Referendumverordening, incl. toelichting

Geldend van 27-10-2006 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening Utrechtse Heuvelrug 2006

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

gelezen het voorstel van het college van ... (datum) inzake het referendum;

gelet op artikel 147, 149 Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Verordening op het referendum (Referendumverordening).

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

  • a.

    referendum: een volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad te nemen of genomen besluit.

  • b.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

  • c.

    voorgenomen besluit: een ontwerpbesluit van de raad dat behoort bij een raadsvoorstel dat op de (voorlopige) agenda van de raadsvergadering is geplaatst inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente.

Artikel 3 Uitzonderingen

Een referendum kan niet worden gehouden over besluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen,;

  • b.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • c.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • d.

    in het kader van deze verordening;

  • e.

    inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;

  • f.

    waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • g.

    die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • h.

    ter uitvoering van een besluit van het rijk of de provincie waarbij de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • i.

    waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de daarmee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen;

  • j.

    als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van de Wet Algemene regels herindeling;

  • k.

    waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden.

Artikel 4 Initiatief van de Raad

1. De raad kan besluiten tot het houden van een referendum.

2.Het bepaalde in artikel 7 e.v. is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Initiatief van kiesgerechtigden

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk aangeven dat zij een initiatief willen nemen tot een referendum over een voorgenomen besluit.

  • 2. Deze kennisgeving moet ten minste 2 dagen vóór de raadsvergadering, waarvoor het voorgenomen besluit is geagendeerd, bij de voorzitter van de raad worden ingediend. De kennisgeving moet worden ondersteund door minimaal 260 kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad. In de kennisgeving wordt aangegeven om welk voorgenomen raadsbesluit het gaat. De kennisgeving gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 3. De in het derde lid bedoelde persoonsgegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 4. Indien een kennisgeving is gedaan volgens de hiervoor gestelde eisen, beslist de raad in dezelfde vergadering waarvoor het voorgenomen besluit van de raad is geagendeerd of over dit besluit, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, een referendum kan worden gehouden. De raad kan zijn beslissing voor ten hoogste 5 weken verdagen.

Artikel 6Definitief verzoek

  • 1.

    Binnen 6weken na de dag waarop de raad heeft bekend gemaakt dat op grond van de kennisgeving is besloten dat over een voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, kan door kiesgerechtigden een verzoek tot het houden van een referendum worden ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2.

    Dit verzoek moet worden ondersteund door minimaal 2600 kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad.

  • 3.

    Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal, worden de kiesgerechtigden die de kennisgeving hebben ondersteund, meegerekend.

  • 4.

    In het verzoek wordt aangegeven om welk te nemen raadsbesluit het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 5.

    De in het vierde lid genoemde persoonsgegevens zijn geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 6.

    De voorzitter van de raad onderzoekt na binnenkomst van het verzoek, of dit verzoek aan de hiervoor gestelde eisen voldoet. Hij legt hierover binnen 2 weken een advies voor aan de raad.

  • 7.

    Aan de hand van het advies als bedoeld in het zes lid stelt de raad vast of het verzoek voldoet aan de hiervoor gestelde eisen. De raad neemt uiterlijk binnen 8 weken na de dag van ontvangst van het verzoek een besluit over het houden van een referendum.

  • 8.

    In de vergadering waarin de raad besluit dat een referendum wordt gehouden, wordt ieder raadslid in de gelegenheid gesteld om uit te spreken welke binding de uitslag van het referendum voor hem zal hebben.

Artikel 7 Aanhouden beslissing

  • 1.

    Wanneer de raad van mening is, dat over het voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, dan wordt het betreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld.

  • 2.

    De stemming over het door de raad te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het definitieve verzoek wordt beslist.

Artikel 8 Datum

  • 1.

    De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk 4maanden na de dag waarop het definitieve verzoek is ingewilligd of nadat de raad besloten heeft tot het houden van een referendum op basis van artikel 4.

  • 2.

    Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

  • 3.

    Indien binnen 26 weken na de in het eerste lid bedoelde vergadering een verkiezing plaatsvindt van de leden van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, kan, in afwijking van het eerste lid, het referendum worden gehouden op de dag van die verkiezing.

Artikel 9 Vraagstelling

Artikel 9 Vraagstelling

  • 1.

    De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de vraagstelling en de antwoordcategorieën streeft de raad een zo groot mogelijke neutraliteit na.

