Regeling vervallen per 06-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 05-01-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015

INTEGRALE VERORDENING

Behoort bij raadsvoorstel 2014-089c (titel: Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015.

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

Gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

BESLUIT

Over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015 (Verordening rioolheffing 2015)

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • d.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Hoofdstuk 2 Inhoudelijke bepalingen

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt geheven een recht van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      in geval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven terzake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt voor gebruikers van percelen die in hoofdzaak tot woning dienen per perceel geheven per perceel, en voor gebruikers van percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in het aan het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

4.De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, bedraagt voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen:

    • a.

      € 195,12 per perceel per belastingjaar,

    • b.

      vermeerderd met € 48,96 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 3, is voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen, afhankelijk van het waterverbruik conform bijbehorende tarieventabel.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting als bedoeld in artikel 2, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting als bedoeld in artikel 2, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

  • 5. Aanslagen van € 10,00 of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

  • 6. Teruggaven in verband met ontheffingen van € 10,00 of minder, worden niet verleend. Voor de toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Indien tot tweemaal toe geen toereikend saldo beschikbaar is op de betaalrekening van de belastingschuldige waarvan door middel van automatische betalingsincasso geld wordt afgeschreven, wordt er een nieuwe termijn vastgesteld en komt de afgegeven machtiging tot automatische incasso te vervallen.

  • 4. In afwijking van lid 2 geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als bedoeld in artikel 1 of meerdere andere heffingen: a. Lager is dan € 50,00 of meer is dan € 2.500,00 dat de aanslagen wordt geïncasseerd in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later. b. Hoger is dan of gelijk is aan € 50,00 maar lager is dan € 75,00 dat de aanslag wordt geïncasseerd in drie termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. c. Hoger is dan of gelijk is aan € 75,00 maar lager is dan € 100,00 dat de aanslag wordt geïncasseerd in vier termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing, voor zover deze wordt opgelegd met de aanslag.

  • 6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van rioolheffing kan uitsluitend kwijtschelding worden verleend voor rioolheffing voor huishoudens. Een verzoekformulier om kwijtschelding van rioolheffing als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a en b moet binnen drie maanden na dagtekening van de aanslag zijn ontvangen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van rioolheffing.

Hoofdstuk 2 Slotbepalingen

Artikel 9 Overgangsrecht

De verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van de Utrechtse Heuvelrug op 16 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 11 Citeertitel

1.Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 december 2014.
de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug
de griffier de voorzitter
W.Hooghiemstra G.F. Naafs

TARIEVENTABEL

Behorende bij de "Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015"

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven

Het tarief als bedoeld in artikel 6, lid 2 bedraagt voor een bedrijf of instelling bij een waterverbruik

van 0 t/m 100 m³ € 195,12

van 101 t/m 200 m³ € 244,62

van 201 t/m 300 m³ € 292,68

van 301 t/m 400 m³ € 341,52

van 401 t/m 500 m³ € 390,23

van 501 t/m 600 m³ € 439,08

van 601 t/m 700 m³ € 487,78

van 701 t/m 800 m³ € 536,63

van 801 t/m 900 m³ € 585,34

van 901 t/m 1.000 m³ € 634,19

van 1.001 t/m 2.000 m³ € 1.121,98

van 2.001 t/m 3.000 m³ € 1.610,16

van 3.001 t/m 4.000 m³ € 2.097,28

van 4.001 t/m 5.000 m³ € 2.585,21

van 5.001 t/m 6.000 m³ € 3.024,15

van 6.001 t/m 7.000 m³ € 3.463,23

van 7.001 t/m 8.000 m³ € 3.902,17

van 8.001 t/m 9.000 m³ € 4.340,71

van 9.001 t/m 10.000 m³ € 4.780,19

van 10.001 t/m 11.000 m³ € 5.180,27

van 11.001 t/m 12.000 m³ € 5.580,34

van 12.001 t/m 13.000 m³ € 5.980,29

van 13.001 t/m 14.000 m³ € 6.340,97

van 14.001 t/m 15.000 m³ € 6.716,57

van 15.001 t/m 16.000 m³ € 7.052,35

van 16.001 t/m 17.000 m³ € 7.388,15

van 17.001 t/m 18.000 m³ € 7.724,08

van 18.001 t/m 19.000 m³ € 8.059,88

van 19.001 t/m 20.000 m³ € 8.395,66

van 20.001 t/m 21.000 m³ € 8.691,80

van 21.001 t/m 22.000 m³ € 8.988,06

van 22.001 t/m 23.000 m³ € 9.284,20

van 23.001 t/m 24.000 m³ € 9.580,33

van 24.001 t/m 25.000 m³ € 9.876,47

van 25.001 t/m 26.000 m³ € 10.132,94

van 26.001 t/m 27.000 m³ € 10.389,41

van 27.001 t/m 28.000 m³ € 10.645,88

van 28.001 t/m 29.000 m³ € 10.902,35

van 29.001 t/m 30.000 m³ € 11.158,82

hoger dan 30.000 m³ € 11.365,12

Behoort bij raadsbesluit van 15 december 2014.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

W.Hooghiemstra G.F. Naafs