Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 juli 2019 nr. 81F45824, tot openstelling van de regeling Niet-productieve investeringen water POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 Niet-productieve investeringen water provincie Utrecht 2019)

Geldend van 30-07-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 juli 2019 nr. 81F45824, tot openstelling van de regeling Niet-productieve investeringen water POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 Niet-productieve investeringen water provincie Utrecht 2019)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op artikel 1.3 en paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;

Overwegende:

  • -

    dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP) te behalen, waaronder de doelen uit het Europese Kaderrichtlijn Water (KRW);

  • -

    dat het wenselijk is om niet-productieve investeringen te subsidiëren waardoor de waterkwaliteit verbeterd wordt en die een bijdrage leveren aan het behalen van de KRW-doelen.

Besluiten:

  • I.

    Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 1.060.000, volledig afkomstig uit het ELFPO en betreffen tevens middelen die aan het ELFPO zijn overgedragen op grond van artikel 7, lid 2, en artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 (modulatiemiddelen).

  • II.

    Het subsidieplafond als volgt onder te verdelen in deelplafonds per beheergebied:

    • i.

      het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden € 0;

    • ii.

      het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht (modulatiemiddelen) € 1.060.000 bestaande uit 100% ELFPO-middelen;

    • iii.

      het Waterschap Vallei en Veluwe € 0;

    • iv.

      het waterschap Rivierenland € 0;

  • III.

    De periode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 22 juli 2019 09:00 uur t/m 30 september 2019 17:00 uur;

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Definities

In aanvulling op de definities zoals genoemd in artikel 1.1 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    Verordening subsidies POP3 Provincie Utrecht: besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 21 september 2015 (nr. 815F72D7) (hierna: de Verordening) houdende regels inzake de subsidieverstrekking ten behoeve van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 provincie Utrecht, en alle bij besluit genomen en gepubliceerde wijzigingen hierop;

  • b.

    Een waterlichaam: een KRW-oppervlaktewater dat is begrensd in het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 en een KRW-doel heeft toegewezen gekregen.

  • c.

    KRW-factsheet(s): de factsheets voor de waterlichamen zoals gepubliceerd op https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/;

  • d.

    End of pipe maatregel: maatregelen die genomen worden om de waterkwaliteit van een bepaald waterlichaam te verbeteren, door middel van het wegnemen van de nutriënten en andere chemische elementen die zich al in het waterlichaam of andere waterlichamen bevinden.

  • e.

    Effectgerichte maatregel: maatregelen die genomen worden om de waterkwaliteit van een bepaald waterlichaam te verbeteren, doormiddel van het toevoegen van waterkwaliteitsverbeterende elementen in het watersysteem, zoals bijvoorbeeld wijzigingen in de hydromorfologie waardoor een betere vestigingsplaats voor waterplanten ontstaat, zonder wijzigingen aan de te brengen in of aan de bronnen van emissie.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

In afwijking van artikel 2.6.1 het eerste lid van de Verordening wordt alleen subsidie verstrekt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem, die gericht zijn op een verbeterde waterkwaliteit van waterlichamen.

Artikel 3 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.8 van de Verordening wordt een subsidie geweigerd indien de activiteit wordt uitgevoerd om te kunnen voldoen aan een wettelijke verplichting.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidiabele kosten kunnen slechts bestaan uit de volgende kostentypen:

    • a.

      personeelskosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9 van de Verordening;

    • b.

      kosten derden: kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd;

    • c.

      bijdragen in natura voor zover zij voldoen aan het bepaalde in artikel 1.11 van de Verordening;

    • d.

      afschrijvingskosten.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kostensoorten, voor zover de kosten direct samenhangen met de investering:

    • a.

      de kosten van de bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      de kosten van verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      de kosten van aankoop van grond;

    • d.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • f.

      de kosten voor verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

    • g.

      de kosten van koop van tweedehands installaties en machines tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • h.

      algemene kosten ten behoeve van investeringen als bedoeld in artikel 1.12a van de Verordening kunnen slechts bestaan uit:

      • a.

        kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

      • b.

        kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

      • c.

        kosten van haalbaarheidsstudies;

    • i.

      de kosten van projectmanagement en projectadministratie;

    • j.

      voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.12 lid 3 en 4 van de Verordening;

    • k.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 5 Hoogte subsidie

In afwijking op artikel 2.6.4 van de Verordening bedraagt de subsidie 100% van de subsidiabele kosten en dient de subsidie op het moment van de subsidieverlening per project minimaal € 100.000 te bedragen.