  • 3.

    De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Artikel 10 Advies en toezicht

  • 1.

    De raad kan zich bij het vaststellen van de vraagstelling en de antwoordcategorieën laten adviseren door een commissie van advies.

  • 2.

    De raad kan bepalen dat de in het eerste lid bedoelde commissie tevens tot taak heeft toe te zien op de organisatie van het referendum en/of op de objectiviteit van de voorlichting.

  • 3.

    De raad stelt de in de voorgaande leden bedoelde commissie van advies en toezicht in en benoemt en ontslaat haar leden.

  • 4.

    De commissie bestaat uit drie leden.

  • 5.

    De leden mogen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van de raad of het college.

  • 6.

    De commissie bepaalt haar eigen werkwijze.

Artikel 11 Uitvoering

Artikel 11 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Het college regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

Artikel 12 Budget

De raad stelt, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie. Artikel 13 De stemming

  • 1.

    Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2.

    De bepalingen van de Kieswet zijn voor wat betreft de raadsverkiezingen voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Geldigheid van de uitslag

  • 1.

    Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan 30% van de kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht.

  • 2.

    De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 15 De beslissing van de raad

In de eerstvolgende vergadering van de raad na de dag waarop het referendum wordt gehouden, vindt besluitvorming plaats over het aangehouden raadsbesluit dat aan het referendum is onderworpen.

Artikel 16 Strafsanctie

Artikel 16 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening Utrechtse Heuvelrug 2006'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 oktober 2006. De griffier, De voorzitter,
M.Walrave G. F. Naafs

ToelichtingA Algemene toelichting

Op grond van de huidige bepalingen in de Grondwet en de Gemeentewet hebben gemeenten de mogelijkheid tot het houden van een raadplegend (initiatief vanuit de raad) of raadgevend (initiatief vanuit de bevolking) referendum over een te nemen of genomen besluit . Bij de presentatie van het voorontwerp van bovengenoemd wetsvoorstel heeft het kabinet nog eens aangegeven geen uniforme regels voor het referendum te willen opstellen. Het kabinet is van mening dat de vraag of en zo ja, hoe op lokaal niveau referenda worden gehouden, een zaak is die door gemeenten zelf moet worden beslist binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen. Bij de vernietiging van de referendumverordening van de gemeente Amsterdam zijn deze randvoorwaarden nog eens onderstreept:

  • ·

    het is de gemeenteraad die per geval beslist of een referendum wordt gehouden;

  • ·

    ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • ·

    de gemeenteraad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden.

Bevoegdheid De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.

Samenloop met wettelijke inspraak De onderwerpen waarover referenda worden gehouden, zijn vaak reeds via wettelijke bepaalde inspraakmogelijkheden aan de bevolking voorgelegd. De vraag rijst of een referendum in de plaats kan treden van voorgeschreven inspraakmogelijkheden. Het antwoord hierop luidt ontkennend. Het wel of niet houden van een referendum heeft geen invloed op de voorgeschreven inspraakprocedures. Het is echter raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bijvoorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.

BArtikelsgewijze toelichtingArtikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    In deze verordening gaat het om het raadplegend én raadgevend referendum. Dat wil zeggen een referendum dat niet bij voorbaat bindend is voor de raad en plaatsvindt voordat door de raad een definitief besluit over het onderhavige onderwerp wordt genomen of nadat een besluit is genomen, maar waarvan de uitvoering is opgeschort. Een correctief referendum, waarbij de bevolking een besluit dat de raad al heeft genomen achteraf bindend kan verwerpen, is op dit moment wettelijk nog niet mogelijk.

  • b.

    Degenen die kiesgerechtigd zijn voor de raadsverkiezingen zijn ook gerechtigd om deel te nemen aan een referendum. Daarom is aangesloten bij artikel B3 van de Kieswet. Ook voor de genoemde termijn is aangesloten bij de Kieswet, artikel J1.

  • c.

    Hier wordt genoemd een 'voorgenomen besluit'. Hierbij kondigt de Raad het voornemen tot een besluit aan. Vervolgens wordt het referendum gehouden en de Raad neemt pas een eindbesluit nadat het referendum is gehouden. Tevens wordt met deze definiëring bepaald welke voorgenomen besluiten referendabel zijn. Deze zijn beperkt tot besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Hierbij gaat het om besluiten met een publiekrechtelijk oogmerk.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Artikel 2 Toepassingsgebied Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden.

