Regeling vervallen per 14-09-2010

Verordening van provinciale staten van Utrecht van 7 november 2005 inzake subsidiëring van de verplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven (Subsidieverordening verplaatsing intensieve veehouderij provincie Utrecht 2005).

Geldend van 02-03-2006 t/m 13-09-2010

Intitulé

Verordening van provinciale staten van Utrecht van 7 november 2005 inzake subsidiëring van de verplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven (Subsidieverordening verplaatsing intensieve veehouderij provincie Utrecht 2005).

Verordening van provinciale staten van Utrecht van 7 november 2005 inzake subsidiëring van de verplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven (Subsidieverordening verplaatsing intensieve veehouderijen provincie Utrecht 2005).

Provinciale staten van Utrecht;

Op het voorstel van gedeputeerde staten van 19 juli 2005, nr. 2005REG001945i;

Overwegende dat het wenselijk is de verplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven als bedoeld in het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost te stimuleren;

Gelet op artikel 145 van de Provinciewet;

 

Besluiten:

Artikel 1 begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      bedrijf: bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Meststoffenwet;

      • 1e.

        dat sinds ten minste het moment van de inwerkingtreding van deze verordening in werking is;

      • 2e.

        dat een omvang heeft van ten minste 70 NGE, waarvan de intensieve veehouderij ten minste 40 NGE omvat, te bepalen op basis van de normen van 1998, uitgaande van de aantallen dieren die zijn aangegeven in de milieuvergunning en

      • 3e.

        waarvan de bestaande bedrijfslocatie is gelegen in een extensiveringsgebied als bedoeld in het in artikel 2, eerste lid, bedoelde plan en in de provincie Utrecht;

    • b.

      intensieve veehouderij: het houden van een of meer van de volgende diersoorten:

      • -

        varken: dier van de diersoort varken aangegeven in bijlage A van de Meststoffenwet;

      • -

        pluimvee: dier van de diersoort kippen, eenden, kalkoenen of parelhoenders aangegeven in bijlage A van de Meststoffenwet;

      • -

        rundvee: dieren van de diersoort rundvee, behorende tot de diercategorieën die in bijlage A van de Meststoffenwet worden aangeduid met de nummers 110, 111, 112, 120, 121, 122, 123, 124, en 125;

      • -

        overige hokdieren: dier van de diersoort nerts, vos of konijn aangegeven in bijlage A van de Meststoffenwet;

    • c.

      bedrijfsgebouw: gebouw dat bestemd is voor de uitoefening van de intensieve veehouderij, daaronder begrepen bouwwerken als mestsilo’s, sleufsilo’s en mestplaten (indien voorzien van wanden);

    • d.

      gecorrigeerde vervangingswaarde: de gecorrigeerde vervangingswaarde als bedoeld in artikel 17, derde lid, tweede volzin, van de Wet waardering onroerende zaken; bij het bepalen van deze gecorrigeerde vervangingswaarde worden, voor het bepalen van de vervangingswaarde per dierplaats, als uitgangspunt genomen de afschrijvingstermijnen en afschrijvingspercentages zoals die op het moment van openstelling in de meest recente versie van de Kwantitatieve Informatie voor de Veehouderij ( KWIN) te vinden zijn;

    • e.

      bestaande bedrijfslocatie: tot het bedrijf behorend perceel of percelen, niet zijnde cultuurgrond, waarop de gebouwen bestemd voor de uitoefening van het intensief veehouderijbedrijf gelegen zijn, waarvoor in het bestemmingsplan een agrarisch bouwblok of -perceel is toegekend en waarvoor krachtens de Wet Milieubeheer een milieuvergunning is verleend;

    • f.

      hervestigingslocatie: bestaande bedrijfslocatie dan wel cultuurgrond ten aanzien waarvan een concreet voornemen bestaat om daarop gebouwen op te richten ten behoeve van een intensieve veehouderij;

    • g. NGE : Nederlandse Grootte Eenheid; eenheid die op basis van de saldi per diersoort en per hectare de economische omvang weergeeft van een agrarisch bedrijf dan wel van een afzonderlijke productierichting binnen een bedrijf, zoals gehanteerd door het Landbouw Economisch Instituut, niveau 1998.

    • h.

      slopen: het afbreken van de bedrijfsgebouwen, het afvoeren van puin en afval, de verwijdering van erfverharding, putten en funderingen en het egaliseren van het perceel.

  • 2.

