Verordening van 03-02-2014 tot vaststelling van regels over een raadgevendreferendum in de provincie Utrecht (Referendumverordening provincie Utrecht)

Geldend van 10-05-2014 t/m heden

Intitulé

Verordening van 03-02-2014 tot vaststelling van regels over een raadgevendreferendum in de provincie Utrecht (Referendumverordening provincie Utrecht)

Verordening van 03-02-2014 tot vaststelling van regels over een raadgevend referendum in de provincie Utrecht (Referendumverordening provincie Utrecht).

Provinciale Staten van Utrecht;

Op het voorstel van gedeputeerde staten van Utrecht van 10 december 2013, afdeling BDO, nummer 80F018E6 ;

Overwegende dat het gewenst is dat de provincie Utrecht regels vaststelt over een raadgevend referendum ;

Gelet op op de artikelen 145 en 146 van de Provinciewet;

Besluiten:

Vast te stellen de volgende verordening: Referendumverordening provincie Utrecht

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    referendum: een stemming waarbij kiesgerechtigden zich uitspreken over een voorgenomen besluit van Provinciale Staten.

  • b.

    referendumcommissie: een referendumcommissie, genoemd in artikel 10.1.

  • c.

    besluit: een aan Provinciale Staten voorgelegd conceptbesluit, inhoudende een voornemen tot beleid of uitvoering van beleid.

Artikel 1.2 Het raadgevend referendum

In de in deze verordening omschreven gevallen wordt een referendum gehouden, indien na een inleidend verzoek van ten minste drieduizend kiesgerechtigden en tenminste vijfenveertigduizend kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek, de wens kenbaar hebben gemaakt.

HOOFDSTUK 2 VOORWERP VAN HET REFERENDUM

Paragraaf 1

Artikel 2.1 Voorwerp van referendum

Besluiten van Provinciale Staten kunnen onderwerp van een referendum zijn, met uitzondering vanbesluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

  • b.

    over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

  • c.

    de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

  • d.

    over de vaststelling van de provinciale begroting en de rekening;

  • e.

    over de vaststelling van provinciale tarieven en belastingen;

  • f.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • g.

    in het kader van deze verordening;

  • h.

    ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent Provinciale ;

  • i.

    die naar het oordeel van Provinciale Staten hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • j.

    die strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

  • k.

    die uitsluitend strekken tot uitvoering van een wet of besluit voor zover die wet of dat besluit uitslui-tend strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • l.

    waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geenreferendum te houden.

Hoofdstuk 3 DE KIESGERECHTIGHEID

Paragraaf 1 Vereisten voor kiesgerechtigdheid

Artikel 3.1 Kiesgerechtigheid

  • 1 Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten.

  • 2 Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de datum van het besluit, bedoeld in artikel 7.1, bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.

Artikel 3.2 Bij volmacht kunnen stemmen van kiesgerechtigden van wie rechtmatig de vrijheid is ontnomen

Artikel B 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Registratie van kiesgerechtigdheid

Artikel 3.3 Registratie van kiesgerechtigdheid

De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de basisregistratie van persoonsgegevens voor de verkiezingen van Provinciale Staten, geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor referenda.

HOOFDSTUK 4 STEMBUREAUS

Paragraaf 1

Artikel 4.1 Stembureaus

  • 1 Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.

  • 2 Elk stembureau bestaat uit tenministe drie leden, van wie er één voorzitter is. In het geval er een combinatie van stemmingen plaatsvindt op grond van artikel 7.2 kan het aantal leden worden gewijzigd.

  • 3 Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor een referendum wordt gehouden de leden van elk stembureau en een voldoende aantal plaatsvervangende leden.

HOOFDSTUK 5 HET INLEIDEND VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM

Paragraaf 1 De indiening van verzoeken tot het houden van een referendum

Artikel 5.1 Geldig inleidend verzoek

Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.

Artikel 5.2  Het indienen van een verzoek tot het houden van een referendum

  • 1 Een kiesgerechtigde kan uiterlijk twee weken voor de plenaire vergadering van het statenbesluit een inleidend verzoek om een referendum te houden bij Provinciale Staten indienen. Het verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk besluit het gaat.

  • 2 Een verzoek wordt ingediend door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op een formulier of een fotokopie daarvan.

  • 3 Op het formulier kunnen verzoeken van één of meerdere kiesgerechtigden staan.

  • 4 Het formulier wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de griffie en is voorzien van een benaming van het besluit waarop het verzoek betrekking heeft. Gedeputeerde Staten stellen het model voorhet formulier vast.

Artikel 5.3 Eén referendumverzoek per besluit

  • 1 Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over hetzelfde besluit indienen.

  • 2 Een ingediend verzoek kan niet worden ingetrokken.

Paragraaf 2 De beoordeling van het inleidend verzoek

Artikel 5.4 Inleidend verzoek

  • 1 De voorzitter van de referendumcommissie besluit, indien er verzoeken zijn ingediend, uiterlijk binnen twee weken na afloop van de termijn bedoeld in artikel 5.2, of een inleidend verzoek tot het houden van een referendum in behandeling wordt genomen.

  • 2 De voorzitter van de referendumcommissie besluit slechts dat het inleidend verzoek niet in behandeling wordt genomen, indien het aantal ingediende verzoeken minder bedraagt dan drieduizend,dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 5.5, tweede lid, het aantal geldige verzoeken minder bedraagt dan drieduizend.

Artikel 5.5 Beoordeling ingediende verzoeken

  • 1 De voorzitter van de referendumcommissie stelt, indien er verzoeken zijn ingediend, het aantal ingediende verzoeken vast.

  • 2 Indien er drieduizend of meer verzoeken zijn ingediend stelt de voorzitter tevens vast:

    • a.

      het aantal geldige verzoeken,

    • b.

      het aantal ongeldige verzoeken.

  • 3 Ongeldig zijn de verzoeken die:

    • a.

      zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 5.2, is begonnen;

    • b.

      zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van de referendumcommissie is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 5.2, is verstreken;

    • c.

      niet zijn ingediend op een lijst als bedoeld in artikel 5.2;

    • d.

      niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 5.2, tweede lid, op het formulier moeten worden geplaatst;

    • e.

      de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;

    • f.

      onjuiste gegevens bevatten;

    • g.

      afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet hebben ingediend.

Artikel 5.6 Steekproef ingediende verzoeken

  • 1 De controle van de verzoeken die niet reeds op grond van artikel 5.5, derde lid, onder a tot en met c ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel van een steekproef.

  • 2 Gedeputeerde staten stellen regels vast betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis waarvan de selectie voor de steekproef wordt bepaald en de vaststelling van het totaal aantal geldige verzoeken op basis van de uitkomst van de steekproef.

Artikel 5.7 Terinzagelegging ongeldig verklaarde verzoeken

  • 1 Indien de voorzitter van de referendumcommissie besluit een verzoek ongeldig te verklaren, wordt dit met een vermelding van de reden op het formulier aangetekend.

  • 2 De voorzitter van de referendumcommissie legt een kopie van het formulier waarop één of meer verzoeken ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na de dag waarop hij het besluit, bedoeld in artikel 5.4, heeft genomen voor een ieder ter inzage.

Artikel 5.8 Verzoeken in pakken doen en verzegelen

  • 1 Nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 zijn beëindigd, worden de formulieren in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.

  • 2 Op het pak wordt vermeld:

    • a.

      het aantal ingediende verzoeken;

    • b.

      het aantal geldige en ongeldige verzoeken, indien artikel 5.5, tweede lid, is toegepast;

    • c.

      een aanduiding van het besluit waarop de verzoeken betrekking hebben.

Artikel 5.9 Proces-verbaal opmaken telling en controle ingediende verzoeken

  • 1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt door de referendumcommissie daarvan direct proces-verbaal opgemaakt.

  • 2 Het proces-verbaal wordt spoedig daarna gezonden aan de voorzitter van Provinciale Staten.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen voor het proces-verbaal een model vast.

Paragraaf 3 De beoordeling van het inleidend verzoek

Artikel 5.10 Besluit toelating inleidend verzoek en openbaarmaking daarvan

  • 1 Provinciale Staten besluiten over de toelating van het inleidend verzoek, indien het voldoet aan het bepaalde in parafen 1 en 2, en het bepaalde in artikel 2.1.

  • 2 Het besluit van Provinciale Staten wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt door kennisgeving van het besluit op de voor de provincie Utrecht gebruikelijke wijze. Een afschrift van het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd.

Artikel 5.11 Ontwerpstatenbesluit wordt aangehouden

Als Provinciale Staten besluiten het inleidend verzoek toe te laten, wordt de stemming over het voorgenomen statenbesluit aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden en de uitslag daarvan definitief is vastgesteld.

