Regeling vervallen per 01-01-2014

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 11 december 2012, nr. 80D1436A houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Tijdelijke uitvoeringsverordening subsidie zakelijk toerisme provincie Utrecht 2012-2013)

Geldend van 25-04-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 11 december 2012, nr. 80D1436A houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Tijdelijke uitvoeringsverordening subsidie zakelijk toerisme provincie Utrecht 2012-2013)

Beluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 11 december 2012, nr. 80D1436A houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Tijdelijke uitvoeringsverordening subsidie zakelijk toerisme provincie Utrecht 2012-2013)

Gedeputeerde staten van Utrecht;Gelet op artikel 4:25van de Algemene Wet bestuursrecht en de artikelen 4, 6 en 32 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;

Overwegende dat het wenselijk is om middels het aantrekken van (wetenschappelijke) associatiecongressen de economie te stimuleren en het zakelijk profiel van kennisregio te versterken, opdat het aantal zakelijke toeristen wordt vergroot of de zakelijk toeristische bestedingen toenemen.

Besluiten de volgende uitvoeringsverordening vast te stellen

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Associatiecongressen: congressen met een non-profit of wetenschappelijk karakter, gericht op zakelijk toeristische bezoekers met gemeenschappelijke professionele, wetenschappelijke of sociale interessen;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;

  • c.

    Bartering: betaling via wederdienst, dan wel het ruilen van goederen of diensten zonder inschakeling van geld;

  • d.

    Bovenlokale effecten: het effect van een project dat het gemeentelijk niveau ontstijgt door een bovenlokale reikwijdte door het trekken van bezoekers, het verkrijgen van media-aandacht, het actief inzetten van media en promotiekanalen;

  • e.

    Zakelijk profiel: de identiteit van de provincie Utrecht op het gebied van zakelijk toerisme alsmede de mate waarin (potentiële) bezoekers de provincie Utrecht associëren met mogelijkheden voor zakelijk toerisme (imago);

  • f.

    Zakelijk toerisme: het totaal aan inkomende, georganiseerde en niet-georganiseerde zakelijke congresreizen, met of zonder overnachting in een hiervoor geschikte accommodatie;

  • g.

    Zakelijk toeristische sector: het geheel aan bedrijven, organisaties en instellingen die gezamenlijk zorgdragen voor aanbod en profilering van dit aanbod voor de zakelijk toeristische markt.

Artikel 2 Criteria 

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ter versterking van kenniseconomie en innovatie als bedoeld in artikel 32, aanhef en onderdeel b, die gericht zijn op:

    • a)

      Stimulering van de kenniseconomie;

    • b)

      Versterking van het zakelijk profiel van kennisregio provincie Utrecht

  • 2 Subsidie wordt slechts verstrekt voor:

    • a)

      Acquisitie van (wetenschappelijke) associatiecongressen, of

    • b)

      Acquisitie-ondersteunende activiteiten, zoals zakelijke netwerkbijeenkomsten, beurspresentaties, zakelijke promotie en kennisevenementen.

  • 3 Om voor subsidie in aanmerking te komen, voldoen de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, in ieder geval aan de volgende criteria:

    • a)

      De resultaten van het project zijn voldoende bekend en inzichtelijk gemaakt,

    • b)

      Het project heeft een bovenlokaal effect;

    • c)

      Het project is gericht op vergroten van het aantal zakelijke bezoekers of het vergroten van zakelijk toeristische bestedingen, en

  • 4 Daarnaast voldoen de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, zoveel mogelijk aan het volgende criterium:

    • a)

      Het project wordt georganiseerd in samenwerking en afstemming met meerdere partners, ook buiten de eigen gemeente of regio.

Artikel 3 Subsidieontvangers

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a)

    Publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • b)

    Privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 4 Aanvraag

Aanvragen worden ingediend voor aanvang van de activiteiten.

Artikel 5 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 10 van de Asv, gelden de volgende weigeringsgronden:

  • a)

    Subsidie kan worden geweigerd indien de activiteit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende bijdraagt aan de (beleids)doelen zoals geformuleerd in de Visie Recreatie en Toerisme 2020, het Uitvoeringsplan Recreatie en Toerisme 2012 of de Economische Visie 2020.