Artikel 6 Selectiecriteria en rangschikking

  • 1. De rangschikking van aanvragen zoals bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening vindt plaats aan de hand van de in artikel 2.6.5 van de Verordening bepaalde selectiecriteria:

    • a.

      mate van effectiviteit, hetgeen blijkt uit het effect van de niet-productieve investering op de te bereiken activiteiten zoals bedoeld in artikel 2;

    • b.

      mate van efficiëntie, hetgeen blijkt uit de verhouding tussen de kosten zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid onder h tot en met j (proceskosten) ten opzichte van de totale kosten;

    • c.

      mate van haalbaarheid, hetgeen blijkt uit de slagingskans van de niet-productieve investering waarbij de volgende aspecten in samenhang worden bezien:

      • i.

        in het projectplan opgenomen vereisten aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

      • ii.

        realiteitsgehalte van het projectplan;

      • iii.

        betrokkenheid van voor de uitvoering relevante partijen;

      • iv.

        realiteitsgehalte van de projectplanning, -opzet en -begroting;

      • v.

        mate waarin het project al is voorbereid of snel in uitvoering kan worden genomen, waarbij wordt gekeken naar het al dan niet reeds verworven zijn van benodigde gronden, het draagvlak voor het plan en de mate waarin vergunningen reeds zijn verkregen.

    • d.

      mate van urgentie van de activiteit, hetgeen blijkt uit de noodzaak van de uitvoering van de activiteit binnen een bepaalde termijn.

  • 2. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder a bedoelde selectiecriterium vindt als volgt plaats:

    • -

      0 punten indien de maatregel niet gericht is op een van de maatregelen zoals opgenomen in de KRW-factsheets;

    • -

      1 punt indien het een end-of-pipe maatregel is die de waterkwaliteit verbetert, maar niet in de KRW-factsheets is opgenomen;

    • -

      2 punten indien het een effectgerichte maatregel is die de waterkwaliteit verbetert, maar niet in de KRW-factsheets is opgenomen;

    • -

      3 punten indien het een maatregel is uit de KRW-factsheets voor het waterlichaam;

    • -

      4 punten indien het een maatregel is uit de KRW-factsheets voor het waterlichaam en met het project de opgave voor minstens 50% wordt gerealiseerd;

    • -

      5 punten indien het project alle maatregelen uit de KRW-factsheets uitvoert.

  • 3. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder b bedoelde selectiecriterium vindt als volgt plaats:

    • -

      0 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten meer dan 40% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

    • -

      1 punt wordt behaald indien de opgevoerde proceskosten 30 tot en met 40% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

    • -

      2 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten tussen de 20 en 30% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

    • -

      3 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten tussen de 10 en 20% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

    • -

      4 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten tussen de 5 en 10% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

    • -

      5 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten minder dan 5% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen.

  • 4. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder c bedoelde selectiecriterium vindt als volgt plaats:

    • -

      0 punten worden toegekend indien de score op de genoemde aspecten in samenhang bezien zeer gering is;

    • -

      1 punt wordt toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien gering is;

    • -

      2 punt worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien matig is;

    • -

      3 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien voldoende is;

    • -

      4 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien goed is;

    • -

      5 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien zeer goed is.

