Regeling vervallen per 11-02-2022

Beleidsregels behorende bij de verordening leerlingenvervoer gemeente Utrechtse Heuvelrug 2014

Geldend van 01-10-2014 t/m 10-02-2022

Intitulé

Beleidsregels behorende bij de verordening leerlingenvervoer gemeente Utrechtse Heuvelrug 2014

Beleidsregels behorende bij de Verordening leerlingenvervoer gemeente Utrechtse Heuvelrug 2014

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. Afstand: De afstand tussen huisadres en schooladres wordt bepaald via de ANWB routeplanner. Waarna het gemiddelde van zowel de heen- als terugreis wordt berekend. Uitgangspunt is “de kortste route. Voor de bepaling van de afstand en kosten van openbaar vervoer wordt gebruik gemaakt van www.9292.nl.

  • 2. Eenoudergezin: Onder eenoudergezin wordt verstaan: een huishouden bestaande uit één volwassene met een of meer thuiswonende kinderen. Huishoudens van (on)gehuwde paren met kind(eren) worden gerekend tot de gezinnen met twee ouders.

  • 3. Beladen kilometer: de rit waarbij de leerlingen in de auto aanwezig.

Artikel 2 De goedkoopste vorm van vervoer

Als ouders/verzorgers een verzoek doen om een leerling gedeeltelijk zelf te vervoeren, als wordt bedoeld in artikel 13 en 19 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Utrechtse Heuvelrug 2014 (hierna: Verordening) wordt een kostenafweging gemaakt. Als de kosten van een kilometervergoeding lager zijn dan de kosten van het openbaar vervoer met begeleiding, dan hanteren we de kilometervergoeding.

Artikel 3 Berekening kilometervergoeding

In artikel 19 van de Verordening wordt voor de berekening van de kilometervergoeding verwezen naar de Reisregeling binnenland (rijksregeling voor reis- en verblijfskosten). Voor 2014 geldt op grond van deze regeling voor de eigen auto een bedrag van € 0,37 per beladen kilometer. Het genoemde bedrag wordt uitgekeerd voor de kilometers die de leerling aflegt.

Artikel 4 Begeleiding (art 12, 1

Begeleiding is primair een taak van de ouders/verzorgers. Als dat niet mogelijk is, dienen

zij zelf voor een oplossing te zorgen. Als ouders/verzorgers er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen.

Om te kunnen beoordelen of begeleiden onmogelijk is of dat een gezin ernstig wordt benadeeld als het moet zorgen voor de begeleiding van een kind naar (speciale scholen voor) basisonderwijs of het speciaal onderwijs, zijn de volgende criteria opgesteld:

  • 1.

    De reistijd per openbaar vervoer gaat voor de begeleider een maximale reisduur te boven. De reisduur inzake de begeleiding van een kind naar school wordt gesteld op maximaal vijf uur per dag. Dit betreft de begeleidingstijd van- en naar school inclusief de tijd die de begeleider besteedt aan de reis om van school naar huis te gaan. Er wordt uitgegaan van de mogelijkheid dat het kind overblijft en de begeleider na het wegbrengen ook weer terug naar huis moet, en ’s middags naar de school moet reizen om het kind weer op te halen. Indien de reistijd voor de begeleider langer is dan de maximale reisduur en er is geen aantoonbare andere mogelijk om vervoer te combineren met kinderen uit de buurt, dan kan het kind in aanmerking voor aangepast vervoer. De reisduur wordt bepaald met behulp van OV reisinformatie (www.9292ov.nl). Wanneer de leerlingen tussen de middag naar huis gaat, telt deze reistijd niet mee bij de berekening van de reistijd per dag.

  • 2.

    Als een ouder meerdere kinderen jonger dan 4 jaar heeft en aannemelijk maakt dat hij/zij hierdoor niet in staat is de leerling naar school te begeleiden, kan de leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer. Er moet dan wel sprake zijn van een eenoudergezin en door de ouder moet aannemelijk worden gemaakt dat een andere oplossing (bijvoorbeeld het inschakelen van buren of familie) niet mogelijk is.

  • 3.

    Als sprake is van een eenoudergezin en deze ouder aangeeft op medische gronden de leerling niet te kunnen begeleiden, dient dit altijd vergezeld te gaan van een medische verklaring.

  • 4.

    Het hebben van (betaalde) werkzaamheden van één of beide ouder(s) is geen reden om tot bekostiging van aangepast vervoer over te gaan.

Artikel 5 Buitenschoolse opvang: vervoer naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres.

Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor het vervoer naar en van school. Onder bepaalde voorwaarden staat het college vervoer toe naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres. Onder een opvangadres na schooltijd valt in ieder geval niet: een adres voor een vorm van therapie, dagbehandeling of een sportvoorziening. Er valt in ieder geval wel onder: geregistreerde buitenschoolse opvang, geregistreerde gastouderopvang, opa of oma, buren. In andere gevallen beslist het college in het individuele geval of vervoer naar het adres is toegestaan.

Vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de leerling maakt gebruik van aangepast vervoer;

  • 2.

    het opvangadres ligt binnen de gemeentegrens van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

  • 3.

    er is één opvangadres naast het huisadres toegestaan;

  • 4.

    er dient sprake te zijn van een vast patroon, dat wil zeggen één vast adres alsook op vaste dagen per week;

  • 5.

    een volwassene dient ter plekke aanwezig te zijn om de leerlingen op te vangen. De chauffeur moet de leerling aan de volwassene kunnen overdragen bij de taxi(bus). Het college draagt geen verantwoordelijkheid vanaf het moment dat de leerling de taxi(bus) heeft verlaten;

  • 6.

    het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden;

  • 7.

    indien het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres, dan wel langere reistijd voor de overige leerlingen, behoudt het college zich het recht voor vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer naar het opvangadres niet te verstrekken.

Artikel 6 Ontzeggen van de toegang tot het vervoer

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt.

Hierbij worden de volgende stappen ondernomen:

  • 1.

    klachten worden in beginsel door de vervoerder opgelost;

  • 2.

    na de melding van een klacht door de vervoerder bij de gemeente Utrechtse Heuvelrug wordt een onderzoek gestart. In het kader van dat onderzoek spreekt de (beleids-) medewerker van de gemeente met vervoerder, chauffeur, ouders/verzorgers en/of school. Indien na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling volgt een eerste waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers;

  • 3.

    bij een volgende klacht wordt stap 2 herhaald en volgt een tweede waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders mogelijk te maken. Als er een begeleider meegaat, anders dan de ouder of verzorger en hier kosten aan zijn verbonden, zijn de kosten voor de ouder/verzorger;

  • 4.

    bij een volgende klacht kan een schorsing per direct volgen, voor een periode van één volle schoolweek. Er volgt een derde waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers;

  • 5.

    bij een volgende klacht volgt met een vierde brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van drie maanden, exclusief vakanties (schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar). Indien ouders na schorsing opnieuw gebruik willen maken van het leerlingenvervoer dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

Artikel 7 Keuring

Zoals in de artikelen 9, 4e lid en 16, 2e lid van de Verordening wordt aangegeven is het mogelijk dat bij de beoordeling gebruik gemaakt wordt van deskundigenadvies. Daaronder wordt eventueel ook verstaan het advies van een keuringsinstantie die door het college wordt ingeschakeld.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders

van de gemeente Utrechtse Heuvelrug in de vergadering van 19 augustus 2014

de secretaris, de burgemeester,

drs. M.J.T.H. Havekes G.F. Naafs