Artikel 3 Uitzonderingen

Artikel 3 Uitzonderingen Alleen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door burgemeester en wethouders of door de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In deze verordening wordt de lijst met uitzonderingen zo beperkt mogelijk gehouden. Door het uitsluiten van veel onderwerpen bestaat immers het gevaar dat de referendumverordening een 'leeg instrument' wordt, waarbij het in de praktijk onmogelijk blijkt een referendum te organiseren. Het opnemen van een algemene uitzonderingsgrond voorkomt dat het voor de raad onmogelijk wordt een verzoek om een referendum af te wijzen. De lijst met uitzonderingen is niet limitatief. Omdat het de raad is die de uiteindelijke beslissing over het al dan niet houden van een referendum neemt, vormt een beperkte lijst met uitzonderingen geen probleem. Bij het nemen van de beslissing kan de raad immers ook andere relevante zaken, die niet expliciet in de lijst met uitzonderingen staan, in zijn overwegingen meenemen. Een zorgvuldige afweging is daarbij een voorwaarde. De meeste onderwerpen die in dit artikel zijn opgenomen, zijn door de in 1982 ingestelde Staatscommissie Biesheuvel genoemd, als niet geschikt als onderwerp voor een (correctief) referendum. Nog even een toelichting bij een drietal uitzonderingen:

  • ·

    Beslissingen in het kader van deze verordening. Dit om te voorkomen dat de besluitvorming in een vicieuze cirkel terecht kan komen, zeker wanneer de raad negatief op een verzoek beslist. Tegen een dergelijke beslissing kan wel bezwaar en beroep worden aangetekend in de zin van de Awb. Dit vergt dus een zorgvuldige afweging en goede motivering door de raad.

  • ·

    Beslissingen waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden. Deze algemene uitzonderingsgrond benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad.

  • ·

    Beslissingen waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving. Hoewel het de raad uiteraard vrij staat deze afweging bij zijn besluit te maken ook zonder dit expliciet in de verordening op te nemen, heeft dit criterium toch een zodanig belang dat het vermelding kan verdienen. Enerzijds dwingt dit de raad rekening te houden met het belang van deze groepen, anderzijds geeft een expliciete vermelding deze groepen ook betere rechtsbescherming omdat het een aanwijsbare grond voor bezwaar en beroep vormt.

Artikel 4 Raadsinitiatief

Artikel 4 Raadsinitiatief De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Uiteraard dient bij de beslissing rekening gehouden te worden met het bepaalde in artikel 3 ten aanzien van de onderwerpskeuze. De raad beslist over het houden van een referendum bij gewone meerderheid. Artikel 30 Gemeentewet luidt immers: 'voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem uitbrengen'. Artikel 5 Kennisgeving Kiesgerechtigden kunnen een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. Het zou onjuist zijn wanneer alleen de raad kan bepalen bij welk besluit het moment is aangebroken waarop burgers hun gekozen vertegenwoordigers kunnen 'corrigeren'. Het doen van een verzoek aan de raad tot het houden van een referendum bestaat uit een kennisgeving en een definitief verzoek. Het doel van de kennisgeving is dat de Raad direct beslist of een onderwerp referendabel is. Op deze wijze is het voor burgers heel snel duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het initiatief. Het voordeel van een kennisgeving is dat dit vlak voor de raadsvergadering (uiterlijk twee dagen) kan worden gedaan en er maar beperkte steun nodig is ( 0,7 % van het aantal kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad).

