Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 juni 2018, nummer 81CF3072, tot openstelling van de regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht

Geldend van 08-01-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 27-09-2017

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 juni 2018, nummer 81CF3072, tot openstelling van de regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op de artikelen 1.3 en paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;

Overwegende dat kennisoverdracht- en voorlichtingsacties over innovaties in de landbouw essentieel zijn voor een verdere verduurzaming en versterking van de sector;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP), zoals het behoud en het versterken van een economisch rendabele bedrijfsvoering, het versterken van de duurzaamheid, het behalen van de waterkwaliteitsdoelen (kaderrichtlijn water), en een aantrekkelijke leefomgeving, te behalen;

Besluiten:

  • I.

    Open te stellen: De regeling trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties 2017 provincie Utrecht als bedoeld in paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht - verder te noemen de Verordening subsidies POP3.

  • II.

    De periode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 19 juni tot en met 24 augustus 2018 17:00 uur.

  • III.

    Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 900.000 waarvan € 450.000 uit het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en € 450.000 uit Agenda Vitaal Platteland (AVP).

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor demonstraties en/of het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers.

  • 2. De activiteiten hebben als doel het informeren over innovaties en modernisering, en de toepassing ervan te bevorderen rond één of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      klimaatmitigatie;

    • e.

      klimaatadaptatie;

    • f.

      verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    • g.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 2 Hoogte subsidie

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.6 van de Verordening subsidies POP3 bedraagt de subsidie 80 % van de subsidiabele kosten en dient op het moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 75.000,- te bedragen en maximaal € 350.000,-;

  • 2. Bijdragen van deelnemers kunnen dienen als dekking tot maximaal 20% van de subsidiabele kosten.

Artikel 3 Aanvrager

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.3 van de Verordening subsidies POP3 wordt de subsidie verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert waarbij:

    • a.

      de aanvrager aantoonbaar over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel beschikt om de activiteit uit te voeren waarbij minimaal de aanvrager zelf of een medewerker bij de aanvrager in loondienst de kennisoverdrachtdiensten en voorlichtingsdiensten aan gaat bieden;

    • b.

      het onder a bedoelde personeel beschikt over een afgeronde opleiding op ten minste MBO-niveau en drie jaar relevante werkervaring, waaronder relevante werkervaring binnen drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag en een relevante training of opleiding genoten te hebben binnen drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag.

  • 2. De subsidie kan worden verstrekt aan een samenwerkingsverband waarbij ten minste één partij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.

Artikel 4 Aanvullende stukken voor bij de aanvraag

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.3 van de Verordening subsidies POP3 bevat de aanvraag om subsidie

  • a.

    een Curriculum Vitae van het personeel dat wordt ingezet voor de te subsidiëren activiteiten;

  • b.

    een overzicht van het begrote aantal deelnemers, de bijdrage per deelnemer en de totale bijdrage van de deelnemers.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor de inzet van procesbegeleiders en adviseurs;

    • b.

      materiaalkosten;

    • c.

      kosten voor ruimten en bijbehorende faciliteiten;

    • d.

      kosten voor drukwerk, mailings en de inrichting van website(s);

    • e.

      kosten van koop of huurkoop van fysieke investeringen die noodzakelijk zijn bij demonstratieactiviteiten;

    • f.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie;

    • g.

      algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a van de Verordening subsidies POP3.

    • h.

      voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.12 lid 3 en 4 van de Verordening subsidies POP3.;

    • i.

      kosten van koop van tweedehands machines en installaties noodzakelijk voor demonstratieactiviteiten, tot maximaal de marktwaarde van de activa.

    • j.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

  • 2. In afwijking van artikel 1.12 lid 1 van de Verordening subsidies POP3 kunnen de subsidiabele kosten genoemd in lid 1 slechts bestaan uit de volgende kostentypen:

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      kosten derden;

    • c.

      bijdrage in natura, zijnde onbetaalde eigen arbeid;

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de Verordening subsidies POP3 zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:

    • a.

      kosten voor de ontwikkeling van nieuwe kennis;

    • b.

      kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma’s of leergangen van het reguliere onderwijs;

    • c.

      inbreng van eigen uren door landbouwers om aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 6 Selectiecriteria

  • 1. Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1:15 en artikel 2.1.7 van de Verordening worden de volgende criteria toegepast voor de onder artikel 1 bedoelde subsidiabele activiteiten:

    • a.