  • 5. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder d bedoelde selectiecriterium vindt als volgt plaats:

    • -

      0 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project niet in de KRW-factsheets zijn opgenomen én de maatregel geen effect op het KRW-waterlichaam lijkt te hebben;

    • -

      1 punt worden verkregen indien de maatregelen van het project niet in de KRW-factsheets zijn opgenomen, maar er wel een te verwachten effect is op een KRW-waterlichaam;

    • -

      2 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2022-2027;

    • -

      3 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2016-2021;

    • -

      4 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2010-2015;

    • -

      5 punten indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2010-2015 en het project volgens planning in 2020 wordt afgerond.

  • 6. De weging van de in het eerste lid bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    • a.

      De punten voor a worden vermenigvuldigd met factor 3;

    • b.

      De punten voor b worden vermenigvuldigd met factor 2;

    • c.

      De punten voor c worden vermenigvuldigd met factor 1;

    • d.

      De punten voor d worden vermenigvuldigd met factor 2.

  • 7. Het maximum aantal punten is 40.

  • 8. Indien een aanvraag minder dan 24 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 9. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: a. effectiviteit, b. efficiëntie, c. haalbaarheid en d. urgentie.

  • 10. Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in het eerste lid, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

  • 11. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.14, 1.15 en 1.15a van de Verordening.

Artikel 7 Bevoorschotting

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening wordt maximaal 1 keer per jaar een voorschot verleend op basis van realisatie.

Artikel 8 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP3 niet-productieve investeringen water provincie Utrecht 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 16 juli 2019.

Gedeputeerde Staten van Utrecht

Voorzitter

Secretaris

Toelichting

Inleiding

De waterkwaliteit voldoet in grote delen van de provincie nog niet aan de vereisten van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), zoals deze zijn vastgelegd in het Bodem-, Water-, en Milieuplan 2016-2021. De KRW stelt doelen voor de ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen ten aanzien van een aantal biologische groepen (algen, vissen, waterplanten, macrofyten, macrofauna en fytoplankton). Daarnaast is het beperken van de hoeveelheid voedingsstoffen (nutriënten) en andere verontreinigende stoffen in het water van belang om deze doelen te halen.

Verschillende soorten niet productieve maatregelen kunnen bijdragen aan het bereiken van deze doelen. Dit kunnen maatregelen zijn in de waterlichamen zelf of in het gebied wat verbonden is met het waterlichaam, zoals een afwateringsgebied. Maatregelen die al in de KRW-factsheets zijn opgenomen beschouwen we als meer (beleids-)effectief dan maatregelen die dat nog niet zijn. De urgentie wordt bepaald aan de hand van de geplande uitvoering. Om een goede impuls aan het verbeteren van de waterkwaliteit te geven vinden we het van belang dat projecten goed scoren op haalbaarheid. Dit zijn dan ook twee van de selectiecriteria die we voor deze openstelling hebben gehanteerd.

Artikelsgewijze toelichting van het openstellingsbesluit

Met deze openstelling worden, naast de hoogte van het subsidieplafond en de periode van indiening aanvullende vereisten gesteld ten opzichte van hoofdstuk 1 en Paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (hierna: de Verordening). De aanvullende of vervangende regels staan in de artikelen 1 tot en met 7 van dit openstellingsbesluit.

Paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Verordening

Artikel 2.6.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    provincies;

  • g.

    waterschappen;

  • h.

    gemeenten;

  • i.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

De regeling staat open voor alle bovenstaande organisaties die niet-productieve investeringen uitvoeren die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van oppervlaktewaterlichamen ten behoeve van KRW-doelen.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Onder “niet-productieve investeringen” worden investeringen verstaan die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg hebben.

Voor het verbeteren van de waterkwaliteit, waaronder het voorkomen van uitspoeling van nutriënten in het oppervlaktewater, het voorkomen van andere ongewenste chemische bestanddelen (o.a. gewasbeschermingsmiddelen) en het verbeteren van de ecologische toestand van waterlichaam, hebben de volgende type investeringen een bewezen effect:

  • -

    de aanleg van natuurvriendelijke oevers;

  • -

    de aanleg van helofytenfilters;

  • -

    het plaatsen of verwijderen van stuwen;

  • -

    de aanleg van vispassages;

  • -

    het vispasseerbaar maken van poldergemalen;

  • -

    het vergroten van het oppervlaktewater;

  • -

    beekherstel en andere hydromorfologische maatregelen.

