Regeling vervallen per 31-12-2016

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 8 december 2015, nr.816248E9, tot aanwijzing van activiteiten van Stichting de Utrechtse Molens als Dienst van Algemeen Economisch Belang (Aanwijzingsbesluit Diensten van Algemeen Economisch Belang(DAEB) Stichting de Utrechtse Molens)

Geldend van 31-12-2015 t/m 30-12-2016

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 8 december 2015, nr.816248E9, tot aanwijzing van activiteiten van Stichting de Utrechtse Molens als Dienst van Algemeen Economisch Belang (Aanwijzingsbesluit Diensten van Algemeen Economisch Belang(DAEB) Stichting de Utrechtse Molens)

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 8 december 2015, nr. 816248E9, tot aanwijzing van activiteiten van Stichting de Utrechtse Molens als Dienst van Algemeen Economisch Belang (Aanwijzingsbesluit Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB)

Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Overwegende dat,

- de provincie Utrecht het beheer en behoud van de molens en aanverwante objecten zoals (molenaars)huizen en gemalen wil bevorderen, alsmede het beschermen en verbeteren van de molenbiotoop;

- steunverlening ten behoeve van het bovenstaande mogelijk in strijd kan zijn met de Europese regels ten behoeve van staatssteun;

- ingevolge artikel 14 en 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gezien de plaats die de Diensten van Algemeen Economisch Belang in de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie innemen, dat ondernemingen die belast zijn met het beheer van dergelijke diensten slechts onder de Europese mededingingsregelgeving vallen voor zover deze de vervulling hiervan niet kan verhinderen;

- om gebruik te kunnen maken van bovengenoemde bijzondere positie een onderneming met het beheer van een Dienst van Algemeen Economisch Belang moet worden belast;

- dit aanwijzingsbesluit DAEB de bestaande situatie van al toegekende rechten en plichten van betrokken onderneming bevestigt en niet verder uitbreidt. Om deze reden is een voorafgaande consultatie van andere marktdeelnemers niet zinvol geacht.

Gelet op, - artikel 158, eerste lid, aanhef en onder a van de Provinciewet; - artikel 4:23 lid 3c van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht; - artikelen 14 en 106 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU); - het DAEB-vrijstellingsbesluit (2012/21/EU)

Besluit,

I. aan te wijzen als Dienst van Algemeen Economisch Belang, onder voorbehoud van een goedgekeurd werkplan, de volgende diensten:

Activiteiten die Stichting de Utrechtse Molens Landschap uitvoert op grond van het provinciale beleidvoor erfgoed:

  • -

    instandhouding molenensembles. Het geven van een goede plaats aan de molen en de molenbi-otoop door hieraan aandacht te besteden in ruimtelijke plannen en plannen voor waterbeheer.Doel-stelling is om voldoende wind te garanderen en tegelijk een historische invloed van de molen ophet landschap te vertegenwoordigen;

  • -

    het draai- en waar mogelijk maalvaardig houden van 23 molens;

  • -

    wekelijkse openstelling van 23 molens en openstelling op open monumentendagen;

  • -

    wekelijkse openstelling van het informatiecentrum Molen de Hoop;

  • -

    periodieke uitgave van molenfolders in een oplage van 2000 exemplaren;

  • -

    ondersteuning geven aan een team van vrijwillige molenaars dat alle 23 molens laat draaien enmalen en publiek voorlicht over deze monumenten.

II. aan te wijzen als betrokkenonderneming en het betrokken grondgebied:

Stichting de Utrechtse Molens voor het grondgebied van de provincie Utrecht.

III. aan te wijzen de aard en duur van de openbare dienstverplichtingen:

Deze aanwijzing eindigt op 31-12-2016.

IV. parameters voor de berekening van de compensatie te hanteren, waarmee controle, toetsing op overcompensatie en eventuele herziening van de compensatie mogelijk wordt:

Binnen de administratie van Stichting De Utrechtse Molens wordt gewerkt met kostensoorten en kostenplaatsen, waardoor toewijzing van de kosten aan voor subsidie in aanmerking komende activiteiten mogelijk is. De activiteiten voor de Dienst van Algemeen Economisch Belang zijn in aparte kostenplaatsen ondergebracht, waardoor administratief een scheiding bestaat tussen activiteiten op basis van de Dienst van Algemeen Economische Belang en andere activiteiten van Stichting De Utrechtse Molens. Stichting Het Utrechts Landschap voert alle werkzaamheden namens Stichting De Utrechtse Molens uit. DeStichting De Utrechtse Molens heeft echter een eigen administratie, eigen begroting en eigen jaarrekening.

Een sluitende urenregistratie wordt gevoerd, waarbij toerekening van bestede tijd aan de voor subsidie in aanmerking komende activiteiten mogelijk is en wordt uitgevoerd. De ramingen van inzet van personeel van Het Utrechts Landschap zijn gemaakt op basis van raming per medewerker. Deze medewerkers schrijven apart uren op de genoemde kostenplaatsen voor activiteiten in het kader van de DAEB en eventuele ureninzet op andere activiteiten.

De uren van de medewerkers van Het Utrechts Landschap die voor Stichting De Utrechtse Molens werkzaamheden verrichten worden op basis van een integraal kostprijstarief doorbelast. Het integrale kostprijstarief is opgebouwd uit een dekking voor het salaris van de medewerker, een dekkingspercentage voor de salariskosten van ondersteunend personeel, dekking voor de overige personele kosten, huisvestingkosten, algemene beheerskosten en afschrijvingskosten.

Kosten voor inzet van derden zijn gebaseerd op een gedetailleerde onderhoudsplanning en op basis van offertes en op ervaringscijfers uit bestaande contracten. De gedetailleerde raming per molen is beschikbaar en gecontroleerd door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

Voor deze dienst wordt uitgegaan van een jaarlijkse kostenstijging van 2% om de inflatie te volgen.

Na afloop van de subsidieperiode zal worden gecontroleerd of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd op basis van het aantal uren dat daarvoor was gereserveerd. Mocht blijken dat het werkelijk aantal gemaakte uren lager is dan begroot, is er sprake van overcompensatie en zal de teveel ontvangen subsidie worden teruggevorderd. Het werkelijk aantal uren kan lager uitvallen doordat er minder activiteiten zijn verricht dan wel doordat er minder uren nodig waren om de activiteiten te verrichten.

Ondertekening

Utrecht, 8 december 2015
Gedeputeerde Staten van Utrecht,
voorzitter,
secretaris,