      Mate van de effectiviteit van de activiteit, hetgeen wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te beoordelen:

      • i.

        de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de openstelling:

      • ii.

        het bereik van de activiteit;

      • iii.

        de mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd:

    • b.

      Haalbaarheid; de mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt, hetgeen wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te beoordelen:

      • i.

        de kwaliteit van de aanbieder van de kennis.

      • ii.

        de kwaliteit van het projectplan.

      • iii.

        mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen.

    • c.

      Mate van innovativiteit, hetgeen wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te beoordelen:

      • i.

        de aard van de innovatieve kennis;

      • ii.

        het vernieuwende karakter van de innovatieve kennis;

    • d.

      Efficiëntie, hetgeen wordt bepaald door een goede onderbouwing van de voorziene kosten en uren en het benutten van bestaande kennis en kunde. De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

      • i.

        redelijkheid van kosten: de verhouding tussen de begroting (uren en tarieven) en de geplande resultaten.

      • ii.

        efficiënt gebruik van bestaande bronnen: kennis, kunde en middelen.

  • 2. De beoordeling van de selectiecriteria voor de mate van effectiviteit, haalbaarheid en innovativiteit wordt als volgt bepaald:

    • i.

      0 punten: de effectiviteit/haalbaarheid/innovativiteit/efficiëncy is gelet op genoemde aspecten zeer gering;

    • ii.

      1 punt: de effectiviteit/haalbaarheid/innovativiteit/efficiëncy is gelet op genoemde aspecten gering.

    • iii.

      2 punten: de effectiviteit/haalbaarheid/innovativiteit/efficiëncy is gelet op genoemde aspecten matig.

    • iv.

      3 punten: de effectiviteit/haalbaarheid/innovativiteit/efficiëncy is gelet op genoemde aspecten voldoende.

    • v.

      4 punten: de effectiviteit/haalbaarheid/innovativiteit/efficiëncy is gelet op genoemde aspecten goed.

    • vi.

      5 punten: de effectiviteit/haalbaarheid/innovativiteit/efficiëncy is gelet op genoemde aspecten zeer goed

Artikel 7 Puntensystematiek

  • 1. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies POP3. Op basis van de onder artikel 6 van dit Openstellingsbesluit bepaalde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis deze methodiek.

  • 2. Het toekennen van punten op basis van de in artikel 6 bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    a.

    Mate van effectiviteit

    3

    0 - 5

    15

    b.

    Haalbaarheid

    3

    0 - 5

    15

    c.

    Innovativiteit

    4

    0 - 5

    20

    d.

    Efficiëntie

    3

    0 - 5

    15

  • 3. Het maximum aantal punten is 65

  • 4. Indien een aanvraag minder dan 39 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 9. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

  • 10. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in het eerste lid, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 8 Verplichtingen aanvrager

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.17 van de Verordening subsidies POP3 bevat het voortgangsverslag het aantal deelnemers, het aantal gegeven workshops, trainingen, het aantal contacturen tijdens een coaching of het aantal demonstraties.

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening subsidies POP3 wordt maximaal 1 keer per jaar een voorschot verleend op basis van realisatie;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.25 van de Verordening subsidies POP3 worden geen voorschotten verleend vooruitlopend op de realisatie.

Artikel 10 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 19 juni 2018.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit kennisoverdracht 2018 provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 juni 2018.

Gedeputeerde Staten van Utrecht

Voorzitter

Secretaris

Toelichting

Inleiding

Uit de sterkte en- zwakteanalyse van het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) blijkt dat de Nederlandse agrosector – het geheel van toelevering, verwerking en distributie van agrarische goederen – zich heeft ontwikkeld tot een speler van wereldformaat, getuige de sterke exportpositie. Deze exportpositie kon mede ontstaan door sterk geïntegreerde agrarische ketens, een goed samenspel tussen onderwijs, onderzoek en voorlichting én een intensieve productiewijze. De keerzijde is dat dit gepaard gaat met een verlies aan biodiversiteit, een toenemende druk op het milieu en een groeiende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen. De grootschalige en intensieve productiewijze van de Nederlandse landbouw leidt tot ongewenste externe effecten voor milieu, landschap en samenleving. Sinds de jaren negentig is duidelijk sprake van een verlaging van de milieudruk. Toch zal het halen van verschillende milieudoelstellingen de komende jaren vragen om vele inspanningen.