In het Bodem-, Water-, en Milieuplan 2016-2021 zijn per waterlichaam doelen vastgesteld, zie hiervoor de KRW-factsheets op https://www.waterkwaliteitsportaal.nl. De hierboven genoemde maatregelen kunnen bijdragen aan deze doelen. De lijst is niet uitputtend.

Artikel 3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor bovenwettelijke activiteiten. In het Programmadocument POP3 is in het maatregelfiche ‘niet-productieve investeringen water’ opgenomen dat geen investeringen worden ondersteund om aan eisen te voldoen die direct voortvloeien uit de EU-richtlijnen.

Omdat deze zin voor meer dan één uitleg vatbaar was, is in de notificatie POP3 deze passage scherper geformuleerd, namelijk: "Voor deze submaatregel is de investering er op gericht verder te gaan dan de eisen die direct en rechtstreeks voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water of Nitraatrichtlijn, zoals beschreven in de basismaatregelen KRW (artikel 11, lid 3, onder a t/m l, KRW) en omschreven in de ‘Samenvatting maatregelprogramma’ van de stroomgebiedbeheerplannen”. De samenvatting maatregelenprogramma (voor Utrecht is dit het maatregelenprogramma Rijn-West en Rijn-Oost 2016-2021, onderdeel van het stroomgebiedbeheerplan Rijn-Delta) kent de volgende hoofdstukken:

  • -

    Hoofdstuk 1. Communautaire waterbeschermingswetgeving. Dit betreft het implementeren van de Europese richtlijnen in de nationale wetgeving.

  • -

    Hoofdstuk 2. Overige basismaatregelen. Dit betreft onder andere maatregelen die op basis van generiek beleid worden genomen, gericht op een duurzaam en efficiënt watergebruik, puntbronnen, diffuse bronnen, waterbeweging en hydromorfologie, directe lozing van stoffen in grondwater, prioritaire stoffen en ter voorkoming van calamiteiten.

  • -

    Hoofdstuk 3. Aanvullende maatregelen, met onderscheid naar:

    • Gebiedsgerichte maatregelen, die te herleiden zijn naar een specifieke locatie, op grond van artikel 11, lid 4 van de KRW.

    • Extra maatregelen, waarmee wordt gedoeld op Maatregelen op grond van artikel 11, lid 5 van de KRW. Denk daarbij aan de initiatieven in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.

  • -

    Hoofdstuk 4. Maatregelen voor specifieke knelpunten. Hieronder worden onder andere verstaan de aanpak van nutriënten en aanpak van knelpunten in de inrichting van watersysteem (denk aan vispassages en verdrogingsbestrijding).

Artikel 4 Subsidiabele kosten

In het artikel staan alle subsidiabele kostensoorten die in een begroting opgenomen dienen te worden. Uitsluitend de volgende kosten zijn subsidiabel onder deze regeling:

Lid 1

  • a.

    personeelskosten

    Hier gaat het om kosten die rechtstreeks toe te schrijven zijn het de niet-productieve investeringen. Het gaat dan om kosten voor adviseurs, architecten en ingenieurs, adviezen over duurzaamheid op milieu en economisch gebied en haalbaarheidsstudies die door het eigen personeel van de aanvrager worden uitgevoerd. Hiervoor geld de berekeningswijze zoals bedoeld in artikel 1.9 van Verordening subsidies POP3:

    • -

      Werkelijk gemaakte personeelskosten worden per uur berekend door het meest recente bruto jaarloon te delen door 1.720 uren op basis van een werkweek van 40 uur, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor de werkgeverslasten en een opslag van 15% voor de indirecte kosten;

    • -

      een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

    • -

      Indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend;

    • -

      Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar.