Artikelen 6 Definitief verzoek en steunverwerving

Artikelen 6 Definitief verzoek en steunverwerving Als de Raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb. Bij de controle of er niet is gefraudeerd met de handtekeningen op de lijsten, volstaat een steekproefsgewijze controle. Bij het verzamelen van de handtekening kan worden gekozen voor een 'haal' of een 'brengsysteem'. In deze verordening is gekozen voor een haalsysteem, waarbij het ophalen van de vereiste handtekeningen aan de initiatiefnemers wordt overgelaten. Dit wordt gezien als het meest effectieve systeem om ook daadwerkelijk de benodigde ondersteuning te verkrijgen. De initiatiefnemers kunnen hiervoor immers langs de deuren gaan of een stand innemen op plaatsen waar veel burgers komen. Het alternatief dat kiesgerechtigden hun handtekening dienen te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals bijvoorbeeld het gemeentewinkel, dorpshuizen etc. betekent dat burgers zelf eerst enige moeite moeten ondernemen om steun aan een referendumverzoek te vergeven. Wanneer het definitieve verzoek wordt gedaan door het vereiste aantal burgers, beslist de raad of een referendum zal worden gehouden. Het besluit van de Raad op het definitieve verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open. Binnen zes weken na de dag waarop de Raad een besluit heeft genomen op de kennisgeving (zie artikel 5), wordt een verzoek tot het houden van een referendum bij de raad ingediend. De Raad controleert de vormvereisten en de geldigheid van de handtekeningen en de Raad beslist vervolgens of een referendum wordt gehouden. Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum moet de hoogte van deze drempel niet te hoog zijn om een verzoek tot referendum onmogelijk te maken, maar wel hoog genoeg om te voorkomen dat een referendum wordt aangevraagd dat te weinig draagvlak vindt onder de bevolking. Gekozen is daarom voor 7 % van het aantal kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad. Met deze norm wordt enigszins aangesloten op normen die de inmiddels ingetrokken Tijdelijke referendumwet hanteerde en goede ervaringen van andere gemeenten.

Artikel 7 Aanhouden beslissing

Indien een referendum wordt gehouden over een voorgenomen besluit is het ongewenst dat als er een definitief verzoek tot het houden van een referendum wordt ingediend tevens het besluitvormingsproces stil ligt. Het verdient daarom aanbeveling de besluitvorming zo veel mogelijk af te ronden. Alle argumenten zijn dan uitgewisseld, zodat ook het onderwerp en de vraagstelling op een zinnige wijze kunnen worden gepresenteerd. De eindbeslissing wordt na het referendum genomen. Als een referendum wordt gehouden over een reeds genomen besluit, dan wordt de uitvoering opgeschort. Na het referendum kan de raad het besluit heroverwegen (referendum is een nieuw feit) c.q. de uitvoering hervatten. Artikel 8 Datum Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen kan in sommige gevallen praktisch zijn, omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook kan een combinatie zorgen voor een reductie in de kosten van een referendum. Ook kunnen er meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden. Er zal dan wel een afzonderlijk kiesregister voor ieder referendum moeten worden bijgehouden en tevens dienen de kiesgerechtigden voor ieder onderwerp een aparte oproepingskaart te krijgen. Artikel 9 Vraagstelling De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door een commissie. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij de raad berusten. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:

  • ·

    'ja' of 'nee';

  • ·

    een keuze uit alternatieven;

  • ·

    een combinatie van deze twee mogelijkheden.

Bij voorkeur wordt gewerkt met uitgewerkte alternatieven.

Artikel 10 Advies en toezicht

In dit artikel wordt de deelname aan de commissie van leden van de raad , het college en degenen die werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van deze twee organen uitgesloten. Dit om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken,

Artikel 11 Uitvoering

Artikel 11 Uitvoering Het feit dat burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 162). Het is burgemeester en wethouders toegestaan om een advies- en begeleidingscommissie in te stellen ter coördinatie van de bestuurlijke en ambtelijke werkzaamheden. Burgemeester en wethouders wijzen, zoals ook in de Kieswet wordt bepaald ten aanzien van (raads-)verkiezingen, de stemlokalen aan. In afwijking van de Kieswet mogen zij wel besluiten dat dit er minder kunnen zijn dan bij reguliere verkiezingen. Artikel 12 Budget De besteding van het budget kan worden overgelaten aan burgemeester en wethouders aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen (artikel 12). Ook kan de raad besluiten dat aan de groep burgers die om het referendum heeft verzocht, een bedrag voor promotiedoeleinden wordt verstrekt. Artikel 13 De stemming Voor de procedures rond de stemming kan zoveel mogelijk worden aangesloten bij de gang van zaken rond de raadsverkiezingen. Hierbij wordt, indien mogelijk, aangesloten op moderne wijzen van het

uitbrengen van stemmen, bijvoorbeeld via internet Artikel 14 Geldigheid van de uitslag

Wanneer 30% procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen.

De uitslag wordt altijd openbaar gemaakt, ongeacht de geldigheid.

Artikel 15 De beslissing van de raad

De eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, moet de raad een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor de raad. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag een voldoende draagvlak heeft onder de bevolking. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.