De strategie van POP3 richt zich daarom op een realistische, ambitieuze groene groeistrategie. Deze strategie combineert het streven naar economische groei en versterking van de concurrentiepositie met het verbeteren van het milieu. Kennisoverdracht en innovatie zijn hierbij essentieel en tevens een prioriteit vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie, waar het POP3 onderdeel van uit maakt.

De regeling1 voor de POP3 maatregel ‘Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties draagt hier aan bij. De maatregel richt zich op kennisoverdracht aan grote groepen (c.q. het peloton) van ondernemers in de agrosector met als doel toepassing van gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk. Deze maatregel positioneert zich vooral aan het eind van de innovatiecyclus waar innovaties op grote schaal in de praktijk worden geïmplementeerd. Ondersteuning van voorlichting en andere kennisoverdrachtacties is nodig omdat reeds ontwikkelde (veelal technische) innovaties vaak moeilijk voorbij de eindfase van de innovatiecyclus komen. Zonder deze maatregel blijft de grootschalige implementatie van de noodzakelijke innovaties uit of wordt deze vertraagd.

Het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP)2 en POP3 sluiten goed op elkaar aan. De landbouw is één van de sectoren waar AVP zich op richt. Het strategische doel van AVP is het behoud en het versterken van een economisch rendabele bedrijfsvoering, schaalvergroting afgestemd op de kwaliteit van het landschap, het versterken van de duurzaamheid en een aantrekkelijke leefomgeving en het versterken van de relatie tussen platteland en stad. Dit doel komt voort uit onze landbouwvisie. Bij de herijking van de landbouwvisie komt extra aandacht zijn voor circulariteit, de klimaatopgave, natuurinclusieve landbouw en omgaan met bodemdaling in het veenweidegebied. Vanwege de voortgaande verstedelijking word de relatie stad-land en regionale afzet ook belangrijker.

Projecten die nauw aansluiten op provinciale beleidsdoelen voor zover benoemd in het selectiecriterium effectiviteit krijgen een hogere ranking. Dit gaat om projecten die zich richten op het sluiten van kringlopen op bedrijfsniveau, vermindering van milieubelasting voor het bereiken van waterkwaliteitsdoelen, en vermindering van bodemdaling.

We zijn op zoek naar projecten gericht op een 7-tal thema’s uit artikel 2.1.1 van de Verordening subsidies POP3. De activiteiten binnen het project kunnen bestaan uit trainingsprogramma’s met workshops of individuele coachingstrajecten van ondernemers waarin ook maatwerkadviezen worden geboden. Ook demonstratie activiteiten op het boerenerf behoren tot de mogelijkheid om invulling te geven aan kennisdeling. Een combinatie van deze activiteiten binnen één projectaanvraag behoort ook tot de mogelijkheden:

  • a.

    verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten , nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie.

  • b.

    beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • d.

    klimaatmitigatie;

  • e.

    klimaatadaptatie;

  • f.

    verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

  • g.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

Het soort activiteit (Training, workshop, ondernemerscoaching en demonstratieactiviteit) is er op gericht om voorlichting dan wel een opleidingen te verstrekken aan landbouwondernemers. Het kan ook gaan om onderlinge kennisoverdracht waarbij de zogenoemde koplopers kennis en ervaringen delen met andere ondernemers.

Artikel 2 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 300.000. Het minimum subsidiebedrag is € 75.000,- aan subsidiabele kosten. Dit kan betekenen dat een subsidieaanvraag voor een bedrag van € 75.000 toch kan worden geweigerd als na de beoordeling een deel van de kosten niet subsidiabel blijken te zijn.