  • b.

    kosten derden

    kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd.

  • c.

    bijdragen in natura

    voor zover zij voldoen aan het bepaalde in artikel 1.11 van de Verordening. Zie kader.

    • 1.

      Bijdragen in natura kunnen bestaan uit werken, zaken, diensten, grond en onroerende zaken waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.

    • 2.

      Bijdragen in natura zijn slechts subsidiabel indien:

      • a.

        de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard; en

      • b.

        er een onafhankelijke beoordeling en verificatie van de waarde van de bijdrage in natura mogelijk is.

    • 3.

      Indien de bijdrage in natura bestaat uit de verstrekking van gronden of onroerende zaken is de bijdrage, in afwijking van het tweede lid, onderdeel b, slechts subsidiabel indien de waarde is getaxeerd en gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een hiertoe gemachtigde officiële instantie.

    • 4.

      Bijdrage in natura in de vorm van verstrekking van gronden en overige onroerende zaken is subsidiabel

      • a.

        voor wat betreft gronden: tot maximaal de percentages genoemd in artikel 1.10;

      • b.

        voor wat betreft overige onroerende zaken: tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

    • 5.

      Indien de bijdrage in natura bestaat uit gronden of onroerende zaken kan een contante betaling worden gedaan met het oog op een huurovereenkomst voor een nominaal bedrag per jaar dat niet meer bedraagt dan € 1.

    • 6.

      Indien de bijdrage in natura bestaat uit onbetaalde arbeid is de bijdrage slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

    • 7.

      De waarde van onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35 per uur.

    • 8.

      De waarde van onbetaalde arbeid van vrijwilligers wordt gewaardeerd op € 22 per uur.

    • 9.

      De aan een concrete actie betaalde overheidssteun die bijdragen in natura omvat is aan het einde van de concrete actie niet hoger dan de totale subsidiabele uitgaven, exclusief bijdragen in natura.

  • d.

    afschrijvingskosten

    Afschrijvingskosten vormen een kostenpost als bedoeld in art. 67, lid 1, onder a van Vo. 1303/2013 – de afschrijvingskosten. Afschrijvingskosten zijn de kosten voor het gebruik in het project van bedrijfsmiddelen, zoals machines, die al vóór de projectperiode zijn aangeschaft en voldoen aan de bepalingen van art. 69, lid 2 van Vo. 1303/2013.

Lid 2

  • a.

    de kosten van de bouw en verbetering van onroerende goederen

    Niet-productieve investeringen worden gezien als een vorm van het verbeteren van onroerende goederen, waaronder grond en infrastructuur, vanuit milieuoogpunt of andere omgevingsaspecten. Voor bepaalde (her)inrichtingsmaatregelen of transformatie van oppervlaktewaterlichamen zijn ook bouwkosten voorzien in deze regeling.

  • b.

    de kosten van verwerving of leasing van onroerende zaken

    De aanschaf of leasing van onroerende goederen zijn subsidiabel in het kader van een investeringsproject. Ook infrastructurele werken in de openbare ruimten zijn subsidiabel.

  • c.

    de kosten van aankoop van grond

    In het geval van de aankoop van grond gelden de volgende voorwaarden:

    • Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

    • Indien de bebouwde of onbebouwde gronden zijn gelegen in verwaarloosde gebieden of voormalige industriezones, zijn de kosten van de aankoop de gronden subsidiabel tot maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten, indien dit in een openstellingsbesluit is bepaald.

  • d.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa

    Bedrijfsmiddelen komen alleen voor subsidie in aanmerking als deze uitsluitend en blijvend worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de project-investeringen. In dit geval is de aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, met inbegrip van hardware subsidiabel tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel. Wanneer bedrijfsmiddelen uitsluitend gedurende de duur van het project worden ingezet (bijvoorbeeld bij een pilot), dan zijn de toe te rekenen kosten van de bedrijfsmiddelen voor de duur van het project subsidiabel.