Artikel 5.12 Vernietiging inleidende verzoeken

  • 1 De voorzitter van de referendumcommissie draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 5.8, wordt vernietigd na drie maanden nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 2 De voorzitter is, nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 5.8, ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.

HOOFDSTUK 6 HET DEFINITIEVE VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM

Paragraaf 1 Het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek

Artikel 6.1 Definitieve verzoek

Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.

Artikel 6.2 Indienen ondersteuningsverklaringen

  • 1 Binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van Provinciale Staten dat het inleidend verzoek is toegelaten, dan wel van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een beroep tegen het besluit van Provinciale Staten dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten gegrond wordt verklaard, kan iedere kiesgerechtigde bij de voorzitter van de referendumcommissie een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen. De verklaring tot ondersteuning dient binnen de termijn van zes weken door de voorzitter te zijn ontvangen.

  • 2 Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval was.

  • 3 Een verklaring tot ondersteuning wordt afgelegd door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op het formulier of een fotokopie daarvan.

  • 4 Op het formulier kunnen ondersteuningsverklaringen van één of meerdere kiesgerechtigden staan.

  • 5 Het formulier wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de referendumcommissie en is reeds voorzien van een benaming van het besluit waarop de ondersteuningsverklaring betrekking heeft. Gedeputeerde Staten stellen voor het formulier een model vast.

  • 6 Een door de voorzitter van de referendumcommissie aan te wijzen persoon tekent bij ontvangst van een formulier hierop de datum van ontvangst aan.

Artikel 6.3 Eén ondersteuningsverklaring per kiesgerechtigde

  • 1 Een kiesgerechtigde mag niet meer dan één verklaring tot ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek afleggen.

  • 2 Een afgelegde ondersteuningsverklaring kan niet worden ingetrokken.

Paragraaf 2 Beoordeling van het definitieve verzoek

Artikel 6.4 Toelating definitieve verzoek

  • 1 Provinciale Staten besluiten binnen twee weken na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 6.2, of het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.

  • 2 Provinciale Staten besluiten slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan vijfenveertigduizend en niet voldoet aan het bepaalde in artikel 5.2, tweede lid tot en met vierde lid, dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 6.5, tweede lid, het aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan vijfenveertigduizend.

Artikel 6.5 Beoordeling definitieve verzoek

  • 1 De referendumcommissie stelt, indien er ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd, het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen vast.

  • 2 Indien er vijfenveertigduizend of meer ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd, stelt de referendumcommissie tevens vast:

    • a.

      het aantal geldige ondersteuningsverklaringen,

    • b.

      het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.

  • 3 Ongeldig zijn de ondersteuningsverklaringen die:

    • a.

      zijn ingediend op een formulier die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 6.2, is aangevangen;

    • b.

      zijn ingediend op een formulier die door de voorzitter van het centraal stembureau is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 6.2, is verstreken;

    • c.

      niet zijn ingediend op een lijst als bedoeld in artikel 6.2;

    • d.

      niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 6.2, derde lid, op de lijst moeten worden geplaatst;

    • e.

      de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;

    • f.

      onjuiste gegevens bevatten;

    • g.

      afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet hebben ingediend.

Artikel 6.6 Steekproef ondersteuningsverklaringen

  • 1 De controle van de ondersteuningsverklaringen die niet reeds op grond van artikel 6.5, derde lid,onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel van een steekproef.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen regels over de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis waarvan de selectie voor de steekproef wordt bepaald en de vaststelling van het totaal aantal geldige ondersteuningsverklaringen op basis van de uitkomst van de steekproef.

Artikel 6.7 Openbare zitting referendumcommissie

  • 1 De referendumcommissie houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 6.2, om tien uur een openbare zitting.

  • 2 Dag en uur van de zitting van de referendumcommissie worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking geschiedt op de voor de provincie gebruikelijke wijze.

  • 3 De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

  • 4 Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

Artikel 6.8 Beoordeling ondersteuningsverklaringen

  • 1 Op de zitting maakt de voorzitter van de referendumcommissie aan de aanwezige kiezers bekend:

    • a.

      het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen,

    • b.

      het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen, indien artikel 6.5, tweede lid, is toegepast.

    • c.

      het ontwerpbesluit, ten behoeve van het bepaalde in artikel 6.12.

Artikel 6.9 Motiveren oordeel ondersteuningsverklaringen

  • 1 Bij twijfel over de geldigheid van de verklaring en bij ongeldigheid van de verklaring maakt de voorzitter de redenen hiervoor, alsmede de beslissing daaromtrent, onmiddellijk bekend.

  • 2 Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, wordt het betreffende formulier getoond.

  • 3 Indien wordt besloten een verklaring ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op het formulier aangetekend.

  • 4 De voorzitter van de referendumcommissie legt een kopie van een formulier waarop één of meer ondersteunings-verklaringen ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na de dag van de openbare zitting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, voor een ieder ter inzage.

Artikel 6.10 Verklaringen inpakken en verzegelen

  • 1 Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 6.8 en 6.9, eerste tot en met derde lid, zijn beëindigd, worden de formulieren in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.

  • 2 Op het pak wordt vermeld:

    • a.

      het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen;

    • b.

      het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen indien artikel 6.5, tweede lid, is toegepast;

    • c.

      een aanduiding van het besluit waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben.

Artikel 6.11 Proces-verbaal opmaken telling en controle ondersteuningsverklaringen

  • 1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan direct proces-verbaal opgemaakt.

  • 2 Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van de referendumcommissie ondertekend en aan Provinciale Staten gezonden.

  • 3 Gedeputeerde Staten stellen voor het proces-verbaal een model vast.

Artikel 6.12 Besluit toelating definitief verzoek

Provinciale Staten stellen het ontwerpbesluit als bedoeld in artikel 6.8, onder c, vast als het verzoek voldoet aan het bepaalde in artikel 6.4, tweede lid, en maken het besluit over de toelating van het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar, door mededeling van het besluit op de voor de provincie Utrecht gebruikelijke wijze.

Artikel 6.13 Toelating definitief verzoek betekent referendum houden

Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de vaststelling in dat een referendum zal worden gehouden.

Artikel 6.14 Vernietiging pakken

  • 1 De voorzitter van de referendumcommissie draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 6.11, wordt vernietigd na drie maanden nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet, nadater een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 2 De voorzitter is, nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 6.11, ten dienste van een onderzoek naar enigstrafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.

HOOFDSTUK 7 DE STEMMING

Paragraaf 1

Artikel 7.1 Vaststelling dag van stemming

  • 1 Binnen een week nadat het besluit van Provinciale Staten dat een referendum zal worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stellen Provinciale Staten de dag vast waarop het referendum wordt gehouden. De bekendmaking van het besluit geschiedt op de voor de provincie Utrecht gebruikelijke wijze.

  • 2 De dag waarop het referendum wordt gehouden is in principe binnen vier maanden na de dag waarop Provinciale Staten het besluit hebben genomen om het referendum te houden.

  • 3 Voor de berekening van de termijn van vier maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld.

Artikel 7.2 Het combineren van stemmingen

  • 1 Indien binnen de in artikel 7.1, tweede lid, bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Provinciale Staten, de gemeenteraden of het Europese Parlement plaatsvinden, of een ander referendum op basis van deze verordening, kan als dag van de stemming voor het referendum worden aangewezen de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid zijn de krachtens artikel J 6 van de Kieswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7.3 Tekst referendum kosteloos verkrijgbaar

  • 1 De tekst van een aan een referendum onderworpen besluit is gedurende vier weken voorafgaande aan de stemming kosteloos op het gemeentehuis van elke gemeente verkrijgbaar. Gedeputeerdestaten brengen dit ter openbare kennis.

  • 2 De referendumcommissie verschaft informatie over een aan een referendum onderworpen besluit.

Artikel 7.4 Vraagstelling referendum

  • 1 Provinciale Staten stellen op voorstel van de referendumcommissie de vraagstelling voor het referendum vast.

  • 2 Op het bij de stemming te gebruiken stembiljet wordt de vraag vermeld of de kiezer voor of tegen de aan het referendum onderworpen besluit is, tenzij Provinciale Staten anders besluiten. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van Provinciale Staten afgedrukt.

Artikel 7.5 Budget referendum

  • 1 Provinciale Staten stellen een bedrag beschikbaar voor de voorlichting en de organisatie van een referendum.