Deelnemers aan de trainingen, workshops, coaching en demonstraties mogen bijdragen aan de kosten van het project tot maximaal 20% van de subsidiabele kosten. U dient dit inzichtelijk te maken bij de subsidieaanvraag.

Hiermee wordt voorkomen dat de financiële bijdrage van de deelnemers tot netto-inkomsten voor de aanvrager leidt en niet slechts als dekking voor de eigen bijdrage van 20% door de aanvrager.

In geval er bij verlening meer bijdragen van deelnemers worden verwacht dan nodig om het financiële gat te dichten, wordt het surplus in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.

Indien er bij vaststelling meer bijdragen van deelnemers worden ontvangen, dan bij de verlening rekening mee is gehouden, wordt het bedrag aan extra inkomsten in mindering gebracht op de subsidie, er van uitgaande dat er geen financieel gat is.

Artikel 3 Aanvrager

De aanvrager moet gespecialiseerd zijn in het aanbieden van kennis of het organiseren van projectgestuurde kennis- en voorlichtingsacties. Als minimale eis wordt van de aanvrager verwacht dat het personeel beschikt over een relevante opleiding op MBO-niveau, relevante werkervaring van tenminste drie jaar en dat deze ervaring binnen een periode van drie jaar voorafgaand aan de datum van deze aanvraag is toegepast. De ervaring en opleiding mag kennisgerelateerd zijn (kringlooplandbouw) of bestaan uit afgeronde opleidingen, competenties en ervaringen met het organiseren en aanbieden van kennis- en voorlichtingsacties binnen de doelgroep (landbouwondernemers).

Het personeel wordt ook geacht zich regelmatig bij te scholen. Hiervoor geld als eis dat er relevante trainingen of opleidingen binnen een periode van drie jaar voorafgaand aan de datum van deze aanvraag zijn genoten.

De aanvraag mag door een samenwerkingsverband worden ingediend. Hiervoor gelden wel dezelfde eisen in verband met opleidingsniveau en ervaring. Als er sprake is van een samenwerkingsverband dan geldt dat ten minste één van de aanvragers gespecialiseerd is in het aanbieden van kennis of het organiseren van projectgestuurde kennis- en voorlichtingsacties.

Artikel 4 Aanvullende stukken voor bij de aanvraag

Aanvragers dienen ook de volgende stukken bij de aanvraag toe te voegen:

Curriculae Vitae

De meegestuurde CV’s dienen om te onderbouwen of de aanvrager voldoet aan de minimum eisen voor deze openstelling.

Berekening deelnemersbijdrage

Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken of aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen, dient hiervan melding te worden gemaakt in de subsidieaanvraag

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Projecten omvatten verschillende kostenposten op de begroting, maar niet alle kosten binnen een project zijn subsidiabel. In dit artikel wordt beschreven welke kosten subsidiabel zijn.

Voor de subsidiabele kosten worden de daarvoor bedoelde artikelen in de regeling gevolgd.

Kosten van ruimten en gebruik bijbehorende faciliteiten

Deze kosten zijn uitsluitend bedoeld tijdens de projectactiviteiten (training of workshop). Huur van eigen kantoorruimte van het personeel valt hier niet onder. Ook afschrijvingskosten zijn niet subsidiabel.

Kosten voor de inzet van procesbegeleiders en adviseurs;

Dit zijn de kosten voor het aanbieden van kennis of het organiseren van projectgestuurde kennis- en voorlichtingsacties.

Materiaalkosten

Dit zijn kosten voor materiaal dat nodig is bij de uitvoering van de kennisoverdracht, zoals schrijfmateriaal.

Huur van ruimten en gebruik bijbehorende faciliteiten

Deze kosten zijn uitsluitend bedoeld tijdens de projectactiviteiten (training of workshop). Huur van eigen kantoorruimte van het personeel valt hier niet onder.

Kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit

Deze kosten kunnen zowel door eigen personeel als door externe bureau’s worden gemaakt.

Niet verrekenbare of niet compensabele BTW

BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel.

Voorbereidingskosten

Voorbereidingskosten zijn kosten die gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. Het gaat uitsluitend om de bijdrage in natura: eigen arbeid, personeelskosten of kosten derden voor architecten, ingenieurs, adviseurs, haalbaarheidsstudies en kosten voor adviezen over duurzaamheid die aantoonbaar gemaakt zijn om te komen tot een projectplan.