  • b)

    Subsidie kan worden geweigerd indien voor gelijksoortige projecten reeds een bijdrage is verstrekt waardoor er naar het oordeel van gedeputeerde staten voor de provincie geen verder nut verbonden is aan subsidiëring;

  • c)

    Subsidie kan worden geweigerd indien deze is aangevraagd kennelijk uitsluitend in het belang van de aanvrager of aan de aanvrager gelieerden.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie 

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten van het project;

  • 2 Tot de subsidiabele kosten behoren: alle voor subsidiëring in aanmerking komende werkelijke kosten van een project.

Artikel 7 Subsidieplafond

Het subsidieplafond 2012 voor kenniscongressen bedraagt € 200.000. Voor 2013 bedraagt het subsidieplafond € 80.000. Bij de verdeling van het beschikbare bedrag krijgen die activiteiten voorrang die naar het oordeel van gedeputeerde staten het beste scoren aan de criteria zoals genoemd in artikel 2, derde en vierde lid.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger dient:

    • a)

      De activiteiten binnen een half jaar na de subsidieverstrekking in uitvoering te nemen;

    • b)

      De activiteiten binnen twee jaar na de subsidieverstrekking af te ronden.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 9 Europese regelgeving

Voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EG) 1998/2006, PbEU 2006, L379/5, betreffende de-minimissteun.

Paragraaf 2 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke uitvoeringsverordening subsidie zakelijk toerisme provincie Utrecht 2012-2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 11 december 2012. R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H. GOEDHART, secretaris Uitgegeven 24 april 2013 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris

Toelichting

Algemeen

Deze tijdelijke verordening sluit aan op de Visie Recreatie en Toerisme 2020 (PS-besluit d.d. 23 april 2012) en het Uitvoeringsplan Recreatie en Toerisme 2012 (GS-besluit d.d. 8 maart 2012), welke zijn te downloaden via de website van de provincie, www.provincie-utrecht.nl.

Artikel 2 Criteria

Onder bovenlokaal effect wordt verstaan dat het project een bovenlokale reikwijdte heeft in de zin van het trekken van bezoekers, het verkrijgen van media-aandacht, het actief inzetten van media en promotiekanalen. Het effect moet het gemeentelijk niveau ontstijgen.

Zakelijk toeristische bestedingen zijn een indicator voor de economische betekenis van het zakelijk toerisme (bestedingen gerelateerd aan congresbezoek, conferentiebezoek, tentoonstelling- en/of beursbezoek; opleidingen / trainingen, vergaderingen). Wij hanteren als inschatting hiervoor het Continu Zakenreizen Onderzoek, dat landelijk als standaard dient.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Subsidie kan worden geweigerd indien de activiteit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende bijdraagt aan de (beleids)doelen zoals geformuleerd in de Visie Recreatie en Toerisme 2020, het Uitvoeringsplan Recreatie en Toerisme 2012 of de Economische Visie 2020.

Artikel 9 Europese regelgeving

Een subsidie verstrekt op grond van deze subsidieregeling kan als ‘staatssteun’ worden aangemerkt (artikel 87 lid 1 van het EG Verdrag) als de subsidie wordt verleend aan een onderneming. Van staatssteun is sprake bij elk voordeel dat een onderneming van de overheid krijgt waardoor de concurrentie vervalst kan worden. Als onderneming wordt beschouwd elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop het wordt gefinancierd. Een economische activiteit bestaat uit het aanbieden van goederen of diensten op de markt, waarbij het bestaan van concurrentie een belangrijke indicatie is. Het hebben van een winstoogmerk is geen noodzakelijke vereiste. Dus ook stichtingen of overheidsorganen kunnen als ondernemer worden aangemerkt.

Deze subsidieverordening zal deels gebruik maken van de vrijstellingsverordening van de EG nr. 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 EG op de de-minimis-steun (hierna ‘de-minimis-regeling’). Dit betekent dat de subsidieontvanger (dus ondernemers, alsmede het eventuele gehele moederconcern waartoe de ondernemer behoort) niet meer dan € 200.000,= aan subsidie over een periode van drie belastingjaren (dus inclusief eerdere ontvangen subsidies van overheidsinstanties) aan steun mag ontvangen. De aanvrager moet daarom aangeven hoeveel de-minimis-steun door de aanvrager in het lopende en de twee daar aan voorafgaande belastingjaren ontvangen is en verklaren dat de totale steun niet meer dan € 200.000,= bedraagt. Om deze reden is een ‘de-minimis-verklaring’ gekoppeld aan het aanvraagformulier.

Een aantal categorieën van ondernemingen kan geen gebruik maken van deze ‘de-minimis’. Voorbeelden hiervan zijn ondernemingen in de primaire productie van landbouwartikelen en ondernemingen in moeilijkheden.