  • e.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware

    Uitgaven die onderdeel uitmaken van een fysieke investering waarvoor bepaalde software nodig is, zijn subsidiabel.

  • f.

    de kosten voor verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken

    Uitgaven die onderdeel uitmaken van een fysieke investering waarvoor het verwerven van het recht van gebruik in verband met octrooien, licenties, auteursrechten en merken noodzakelijk zijn, zijn subsidiabel.

  • g.

    de kosten van koop van tweedehands installaties en machines tot maximaal de marktwaarde van de activa

    Kosten van de koop van tweedehands machines en installaties zijn subsidiabel tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel.

  • h.

    algemene kosten ten behoeve van investeringen als bedoeld in artikel 1.12a van de Verordening kunnen slechts bestaan uit:

    • a.

      kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • b.

      kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

    • c.

      kosten van haalbaarheidsstudies

  • Een project mag pas gestart worden als een subsidie aanvraag is ingediend. Uitzondering hierop vormen de zogenaamde voorbereidende activiteiten voor het project. Kosten voor voorbereidende activiteiten (= voorbereidingskosten) zijn algemene kosten ter voorbereiding van het project, zoals het inschakelen van adviseurs en het (laten) uitvoeren van haalbaarheidsstudies. De kosten moeten aantoonbaar zijn gemaakt ten behoeve van het specifieke project. Het kan hierbij overigens NIET gaan om de inzet van eigen personeel van een organisatie, indien de voorbereidende activiteiten feitelijk reguliere werkzaamheden voor dit personeel betreffen.

  • i.

    de kosten van projectmanagement en projectadministratie

    Dit zijn kosten voor de projectbeheersing. Het gaat om alle werkzaamheden die met de coördinatie van de uitvoering en afronding van het project te maken hebben. Ook de uren voor het bijhouden van de projectadministratie, het opstellen van voortgangsverslagen en declaraties vallen hier onder.

  • j.

    voorbereidingskosten

    voorbereidingskosten zijn kosten van handelingen ter voorbereiding van de subsidiabele activiteit(en) waar subsidie voor wordt aangevraagd, waaronder het maken van het projectplan. Indien in het openstellingsbesluit voorbereidingskosten subsidiabel gesteld zijn, komen voorbereidingskosten gemaakt voor indiening van de aanvraag om subsidie slechts voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. De voorbereidingskosten kunnen uitsluitend bestaan uit:

    • a.

      kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

      Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten voor de inhuur van technische expertise of juridisch advies die voor het opstellen van een bestek of andere voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk zijn. Kosten van externe adviseurs: Hieronder vallen bijvoorbeeld kosten voor financiële of technische expertise en juridisch advies wanneer die plaats vinden tijdens de voorbereidingsfase. Kosten van architecten en ingenieurs: Als het doel van het project is om een gebouw te realiseren (investeringsproject) dan zijn de ontwerpkosten subsidiabel en worden die beschouwd als voorbereidingskosten. Het inhuren van architecten- of ingenieursbureaus is daarom subsidiabel.

    • b.

      kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

      Het kan hier gaan om een studie naar de gevolgen van de investering op het milieu.

    • c.

      kosten van haalbaarheidsstudies.

      Haalbaarheidsstudies zijn bijvoorbeeld studies naar het draagvlak in de omgeving voor de niet-productieve investeringen en naar de uitvoerbaarheid in technisch of financiële zin. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld de haalbaarheid van een investering te onderzoeken door bijvoorbeeld de terugverdientijd van een investering te bepalen of om de vraag of het rendeert om de investering uit te voeren.

  • k.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW

    BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel. Als u BTW vergoed wilt krijgen, moet u in uw aanvraag aangeven dat BTW niet verrekenbaar en compensabel is voor uzelf en eventuele medeaanvrager(s). U dient in dat geval ook aan te tonen dat u/uw medeaanvragers geen BTW kunt of kunnen verrekenen of compenseren. Dat kunt u aantonen door hierover een (recente) verklaring(en) van de belastingdienst te overleggen.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten. Het minimumbedrag is € 100.000 aan subsidie. Dit kan betekenen dat een subsidieaanvraag voor een bedrag van € 100.000 toch kan worden geweigerd als na de beoordeling een deel van de kosten niet subsidiabel blijken te zijn.

