Regeling vervallen per 26-03-2011

Beleidsregels van gedeputeerde staten van Utrecht van 17 april 2007, nr. 2007REG000919i inzake handhaving van de verboden met betrekking tot wateren (Beleidsregels wateren provincie Utrecht 2007)

Geldend van 03-06-2007 t/m 25-03-2011

Intitulé

Beleidsregels van gedeputeerde staten van Utrecht van 17 april 2007, nr. 2007REG000919i inzake handhaving van de verboden met betrekking tot wateren (Beleidsregels wateren provincie Utrecht 2007)

Beleidsregels van gedeputeerde staten van Utrecht van 17 april 2007, nr. 2007REG000919i inzake handhaving van de verboden met betrekking tot wateren (Beleidsregels wateren provincie Utrecht 2007)

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op hoofdstuk III van de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996;

Besluiten:

Artikel 1. Ligplaatsen van woonschepen/ontheffingen

Bij het vaststellen van de maten van een woonschip, bedoeld in artikel 7e van de verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996, worden onderwatercasco’s en al hetgeen onder of boven water vast met het woonschip is verbonden meegerekend, onverminderd het derde lid van dat artikel. 

Artikel 2. Ligplaatsen van woonschepen/handhaving

  • 1.

    Woonschepen die sinds 1 januari 1989 ononderbroken eenzelfde ligplaats hebben die nu in strijd is met artikel 7c van de verordening, worden daar gedoogd.

  • 2.

    Met betrekking tot woonschepen die na 1 januari 1989 ligplaats hebben ingenomen waar dat nu in strijd is met artikel 7c van de verordening, wordt bestuursdwang toegepast. De begunstigingstermijn is hierna met betrekking tot het betreffende jaar aangegeven:

    • -

      1989 – 1997: drie jaar,

    • -

      1998 – 2002: achttien maanden,

    • -

      2003: drie maanden.

    • -

      2004 e.v.: de kortste redelijke termijn.

  • 3.

    Een gedoogbeschikking kan worden ingetrokken en een begunstigingstermijn kan worden verkort indien voor het betreffende woonschip een (wissel)ligplaats beschikbaar komt in overeenstemming met de verordening.

Artikel 3. Aanlegplaatsen voor woonschepen

Indien een haven of aanlegplaats nu aanwezig is in strijd is met artikel 7j van de verordening en indien daarin of daarbij een woonschip ligplaats heeft waarop artikel 2 van deze beleidsregels van toepassing is, wordt voor de haven of aanlegplaats dezelfde gedoog- of begunstigingstermijn vastgesteld als voor het woonschip. De desbetreffende besluiten worden op hetzelfde moment bekend gemaakt. 

Artikel 4. Voorzieningen bij aanlegplaatsen voor woonschepen

  • 1.

    Voor met een haven of aanlegplaats voor een woonschip verband houdende voorzieningen als bedoeld in de artikelen 7g juncto 7j van de verordening wordt op aanvraag ontheffing verleend:

    • a.

      indien er al een ontheffing voor de aanlegplaats geldt,

    • b.

      voor ten hoogste de geldingstijd van de onder a bedoelde ontheffing en

    • c.

      indien de voorziening niet hoger is dan een meter boven het maaiveld.

  • 2.

    Voor zover, onverminderd de onderdelen a en b van het eerste lid, voorzieningen hoger zijn dan een meter boven het maaiveld, kan op aanvraag ontheffing worden verleend indien zij:

    • a.

      bestaan uit niet meer dan één bouwwerk dat positief bestemd is in een bestemmingsplan, en

    • b.

      het doorzicht tussen de openbare weg en het water niet belemmeren.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing:

    • a.

      op voorzieningen op, in of boven het water bij de haven of aanlegplaats die niet noodzakelijk zijn als afmeervoorziening;

    • b.

      in uiterwaarden.

  • 4.

    Indien geen ontheffing is of kan worden verleend, worden voorzieningen verwijderd. De begunstigingstermijn wordt per geval vastgesteld.

Artikel 5. Voorwerpen in het water bij woonschepen

Voor voorwerpen die bij een woonschip in het water zijn geplaatst als bedoeld in artikel 7h van de verordening, wordt geen ontheffing verleend. Geplaatste voorwerpen worden verwijderd. De begunstigingstermijn wordt per geval vastgesteld.

Artikel 6. Ligplaatsen voor andere vaartuigen

Voor de toepassing van artikel 7, onderdeel b, van de verordening kan een oever die van een woning, zomerwoning, woonwagen of woonschip wordt gescheiden door:

  • -

    een openbare weg of

  • -

    een ander perceel, tenzij dat perceel een agrarische of industriële bestemming heeft; deel uitmaken van de woonomgeving als bedoeld in dat onderdeel en daarmee van een erf als bedoeld in artikel 7h, vierde lid, van de verordening.

Artikel 7.

Indien een vaartuig aanwezig is in strijd met artikel 7h van de verordening sinds een datum voor 1 januari 2004 en indien tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom is besloten, is de termijn, bedoeld in artikel 5:24, vierde lid, dan wel 5:32, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht:

  • a.

    voor recreatievaartuigen: ten hoogste 6 maanden,

  • b.

    voor bedrijfsvaartuigen: ten hoogste 3 maanden.

Artikel 8. Aanlegplaatsen voor andere vaartuigen

  • 1.

    Indien aan een ontheffing of vrijstelling van het verbod een aanlegplaats te hebben, bedoeld in artikel 7j van de verordening, het voorschrift is verbonden dat die aanlegplaats niet groter is dan door de water- of vaarwegbeheerder bij algemeen verbindend voorschrift is bepaald en er sinds ten laatste 1 januari 2004:

  • a.

    een overschrijding is van niet meer dan 50 %, dan kan eenmalig een tijdelijke, persoonsgebonden en niet overdraagbare ontheffing worden verleend tot en met 31 december 2013;

  • b.

    een overschrijding is van meer dan 50 %, dan wordt die opgeheven, zonodig met toepassing van bestuursdwang, maar kan de provincie de kosten daarvan vergoeden dan wel voor haar rekening laten.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op aanlegplaatsen voor woonschepen.

Artikel 9. Handhaving overig

  • 1.

    In de niet in de artikelen 1 tot en met 8 bedoelde gevallen worden havens en aanlegplaatsen, daarmee verband houdende voorzieningen en in het water geplaatste voorwerpen verwijderd als daarvoor geen ontheffing of vrijstelling geldt of kan worden verleend. Indien de desbetreffende objecten al voor 1 januari 2004 aanwezig waren, kan de provincie de kosten van de verwijdering vergoeden dan wel voor haar rekening laten.

  • 2.

    Voor zover in deze beleidsregels niet anders is bepaald, is met betrekking tot de verwijdering van toepassing de op dat moment geldende Handhavingsstrategie van de provincie Utrecht.

Artikel 10. Slotbepalingen

Een gedoogbeschikking kan niet worden overgedragen aan een andere persoon en geldt niet voor een vervangend object.

Artikel 11.

De Beleidsregels wateren provincie Utrecht 2006, besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 20 juni 2006, nr. 2006REG001372i, worden ingetrokken.

Artikel 12.

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels wateren provincie Utrecht 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van17 april 2007.
Voorzitter, B.Staal Secretaris, H.H. Sietsma