Regeling vervallen per 18-07-2019

Nadere regels gemeentelijke begraafplaatsen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 17-07-2019

Intitulé

Nadere regels gemeentelijke begraafplaatsen 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

gelet op de bepalingen van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug;

overwegende dat het wenselijk is nadere regels te stellen ter uitvoering van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de navolgende nadere regels:

NADERE REGELS gemeentelijke begraafplaatsen TER UITVOERING VAN DE Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze nadere regels verstaan onder:

  • a.

    Begraafplaats Doorn: de nieuwe algemene begraafplaats aan de Oude Arnhemse Bovenweg 18 te Doorn;

  • b.

    Begraafplaats Amerongen: de nieuwe algemene begraafplaats aan de Holleweg 33 te Amerongen;

  • c.

    Begraafplaats Driebergen – Rijsenburg: de nieuwe algemene begraafplaats aan de Traaij 301 te Driebergen – Rijsenburg;

  • d.

    Begraafplaats Leersum: de nieuwe algemene begraafplaats aan de Burg v.d. Boschlaan te Leersum;

  • e.

    Begraafplaats Maarn: de nieuwe algemene begraafplaats aan de Jacob van Wassenaerlaan te Maarn;

  • f.

    particulier graf, algemeen graf, urnengraf, urnennis, grafbedekking, urn, asbus, strooiveld, beheerder: hetgeen de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug daaronder verstaat;

  • g.

    foetusgraf: een graf bestemd voor het doen begraven van een foetus geboren na minder dan 24 weken zwangerschap;

  • h.

    kindergraf: een graf bestemd voor begraving van een stoffelijk overschot van een foetus van tenminste 24 weken tot een kind van ten hoogste de leeftijd van 12 jaar;

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

  • j.

    gedenkteken: voorwerp op het graf voor het aanbrengen van opschriften of figuren;

  • k.

    urnenmuur: een muur bevattende nissen voor het bijzetten van asbussen;

  • l.

    stoffelijk overschot: een lijk of de in een asbus, met of zonder urn, bewaarde as van een overledene.

Artikel 2 Indeling van de graven

  • 1. Op de begraafplaats Maarn vinden uitsluitend begravingen plaats van overledenen die op het moment van overlijden woonachtig zijn op het grondgebied van de voormalige gemeente Maarn en die in de gemeentelijke basisadministratie zijn ingeschreven.

  • 2. Het college verleent ontheffing van het bepaalde in het eerste lid indien een overledene volgens de gemeentelijke basisadministratie tenminste vijftien jaar woonachtig is geweest op het grondgebied van de voormalige gemeente Maarn, evenals in andere gevallen wanneer daarvoor dringende redenen bestaan.

  • 3. De algemene graven op de begraafplaatsen Doorn, Leersum en Amerongen bestaan uit graven, waarin gelegenheid wordt gegeven om maximaal drie stoffelijke overschotten te begraven voor de tijd van tien jaren. In deze graven vindt geen bijzetting van asbussen plaats, met of zonder urnen. In deze graven worden geen foetussen begraven.

  • 4. De algemene graven op de begraafplaatsen Driebergen – Rijsenburg en Maarn bestaan uit graven, waarin gelegenheid wordt gegeven om maximaal twee stoffelijke overschotten te begraven voor de tijd van tien jaren. In deze graven vindt geen bijzetting van asbussen plaats, met of zonder urnen. In deze graven worden geen foetussen begraven.

  • 5. De particuliere graven op de begraafplaatsen Doorn, Leersum en Amerongen zijn bestemd voor het begraven van ten hoogste vijf stoffelijke overschotten voor de tijd van tien of twintig jaren, waaronder maximaal drie lijken.

  • 6. De particuliere graven op de begraafplaatsen Driebergen – Rijsenburg en Maarn zijn bestemd voor het begraven van ten hoogste vier stoffelijke overschotten voor de tijd van tien of twintig jaren, waaronder maximaal twee lijken.

