Regeling vervallen per 31-01-2013

Verordening Rekenkamer Utrecht 2011

Geldend van 31-01-2013 t/m 30-01-2013

Verordening Rekenkamer Utrecht 2011

(raadsbesluit van 3 februari 2011)

De raad van de gemeente Utrecht;

gelet op de artikelen 81a, en 182-185 Gemeentewet;

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING Rekenkamer Utrecht 2011

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Gemeentewet;

  • b.

    voorzitter: de voorzitter van de rekenkamer Utrecht;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    presidium: het presidium van de gemeenteraad Utrecht;

  • e.

    commissie: de raadscommissie voor de rekenkamer, in casu de subcommissie controle en financiën;

  • f.

    rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Utrecht;

Toelichting:

Dit artikel bevat enkele definities ter voorkoming dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

Krachtens artikel 182 van de gemeentewet onderzoekt de rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Ter voorkoming van verwarring rond deze begrippen wordt hierbij aangegeven wat hieronder wordt verstaan:

  • ·

    Onderzoek naar de doelmatigheid betreft onderzoek naar de verhouding tussen kosten en de gerealiseerde effecten (hadden de doelstellingen van beleid niet met minder middelen gerealiseerd kunnen worden c.q. kunnen er niet meer resultaten behaald worden met dezelfde inzet van middelen?).

  • ·

    Onderzoek naar de doeltreffendheid betreft onderzoek naar de mate waarin de beoogde effecten dankzij het gevoerde beleid worden bereikt.

  • ·

    Onderzoek naar de rechtmatigheid betreft onderzoek naar de mate waarin wordt voldaan aan de wettelijke kaders en regelgeving bij de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten. Artikel 182 van de Gemeentewet vermeldt nog eens expliciet dat hieronder niet wordt verstaan de controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

Artikel 2 Rekenkamer

  • 1.

    Er is een rekenkamer.

  • 2.

    De rekenkamer bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden.

  • 3.

    De leden van de rekenkamer zijn niet ondergeschikt aan enig orgaan.

Toelichting:

De raad kan op grond van de gemeentewet een rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de rekenkamer zal hebben (artikel 81b). Daarin voorziet het tweede lid.

Artikel 3 Commissie voor de rekenkamer

  • 1.

    De subcommissie controle en financiën fungeert als commissie voor de rekenkamer.

  • 2.

    De commissie heeft de volgende taken:

a) VERVALT

b) VERVALT

c) contact te onderhouden met de rekenkamer namens de raad.

Toelichting:

De commissie voor de rekenkamer is de subcommissie controle en financiën. De subcommissie controle en financiën onderhoudt het contact met de Rekenkamer uit het oogpunt van optimale benutting van het controle-instrumentarium dat de raad ter beschikking staat. Zij organiseert daartoe tenminste éénmaal per jaar een afstemmingsoverleg met de Rekenkamer, de accountant, het college en de Interne auditafdeling (zie ook artikel 4, derde lid van de Verordening subcommissie controle en financiën).

Verordening 2005, artikel 3, tweede lid onder a. (aanbevelen nieuwe leden Rekenkamer) en onder b. (advies over rekenkamerrapporten) vervallen. Met betrekking tot tweede lid onder a.: het presidium fungeert als contactorgaan als het gaat om de bemensing van de Rekenkamer (zie artikel 4). Met betrekking tot tweede lid onder b.: de Rekenkamer brengt direct advies uit aan de raad en legt direct verantwoording af aan de raad over het onderzoeksprogramma (jaarplan) en de gerealiseerde jaarproductie (jaarverslag).

Artikel 4 Benoeming leden

  • 1.

    De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer op aanbeveling van het presidium.

  • 2.

    Het presidium doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a.

      de mededeling dat hij de benoeming als lid zal aanvaarden, en

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 3.

    Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegt het presidium overleg met de rekenkamer.

  • 4.

    De rekenkamer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan die bij ontstentenis van de voorzitter diens taken waarneemt.

  • 5.

    Als de voorzitter door de raad wordt ontslagen of op non-actief wordt gesteld kan de raad voor de tijdelijke vervanging in de functie van voorzitter een van het vierde lid van dit artikel afwijkende regeling treffen.

Toelichting:

Het eerste lid van artikel 4 bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid van de wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van het presidium van de gemeenteraad. De voordracht is niet bindend en is louter bedoeld ter voorbereiding van de benoeming door de raad.

Op grond van artikel 81e van de wet zullen de kandidaat-leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies zij vervullen. Artikel 81f van de wet noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming tot lid van de rekenkamer over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 4 van de verordening bepaalt dat het presidium de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via het presidium de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet openbaar moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen door de raad overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. In deze verordening is er voor gekozen dat dit overleg plaats vindt met het presidium.

Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het vierde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen.

Artikel 5 Benoeming plaatsvervangende leden

VERVALT

Toelichting:

Op grond van de ervaringen in de periode 2005-2010 stelt de Rekenkamer voor om niet met plaatsvervangende leden te werken.

Artikel 6 Ontslag en non-activiteit

  • 1.

    Het presidium bericht de raad als een van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert het presidium de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-actief stellen van het desbetreffende lid.

  • 3.

    Het presidium adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

Toelichting:

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-actief te stellen in bepaalde situaties. In de verordening is ervoor gekozen het presidium hierin een initiërende rol te laten vervullen.