    Indien een bedrijf is gevestigd op meerdere locaties wordt elke locatie voor de toepassing van deze verordening als een zelfstandig bedrijf gezien.

 

Artikel 2 doel

1. Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor de verplaatsing van intensieve veehouderij als bedoeld in het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost, vastgesteld krachtens artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden, zoals nader bepaald in artikel 3.

2. De Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 1998 is van toepassing.

 

Artikel 3 subsidiabele activiteiten

1. De subsidie kan worden verstrekt indien:

a. de intensieve veehouderij op de bestaande bedrijfslocatie geheel wordt beëindigd, de vergunningen worden ingetrokken en de bestemming van de locatie wordt veranderd in een passende bestemming die gebruik voor intensieve veehouderij uitsluit;

b. de bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met uitzondering van monumenten en gebouwen met belangrijke cultuurhistorische waarden en

c. de aanvrager de intensieve veehouderij voor ten minste 80% van de te verplaatsen omvang voortzet op een door gedeputeerde staten goedgekeurde locatie in Nederland.

2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verleend indien de hervestigingslocatie duurzaam is. Dienaangaande vragen gedeputeerde staten advies van:

a. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin die locatie is gelegen en

b. indien de locatie binnen de provincie Utrecht is gelegen, van de Adviescommissie Gelderse Vallei/Utrecht-Oost.

3. Indien de hervestigingslocatie binnen het plangebied van het reconstructieplangebied is gelegen, dient dat een landbouwontwikkelingsgebied te zijn. In uitzonderlijke gevallen en als ook het Rijk de locatie als duurzaam aanmerkt, kan hervestiging in een verwevingsgebied worden goedgekeurd.

 

Artikel 4 subsidiabele kosten

Voor de subsidie komen de volgende kosten in aanmerking.

a. De gecorrigeerde vervangingswaarde van de bedrijfsgebouwen op de eerste januari van het jaar waarin deze verordening in werking treedt, vast te stellen door gedeputeerde staten op basis van een in hun opdracht verrichte taxatie. Indien de vaststelling meer dan drie kalenderjaren na de inwerkingtreding van deze verordening zal plaatsvinden, wordt uitgegaan van de eerste januari van het derde jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de vaststelling dan plaatsvindt. Als de bij taxatie aanwezige productiecapaciteit (aantal dierplaatsen zoals vastgelegd in de vigerende milieuvergunning) afwijkt van de aanwezige oppervlakte van gebouwen, gedeeld door de oppervlaktenorm uit de te hanteren KWIN, is de aanwezige productiecapaciteit uitgangspunt voor de taxatie. Bij samenvoeging van bedrijfslocaties is de subsidie 80% van de gecorrigeerde vervangingswaarde.

b. De waarde van ondergrond en erf, vast te stellen door gedeputeerde staten op basis van de waarde in het economisch verkeer, uitgaande van cultuurgrond. De begrenzing vindt plaats op basis van wat in redelijkheid tot erf en ondergrond kan worden gerekend, zoveel mogelijk aansluitend bij in het terrein zichtbare grenzen en zodanig dat het perceel ontsloten is of kan worden vanaf de openbare weg.

c. Sloopkosten tot € 25 per m2 daadwerkelijk aanwezige oppervlakte aan bedrijfsgebouwen.

d. Daadwerkelijk gemaakte kosten van advies, ontwerp en onderzoek ten behoeve van de hervestiging tot maximaal € 500 per NGE en maximaal € 100.000 per bedrijf.

e. Indien de hervestigingslocatie een bestaande agrarische bedrijfslocatie is en er geen sprake is van samenvoeging met een andere locatie: een vergoeding voor de sloopkosten van € 25 per m2 voor de sloop van op de hervestigingslocatie niet bruikbare bedrijfsgebouwen.

 

Artikel 5 uitsluitingen

Indien op de bestaande bedrijfslocatie ook andere bedrijfstakken dan intensieve veehouderijen worden uitgeoefend, komen die, en de daarbij gebruikte bedrijfsonderdelen, niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 6 voorwaarden

1. Subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat ondergrond en erf als bedoeld in artikel 4, onder b, om niet in eigendom worden overgedragen aan Bureau Beheer Landbouwgronden, bedoeld in de Wet agrarisch grondverkeer.

2. Indien ondergrond en erf zijn begrensd als reservaatsgebied als bedoeld in de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling of als natuurontwikkelingsproject, worden zij, in afwijking van het eerste lid, aan het Bureau te koop aangeboden. Deze verplichting vervalt indien de eigenaar een overeenkomst ingevolge de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 heeft afgesloten.