  • 7. In een grafkelder op de begraafplaatsen Doorn, Leersum en Amerongen mogen ten hoogste vijf stoffelijke overschotten worden begraven/bijgezet voor de tijd van tien of twintig jaren, waaronder maximaal drie lijken.

  • 8. In een grafkelder op de begraafplaatsen Driebergen – Rijsenburg en Maarn mogen ten hoogste vier stoffelijke overschotten worden begraven/bijgezet voor de tijd van tien of twintig jaren, waaronder maximaal twee lijken.

  • 9. Een kindergraf is bestemd voor het begraven van ten hoogste één lijk voor de tijd van tien of twintig jaren.

  • 10. Een foetusgraf is bestemd voor het begraven van ten hoogste twee stoffelijke overschotten van een foetus, voor de tijd van tien of twintig jaren.

  • 11. Een urnengraf op de begraafplaatsen Doorn en Driebergen – Rijsenburg is bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste drie asbussen, met of zonder urnen, voor de tijd van tien of twintig jaren.

  • 12. Een urnengraf op de begraafplaats Leersum is bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste vier asbussen, met of zonder urnen, voor de tijd van tien of twintig jaren.

  • 13. In een urnennis op de begraafplaats Doorn mogen maximaal twee asbussen worden geplaatst, voor de tijd van tien of twintig jaren.

  • 14. In een urnennis op de begraafplaatsen Amerongen en Leersum mogen maximaal drie asbussen worden geplaatst, voor de tijd van tien of twintig jaren.

  • 15. In afwijking van hetgeen in het vorige lid is bepaald, mag in een urnennis die is gesitueerd in een urnenzuil op de begraafplaats Amerongen maximaal één asbus worden geplaatst, voor de tijd van tien of twintig jaren.

  • 16. In een urnennis op de begraafplaats Maarn mag maximaal één asbus worden geplaatst, voor de tijd van tien of twintig jaren. Er worden tevens grote urnennissen uitgegeven waarin maximaal twee asbussen mogen worden geplaatst voor de tijd van tien of twintig jaren.

Artikel 3 Afmeting van de graven / urnennissen

  • 1. Een particulier graf, een grafkelder of een algemeen graf heeft in principe een lengte en breedte van respectievelijk 2.00 en 1.00 m.

  • 2. De lengte en breedte van een particulier graf, een grafkelder of een algemeen graf kunnen afwijken van hetgeen hiervoor is bepaald.

  • 3. Een kindergraf heeft een lengte en breedte van respectievelijk 1.50 en 1.00 m.

  • 4. Een foetusgraf heeft een lengte en breedte van respectievelijk 0.50 en 0.25 m.

  • 5. Een urnengraf op de begraafplaats Doorn heeft een lengte en breedte van respectievelijk 0.70 en 0.50 m.

  • 6. Een urnengraf op de begraafplaats Driebergen - Rijsenburg heeft een lengte en breedte van respectievelijk 0.60 en 0.60 m.

  • 7. Een urnengraf op de begraafplaats Leersum heeft een lengte en breedte van respectievelijk 1.00 en 1.00 m.

Artikel 4 Uitgifte van de graven

  • 1. De graven op de begraafplaatsen worden uitgegeven met inachtneming van de toepasselijke volgorde van uitgifte. De toepasselijke uitgifte betekent dat graven opeenvolgend en aansluitend worden uitgegeven.

  • 2. Voor de begraafplaats Doorn kan de toepasselijke volgorde als volgt worden weergegeven.

Artikel 5 Luiden van de klok

Op de begraafplaats Maarn wordt gelegenheid geboden tot het luiden van de klok.

Artikel 6 Melding

Bij de melding voor het hebben van een gedenkteken wordt een werktekening gevoegd, waarop tenminste voorkomt:

  • a.

    een boven-, voor-, en zijaanzicht met alle hoogte-, breedte-, dikte- en lengtematen;

  • b.

    de soort, kleur en bewerking van het te gebruiken materiaal;

  • c.

    de vermelding of de letters e.d. ingehakt, opgehakt of van metaal zijn;

  • d.

    de woordindeling van het opschrift en de plaats van de figuratie(s);

  • e.

    de soort van het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging van het gedenkteken daarop.