  • 2 Provinciale Staten stellen tevens een subsidieplafond vast voor subsidie aan de verzoekers van het referendum en aan maatschappelijke organisaties voor het debat en communicatie over het onderwerp van het besluit. Daarbij wordt bepaald volgens welke verdeelsleutel de subsidie over de groepen wordt verdeeld.

Artikel 7.6 Stemming

Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede tot en met vijfde lid, J 4 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 21 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van deKieswet van toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    in de artikelen J 5 en J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: datum van het besluit, bedoeld in artikel 7.1;

  • b.

    in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordtgelezen: het referendum;

  • c.

    in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen: het referendum;

  • d.

    in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake de wet.

Artikel 7.7 Kiezerspas

  • 1 Met toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet kan gestemd worden in een andere gemeente in de provincie Utrecht met een kiezerspas.

  • 2 Bij de toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:

    • a.

      in artikel K 1 blijft de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden,» buiten toepassing;

    • b.

      in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 8, tweede lid, K 10, eerste en vierde lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: zes weken voor de dag van de stemming.

Artikel 7.8 Volmacht

  • 1 Met toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet kan bij volmacht worden gestemd.

  • 2 Bij de toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:

    • a.

      in de artikelen L 7, L 8, eerste en tweede lid, L 11, eerste lid, en L 14, eerste lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: zes weken voor de dag van stemming.

HOOFDSTUK 8 DE STEMOPNEMING DOOR HET STEMBUREAU

Paragraaf 1

Artikel 8.1 Stemopneming

  • 1 Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.

  • 2 De artikelen N 1 tot en met N 5 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 5 de woorden «en voegen deze lijstgewijze bijeen» buiten toepassing blijven.

Artikel 8.2 Vaststelling aantal uitgebrachte stemmen

  • 1 Het stembureau stelt vast:

    • a.

      het aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

    • b.

      het aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

    • c.

      het aantal stemmen dat blanco de aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

    • d.

      de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;

    • e.

      het aantal ongeldige stemmen.

  • 2 De artikelen N 7 en N 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet.

Artikel 8.3 Mededeling aantal uitgebrachte stemmen

  • 1 Direct nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter de in artikel 8.2 bedoelde aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

  • 2 Artikel N 9, tweede, derde en vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      in artikel N 9, derde lid, in plaats van «lijstgewijs gerangschikt» gelezen wordt: verdeeld instemmen voor en stemmen tegen het besluit;

    • b.

      artikel N 9, vierde lid, onder b, gelezen wordt: het aantal stembiljetten dat het pak bevat.

Artikel 8.4 Opmaking processen-verbaal

De artikelen N 10 en N 11, eerste lid, van de Kieswet zijn van toepassing.

Artikel 8.5 Vaststelling aantal uitgebrachte stemmen per gemeente

  • 1 Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal van de stemming en de stemopneming heeft ontvangen, stelt hij voor zijn gemeente de totalen van de in artikel 8.2 bedoelde aantallen stemmen vast. Tevens stelt hij op basis van de gemeentelijke administratie het aantal kiesgerechtigden in de gemeente vast.

  • 2 Voor de in het eerste lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een door gedeputeerde staten vastgesteld model- formulier.

Artikel 8.6 Bezorging processen-verbaal voorzitter referendumcommissie

De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen onverwijld worden overgebracht naar de voorzitter van de referendumcommissie.

Artikel 8.7 Vernietiging en beschikbaarstelling stembiljetten

De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    in artikel N 12, tweede lid, in plaats van «nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat deuitslag van het referendum is vastgesteld;

  • b.

    in artikel N 12, derde lid, in plaats van «op grond van de Kieswet, op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of op grond van de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES strafbaar gestelde gedragingen» gelezen wordt: op grond van deze verordening strafbaar gestelde gedragingen;

  • c.

    in artikel N 13 in plaats van «nadat is beslist over de toelating van de gekozen leden tot het vertegenwoordigend orgaan» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld.

Artikel 8.8 Vernietiging verzegelde pakken

  • 1 De burgemeester draagt er zorg voor dat de niet op grond van artikel 71 juncto artikel N 13 van de Kieswet naar de officier van justitie overgebrachte verzegelde pakken na drie maanden nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld worden vernietigd.

  • 2 Van de vernietiging van de verzegelde pakken wordt proces-verbaal opgemaakt.

HOOFDSTUK 9 DE VASTSTELLING VAN DE UITSLAG VAN HET REFERENDUM

Paragraaf 1

Artikel 9.1 Referendumcommissie verricht werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking opkomsten uitslag referendum

Nadat de afschriften van de processen-verbaal van alle burgemeesters van de gemeenten in de provincie Utrecht zijn ontvangen, gaat de referendumcommissie over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de opkomst en de uitslag van het referendum.

Artikel 9.2 Referendumcommissie onderzoekt geldigheid stemming e.d.

  • 1 De referendumcommissie onderzoekt de geldigheid van de stemming en de juistheid van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus en beslist over de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de stembureaus en de door de burgemeesters van de gemeenten vastgestelde totalen als genoemd in artikel 8.5.

  • 2 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan de referendumcommissie tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van de referendumcommissie onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten, gaat de referendumcommissie onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N, paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is de referendumcommissie tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek van de referendumcommissie onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 van de Kieswet voorgeschreven wijze.

Artikel 9.3 Geldigheid van de uitslag

  • 1 Het referendum is geldig, indien het aantal geldig uitgebrachte stemmen meer bedraagt dan 30% van het aantal kiesgerechtigden.

  • 2 De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 9.4 Besluit ongeldigheid stemming

  • 1 Indien de referendumcommissie besluit dat het referendum ongeldig is wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus, geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan Gedeputeerde Staten.

  • 2 Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stembureaus een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt door gedeputeerde staten vastgesteld.

  • 3 Artikel V 7 van de Kieswet is van toepassing.

Artikel 9.5 Werkzaamheden referendumcommissie

De referendumcommissie stelt vast:

  • a.

    het totale aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;

  • b.

    het totale aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;

  • c.

    de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;

  • d.

    het totale aantal ongeldige stemmen;

  • e.

    het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel 9.6 Bepaling opkomst

De referendumcommissie stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel 9.7 Vaststelling percentage geldige stemmen

De referendumcommissie stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die een geldige stemhebben uitgebracht zich voor, en hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich tegen de aan het referendum onderworpen besluit hebben uitgesproken.

Artikel 9.8 Bekendmaking opkomst en voorlopige uitslag referendum

  • 1 De voorzitter van de referendumcommissie maakt de opkomst en de voorlopige uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting vande referendumcommissie.

  • 2 Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter tijdig bekend gemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld op de voor de provincie Utrecht gebruikelijke wijze.

  • 3 De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.

  • 4 De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

Artikel 9.9 Opmaking proces-verbaal

  • 1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan direct proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de opkomst en de voorlopige uitslag van het referendum, alle ingebrachte bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen,vermeld.

  • 2 Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van de referendumcommissie getekend.

  • 3 Gedeputeerde Staten stellen voor het proces-verbaal een model vast.

Artikel 9.10  Vaststelling uitslag referendum

  • 1 De voorzitter van de referendumcommissie doet een afschrift van het proces-verbaal spoedig toekomen aan de voorzitter van Provinciale Staten.

  • 2 Provinciale Staten stellen vervolgens in hun eerstvolgende vergadering de uitslag van het referendum vast, op basis van het proces-verbaal van de referendumcommissie.

Artikel 9.11 Openbaarmaking afschrift proces-verbaal

Provinciale Staten maken de opkomst en de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk openbaar door plaatsing van een afschrift van het proces-verbaal in de huis-aan-huisbladen en andere gebruikelijke wijze.

Artikel 9.12 Bewaring verzegelde pakken en processen-verbaal stembureaus en vernietiging daarvan

  • 1 De voorzitter van de referendumcommissie draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met stembiljetten die op grond van artikel 9.2, tweede lid, naar de referendumcommissie zijn overgebracht.

  • 2 Hij vernietigt deze pakken, alsmede de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 8.6, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel 9.13 Besluit aangehoudenvoorgenomen besluit

Provinciale Staten besluiten in hun eerstvolgende vergadering over het voorgenomen besluit, als genoemd in artikel 5.11, met in weging van de uitslag van het referendum, als bedoeld in artikel 9.10.

HOOFDSTUK 10 DE REFERENDUMCOMMISSIE

Paragraaf 1

Artikel 10.1 Samenstelling referendumcommissie

  • 1 Er is een referendumcommissie.

  • 2 De referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.

  • 3 De leden worden benoemd voor de duur van het referendum. De leden kunnen worden herbenoemd.