Kosten van huur of lease voor fysieke investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een demonstratieactiviteit

De aanvrager kan eigen bedrijfsmiddelen inzetten of bedrijfsmiddelen (o.a. machines) huren of leasen om de uitvoering van de demonstratieactiviteit mogelijk te maken. De voorwaarde is dat deze kosten aantoonbaar toe te rekenen zijn aan de demonstratieactiviteit tijdens de projectperiode. Het moet dan gaan om de bedrijfsmiddelen die ook daadwerkelijk gedemonstreerd worden. Afschrijvingskosten van de stal of ruimte waar een demonstratie gegeven wordt hoort hier niet bij.

Personeelskosten

Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten, zoals verwoord in artikel 1.9, van de verordening subsidies POP3. In dit artikel staat vermeld hoe de personeelskosten berekend dienen te worden.

Wat betreft bijdragen in natura is alleen onbetaalde eigen arbeid subsidiabel. Overige vormen van bijdragen in natura zijn dus niet subsidiabel.

De begrote kostenposten die onder het eerste lid staan opgesomd zijn allen subsidiabel als die bestaan uit de volgende kostentypen:

Personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt

De aanvrager kan loonkosten verantwoorden op basis van aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:

  • -

    een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

  • -

    een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

  • -

    indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend

  • -

    personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar en door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Eigen arbeid

Dit zijn de kosten van eigen arbeid van de aanvrager. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een ondernemer (kenniswerker) zelf de activiteiten uitvoert en geen personeel in loondienst heeft. Het is ook van toepassing op arbeid die door andere deelnemende partijen wordt geleverd in het geval van een aanvraag door een samenwerkingsverband. Voor ieder in te zetten arbeidskracht (kenniswerker) gelden de minimale vereisten zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit.

Bijdragen in natura kunnen uitsluitend uit eigen arbeid bestaan voor diensten waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht. Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

  • voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief de bijdragen in natura;

  • de bijdrage is slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

  • de waarde van onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35,– per uur. Deze bedragen worden niet uitgekeerd, maar gelden als eigen bijdrage in de financiering van het project.

Niet subsidiabele kosten

In dit lid staan specifieke kosten omschreven die niet subsidiabel zijn.

Artikel 6 en 7 Selectiecriteria en puntensystematiek

Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk toetsingscommissie. Aan elk selectiecriterium worden maximaal 4 punten toegekend. T.o.v. elkaar vindt een weging van selectiecriteria plaats. In totaal zijn 32 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat door de adviescommissie aan het project is toekend. Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (55% van 32 punten = minimaal 18 punten). Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te selecteren

  • i.

    Mate van de effectiviteit van de activiteit (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15)

    Bij dit selectiecriterium gaat het om de bijdrage die het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, levert aan de beleidsdoelstelling(en) van het openstellingsbesluit. Bij de beoordeling van de te bereiken doelstelling(en), wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dat bij de het criterium “effectiviteit” ook naar het gevraagde subsidiebedrag wordt gekeken, betekent overigens niet dat het criterium rekenkundig (‘impact delen door subsidiebedrag’) moet worden uitgelegd. De impact, dus het resultaat van de actie, blijft het leidende element.

    De effectiviteit wordt beoordeeld door in samenhang naar de volgende aspecten te kijken:

    • a.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de openstelling. Het doel van deze openstelling toepassing van gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk door kennisoverdracht aan grote groepen (c.q. het peloton) van ondernemers in de agrosector. Projecten die gericht zijn op het sluiten van kringlopen op bedrijfsniveau, vermindering van milieubelasting voor het bereiken van waterkwaliteitsdoelen, en vermindering van bodemdaling dragen in belangrijke mate bij aan het doel van de openstelling.

    • b.

      het bereik van de activiteit;

      Bij bereik gaat het om de omvang van de beoogde doelgroep die potentieel kan mee doen en welke acties ondernomen worden om deze groep te laten mee doen. Dit kan via mond-op-mond, e-mail, facebook, vakbladen etc. Hierbij wordt gekeken naar het aantal bijeenkomsten, aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer, aantal deelnemers, breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties, aantal contacturen per deelnemer.

