Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 27 september 2011, kenmerk 8094CA9D tot vaststelling van het Programma van Eisen kwaliteitshandboek natuurbeheer ten behoeve van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht

Geldend van 28-09-2011 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 27 september 2011, kenmerk 8094CA9D tot vaststelling van het Programma van Eisen kwaliteitshandboek natuurbeheer ten behoeve van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 27 september 2011, kenmerk 8094CA9D tot vaststelling van het Programma van Eisen kwaliteitshandboek natuurbeheer ten behoeve van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op artikel 8.1.3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht

Besluiten vast te stellen:

ARTIKEL I

A. Programma van Eisen kwaliteitshandboek Natuurbeheer

Het Programma van Eisen kwaliteitshandboek Natuurbeheer komt als volgt te luiden:

Programma van Eisen kwaliteitshandboek Natuurbeheer 

In dit Programma van Eisen geeft de subsidiegever (in dit geval de provincie) aan, aan welke eisen een beheerder moet voldoen om voor certificering in aanmerking te komen. De beheerder legt in een kwaliteitshandboek vast hoe hij invulling geeft aan deze eisen. De certificerende organisatie hanteert, in opdracht van de provincies, het Programma van Eisen als toetsingskader bij de certificering van een beheerder. Als bepaalde aspecten al zijn geborgd via een andere certificaatvorm (bijvoorbeeld FSC of CBF) dan gelden die certificaten en kan in het kwaliteitshandboek daar naar worden verwezen. Zo wordt dubbele certificering voorkomen.

Het Programma van Eisen dient de subsidiegever voldoende handvatten te geven, dat de subsidiegever het vertrouwen heeft dat de beheerder het natuurbeheer op een goede manier uitvoert. Tegelijkertijd wordt er naar gestreefd het aantal eisen zo beperkt mogelijk te houden, om te voorkomen dat de lastendruk voor beheerder en overheid toenemen en om de beheerder voldoende de mogelijkheid te bieden zelf te bepalen op welke wijze hij het beheer gaat uitvoeren. Er wordt dus gezocht naar een goed evenwicht van waarborgen richting de subsidiegever en ruimte voor de beheerder.

Om te voorkomen dat certificering te complex wordt en extra eisen gaat stellen, wordt zoveel mogelijk aangesloten op de eigen organisatie van de beheerder. De inhoud van het kwaliteitshandboek is afhankelijk van de werkwijze en de organisatie van de beheerder zelf. Wel zal de opzet van het kwaliteitshandboek zo veel mogelijk verlopen via de volgorde van de onderdelen uit het Programma van Eisen. Op die manier is sprake van een bij alle beheerders herkenbare en vergelijkbare inhoudsopgave. Zo wordt voorkomen dat de certificeringscommissie steeds verschillend opgezette handboeken moet beoordelen. Dit beperkt ook de uitvoeringskosten van de commissie. Een en ander laat onverlet dat binnen die identieke inhoudsopgave elke beheerder zijn eigen werkprocessen kan beschrijven.

Kortom: in het Programma van Eisen wordt het “wat” beschreven en de beschrijving van het “hoe” wordt overgelaten aan de beheerder. Zo is bijvoorbeeld het bepalen van de beheermaatregelen een eigen keuze van de beheerder. Uitgangspunt daarbij is wel dat de kwaliteit moet zijn geborgd!

Er is ervoor gekozen om de gebiedscoördinator, die bijvoorbeeld de coördinatie van het weidevogelbeheer op zich neemt, mee te nemen in de Programma van Eisen en hiervoor geen apart programma op te stellen. Reden is dat een aanzienlijk deel van de eisen ook geldig is voor een gebiedscoördinator. Verder geldt zowel voor de gebiedscoördinator als de beheerder dat certificering wordt ingezet om vertrouwen te geven aan die partijen die zich daadwerkelijk inspannen voor het realiseren van een optimale natuurkwaliteit en dat ook geborgd hebben in hun organisatie. Meenemen in hetzelfde Programma van Eisen is dan ook het meest passend. Voor een te certificeren gebiedscoördinator kan waar in het Programma van Eisen ‘beheerder’ genoemd wordt ook ‘gebiedscoördinator’ gelezen worden. Om de doelen die verband houden met certificering te realiseren zijn in het Programma eisen benoemd voor acht elementen:

  • 1.

    De wijze waarop de beheerder vastlegt dat hij aansluit bij de beheerdoelen die zijn vastgelegd in het natuurbeheerplan

  • 2.

    De handelingen waarmee de beheerder de doelen via beheer behaalt

  • 3.

    De basismonitoring

  • 4.

    De evaluatie van het beheer op basis van de basismonitoring en eventuele bijstelling van doelen en beheermaatregelen

  • 5.

    De eigen controle van het beheersysteem

  • 6.

