    Bij niet nakoming van de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid kan het college de verstrekte bijdrage ten dele terugvorderen bij de aanvrager aan wie de bijdrage is verstrekt.

  • 3.

    Terugvordering als bedoeld in het tweede lid vindt plaats volgens de onderstaande tabel:

Jaren na verstrekking geldelijke steun

Terugvordering in procenten

1

90

2

80

3

60

4

50

5

40

  • 4.

    Met betrekking tot de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, bestaat bij de eigenaar een meldingsplicht, indien van deze voorwaarden wordt afgeweken.

  • 5.

    Bij het niet naleven van deze meldingsplicht wordt in afwijking van het in het derde lid van dit artikel bepaalde ongeacht het aantal verstreken jaren 100% van de verstrekte bijdrage teruggevorderd.

  • 6.

    Het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid van dit artikel blijft buiten toepassing indien het pand in eigendom aan de gemeente of een woningbouwcorporatie wordt overgedragen.

Artikel 23 Verstrekking bijdragen

  • 1. Het college neemt op basis van het advies van de werkgroep een besluit omtrent het al of niet toekennen van een voorlopige bijdrage.

  • 2. Het college houdt bij haar beslissing rekening met andere bijdragen die op grond van andere regelingen kunnen worden verstrekt.

  • 3. Het college bepaalt bij haar besluit tot verstrekking tevens het maximum van de te verstrekken bijdrage.

  • 4. Indien naar het oordeel van het college daarvoor redenen aanwezig zijn, kan zij bij haar beslissing tevens bepalen, dat een voorschot op de bijdrage wordt verstrekt; het voorschot wordt verrekend bij de uitbetaling van de vastgestelde (eind)bijdrage.

Artikel 24 Vaststelling en betaling van de tegemoetkoming

  • 1. De definitieve toekenning van de subsidie vindt plaats nadat aanvrager in bezit is van eventueel benodigde bouwvergunning(en) en als aanvrager de verbouwing heeft aangetoond doordat de definitieve factuur en een betalingsbewijs van de gemaakte kosten is overlegd.

  • 2. De aanvrager dient daartoe tijdig - binnen zes maanden na verzenddatum van de toekenning van de voorlopige bijdrage doch uiterlijk 1 augustus 2008 - bij het projectmanagement een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen.

  • 3. De beschikking wordt afgegeven door het college.

  • 4. De beschikking tot vaststelling van de (eind)bijdrage bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor bijdrage wordt gevraagd alsmede een kopie van de facturen voor de geleverde diensten, alsmede overige betalingsbewijzen.

  • 5. De beschikking tot vaststelling van de (eind)bijdrage stelt de hoogte van de (eind)bijdrage vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 6. De hoogte van de bijdrage wordt overeenkomstig de vaststelling van de bijdrage betaald.

  • 7. Alvorens tot vaststelling of uitbetaling van de bijdrage wordt overgegaan dient de aanvrager mee te werken aan een controle ter plaatse, noodzakelijk om de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten te beoordelen en uit te voeren door medewerkers van de gemeente Utrecht of door het college aangewezen personen.

Artikel 25 Algemene afwijzingsgronden

1.Voor alle regelingen binnen de beleidsregel geldt dat het college een aanvraag tot vaststelling om een bijdrage afwijst, indien:

  • a.

    de ondernemer voor dezelfde locatie en voor soortgelijke activiteiten de laatste vijf jaar reeds een bijdrage heeft ontvangen in het kader van dezelfde of andere bestaande overheidsverordeningen en/of subsidieregelingen voor hetzelfde doel;

  • b.

    een activiteit waarvoor een bijdrage wordt gevraagd binnen zes maanden nadat toekenning van de voorlopige bijdrage heeft plaatsgevonden -doch uiterlijk 1 juli 2008- nog niet is uitgevoerd;

  • c.

    vóór de indiening van de aanvraag reeds een begin is gemaakt met de uitvoering van de desbetreffende activiteit;

  • d.

    voor de te subsidiëren activiteit(en) niet alle wettelijk verplichte vergunningen zijn afgegeven;

  • e.

    geen schriftelijk bewijs van betaling kan worden overlegd, waaruit blijkt dat de te subsidiëren activiteit is betaald binnen de aangegeven periode en ten behoeve van de aangegeven locatie hebben plaatsgevonden;

  • f.

    sprake is van aanwijsbare veiligheidsrisico’s;

  • g.

    de ondernemer doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, gemeentelijke regelgeving, het algemene belang of de openbare orde of indien artikel 3 van de BIBOB van toepassing is.

    • 2.

      Het college kan in bijzondere gevallen en met gegronde redenen afwijken van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

    • 3.

      Het college kan de gevraagde bijdrage weigeren indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de subsidieverstrekking niet past binnen het door de gemeente Utrecht vastgestelde beleid.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de door het college aan te wijzen personen.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 28 Looptijd

Deze regeling is van kracht t/m 31 januari 2008. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om de werkingsduur van de regeling te verlengen.

Artikel 29 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Subsidiëring Bedrijvigheid Amsterdamsestraatweg-Midden.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op 13 februari 2007.

Burgemeester en wethouders van Utrecht,

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking heeft plaatsgevonden op 6 maart 2007.

Deze beleidsregels zijn in werking getreden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007.