Artikel 7 Gedenktekens

  • 1. Voor de gedenktekens mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen of een verduurzaamde houtsoort.

  • 2. De lengte en breedte van het gedenkteken mogen die van het graf niet overschrijden, ook niet op enige hoogte boven het maaiveld. De hoogte bedraagt maximaal 1.00 m vanaf het maaiveld, met dien verstande dat voor gedenktekens op urnengraven op de begraafplaatsen Doorn en Leersum een maximale hoogte geldt van 50 cm.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid mag de lengte en breedte van een gedenkteken op een algemeen graf op de begraafplaats Maarn respectievelijk 50 cm en 50 cm bedragen, waarbij voorts geldt dat een gedenkteken alleen liggend mag worden geplaatst.

  • 4. Op algemene graven op de begraafplaatsen Doorn, Leersum en Amerongen mogen uitsluitend drie liggende stenen onder elkaar worden geplaatst met een afmeting van 60 cm breed en 50 cm hoog met een tussenruimte van 15 cm, zulks in overeenstemming met de bij dit besluit behorende situatietekening waarop de wijze van plaatsing is weergegeven.

  • 5. Op een algemeen graf en een urnengraf op de begraafplaats Driebergen – Rijsenburg mogen uitsluitend liggende gedenktekens worden aangebracht. De afmetingen van een gedenkteken op een algemeen graf mogen niet meer bedragen dan 0.50 x 0.60 m.

  • 6. Op foetusgraven mogen uitsluitend liggende gedenktekens worden geplaatst met een afmeting van maximaal 40 bij 40 cm.

  • 7. Wanneer een gedenkteken uit meerdere onderdelen bestaat, worden deze vast aan het gedenkteken verbonden en/of afzonderlijk bevestigd of gefundeerd.

  • 8. Het plaatsen van losse voorwerpen is toegestaan binnen het maximaal beschikbare (graf)oppervlakte. De gemeente is niet aansprakelijk voor beschadiging of verlies van los geplaatste voorwerpen.

  • 9. Het is op of bij alle graven en urnenplaatsen verboden losse voorwerpen te plaatsen die van glas zijn of die weg kunnen waaien.

  • 10. Het plaatsen van hekwerken en/of kettingen is niet toegestaan.

  • 11. In afwijking van het bepaalde in de leden 1, 2, 4 en 6 van dit artikel gelden op het oude gedeelte van de begraafplaats Doorn, zoals aangegeven in het bij dit besluit behorende indelingsplan,de volgende bijzondere regels:

    • a.

      De bedekking voor graven dient te bestaan uit een grafsteen uit de steensoort Bianco del mare;

    • b.

      De maten voor de bedekking staan aangegeven in het hiervoor bedoelde indelingsplan;

    • c.

      In het indelingsplan is tevens aangegeven of de stenen liggend of staand moeten worden geplaatst;

    • d.

      Op eigen graven mag maximaal één steen worden geplaatst;

    • e.

      Op algemene graven mogen maximaal drie liggende stenen worden geplaatst.

Artikel 8 Beplanting

  • 1. Op een graf kunnen zonder vergunning potplanten en bloemen in vazen worden geplaatst. Het is tevens toegestaan om zonder vergunning op een graf losse bloemen te leggen of eenjarige gewassen, vaste planten en lage heesters te planten..

  • 2. Beplanting op een graf mag niet hoger worden dan 1.00 meter en mag niet groter worden dan het graf lang en breed is. Indien beplanting hier niet aan voldoet, kan de beheerder deze zonder toestemming van de rechthebbende of gebruiker doen inkorten.

  • 3. Het is niet toegestaan bomen of hagen, waaronder begrepen coniferen, op een graf aan te brengen.

  • 4. Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat hij daarvoor enige toestemming nodig heeft van de rechthebbende of een ander persoon en zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder ook zondermeer worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 9 Het gebruik van urnennissen

  • 1. Voor het afdekken van een urnennis (afdichtvoorziening) mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen of een verduurzaamde houtsoort.