    Aanvullende eisen voor groepscertificaathouders

  • 7.

    De wijze waarop de beheerder projecten opstelt en uitvoert in een projectenprogramma

  • 8.

    Gebiedscoördinator

Punt 7 is optioneel. Om het certificaat ook van toepassing te laten zijn op projecten, moeten beheerders punt 7 invullen. Overigens zal punt 7 alleen onderwerp van audit zijn, wanneer de beheerder werkt met projectenprogramma’s, zoals overeengekomen met één of meer provincies. Indien de beheerder dit niet doet, dan geldt de certificering alleen voor de beheersubsidie en de recreatiesubsidie. Punt 8 is alleen relevant voor (de relatie met) het agrarisch natuurbeheer, punt 6 alleen voor groepscertificaathouders. Ervaringen met pilots voor een model-kwaliteitshandboek kunnen leiden tot aanpassing van dit Programma van Eisen. Hieronder wordt per element aangegeven wat in het kwaliteitshandboek moet worden uitgewerkt.

  • 0.

    Verantwoording aanvraagtitel

    • De beheerder geeft aan op welke wijze hij kan aantonen dat hij de aanvraagtitel bezit voor de gronden waarvoor hij subsidieaanvragen doet. Dat kan door te omschrijven hoe de eigendomsadministratie wordt bijgehouden of via een accountantscontrole1.

  • 1.

    Bepaling beheerdoelen

    • De beheerder gaat uit van de beheertypen die zijn aangegeven in de SNLsubsidiebeschikking. Indien gebiedscoördinatie van toepassing is, dienen de doelen en randvoorwaarden (inclusief hectares) uit het natuurbeheerplan door de gebiedscoördinator vertaald te worden naar een collectief beheerplan;

    • De beheerder maakt inzichtelijk op welke wijze hij komt tot een tabel van beheertypen.

  • 2.

    Behalen doelen door middel van beheer

    • De beheerder legt de koppeling tussen het beheer en de doelstelling vast, bijvoorbeeld in een beheerplan, een beheerrichtlijn of een beheersvisie. Indien de beheerder tevensgebiedscoördinator is maakt hij inzichtelijk hoe vertaling van doelen op gebiedsniveau naar een collectief beheerplan plaatsvindt. De gebiedscoördinator verzamelt gegevens die nodig zijn om beheer te voeren en stemt de beheermaatregelen af op die gegevens;

    • De beheerder geeft aan hoe ecologische kennis die intern en extern beschikbaar is benut wordt bij het beheer;

    • De beheerder geeft aan welk aanbestedingsbeleid wordt gehanteerd en kan dit desgewenst staven met voorbeelden;

    • De wijze waarop bij het beheer samenwerking met andere beheerders wordt gezocht.

  • 3.

    Monitoring

    • De beheerder beschrijft de werkwijze mbt de monitoring. Hierover worden separaat afspraken gemaakt met de overheid.

  • 4.

    Evaluatie beheer

    • De beheerder draagt zorg voor een evaluatie van het beheer en maakt daarbij gebruik van resultaten van de monitoring;

    • De beheerder brengt in beeld op welke wijze de resultaten van de evaluatie worden benut.

  • 5.

    Eigen controle van het proces

    • De beheerder is zelf verantwoordelijk voor controle op het in het kwaliteitshandboek beschreven proces en geeft aan subsidiegever aan hoe dit plaatsvindt (administratief en fysiek). De onderdelen die daarbij aan de orde komen zijn:

      • 1.

        vastleggen van gebruikstitels en oppervlakten;

      • 2.

        (tijdelijke) pachtovereenkomsten;

      • 3.

        terreinen die worden afgesloten of waar om bepaalde redenen het beheer niet kan worden uitgevoerd;

      • 4.

        wordt het beheer uitgevoerd op de wijze die binnen de organisatie is afgesproken

      • 5.

        hoe wordt geborgd dat met het beheer de doelen gerealiseerd worden;

    • Voor een gebiedscoördinator geldt dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe de afspraken in het collectief beheerplan worden nagekomen.

  • 6.

    Certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer

    De voorgaande punten uit dit Programma van Eisen zijn ook van toepassing op de certificaathouder samenwerkingsverband natuurbeheer. Daarnaast gelden nog de volgende punten:

    • De houder van een groepscertificaat maakt inzichtelijk op welke wijze afspraken met deelnemers gemaakt worden over de instandhouding van de beheertypen en de controle daarop;

    • De houder van een groepscertificaat geeft inzicht hoe geborgd wordt dat deelnemers de beheertypen in stand houden (inzicht in veldcontrole en administratieve controle) en hoe bij het niet nakomen sanctionering plaatsvindt;

  • 7.