Artikel 7 Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid van de wet.

  • 3.

    De voorzitter doet jaarlijks voor 1 juni een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Toelichting:

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de gemeenteraad is een waarborg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget wel verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

Artikel 8 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer

  • 1.

    Leden van de rekenkamer vallen niet onder de ambtelijke rechtspositie van de gemeente.

  • 2.

    Leden van de rekenkamer ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding. Voor de voorzitter bedraagt de vergoeding 80% van de maximale vergoeding die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden. Voor de leden die geen voorzitter zijn bedraagt de vergoeding 40% van de maximale vergoeding die leden van de raad ontvangen ingevolge de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden.

Toelichting:

In dit artikel is de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen aangegeven. Op grond van artikel 81k van de wet stelt de raad de vergoeding voor de werkzaamheden van de leden en een tegemoetkoming in de kosten vast.

Artikel 9 Rechtspositie ambtenaren van de rekenkamer

  • 1. Personen die op voordracht van de voorzitter van de rekenkamer door het college burgemeester en wethouders zijn benoemd als ambtenaar van de rekenkamer zijn aan de rekenkamer verantwoording verschuldigd.

  • 2. De ambtelijke rechtspositie is op deze ambtenaren van toepassing voor zover deze geen ondergeschiktheid impliceert aan de raad of het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10 Verzoek

  • 1.

    De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek.

  • 2.

    De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Toelichting:

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken er worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen, maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Het verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Omdat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 11 Rapportage en terugkoppeling

  • 1.

    De rekenkamer stelt de onderzochte partij schriftelijk op de hoogte van de (nog niet gepubliceerde) conceptnota van bevindingen.

  • 2.

    De rekenkamer stelt de betrokken partij in de gelegenheid om binnen drie weken schriftelijk te reageren op de conceptnota van bevindingen.

  • 3.

    Na vaststelling door de rekenkamer van de nota van bevindingen wordt een bestuurlijke nota met conclusies en aanbevelingen door de rekenkamer opgesteld. De bestuurlijke nota en de nota van bevindingen worden aan het college gestuurd voor een schriftelijke reactie binnen vier weken. Het college deelt tenminste mee in zijn bestuurlijke reactie:

    • a.

      welke conclusies en aanbevelingen worden gedeeld;

    • b.

      de motivering indien conclusies en aanbevelingen niet worden gedeeld.

  • 4.

    De bestuurlijke nota en nota van bevindingen worden aan de raad aangeboden, inclusief een bestuurlijke reactie van het college en een nawoord en een raadsadvies van de rekenkamer.

  • 5.

    De rekenkamer kan haar onderzoek toelichten op een raadsinformatieavond, bij de commissiebehandeling en bij de behandeling in de gemeenteraad.

  • 6.

    De rapporten van de rekenkamer en bijbehorende stukken worden door de raad in zijn vergadering, binnen drie maanden na ontvangst, behandeld.

  • 7.

    Het college stelt binnen zes weken na besluitvorming door de raad over de aanbevelingen van de rekenkamer een plan van aanpak op over de implementatie van de raadsbesluiten.

  • 8.

    Het college rapporteert jaarlijks, bij de jaarstukken, aan de raad over de stand van zaken van de uitvoering van de raadsbesluiten die genomen zijn naar aanleiding van rekenkamerrapporten.

Toelichting:

De rekenkamer waarborgt de juistheid van haar bevindingen door de onderzochte partijen in de gelegenheid te stellen onjuistheden in de nota van bevindingen (het feitenrapport) aan te geven: de procedure van ambtelijk hoor en wederhoor. Na vaststelling van de nota van bevindingen stelt de rekenkamer een bestuurlijke nota op, met conclusies en aanbevelingen. De nota van bevindingen en bestuurlijke nota worden aan het college voorgelegd voor een bestuurlijke reactie (de procedure van bestuurlijk hoor en wederhoor). Het geheel, inclusief bestuurlijke reactie van het college en een nawoord van de rekenkamer, wordt aangeboden aan de gemeenteraad. De rekenkamer legt haar aanbevelingen ter besluitvorming voor aan de gemeenteraad in een raadsadvies.

De Rekenkamer licht haar conclusies en aanbevelingen in de regel toe op een raadsinformatieavond. Daarnaast kan het nodig zijn om voorafgaand aan de commissie- of raadsbehandeling nog vragen te beantwoorden over het rapport. Hiervoor schept het vijfde lid de mogelijkheid. In de raadsvergadering biedt de voorzitter van de rekenkamer het rapport aan aan de voltallige raad, met een korte toelichting op de hoofdboodschap.

In het zevende en achtste lid zijn de besluiten opgenomen naar aanleiding van motie 2010/A30 (14 oktober 2010), over de opvolging van de raadsbesluiten door het college respectievelijk de verantwoording over de uitvoering van de raadsbesluiten door het college.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na publicatie.

Artikel 13 Intrekking oude regeling

De bestaande Verordening op de rekenkamer gemeente Utrecht treedt per de datum van inwerkingtreding van deze verordening buiten werking.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening rekenkamer Utrecht.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 3 februari 2011.

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 16 februari 2011

Deze verordening is in werking getreden op 24 februari 2011.