Regeling vervallen per 08-04-2021

Besluit van Gedeputeerde Staten van Provincie Utrecht d.d. 23-04-2019 met kenmerk 81E8F4E4 tot vaststelling van de Beleidsregel PFOS

Geldend van 08-05-2019 t/m 07-04-2021

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Provincie Utrecht d.d. 23-04-2019 met kenmerk 81E8F4E4 tot vaststelling van de Beleidsregel PFOS

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

gelet op de artikelen 13, 27, 28, 29, 37 en 38 van de Wet bodembescherming;

gelet op het Besluit bodemkwaliteit;

gelet op de Richtlijn voor het omgaan met niet-genormeerde stoffen (bijlage 6 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013);

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende

dat Gedeputeerde Staten van Utrecht bevoegd gezag zijn in het kader van de Wet bodembescherming;

dat PFOS, in het kader van de Wet bodembescherming en aanverwante regelgeving, een niet-genormeerde stof is;

dat PFOS veelvoorkomende toepassingen kent die tot bodemverontreiniging kunnen hebben geleid dan wel kunnen leiden;

dat PFOS een zogenaamd persistente stof is, die niet afbreekt in bodem en/of water en die op kan hopen in voedselketens

dat het Rijk geen normen of beleid heeft opgesteld voor PFOS als een stof die bodemverontreiniging kan veroorzaken;

dat de toepassing van de Wet bodembescherming complex is vanwege het ontbreken van landelijke normen en beleid voor PFOS;

dat door het ontbreken van normen en beleid voor PFOS er een kans is op een onjuiste inschatting van milieuhygiënische risico’s van in de bodem of waterbodem aanwezige PFOS, hetgeen tot een overschatting of onderschatting van de aanpak van een PFOS verontreiniging kan leiden met risico’s voor mens, dier en plant;

dat Gedeputeerde Staten van Utrecht het vanwege deze overwegingen van belang vinden en wenselijk achten dat er op een milieuhygiënisch verantwoorde en eenduidige wijze met PFOS-verontreinigingen wordt omgegaan;

dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) op verzoek van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland milieukwaliteitswaarden voor PFOS heeft afgeleid waarbij het RIVM zoveel mogelijk dezelfde methoden heeft gehanteerd die het RIVM hanteert bij het bepalen van waarden ten behoeve van door het Rijk vast te stellen normen voor stoffen;

dat de rapporten van het RIVM uit 2016 over de milieukwaliteitswaarden voor PFOS het uitgangspunt vormen voor deze beleidsregel;

dat in het kader van de zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming het uitgangspunt geldt dat verontreinigingen of aantastingen van de bodem geheel ongedaan worden gemaakt, voor zover dat redelijkerwijs kan worden gevergd;

dat het bevoegd gezag Wet bodembescherming met inachtneming van de Richtlijn voor het omgaan met niet-genormeerde stoffen (bijlage 6 bij de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013) een besluit over ernst, spoed en sanering in de zin van de artikelen 29, 37 en 38 Wet bodembescherming van een geval van bodemverontreiniging met niet-genormeerde stoffen kan nemen;

dat Gedeputeerde Staten van Utrecht het van belang achten om, met inachtneming van de bovenstaande overwegingen, tijdelijke beleidsregels vast te stellen omtrent de wijze waarop met een door PFOS veroorzaakte bodemverontreiniging moet worden omgegaan;

dat deze beleidsregel van toepassing is op alle locaties binnen het grondgebied van de Provincie Utrecht waar zich een nieuwe bodemverontreiniging dan wel een historische bodemverontreiniging met PFOS bevindt en met betrekking tot welke Gedeputeerde Staten van Utrecht bevoegd gezag in de zin van de Wet bodembescherming zijn;

dat het tijdelijke beleid vervalt wanneer er een landelijk normenkader voor het saneren van bodemverontreiniging met PFOS is vastgesteld.

Besluiten vast te stellen:

  • Datum historisch geval/zorgplicht geval;

    De Wet bodembescherming biedt regels voor het saneren en/of beheren van gevallen van bodemverontreiniging die veroorzaakt zijn voor 1 januari 1987. Vanaf 1 januari 1987 geldt de zorgplicht (artikel 13): Ieder die (..) redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat (..) de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging (..) zoveel mogelijk ongedaan te maken. Deze datum van 1987 heeft te maken met het gegeven dat vanaf 1987 bekend is dat de gangbare verontreinigende stoffen tot bodemverontreiniging kunnen leiden. Voor de relatief nieuwe stof PFOS is dit pas later bekend geworden. PFOS is gebruikt in AFFF-blusschuim. Binnen de Europese Unie werd het gebruik van PFOS voor de meeste toepassingen sinds december 2006 sterk beperkt. Vanaf 27 juni 2008 is een gebruiksverbod van toepassing. Derhalve kan gesteld worden dat men pas in de loop van 2006 redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door het gebruik van PFOS-houdend AFFF-blusschuim bodemverontreiniging kon ontstaan. Daarom wordt het tijdstip voor het vaststellen van een historisch geval voor PFOS niet op 1 januari 1987 maar op 1 januari 2006 gesteld.

  • Interventiewaarde PFOS;

    Voor PFOS is nu nog geen interventiewaarde vastgesteld. Het RIVM heeft in 2016 milieukwaliteitswaarden voor PFOS beschreven (A.M. Wintersen, RIVM Briefrapport 2016-0001). De Provincie Noord-Holland en gemeente Amsterdam hebben op basis van de kwaliteitswaarden van het RIVM een beoordelingskader voor bodemverontreiniging met PFOS en/of PFOA vastgesteld:

    • Beleidsregel PFOS en PFOA Noord-Holland (kenmerk 966922/968949, d.d. 11 juli 2017);

    • Beleidsregel PFOS en PFOA Amsterdam (nr. 169646, d.d. 6 augustus 2018).

  • Hierin is bepaald dat bij gehalten van PFOS in de grond hoger dan 8 µg/kg de bodem als ernstig verontreinigd wordt beschouwd, waarbij aangenomen wordt dat de verontreiniging mogelijk leidt tot onaanvaardbare risico's voor mens, plant of dier. Aan de hand van voornoemde kaders stellen wij in navolging van de hierboven aangegeven bevoegde bestuursorganen Wet bodembescherming de interventiewaarde voor PFOS in grond op 8 µg/kg . Voor het grondwater stellen wij de interventiewaarde op4,7 µg/l.

Dit besluit wordt aangehaald als Beleidsregel PFOS Provincie Utrecht d.d. 23 april 2019.

Ondertekening

Provincie Utrecht, d.d. 23 april 2019.

Gedeputeerde Staten van Utrecht

Voorzitter,

Seretaris,