  • 4 Gedeputeerde staten nemen een besluit, als bedoeld in het derde lid, niet eerder dan nadat het voornemen daartoe in overeenstemming met het gevoelen van Provinciale Staten is.

Artikel 10.2 Secretaris referendumcommissie

  • 1 De referendumcommissie heeft een secretaris.

  • 2 Aan de secretaris kunnen andere medewerkers worden toegevoegd.

  • 3 De secretaris en de andere medewerkers zijn geen lid van de referendumcommissie.

  • 4 Gedeputeerde staten benoemen de secretaris en de medewerkers voor de duur van het referendum.

Artikel 10.3 Taken referendumcommissie

  • 1 De referendumcommissie verstrekt informatie aan de kiezer over een aan een referendum onderworpen voorgenomen besluit.

  • 2 De referendumcommissie heeft daarnaast onder meer tot taak:

    • a.

      de controle en vaststelling van het aantal ingediende verzoeken en afgelegde steunverklaringen, als bedoeld in de artikelen 5.5 en 6.5;

    • b.

      de beoordeling van de toelichting van het inleidende en het definitieve verzoek tot het houden van een referendum;

    • c.

      te onderzoeken de geldigheid van de stemming en de juistheid van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming van de stembureaus, beslist over de geschillen die over stemming rijzen en stelt de uitslag van de stemming voorlopig vast.

HOOFDSTUK 11 STRAFBEPALINGEN

Paragraaf 1

Artikel 11.1 Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    meer dan één verzoek indient of meer dan één ondersteuningsverklaring aflegt voor het houden van een referendum over het dezelfde besluit;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

HOOFDSTUK 12 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Paragraaf 1

Artikel 12.1 Geen verrichtingen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag

  • 1 Wanneer bij of krachtens deze verordening voorgeschreven verrichtingen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zouden vallen, treedt de eerstvolgende dag, geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijnde, daarvoor in de plaats.

  • 2 Voor zover de bepaling van de tijd voor die verrichtingen aan het openbaar gezag is opgedragen, worden daarvoor geen zaterdagen, zondagen of algemeen erkende feestdagen aangewezen.

  • 3 Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen.

Artikel 12.2 Evaluatie

Binnen zes maanden na de dag van het eerst gehouden referendum op basis van deze verordening, dan wel na afloop van de periode waarin dit eerste referendum is gehouden, houden Provinciale Staten een evaluatie van dit referendum.

Artikel 12.3 Overgangsbepaling

Op beslissingen als omschreven in artikel 2 die naar het oordeel van Provinciale Staten hun grondslag vinden in een beslissing die is genomen vóór de inwerkingtreding, is deze verordening niet van toepassing.

Artikel 12.4 Aanvullende regeling uitvoering referendumverordening

De bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit zijn op de gang van zaken bij het referendum van overeenkomstige toepassing voor zover de Referendumverordening provincie Utrecht daar niet zelf in heeft voorzien.

Artikel 12.5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12.6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening provincie Utrecht.

Ondertekening

Provinciale Staten van Utrecht, 3 februari 2014
Voorzitter,
Griffier,  
 

Provinciaal blad 2014, 255

Toelichting

1. Wettelijke grondslag

De artikelen 145 en 146 van de Provinciewet

2. Beoogd effect

De verordening raadplegend referendum stelt kiezers in staat om meer invloed te krijgen op provinciale besluitvorming.

3. Argumenten

Het voorliggend statenvoorstel bevat de uitwerking van de motie instellen referendumverordening die in de vergadering van Provinciale Staten van 4 februari 2013 is aanvaard.

4. Aanttekeningen

De in de verordening opgenomen regeling voor een raadplegend referendum is voor een belangrijk deel gebaseerd op het initiatiefwetsvoorstel Wet raadplegend referendum van de Tweede Kamerleden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham. Dit wetsvoorstel ligt bij de Eerste Kamer. Daarnaast is gebruik gemaakt van het VNG-model Referendumverordening. Er is in Nederland nog geen ervaring opgedaan met een provinciaal referendum.

5. Financiën

Voor dit moment niet aan de orde. Er is een budget nodig op het moment dat Provinciale Staten besluiten dat er een raadgevend referendum wordt gehouden. Alsdan nemen Provinciale Staten een besluit over het budget.

6. Realisatie

Het voorstel voorziet in de vaststelling van een verordening over een raadgevend referendum. De feitelijke uitvoering daarvan ligt voor even belangrijk deel bij de gemeenten en de referendumcommissie.

7. Juridisch

De tekst van de verordening voldoet aan de wettelijke vereisten.

8. Europa

n.v.t.

9. Communicatie

Een persbericht volgt nog

10. Bijlagen

Statenvoorstel met ontwerpbesluit en bijlage

Toelichting referendumverordening provincie Utrecht

1. Algemeen deel

Inleiding

Op 4 februari 2013 is de motie Instellen referendumverordening van D66-GroenLinks-PvdA aanvaard. In deze motie is geconstateerd dat de provincie Utrecht geen referendumverordening heeft. Er zijn diverse (praktische) redenen die het wenselijk maken dat een referendumverordening wordt vastgesteld, waarin een heldere procedure wordt vastgelegd die voor elk te organiseren referendum kan worden toegepast. Het gaat hierbij om een raadgevend referendum.

Vormen van referenda

Een referendum kan in diverse vormen worden gehouden: - Raadplegend: Provinciale Staten besluiten zelf tot het houden van een referendum. - Raadgevend: inwoners (kiesgerechtigden) kunnen het initiatief nemen tot het houden van een referendum.

In beide varianten kan nog worden gekozen voor een correctief of een niet correctief referendum. Een correctief referendum gaat over een genomen besluit (waarvan de uitvoering is opgeschort), een niet-correctief referendum gaat over het voornemen een besluit te nemen. In theorie bestaat nog het bindend referendum. Provinciale Staten zijn bij een bindend referendum verplicht de uitslag van het referendum op te volgen. De Grondwet in Nederland staat deze vorm (nog) niet toe, maar daar komt mogelijk verandering in. Er ligt een initiatief voorstel van wet van de leden Fokke, Voortman en Schouw, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctiefreferendum. Opgemerkt wordt dat de parlementaire behandeling van een grondwetswijziging nog jaren vergt.

Juridisch kader

Op grond van artikel 145 van de Provinciewet, hebben Provinciale Staten de bevoegdheid om een referendumverordening vast te stellen. Dit betreft een autonome verordenende bevoegdheid van Provinciale Staten om een referendum te organiseren over een voorgenomen besluit. Binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en de Provinciewet stellen, kunnen de provincies hieraan een invulling geven.Deze randvoorwaarden zijn: • Provinciale Staten beslissen per geval of een referendum wordt gehouden; • ieder statenlid beslist individueel in hoeverre hij of zij zich aan de uitslag van het referendum gebonden acht; • Provinciale Staten nemen een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden. Een referendum kan dus niet bindend zijn. Dit neemt echter niet weg dat inhoudelijk het oordeel van de kiezers voor Provinciale Staten een belangrijk gegeven zal zijn bij de uiteindelijke afweging van de aan het referendum onderworpen besluit. Voor de organisatie en uitvoering van een referendum wordt aansluiting gezocht bij de verkiezing van Provinciale Staten. De gemeenten hebben daarbij een belangrijke rol. In verband hiermee wordt van hen gevraagd om medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze referendumverordening. De wettelijke bevoegdheid om de medewerking te vorderen is gebaseerd op het bepaalde in artikel 146 van de Provinciewet (medebewind). Dit betekent wel dat de kosten die verbonden zijn aan de gevraagde medewerking op basis van de referendumverordening door de provincie moeten worden vergoed.

Wet raadgevend referendum en model referendumverordening VNG

De referendumverordening van de provincie Utrecht is voor een belangrijk deel gebaseerd op het initiatiefvoorstel van wet van de Tweede Kamerleden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham over regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum) en het VNG-model referendumverordening. Daarnaast is op basis van hun praktische kennis en ervaring gesproken met vertegenwoordigers van gemeenten, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Kiesraad over diverse aspecten en onderdelen van een referendum en deze regeling.