3. Indien een grondgebonden bedrijfsonderdeel op de bestaande bedrijfslocatie wordt voortgezet, kan van de overdracht aan het bureau worden afgezien. Onderdeel b van artikel 4 is in dat geval niet van toepassing.

 

Artikel 7 aanvraag

1. De subsidie wordt aangevraagd door de eigenaar. Indien het bedrijf verpacht is, wordt de aanvraag mede ondertekend door de pachter.

2. Bij de aanvraag worden, in afwijking van artikel 10, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 1998, de volgende bescheiden overgelegd: a een bewijs van eigendom van het bedrijf en, indien van toepassing, een bewijs van pacht van het bedrijf; b een kadastrale kaart met daarop ingetekend de bedrijfsgebouwen en de bij het bedrijf in eigendom zijnde cultuurgrond; c een topografische kaart schaal 1:10.000 met daarop aangegeven de ligging van de bedrijfsgebouwen; d een kopie van de vigerende milieuvergunning, inclusief bouwtekeningen, en eventuele vigerende vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet; e informatie over verschil tussen het vergunde en het daadwerkelijk aanwezige aantal dieren indien dat bestaat; f de gewenste termijn van afronding van de verplaatsing en, indien bekend, de beoogde hervestiginglocatie.

3. Gedeputeerde staten kunnen voor de aanvraag een formulier voorschrijven.

 

Artikel 8

1. Alle aanvragen krachtens deze verordening worden ingediend voor een door gedeputeerde staten te bepalen datum.

2. Bij de bekendmaking van de in het eerste lid bedoelde datum maken gedeputeerde staten het subsidieplafond bekend.

 

Artikel 9 verdeling

Indien meer subsidies voor verlening in aanmerking komen dan het subsidieplafond toelaat, wordt de prioriteit bepaald met inachtneming van de bijlage bij deze verordening.

 

Artikel 10 verlening

1. Indien gedeputeerde staten besluiten tot verlenen van subsidie, zenden zij de aanvrager binnen dertien weken na de krachtens artikel 8, eerste lid, bepaalde datum een voorlopige vaststelling van het maximum van de subsidie.

2. De subsidie wordt verleend nadat met de aanvrager overeenstemming over het maximum is bereikt.

 

Artikel 11 verplichtingen

1. De sloop is voltooid voor de eerste januari van het vierde jaar na de verlening van de subsidie.

2. Voorschotten kunnen worden betaald wanneer er voor het slopen of voor de investeringen op de hervestigingslocatie verplichtingen moeten worden nagekomen.

3. Voor de eerste januari van het vijfde jaar na de verlening van de subsidie is aan al haar voorwaarden en verplichtingen voldaan en kan de vaststelling van de subsidie worden aangevraagd.

 

Artikel 12 inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

 

Artikel 13 citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening verplaatsing intensieve veehouderij provincie Utrecht 2005.

Ondertekening

Voorzitter, B. Staal Griffier, L.C.A.W. Graafhuis
 

Bijlage, bedoeld in artikel 9 van de Subsidieverordening verplaatsing intensieve veehouderij provincie Utrecht 2005

Criterium

Categorie

Score (punten)

1. Depositiereductie Ammoniak

 

score a maal score b/2830

a.: Depositie op rand natuurgebied volgens afstandtabel uit de Interim Wet

mol ammoniak/ha/jr

 

b.: Oppervlakte natuur binnen 3 km vanaf het bedrijf.(100% is 2830 ha) score volgens a maal b/2830

oppervlakte in ha/2830

 

2. Natuurbeschermingsstatus (prioriteiten volgens GMP).

Habitat richtlijn, NB-wet, parel

score op criterium 1 maal 3

 

prioritaire natuur

score op criterium 1 maal 2

 

overige verzuringsgevoelige natuur

score op criterium 1 maal 1

3. Ontwikkeling andere functies

 

 

 

grond voor EHS per ha 50 punten

50 * ha

 

grond voor waterberging per ha 25 punten

25* ha

 

grond voor structuurversterking landbouw / extensivering per ha 25 punten

25* ha

 

grond voor recreatie per ha 25 punten

25* ha

 

opheffen stankbelasting van een of meer overbelaste objecten

25

4. Kosteneffectiviteit verplaatsing

totale kosten gedeeld door de score op doelbereik

score op 2 + score op 3 gedeeld door de kosten van de verplaatsing