Artikel 6 Selectie van projecten

Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. De criteria en de methode voor het hanteren van deze criteria, inclusief weging is gebaseerd op het door het Comité van Toezicht POP3 goedgekeurde Handboek selectie POP3 projecten.

Het toekennen van punten op basis van de in artikel 6 bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Mate van effectiviteit

3

0-5

15

b.

Mate van efficiëntie

2

0-5

10

c.

Mate van haalbaarheid

1

0-5

5

d.

Mate van urgentie

2

0-5

10

De mate van effectiviteit van het project weegt het zwaarst met een wegingsfactor van 3. De keuze om hiervoor een hoger weging te hanteren, is het gegeven dat de overige (procesdoelen) kosteneffectiviteit, haalbaarheid en urgentie relatief te bepalend worden door hun aantal (3/4). Het doelbereik is het belangrijkste aspect waarop getoetst wordt. Er is niet gekozen voor selectie op basis van één geografisch criterium omdat er ook oplossingen kunnen liggen voor een verbeterde waterkwaliteit buiten een probleemgebied (in dit geval een bepaald waterlichaam). Er is ook niet gekozen voor een investeringslijst omdat dit te limitatief is en daarmee het risico bestaat dat maatwerk oplossingen onnodig worden uitgesloten.

Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijke adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert.

Een project dient minimaal 24 punten te behalen. Dit is het minimum van 60% dat in het Handboek selectie POP3 projecten is bepaald. De keuze voor deze drempel is om de kans te verkleinen dat projecten met een minimum aan effectiviteit (criterium a), als gevolg van maximale scores bij de andere criteria, toch voor subsidie in aanmerking komen. Hieronder staat een toelichting op de puntentoekenning per project.

a. De mate van de effectiviteit (wegingsfactor 3)

Voor de effectiviteit van het project wordt gekeken in hoeverre de activiteit bijdraagt aan de verbetering van de doelparameters van het waterlichaam. Daarbij wordt uitgegaan van het algemeen aanvaarde effect van de maatregel op kwaliteitseisen.

Een meest effectief project voert alle maatregelen uit die in de KRW-factsheets zijn opgenomen. Als minst effectief worden projecten beschouwd die wel een bijdrage aan de KRW-doelen leveren, maar waarvan de maatregelen niet in de KRW-factsheets staan én de maatregel gericht is op het zuiveren van water, de zogenaamde end-of-pipe maatregelen. De effectiviteit is daarmee gekoppeld aan de resultaatsverplichting van de KRW. We onderscheiden daarnaast nog twee tussencategorieën, één met effectgerichte maatregelen die niet in de KRW-factsheets staan en één met maatregelen die wel in de KRW-factsheets staan.

De puntentelling is als volgt:

  • -

    0 punten indien de maatregel niet gericht is op een van de maatregelen zoals opgenomen in de KRW-factsheets;

  • -

    1 punt indien het een end-of-pipe maatregel is die de waterkwaliteit verbetert, maar niet in de KRW-factsheets is opgenomen;

  • -

    2 punten indien het een effectgerichte maatregel is die de waterkwaliteit verbetert, maar niet in de KRW-factsheets is opgenomen;

  • -

    3 punten indien het een maatregel is uit de KRW-factsheets voor het waterlichaam;

  • -

    4 punten indien het een maatregel is uit de KRW-factsheets voor het waterlichaam en met het project de opgave voor minstens 50% wordt gerealiseerd. Bijvoorbeeld 6 km van de 10 km nog te realiseren natuurvriendelijke oever voor het waterlichaam;

  • -

    5 punten indien het project alle maatregelen uit de KRW-factsheets uitvoert.