Vereisten geldigheid referendumverzoek

Voor het houden van een raadgevend referendum is het vereist dat daartoe tenminste 4.500 kiesgerechtigden (ca. 0,5%) dat vervolgens de steun verwerft van 45.000 kiesgerechtigden (ca. 5%). Voor het bepalen van de hoogte van de drempel is aansluiting gezocht bij het advies van de Staatsommissie-Biesheuvel over een correctief referendum op decentraal niveau. In het VNG-model is eveneens aansluiting gezocht bij dit advies. In Noord-Holland (Referendumverordening1995) wordt als drempel aangehouden 10.000 kiesgerechtigden voor een inleidend verzoek en 45.000 kiesgerechtigden voor het definitief verzoek. Daar gaat een inleidend verzoek van 500 kiesgerechtigden aan vooraf. Limburg hanteert 1.000 kiesgerechtigden voor een inleidend verzoek en 30.000 kiesgerechtigden voor een definitief verzoek (Referendumverordening 2012). Van belang is dat de hoogte van de drempel niet te hoog is om een verzoek tot het houden van een referendum niet onmogelijk wordt gemaakt, maar wel hoog genoeg is, om te voorkomen dat een referendum wordt aangevraagd dat te weinig draagvlak heeft onder de inwoners van de provincie Utrecht. Dit voorstel voldoet daaraan.

Referendumcommissie

Het onderwerp dat doorgaans voor een referenduminitiatief in aanmerking komt, ligt meestal politiek gevoelig. In dat geval is het raadzaam om een onafhankelijke referendumcommissie te benoemen. De referendumcommissie heeft tot taak om als neutrale partij toe te zien op de organisatie en de uitvoering van het referendum. Deze commissie krijgt een groot aantal taken. De commissie speelt een rol bij: - het verschaffen van neutrale informatie over het onderwerp van het referendum; - de wijze van indienen en beoordelen van inleidende en definitieve verzoeken; - het adviseren over de vraagstelling van het referendum; - de controle op het verloop, het voorlopig vaststellen van de uitslag van de stemming en de uitkomst daarvan wordt opgenomen in een concept-besluit voor Provinciale Staten.

Er is gekozen voor een ad hoc referendumcommissie per referendumverzoek. Het is immers niet de verwachting dat de commissie een permanente taak heeft. De referendumcommissie bestaat uit vijf personen, een voorzitter en vier leden. De commissieleden worden benoemd door gedeputeerde staten maar pas nadat het gevoelen daarover is ingewonnen bij Provinciale Staten. De onafhankelijke referendumcommissie wordt ingesteld,zodra er een inleidend verzoek bij Provinciale Staten is ingediend. De commissieleden kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van Provinciale Staten.

Subsidies

Er is een bepaling opgenomen die erin voorziet dat aan personen die deelnemen aan het referendum een subsidie kan worden verstrekt. Het verstrekken van subsidie kan een nuttig effect hebben op het voeren van een debat over het onderwerp van een referendum. Provinciale Staten bepalen vooraf een subsidieplafond en een verdeelsleutel van de subsidies, bijvoorbeeld 40% van de subsidie is bestemdvoor de tegenstanders en 40% voor de voorstanders van het besluit en daarnaast 20% voor de neutrale dan wel informerende activiteiten. Gedeputeerde Staten wordt opgedragen om een subsidieregeling daarvoor op te stellen en uit te voeren. Er wordt geen subsidie beschikbaar gesteld voor de initiatiefnemers voor de fase van het inleidend en het definitief verzoek om een referendum te houden.

Kosten van referendum/financiële gevolgen

In de verordening wordt voor allerlei activiteiten de medewerking gevraagd/gevorderd van de gemeenten bij een referendum. Hier zijn kosten aan verbonden. Het gaat daarbij met name om kosten van de stemprocedure, zoals de kosten van verzending van de oproepingskaarten en stembiljetten, huur van stemlokalen, presentiegelden voor stembureauleden, stembussen, ambtelijke kosten en actualiseren van het kiesregister. De provincie dient de kosten voor de gevraagde medewerking van gemeenten op grond van de Provinciewet te compenseren. Er is geen ervaring met een provinciaal referendum. De praktijk zal moeten uitwijzen wat de hoogte van de kosten bij de gemeenten zijn en op basis daarvan de vergoeding worden bepaald. Daarnaast zijn er kosten verbonden aan de instelling van een ad hoc referendumcommissie. Het betreft dan met name de presentiegelden van de vijf commissieleden en hun ambtelijke ondersteuning. Voorts wordt een subsidieverordening vastgesteld voor de campagne van voor- en tegenstanders van het referendum onderwerp. Tenslotte zijn er kosten voor de communicatie en voorlichting over het referendumin de diverse media en het opstellen van voorlichtingsmateriaal. Op basis van een indicatieve berekening worden de uitvoeringskosten van een provinciaal referendum begroot op ongeveer €1,8 miljoen. Bij een gecombineerde verkiezing zou het bedrag iets lager kunnenzijn, in verband met efficiencyvoordelen bij verzending van oproepingskaarten en stembiljetten en bemensing van stembureaus.

Elektronische handtekening en DigiD

In de provinciale referendumverordening wordt (nog) geen mogelijkheid geboden om via een elektronische handtekening steun te verlenen aan een referendumverzoek. Op grond van afdeling 2.3 Awb kan een bestuursorgaan de elektronische weg openstellen voor referendum verzoeken. Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan het gebruik van de elektronische handtekening. De elektronische handtekening voor referendumverzoeken komt naast en niet in plaats van de traditionele handtekening. Opgemerkt wordt dat de bij het zetten van een handgeschreven handtekening ter ondersteuning van een referendum-verzoek de handtekening verschillende functies heeft. De handtekening dient ter authenticatie en identificatie (vaststellen van de identiteit van een persoon) en om de wilsuiting vast te leggen (van belang in het kader van rechtsgevolg en of bewijsvoering). Deze functies zijn ook via de elektronische handtekening te bewerkstelligen. Er zijn diverse niveaus van elektronische handtekeningen. Het verschil zit hem in de waarborgen waarmee de handtekening is omkleed. Een eenvoudige vorm van een elektronische handtekening is een gescande handtekening die aan een elektronisch document is toegevoegd. De keuze voor het benodigde niveau van een handtekening dat voldoende betrouwbaar is voor de desbetreffende webdienst/handeling is de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (art 2:15, derde lid Awb). In het wetsvoorstel van de Kamerleden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham houdende regels inzake het raadgevend referendum (Kamerstukken 2005-2006, nr. 20 372) is de mogelijkheid om verzoeken in te dienen en ondersteuningsverklaringen af te leggen langs elektronische weg nog niet geoperationaliseerd. In het wetsvoorstel is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur deze mogelijkheid pas kan worden opengesteld, indien verzekerd is dat deze wijze geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid. Deze vereisten omvatten een adequate controle van de identiteit van de verzoeker, van zijn kiesgerechtigheid en van het voorschrift dat één verzoeker niet meer dan één verzoek of verklaring mag indienen per referendum. De Kiesraad heeft op 1 oktober 2013 advies uitgebracht over genoemd wetsvoorstel en over dit onderwerp opgemerkt het wenselijk te vinden dat er duidelijkheid komt over deze mogelijkheid. De Raad vindt zelf dat dit wel zou moeten kunnen, mits voldoende betrouwbaar. De behandeling en invoering van de (ontwerp)Wet raadgevend referendum en meer specifiek het onderdeel elektronische handtekening en DigiD wordt afgewacht. Voor dit moment de constatering dat er nog geen ervaring is opgedaan met het toepassen van een elektronische handtekening bij een referendumverzoek. Ook de VNG heeft deze mogelijkheid nog niet in de modelverordening opgenomen.Tenslotte wordt opgemerkt dat er op dit moment nog onduidelijkheid is wie bevoegd zijn gebruik te maken van DigiD en voor welke doeleinden. Zodra daarover relevante informatie bekend is, wordt dat aan Provinciale Staten gemeld en geduid. De mogelijkheid van een schriftelijke stemming (stemmen per brief) is niet in de referendumverordening opgenomen. In 2007 concludeerde de «Adviescommissie inrichting verkiezings-proces» (commissie Korthals-Altes) in haar rapport «Stemmen met vertrouwen» dat stemmen in een stemlokaal de hoofdvormvan stemmen zou moeten zijn. Volgens het rapport wordt bij andere vormen van stemmen, zoals internet-, telefoon- en briefstemmen, in mindere mate aan de waarborgen voor het verkiezingsproces (transparantie, controleerbaarheid, integriteit, kiesgerechtigheid, stemvrijheid, stemgeheim, uniciteit en toegankelijkheid) voldaan dan bij stemmen in een stemlokaal. Mede op basis van dit advies en de evaluatievan schriftelijke verkiezingen bij waterschappen, is een wetswijziging in voorbereiding die ertoe strekt dat in 2015 de waterschapsverkiezingen worden gecombineerd met die van Provinciale Staten.