    • c.

      de mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd:

      onder borging verstaan we dat trainingen en demonstraties die zich bewezen hebben niet wegzakken maar standaard worden bij deelnemers. Dit kan door evaluatie en gesprekken met deelnemers.

  • ii.

    Haalbaarheid; de mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15)

    • a.

      de kwaliteit van de aanbieder van de kennis:

    • b.

      Onder de kwaliteit van de aanbieder wordt hier verstaan het curriculum vitae van de aanbieder, die bestaat uit opleiding en ervaring met name met soortgelijke projecten. Als minimale eis wordt van de aanvrager verwacht dat het beschikt over een relevante opleiding op MBO-niveau, relevante werkervaring van 3 jaar en dat deze ervaring binnen een periode van 3 jaar voorafgaand aan de datum van deze aanvraag is toegepast (zie Artikel 3).

    • c.

      de kwaliteit van het projectplan:

    • d.

      de kwaliteit van een projectplan wordt bepaald door een heldere beschrijving van het probleem, en motivatie van de aanpak van activiteiten. Daarnaast bevat een projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s.

    • e.

      Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen.

  • iii.

    Mate van innovativiteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20)

    Bij innovatie gaat het om vernieuwende producten en diensten die in potentie tot een betere en effectievere manier van landbouw bedrijven leiden. Innovatie heeft ook betrekking op vernieuwde methodieken van kennisoverdracht, bijvoorbeeld t.a.v. het gebruik van data om bedrijfsprocessen te optimaliseren en sociale media.

  • iv.

    Efficiency (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 15)

    Gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).

Puntentoekenning

  • Per selectiecriterium kan 0,1, 2, 3, 4 of 5 punten worden behaald. Deze scores worden op de volgende wijze uitgewerkt:

    0 punten:

    Zeer geringe bijdrage Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium.

    1 punt:

    Geringe bijdrage 

    Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium.

    2 punten:

    Matige bijdrage Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.

    3 punten:

    Voldoende bijdrage. Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium.

    4 punten:

    Goede bijdrage De bijdrage van het project aan het criterium is goed.

    5 punten:

    Zeer goede bijdrage 

    Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden.

    Bij het criterium Efficiëntie worden de scores als volgt bezien:

    0 punten

    Zeer gering

    Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.

    1 punt

    Gering 

    De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. De opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.

    2 punten

    Matig

    Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.

    3 punten

    Voldoende

    De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en isgebruikt voor de basis van het projectplan.

    4 punten

    Goed 

    De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd.

    5 punten

    Zeer goed

    De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.

Onderbouwing weging selectiecriteria

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Mate van effectiviteit

3

0 – 5

15

b.

Haalbaarheid

3

0 – 5

15

c.

Innovativiteit

4

0 – 5

20

d.

Efficiëncy

3

0 – 5

15

In totaal kunnen 65 punten worden behaald. Bij minder dan 39 punten wordt het projectvoorstel afgewezen.

Artikel 8 Verplichtingen aanvrager

Voor het opstellen van het voortgansverslag wordt bij de beschikkingsbrief een format meegestuurd voor het voortgangsverslag. In dit verslag moet de aanvrager, naast een aantal standaard rapportage vragen het aantal deelnemers, het aantal gegeven workshops, trainingen, het aantal contacturen tijdens een coaching of het aantal demonstraties aangeven.

Artikel 9 Bevoorschotting

De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van de Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen, is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Aanvraagprocedure

Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat:

  • -

    aanvragen kunnen worden ingediend via een digitaal loket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.NL). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/;

  • -

    Aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld format projectplan, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. Hiervoor dienen door de provincie Utrecht verstrekte vaste formats te worden gebruikt.

U kunt tot en met vrijdag 10 augustus vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk op vrijdag 17 augustus 2017 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.

Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.


Noot
1

Paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3. Zie: https://www.provincie-utrecht.nl/loket/regelgeving-0/regeling/1130/verordening_subsidies_pop3/#regeling

Noot
2

AVP is op 7 december 2015 door provinciale staten van Utrecht vastgesteld.Voor meer informatie over AVP zie: https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/agenda-vitaal/