In totaal kunnen voor dit selectiecriterium 15 punten worden verkregen.

b. Mate van efficiëntie (wegingsfactor 2)

Voor het bepalen van de mate van efficiëntie wordt gekeken naar de hoogte van de opgevoerde proceskosten (hieronder vallen de kosten van adviseurs, architecten, ingenieurs en kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied, de kosten van haalbaarheidsstudies en personeelskosten) in relatie tot de totaal aangevraagde subsidiabele projectkosten. De keuze voor de invulling van dit criterium is gedaan teneinde de POP3-middelen maximaal in te kunnen zetten op de investeringskosten.

De puntentelling is als volgt:

  • -

    0 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten meer dan 40% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

  • -

    1 punt wordt behaald indien de opgevoerde proceskosten 30 tot en met 40% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

  • -

    2 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten tussen de 20 en 30% van de totale subsidiabele projectkostenbedragen;

  • -

    3 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten tussen de 10 en 20% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

  • -

    4 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten tussen de 5 en 10% van de totale subsidiabele projectkostenbedragen;

  • -

    5 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten minder dan 5% van de totale subsidiabele projectkostenbedragen.

In totaal kunnen voor dit selectiecriterium 10 punten worden verkregen.

c. Haalbaarheid (wegingsfactor 1)

Bij de rangschikking speelt haalbaarheid van de uitvoering van het project een rol. Een projectvoorstel kan punten behalen als blijkt dat het aansluit bij de genoemde aspecten. Gedacht kan worden aan het overleggen van bijvoorbeeld CV’s bij het aspect over “vereisten aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider”. De punten tellen op tot een eindscore voor dit criterium.

De puntentelling is als volgt:

Dit criterium telt de punten op basis van een optelling van het aantal die met ja beantwoord kunnen worden:

  • -

    1 punt wordt verkregen indien de projectleider 5 jaar of meer werkervaring heeft als projectleider;

  • -

    1 punt wordt verkregen als het projectplan een risicobeheersingsparagraaf heeft;

  • -

    1 punt wordt verkregen indien het projectplan een gedetailleerde planning, projectopzet en onderbouwde begroting heeft;

  • -

    1 punt wordt verkregen als aangetoond is dat alle relevante partijen betrokken zijn;

  • -

    1 punt wordt toegekend indien de benodigde vergunningen kunnen worden overlegd.

In totaal kunnen voor dit selectiecriterium 5 punten worden verkregen.

d. Urgentie (wegingsfactor 2)

De rangschikking wordt tot slot bepaald door de urgentie van projecten. Aangezien in Artikel 2 is opgenomen dat projecten gericht moeten zijn op het verbeteren van de waterkwaliteit van KRW-waterlichamen, is de urgentie hieraan gekoppeld. Een project verkrijgt de hoogste score als de maatregelen waren geprogrammeerd voor uitvoering in de eerste stroomgebiedbeheerplanperiode.

De puntentelling is als volgt:

  • -

    0 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project niet in de KRW-factsheets zijn opgenomen én de maatregel geen effect op het KRW waterlichaam lijkt te hebben;

  • -

    1 punt wordt verkregen indien de maatregelen van het project niet in de KRW-factsheets zijn opgenomen maar er wel een te verwachten effect is op een KRW-waterlichaam;

  • -

    2 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2022-2027;

  • -

    3 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2016-2021;

  • -

    4 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2010-2015;

  • -

    5 punten indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2010-2015 en het project volgens planning in 2020 wordt afgerond.

In totaal kunnen voor dit selectiecriterium 10 punten worden verkregen.

Artikel 7 Bevoorschotting

De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van de Verordening, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Aanvraagprocedure

Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat:

  • -

    aanvragen kunnen worden ingediend via een digitaal loket bij STIMULUS (https://www.pop3-webportal.nl/). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/;

  • -

    Aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld format projectplan, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. Hiervoor dienen door de provincie Utrecht verstrekte vaste formats te worden gebruikt.

U kunt tot en met maandag 16 september 2019 vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk op vrijdag 23 september 2019 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.

Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.