2. Hoofdlijnen van de referendumverordening

Deze verordening bevat een volledige regeling van het raadgevend referendum op provinciaal niveau. In hoofdlijnen bevat de verordening de volgende onderdelen die per hoofdstuk zijn onderverdeeld en nader worden toegelicht. Aansluitend volgt, voor zover nodig, een artikelsgewijze toelichting.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

In hoofdstuk 1 worden enkele begrippen omschreven. Het raadgevend referendum heeft betrekking opconceptbesluiten van Provinciale Staten. De (concept)besluiten van gedeputeerde staten en van de commissaris van de Koning zijn niet referendabel. Voorts wordt in dit hoofdstuk gemeld het benodigde aantal kiesgerechtigden voor het inleidend verzoek en het definitief verzoek voor een referendum.

Hoofdstuk 2 Voorwerp van referendum

In hoofdstuk 2 zijn de uitzonderingen voor een referendum opgenomen. De reikwijdte van het raadplegend referendum omvat in beginsel de voorgenomen besluiten die door Provinciale Staten worden genomen. Een aantal onderwerpen waarover Provinciale Staten een besluit nemen, leent zich echter minder goed voor een referendum. In de verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en gemeentelijke verordeningen. Voorkomen moet worden dat de verordening een leeg instrument wordt, waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Maar aan de andere kant is het voor de inwoners belangrijk dat duidelijk is voor welke besluiten geen referendum kan worden gehouden. De algemene uitzonderingsgrond (artikel 2.1, sub l) benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van Provinciale Staten. PS kunnen bij meerderheid besluiten om een referendum niet te houden in verband met een ongewenst gevolg van het houden van een referendum over een voorgenomen PS-besluit. Het gaat hierbij dan bijvoorbeeld om bezwaar of beroep (korte termijnen waarop besluiten moeten worden genomen), het voeren van een rechtsgeding, het uitstel van een besluit leidt mogelijktot grote financiële claims of waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende provinciale belangen. Met deze bepaling wordt de verantwoordelijkheid en beoordeling voor het houden van een referendum bij PS gelegd. Het spreekt voor zich dat het niet houden van een referendum op basis van deze bepalingeen grote verantwoordelijkheid bij PS leggen en dus zeer terughoudend moeten worden toegepast.

Hoofdstuk 3 Kiesgerechtigheid

In hoofdstuk 3 wordt bepaald welke personen kiesgerechtigd zijn voor het referendum. Voor de kiesgerechtigdheid voor het referendum is aangesloten bij de kiesgerechtigheid voor Provinciale Staten. Het referendum is immers een instrument om inwoners bij de besluitvorming te betrekken.

Hoofdstuk 4 Stembureaus

Hoofdstuk 4 regelt de indeling in bepalingen over de stembureaus. Op basis van ervaring kan worden gesteld dat het aantal handelingen op een stembureau voor een referendum beperkt is. Er kan volstaan worden met een bemensing van drie vaste leden. De voorzitter ontvangt de oproepingskaart, een lid geeft het stembiljet uit en een ander lid ziet toe op een ordentelijk verloop. Ook de telling na afloop van de stemming vraagt een relatief beperkt aantal handelingen. Er worden vier stapels van stembiljetten gemaakt: voor, tegen, blanco en ongeldig. Bij een eventuele combinatie van een referendum met een verkiezing kan het aantal leden van het stembureau worden gewijzigd. Het verloop van de referendumprocedure In de hoofdstukken 5 tot en met 9 zijn de verschillende fasen van de referendumprocedure geregeld, vanaf de indiening van het inleidend verzoek en de daarop volgende fase van het definitieve verzoek tot en met de fase van de stemming en de vaststelling van de uitslag van het referendum.  

Overzicht werkverdeling op hoofdlijnen

Organen

Werkzaamheden

Provinciale Staten

-nemen een beslissing over het inleidend en het definitief verzoek (inclusief over de referendabiliteit) -formuleren de vraagstelling van het referendum -bepalen de dag van de stemming -stellen de uitslag van de stemming vast

Gedeputeerde Staten

stellen onder meer de uitvoeringsmodellen vast (zoals aanvraagformulier, processen-verbaal e.d.), stellen een subsidieverordening in afstemming met Provinciale Staten vast en voeren die uit, benoemen de referendumcommissie en hun secretaris, gehoord de Staten.

Commissaris van de Koning

-is voorzitter van provinciebestuur en ontvangt het proces-verbaal van de stemming -zijn handtekening wordt op het stembiljet afgedrukt

Referendumcommissie

-is onafhankelijk en ondersteunend aan Provinciale Staten en aan inwoners. -adviseert onder meer over het inleidend en definitief verzoek, de vraagstelling en de voorlopigeuitslag. -verstrekt informatie over het referendum

College van burgemeester en wethouder c.q. burgemeester

benoemen stembureauleden, inrichting stemlokalen, opmaken van lijst van kiesgerechtigden, oproeping van de kiezers, stelt processen-verbaal van stembureaus vast en stelt totale uitslag vande stembureau in zijn gemeente vast

  De fase van de stemming en de vaststelling van de voorlopige uitslag van het referendum is het deel van de procedure dat het meest overeenkomt met de gang van zaken bij verkiezingen. Het omvat de voorbereiding van de stemming, de oproeping van de kiezers, het verloop van de stemming en de berekening van de voorlopige uitslag tot op het niveau van het stembureau. In verband hiermee wordt op overeenkomstige wijze, en met gebruik van dezelfde organen deze fase van een referendum doorlopen als bij de verkiezingen. Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester zijn verantwoordelijk voor alles wat te maken heeft met de organisatie van de stemming zoals de registratie van de kiesgerechtigdheid, de oproeping van de kiezers, de samenstelling van de stembureaus, de inrichting van stemlokalen, het drukken van stembiljetten, het verlenen van een kiezerspas, het stemmen bij volmacht in het eigenstemdistrict en dergelijke.

Inleidend en definitief verzoek

De hoofdstukken 5 en 6 bevatten voorschriften voor de indiening van verzoeken, respectievelijk het afleggen van ondersteuningsverklaringen, het tellen daarvan, de controle, en de beoordeling van het inleidend respectievelijk het definitieve verzoek.

Hoofdstuk 5 Inleidend verzoek referendum

Hoofdstuk 5 heeft betrekking op de fase van het inleidend verzoek. Kiesgerechtigden nemen het initiatief tot een referendum. Hiertoe kunnen zij een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de inwoners de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de politieke besluitvormingdie in hun ogen verkeerd dreigt te lopen. Het is logisch dat inwoners dan ook zelf kunnen beslissen, wanneer dit noodzakelijk is. In de verordening is gekozen voor een eenvoudige procedure. De initiatiefnemers kunnen een formulier opvragen bij de griffier en deze fotokopiëren om verder te verspreiden. Dit is een ander systeem dan de Tijdelijke referendumwet (Trw) voorschreef voor het indienen van een inleidend verzoek namelijk, dat kiesgerechtigden die een verzoek wilden indienen individueel naar het gemeentehuis moesten gaan. In dat systeem kan op het gemeentehuis direct de identiteit (kiesgerechtigdheid) van de ondertekenaar worden gecontroleerd aan de hand van het GBA. In het VNG-model is dit zogenaamde ‘brengsysteem’ opgenomen. Bij gemeenten gaat het vaak om relatief weinig verzoeken, variërend van enkele tientallen tot enkele honderden. In deze verordening gaat het om minstens enkele duizenden verzoeken en mogelijk afkomstig uit 26 gemeenten uit de provincie Utrecht. In navolging van de Initiatiefwet raadgevend referendum is in deze verordening ervoor gekozen dat de initiatiefnemers hun verzoeken bij Provinciale Staten indienen. Provinciale Staten stellende verzoeken in handen van de referendumcommissie en die controleert de geldigheid van de verzoeken steekproefsgewijs. Het inleidend verzoek wordt uiterlijk twee weken voor de statenvergadering ingediend bij de griffier en wordt later mogelijk gevolgd door een definitief verzoek. Er wordt daarvoor gebruik gemaakt van een formulier overeenkomstig een door gedeputeerde staten vastgesteld het model. Het totaal van de ontvangen verzoeken om een referendum wordt vervolgens zo spoedig mogelijk in handen van de voorzitter van de referendumcommissie gesteld. Het doel van het inleidend verzoek is tweeledig. Provinciale Staten moeten op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder de uitzonderingen genoemd in artikel 2.1. De referendumcommissie adviseert hierover. Daarnaast moet aangetoond worden dat een onderwerp niet alleen leeft bij een groep inwoners, maar op enig draagvlak in de provincie kan steunen. Hiertoe wordt een aantal handtekeningen overlegd. Op kortetermijn is het voor inwoners dan duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het definitief verzoek. Provinciale Staten zullen bij hun beslissing, mede op basis van het advies van de referendumcommissie, ook toetsen aan het bepaalde in artikel 2.1. in casu valt het onderwerp van de referendum niet onder de uitzonderingsgronden. Is het onderwerp van het besluit referendabel of niet! De formulieren met handtekeningen worden door de referendumcommissie gecontroleerd. De identiteit(kiesgerechtigheid) van de ondertekenaars wordt steekproefsgewijs gecontroleerd aan de hand vanhet GBA (gemeentelijk basisadministratie). Voor de controle van de kiesgerechtigheid dient de referendumcommissie toegang te hebben tot het BRP (basisregistratie personen). Op advies van de referendumcommissie besluiten Provinciale Staten over de toelating van het inleidend verzoek. Voor de toelating moet voldaan zijn aan: referendabel verzoek, tijdige indiening van het verzoek, gebruik van het voorgeschreven formulier en een voldoende aantal handtekeningen. Als Provinciale Staten positief besluiten over het inleidend verzoek om een referendum te houden wordt de besluitvorming over het voorgenomen besluit (dit is dan het ontwerpbesluit) opgeschort. De beraadslaging over het voorgenomen besluit vindt wel plaats maar de beslissing vindt plaats na het gehouden referendum. Provinciale Staten nemen de uitkomst daarvan mee in hun weging en besluitvorming. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 6 Definitief verzoek referendum