  • 2. Voor het aanbrengen van opschriften of figuraties op of in de in het vorige lid bedoelde afdichtvoorziening dient een ontwerptekening te worden ingediend. De volgende onderdelen dienen hierop te zijn aangegeven:

  • a. de te vermelden tekst;

  • b. wijze van opbrengen letters (gegraveerd of opgezet);

  • c. kleur van de letters;

  • d. de plaats van de figuratie(s);

  • 3. Met uitzondering van het hiervoor bepaalde, mogen geen voorwerpen aan, voor of op de urnennis of urnenmuur worden bevestigd/geplaatst. Wel mogen binnen de urnennis losse accessoires worden geplaatst

  • 4. De (her)plaatsing van de afdichtvoorziening dient te worden verzorgd door een steenhouwer, één en ander op kosten van de rechthebbende.

Artikel 10 Voorschriften voor de plaatsing

  • 1. Het aanbrengen van grafbedekkingen mag slechts gebeuren na het indienen van de melding en, ter voorkoming van verzakking, niet eerder dan zes weken na de eerste begraving. Deze termijn geldt niet voor grafbedekkingen op grafkelders.

  • 2. Een grafkelder dient vervaardigd te zijn van prefab beton en moet voorzien zijn van een afdekplaat, doch mag geen bodem hebben.

  • 3. Bij het aanbrengen van grafbedekkingen en het bouwen van kelders dienen de door of namens de beheerder gegeven aanwijzingen te worden opgevolgd.

Artikel 11 Strooiveld en gedachtenismuren

  • 1. Het strooiveld is uitsluitend bestemd voor het uitstrooien van asresten.

  • 2. Op het strooiveld en bij de gedachtenismuren mag tijdelijk een boeket of een bloemenkrans worden geplaatst.

  • 3. Eventuele bloemkransen en boeketten mogen door of namens de beheerder zonder vooraankondiging worden verwijderd indien zij verwelkt of vergaan zijn.

  • 4. Het plaatsen van andere voorwerpen als hiervoor bedoeld is niet toegestaan.

  • 5. Op één van de gedachtenismuren op de begraafplaats Doorn mag, onder toezicht van de beheerder of een door hem aangewezen persoon, een naamplaatje met een maximale afmeting van 15 x 15 cm worden aangebracht, dat uitsluitend mag worden voorzien van de naam en overlijdensdatum van de overledene. Het aanbrengen geschiedt uitsluitend door middel van montagekit. Het naamplaatje mag maximaal 10 jaar blijven bevestigd en wordt daarna verwijderd door de beheerder.

  • 6. Langs de randen van de gedachtenismuren op de begraafplaats Doorn dient ten minste een breedte van twee stenen vrij te blijven van naamplaatjes.

Artikel 12 Gebruik aula

De uitvaartondernemer is verantwoordelijk voor de opstelling van de stoelen in de aula. Hij mag de bestaande stoelopstelling wijzigen, maar dient zich hierbij te houden aan de landelijke regels omtrent brandveilig gebruik van bouwwerken. Hiertoe pleegt de uitvaartondernemer eventueel overleg met de Brandweer.

Artikel 13 Tijden van begraving en asbezorging

De aanvangstijd van een teraardebestelling, asbezorging, of bijzetting is van maandag tot en met zaterdag gelegen tussen 9.00 en 14.30 uur, met dien verstande dat diensten die in verband met de begrafenis of asbezorging worden gehouden direct voorafgaand aan of aansluitend aan de begrafenis of asbezorging kunnen plaatsvinden.

Artikel 14 Regeling voor onvoorziene gevallen

In die gevallen waarin de nadere regels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 15 Slotbepaling

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als Nadere regels gemeentelijke begraafplaatsen 2015.

Doorn, 11 november 2014,

Het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug,

de secretaris, de burgemeester,

drs. M.J.T.H. Havekes G.F. Naafs