    De wijze waarop de beheerder projecten voor kwaliteitsimpulsen opstelt en uitvoert

    De beheerder kan aanvragen op projectniveau indienen of, wanneer de provincie diemogelijkheid biedt,op programmaniveau. Indien de gecertificeerde beheerder van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dienen de onderstaande punten in het kwaliteitshandboek te worden uitgewerkt. Indien de gecertificeerde beheerder op andere wijze met de provincie afspraken maakt over projecten, bijvoorbeeld in de vorm van een meerjarenovereenkomst of op projectniveau, gelden ten aanzien van deze projecten de bepalingen in de overeenkomst of subsidieverordening en is uitwerking in het kwaliteitshandboek niet nodig.

    • a.

      De beheerder gaat bij projecten kwaliteitsimpuls uit van de beheertypen die zijn aangegeven in het provinciale natuurbeheerplan.

    • b.

      De beheerder geeft aan hoe bij projecten kwaliteitsimpuls een koppeling met provinciale doelen gelegd wordt.

    • c.

      De beheerder geeft aan op welke wijze binnen zijn organisatie bij formulering, uitvoering en oplevering van projecten kwaliteitsimpuls kwaliteitsborging plaatsvindt.

    • d.

      De beheerder geeft aan hoe hij garandeert dat de projecten tegen marktconforme prijs worden uitgevoerd.

    • e.

      De beheerder geeft aan hoe de financiële verantwoording over projecten kwaliteitsimpuls plaatsvindt.

    • f.

      De beheerder geeft aan hoe hij projecten kwaliteitsimpuls evalueert en hoe wordt omgegaan met de conclusies van evaluaties

  • 8.

    Certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer (gebiedscoördinator)

    • Indien de gebiedscoördinator geen beheerder is, dan zijn bepalingen ten aanzien van de aanvraagtitel, objecten van derden, groepscertificering en projecten voor kwaliteitsimpulsen niet van toepassing. De overige bepalingen zijn wel van toepassing op de gebiedscoördinator;

    • De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk hoe tijdens het opstellen van het collectief beheerplan communicatie met provincie, beheerders en andere relevante organisaties plaatsvindt;

    • De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk hoe alle partijen (zowel leden als nietleden) worden betrokken in het proces om te komen tot een gezamenlijk collectief beheerplan;

    • De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk hoe doelen en ecologische kennis worden vertaald naar beheermaatregelen in het collectief beheerplan;

    • De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk op welke wijze last minute beheer plaatsvindt, hoe controle op het last minute beheer gebeurt en hoe administratie daarvan plaatsvindt;

    • De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk op welke wijze hij omgaat met het tussentijds wijzigen van een collectief beheerplan. De gebiedscoördinator geeft daarbij aan welk proces gevolgd wordt, hoe de koppeling met de ecologische doelen gelegd wordt, hoe de betreffende beheerders betrokken worden en hoe een relatie gelegd wordt met de resultaten van de veldinventarisatie en evaluatie;

    • Een gebiedscoördinator beschikt over een deugdelijke administratie en documentatie van gegevens van de verschillende beheerders in het gebied.

1 Dit is een belangrijke eis bij de certificering, omdat de beheerder een deel van de verantwoording van de overheid overneemt. Het streven is dat verantwoording over de aanvraagtitel bij de beheerder komt te liggen en dat controle door de overheid nog slechts op hoofdlijnen plaatsvindt. Mogelijk zal voor deze verschuiving de eerste jaren een overgangsperiode nodig zijn

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

ARTIKEL III

Dit besluit wordt aangehaald als: vaststelling van het Programma van Eisen kwaliteitshandboek natuurbeheer ten behoeve van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 27 september 2011.
R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H. GOEDHART, secretaris a.i.
Uitgegeven 28 september 2011 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris a.i.
 