Hoofdstuk 6 heeft betrekking op de fase van het definitieve verzoek tot het houden van een referendum.Het inleidend verzoek wordt gedefinieerd als het totaal aantal individueel ingediende verzoeken tot hethouden van een referendum. Als het definitieve verzoek wordt aangemerkt het totaal aantal verklaringenter ondersteuning van het inleidend verzoek. Nadat Provinciale Staten het inleidend verzoek hebben toegelaten dienen de indieners daarvan zorgte dragen voor voldoende geldige ondersteuningsverklaringen, om een definitief verzoek te kunnenindienen. Zij hebben daarvoor zes weken de tijd. Op hoofdlijnen is de procedure voor het definitiefverzoek gelijk aan dat van het inleidend verzoek. De referendumcommissie beoordeelt het definitieve verzoek en adviseert daarover aan ProvincialeStaten. De controle op de ondersteuningsverklaringen kan geschieden door een steekproef, waarvoorgedeputeerde staten nog nadere regels zullen stellen. Het gaat er met name om of er voldoende geldigeondersteuningsklaringen zijn ingediend. De referendumcommissie houdt een openbare zitting op de tweede dag na afloop van de termijn vanzes weken, waarbinnen de benodigde handtekeningen worden verzameld. De voorzitter van de referen-dumcommissie maakt het totaal aantal verklaringen bekend, het aantal geldige en ongeldige verklaringenen tenslotte het advies dat de commissie heeft opgesteld over het onderzoek van het definitief verzoek. Provinciale Staten nemen een besluit over het definitief verzoek, mede op basis van het advies van dereferendumcommissie. Het is praktisch als de Staten dan tegelijk een besluit nemen over de dagwaarop het referendum wordt gehouden (zie hierna de stemming).

Hoofdstuk 7 Stemming

Hoofdstuk 7 bevat verder bepalingen over de stemming, de kosteloze verkrijgbaarheid van de tekst van de aan het referendum onderworpen besluit en het verstrekken van informatie over de aan het referendum onderworpen besluit. Ook bevat het bepalingen voor de voorbereiding en het verloop van de stemming, het stemmen met behulp van een kiezerspas en het stemmen bij volmacht. Provinciale Staten stellen binnen een week, nadat besloten is dat een referendum wordt gehouden, de datum waarop het referendum wordt gehouden vast. Het heeft de voorkeur dat dit besluit gelijktijdig wordt genomen als wordt besloten over de toelating van het definitief besluit. Alsdan kunnen beide besluiten tegelijk worden bekend gemaakt. Bij het bepalen van de datum van het referendum is het van belang dat er voldoende voorbereidingstijd is voor de organisatie van het referendum, zoals het opstellen van de lijst van kiesgerechtigden, huren van stemlokalen, bemensing van stemlokalen, drukwerk, campagne voeren voor het referendum e.d. In de praktijk betekent dit dat met een termijn van tien tot twaalf weken na het besluit van de dag van de stemming rekening moet worden gehouden. In de periode van vier maanden, waarbinnen de datum voor een referendum moet vallen kan zich de mogelijkheid voordoen dat er nog een andere verkiezing wordt gehouden voor de gemeenteraad, Provinciale Staten, Tweede Kamer of Europees parlement. Het is mogelijk dat beide verkiezingen dan worden gecombineerd. Van de combinatie van beide verkiezingen kan een gunstig effect uitgaan, dat leidt tot een hogere opkomst en een vermindering van de kosten. Op voorstel van de referendumcommissie stellen Provinciale Staten de vraagstelling voor het referendum vast. De vraagstelling moet objectief en voldoende duidelijk zijn. Het is praktisch als de vraagstelling aansluit bij het conceptbesluit van de Staten. Er is geen vast bedrag beschikbaar voor een referendum. Er is voor gekozen dat Provinciale Staten een bedrag beschikbaar stellen, als is besloten dat een referendum wordt gehouden. Het budget is onder meer nodig voor de kosten van de organisatie van het referendum, de voorlichting, subsidie voor de initiatiefnemers en de kosten van de referendumcommissie. De procedures rond de stemming sluiten aan bij de procedure voor provinciale statenverkiezingen, zoals in de Kieswet en Kiesbesluit zijn opgenomen. Vandaar dat deze van overeenkomstige toepassing zijn. Dat geldt ook voor de kiezerspas en de volmacht.

Hoofdstuk 8 Stemopneming

Hoofdstuk 8 regelt de stemopneming door het stembureau. Het is voor een groot deel ontleend aan hoofdstuk N van de Kieswet en verklaart dan ook diverse artikelen van dat hoofdstuk van de Kieswet van overeenkomstige toepassing. Van belang is te bepalen in welke gevallen aan de uitslag van het raadgevend referendum een formeel gevolg is verbonden. De uitslag van het referendum wordt geacht geldig te zijn, wanneer ten minste 30 procent van de kiesgerechtigden zijn stem geldig heeft uitgebracht. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de statenverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de inwoners van de provincie Utrecht als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen.

Hoofdstuk 9 Vaststelling uitslag

Hoofdstuk 9 heeft betrekking op de vaststelling van de uitslag van het referendum. Dit hoofdstuk is voor een belangrijk deel vormgegeven naar analogie van overeenkomende bepalingen van de hoofdstukken O en P van de Kieswet, maar is wel volledig uitgeschreven in de referendumverordening zelf. De vaststelling van de uitslag van het referendum is opgedragen aan Provinciale Staten, op grond van het proces-verbaal van de opkomst en de voorlopige uitslag van het referendum dat is opgesteld door de referendumcommissie. De referendumcommissie heeft niet alleen tot taak de uitslag van het referendum vast te stellen, maar ook het beslechten van de geschillen die over de geldigheid van destemming en de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus, zijn ontstaan. Provinciale Staten stellen de uitslag van het referendum vast en maken de opkomst en uitslag bekend door een afschrift van het proces-verbaal te plaatsen in de huis-aan-huisbladen.

Hoofdstuk 10 Referendumcommissie

Hoofdstuk 10 bevat de bepalingen over de referendumcommissie. In dit hoofdstuk wordt geregeld uit hoeveel leden de commissie bestaat en hoe ze worden benoemd. Tevens worden de belangrijkste taken van de commissie opgesomd. De taken en werkzaamheden van de provinciale referendumcommissie hebben betrekking op de advisering over de vraagstelling van het referendum (neutraal en objectief), het controleren en beoordelen van het inleidende verzoek en het definitieve verzoek. Naar analogie van de Kieswetbepalingen worden de werkzaamheden van de voorzitter van het hoofdstembureau (burgemeester) door de voorzitter vande referendumcommissie uitgevoerd voor wat betreft de voorlopige vaststelling van de uitslag van destemming. Zie ook het algemene deel van de toelichting.

Hoofdstuk 11 Strafbepalingen

Hoofdstuk 11 bevat de strafbepalingen die in grote lijnen dezelfde gedragingen strafbaar stellen als in de Kieswet. Provinciale Staten kunnen op grond van artikel 150, Provinciewet, op overtreding van een verordening straf stellen. De genoemde strafbare feiten worden aangemerkt als een overtreding.

Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen

Hoofdstuk 12 bevat bepalingen over de inwerkingtreding en de citeertitel. Deze verordening bevat een volledige regeling voor het referendum, maar voor de volledigheid is een vangnetbepaling opgenomen. Indien deze verordening een lacune bevat over een bepaalde situatie bij het referendum, dan zijn de bepalingen van de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing. Er is geen ervaring met het een provinciaal referendum. Het is daarom gewenst dat na afloop van het eerste provinciaal referendum een evaluatie wordt gehouden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3.1 Kiesgerechtigheid

De kiesgerechtigdheid voor de Provinciale Statenverkiezingen, waaraan de kiesgerechtigdheid is gekoppeld, is omschreven in artikel B 2 van de Kieswet. Vereist is dat men ingezetene is van de provincie, Nederlander is en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. De kiesgerechtigdheid wordt beoordeeld naar de toestand op de datum van het besluit tot vaststelling van de dagvan de stemming voor het referendum (met uitzondering van het vereiste van de achttienjarige leeftijd,dat wordt beoordeeld naar de situatie op de dag van de stemming).

Artikel 3.2 Bij Volmacht kunnen stemmen kiesgerechtigden van wie rechtmatig hun vrijheid is ontnomen

In artikel B 6 van de Kieswet is voorgeschreven dat kiesgerechtigden aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, alleen bij volmacht kunnen stemmen.

Artikel 3.3 Registratie kiesgerechtigheid

Voor de registratie van de kiesgerechtigdheid voor referenda in de gemeentelijke administratie kan eenvoudig worden verwezen naar de registratie van de kiesgerechtigdheid voor de op hetzelfde niveau gehouden verkiezingen. Hierdoor werken ook de in de artikelen D 4 tot en met D 7 van de Kieswet geregelde voorzieningen inzake inlichtingen omtrent de registratie als kiezer en verzoeken om herziening van de registratie automatisch door naar de kiesgerechtigdheid voor referenda. De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) wordt de nieuwe grondslag voor de basisregistratie van persoonsgegevens en vervangt de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA).

Artikelen 5.3 en 6.3 Eén verzoek per verzoek en per besluit

Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over hetzelfde besluit en niet meer dan één ondersteuningsverklaring over hetzelfde inleidend verzoek indienen. Overtreding van het voorschrift leidt ingevolge artikel 5.3 en 6.3 van het voorstel tot ongeldigverklaring van alle verzoeken respectievelijk ondersteuningsverklaringen die afkomstig zijn van die persoon. Ook kan betrokkene worden vervolgd wegens een verdenking van valsheid in geschrifte. Een ingediend verzoek respectievelijk een afgelegde ondersteuningsverklaring kan niet worden ingetrokken. De Kieswet bevat een bepaling van dezelfde strekking voor ondersteuningsverklaringen over de kandidaatstelling. Het voorschrift is noodzakelijk om discussie over de rechtsgeldigheid van verzoeken en verklaringen te vermijden. Dergelijke discussies zouden de tijdige en juiste vaststelling van het totale aantal verzoeken en verklaringen in de weg kunnen staan. Op het formulier voor de verzoeken en verklaringen zal de verzoeker gewezen worden op de onmogelijkheid van intrekking van zijn verzoek respectievelijk zijn verklaring.

Artikelen 5.5 en 6.5 Beoordeling inleidend en definitief verzoek

Uit het systeem van de referendumverordening vloeit voort dat de referendumcommissie niet kan beoordelen of de gegevens op een lijst ook daadwerkelijk zijn ingevuld door de persoon op wie de gegevensbetrekking hebben. Wel kan worden beoordeeld of het verzoek gegevens bevat van een persoon die als kiesgerechtigde in de gemeentelijke basisadministratie is opgenomen. Indien een verzoek of een ondersteuningsverklaring onjuiste gegevens bevat, worden zij ook ongeldig verklaard. Deze toevoeging vloeit voort uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak over de Tijdelijke referendumwet.

Artikel 6.2 Indienen ondersteuningsverklaringen

Niet altijd is met zekerheid vast te stellen op welk moment een besluit onherroepelijk wordt. Daarom wordt in artikel 44 voorgesteld de termijn voor het afleggen van ondersteuningsverklaringen te laten aanvangen na de bekendmaking van het besluit tot toelating van het inleidend verzoek, dan wel – indien het verzoek niet is toegelaten en de Afdeling bestuursrechtspraak een beroep tegen dit besluit gegrond verklaart – na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak.

Artikel 6.13 Toelating definitief verzoek betekent referendum houden

Dit artikel is opgenomen om duidelijk te stellen dat uit het besluit tot toelating van een definitief verzoek voortvloeit dat er een referendum wordt gehouden. Alleen over de vraag wanneer, en niet over de vraag óf het referendum plaatsvindt, dient nog een besluit te worden genomen.

Artikel 7.3 Tekst referendum kosteloos verkrijgbaar

Dit artikel bevat een minimumverplichting tot het geven van voorlichting. De gemeenten zijn, op grond van het eerste lid, gehouden de tekst van de wet gedurende vier weken voorafgaande aan de stemming voor een ieder gratis ter gemeentesecretarie beschikbaar te hebben. Het gaat hier uitsluitend om de tekst van het besluit, zonder nadere toelichting. Aangezien deze tekst veelal niet het meest geschikte middel is om op beknopte en overzichtelijke wijze informatie te verschaffen over de strekking van het besluit, is er niet voor gekozen dit huis-aan-huis te verspreiden, maar uitsluitend om deze op een centraal punt binnen elke gemeente voor een ieder beschikbaar te hebben. Daarnaast is een verplichting opgenomen voor de referendumcommissie om informatie te verstrekken over een aan een referendum onderworpen besluit. De referendumcommissie heeft de vrijheid om zelf te bepalen op welke wijze deze informatieverplichting het beste kan worden ingevuld.

Artikel 7.4 Vraagstelling referendum

Op het stembiljet wordt de vraag opgenomen of de kiezer voor of tegen de aan het referendum onderworpen besluit is. Op stembiljetten bij verkiezingen wordt als waarborg voor de echtheid van het stembiljet de handtekening van de voorzitter van Provinciale Staten afgedrukt. Aangezien bij referenda geen sprake kan zijn van per kieskring verschillende stembiljetten, is in dit artikel gekozen voor de handtekening van de voorzitter van Provinciale Staten.

Artikel 8.2 Vaststelling aantal uitgebrachte stemmen

Bij het referendum behoeven door het stembureau slechts enkele aantallen te worden vastgesteld: het aantal voorstemmers, het aantal tegenstemmers en het aantal ongeldige stemmen, waaronder mede de blanco stemmen zijn te begrijpen. Daarnaast wordt het aantal kiesgerechtigden vastgesteld. Dit is nodig omdat de geldigheid van de uitslag afhankelijk wordt gesteld van het halen van een bepaald percentage van het aantal kiesgerechtigden.

Artikelen 9.1 - 9.11 Vaststelling uitslag referendum

Deze artikelen hebben betrekking op de vaststelling van de voorlopige uitslag van het referendum door de referendumcommissie en de vaststelling van de uitslag door Provinciale Staten. Gedeeltelijk lopen de artikelen parallel met de bepalingen van hoofdstuk P van de Kieswet (uitgezonderd regeling van de zetelverdeling c.a.).

Artikel 9.2 - 9.4 Referendumcommissie onderzoekt geldigheid stemming

De referendumcommissie stelt niet alleen de uitslag van de stemming vast, maar neemt ook een beslissing over in verband met de stemming of de vaststelling van de uitslag gerezen geschillen. De commissie neemt kennis van deze geschillen, hetzij door middel van de processenverbaal van de stembureaus, hetzij doordat bij de vaststelling van de uitslag tijdens de openbare zitting bezwaren worden ingebracht. Evenals bij verkiezingen, kan de referendumcommissie ambtshalve of naar aanleiding van bezwaren overgaan tot hertelling van de in een of meer stemdistricten uitgebrachte stemmen. Daarnaast heeft de referendumcommissie de bevoegdheid de stemming in een of meer stemdistricten ongeldig teverklaren, zodat een nieuwe stemming moet plaatsvinden. De referendumcommissie zal hiertoe in de praktijk overigens alleen overgaan, indien de ongeldigheid van de stemming van invloed kan zijn geweest op de vaststelling of het referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing. De stemming is geldig als bij een opkomst van tenminste 30% van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht. Dit percentage is lager dan de gemiddelde opkomst bij provinciale statenverkiezingen, maar is hoog genoeg om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen onderwerpen aan de orde die een redelijk deel van de inwoners van de provincie Utrecht belangrijk vindt.