Toelichting

InleidingHet nieuwe subsidiestelsel voor Natuur- en Landschapsbeheer gaat uit van meer vertrouwen in de beheerder en een vermindering van uitvoeringslasten. De kwaliteit van het beheer van natuur en landschap is bovenal afhankelijk van de deskundigheid, professionaliteit, toewijding en inzet van de beheerders. De borging van de kwaliteit van het beheer willen de provincies dan ook allereerst vormgeven door gebruik te maken van deze kwaliteiten van de beheerders. Daarom hebben de provincies samen met de beheerders een kwaliteitsborgingsysteem ontwikkeld, dat wordt aangeduid met de term ‘certificering’. Deze certificering geeft de overheid de zekerheid dat de kwaliteit van het natuurbeheer voldoende geborgd is bij een beheerder. De bedoeling van de provincies is uitdrukkelijk om tot een simpele eigen vorm van certificering te komen, die nauw aansluit bij de huidige werkwijze en systemen van de beheerders en niet bureaucratisch is. Het gaat in feite om een ‘erkenningseis’ van professioneel handelen voor (agrarisch) natuurbeheer. In het Programma van Eisen geeft de subsidiegever (in dit geval de Provincie) aan, aan welke eisen een beheerder moet voldoen om voor certificering in aanmerking te komen. De beheerder legt in een kwaliteitshandboek vast hoe hij invulling geeft aan deze eisen. De certificerende organisatie hanteert, in opdracht van de provincies, het Programma van Eisen als toetsingskader bij de certificering van een beheerder. In artikel 8.1.3. van de provinciale subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer is geregeld dat GS dit Programma van Eisen vaststellen en publiceren in het Provinciaal Blad. Het aantal eisen is zo beperkt mogelijk gehouden, om te voorkomen dat de lastendruk voor beheerder en overheid te hoog wordt. De beheerder heeft de ruimte om vorm en inhoud van het kwaliteitshandboek aan te laten sluiten op de eigen werkwijze. Het Programma van Eisen is de leidraad voor de beheerder voor het opzetten en uitwerken van zijn kwaliteitshandboek. Wel zal de opzet van het kwaliteitshandboek verlopen via de volgorde van de onderdelen uit het Programma van Eisen. Daardoor is sprake van een bij alle beheerders herkenbare en vergelijkbare inhoudsopgave en wordt voorkomen dat de certificeringscommissie steeds verschillend opgezette handboeken moet beoordelen. Binnen die identieke inhoudsopgave bestaat ruimte voor elke beheerder om zijn eigen werkprocessen te beschrijven. De wijze waarop de certificeringscommissie het kwaliteitshandboek toetst zal verder worden uitgewerkt in een toetsingsprotocol. Er is ervoor gekozen om de gebiedscoördinator voor het collectieve agrarisch natuurbeheer of het landschapsbeheer mee te nemen in het Programma van Eisen voor het kwaliteitshandboek natuurbeheer. Voor een te certificeren gebiedscoördinator kan waar in het Programma van Eisen ‘beheerder’ genoemd wordt ook ‘gebiedscoördinator’ gelezen worden. In het Programma zijn eisen uitgewerkt voor de volgende 8 onderdelen: 1. De wijze waarop de beheerder vastlegt dat hij aansluit bij de beheerdoelen die zijn vastgelegd in het natuurbeheerplan 2. De handelingen waarmee de beheerder de doelen via beheer behaalt 3. De basismonitoring 4. De evaluatie van het beheer op basis van de basismonitoring en eventuele bijstelling van doelen en beheermaatregelen 5. De eigen controle van het beheersysteem 6. Aanvullende eisen voor groepscertificaathouders 7. De wijze waarop de beheerder projecten opstelt en uitvoert in een projectenprogramma 8. Gebiedscoördinator Niet alle onderdelen zijn voor alle beheerders even relevant. Alle te certificeren beheerders, samenwerkingsverbanden van beheerders en gebiedscoördinatoren dienen onderdeel 1, 2, 4 en 5 uit te werken in het kwaliteitshandboek. Aanvullend wordt onderdeel 3 uitgewerkt door beheerders die zelf basismonitoring wensen uit te voeren. Onderdeel 8 is alleen relevant voor een gebiedscoördinator agrarisch natuurbeheer, onderdeel 6 alleen voor beoogde houders van een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer. Om het certificaat ook van toepassing te laten zijn op projecten, dienen beheerders onderdeel 7 invullen. Onderdeel 7 zal alleen onderwerp van audit zijn, wanneer de beheerder werkt met projectenprogramma’s zoals overeengekomen met één of meer provincies. Indien de beheerder geen gebruik maakt van een projectenprogramma, dan geldt de certificering alleen voor de overige delen van het kwaliteitshandboek.Aansluiting op eigen werkwijzeBij de certificering in het Subsidiestelsel Natuur en Landschap wordt zoveel mogelijk aangesloten op de werkwijze en bedrijfsvoering van de natuurbeheerder/organisatie op het terrein van de kwaliteitsborging. Het eigen werkproces van de beheerder is de maat voor de kwaliteitsborging, waarbinnen de beheerder de ruimte krijgt om zelf de eisen uit het programma te implementeren in zijn bedrijfsvoering op die wijze die daarin het beste past. De beheerder is er daarbij wel verantwoordelijk voor dat hij voldoet aan de eisen zoals opgesteld in het programma, echter de manier van invullen is vrij. Om een voor alle beheerders vergelijkbare inhoudsopgave te realiseren volgt de beheerder daarbij de volgorde van het programma van eisen. Voor de kwaliteitseisen uit dit programma die al via andere certificaten zoals FSC, CBF of Milieukeur zijn geborgd, hoeft de beheerder binnen deze certificering geen aanvullende maatregelen te nemen. De kwaliteitseisen van het andere certificaat kunnen dan worden overgenomen met een verwijzing en uitleg in het kwaliteitshandboek.