Regeling vervallen per 01-01-2019

[Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2018]

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

[Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2018]

INTEGRALE VERORDENING

Behoort bij raadsvoorstel 14 september 2017 (titel: Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2018)

 

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 augustus 2017;

 

Gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

BESLUIT

vast te stellen:

 

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2018 (Verordening toeristenbelasting 2018)

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • 2.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn en gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • 3.

    vaste jaarplaats: een terrein of terreingedeelte op een kampeerterrein, dat is gehuurd van de exploitant van het kampeerterrein, bestemd voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

  • 4.

    vaste seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte op een kampeerterrein, dat is gehuurd van de exploitant van het kampeerterrein, bestemd voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

  • 5.

    seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte op een kampeerterrein, dat is gehuurd van de exploitant van het kampeerterrein, bestemd voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen wordt verwijderd, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

  • 6.

    toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

  • 7.

    verhuureenheden: vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens of verhuurde ruimten die door de eigenaar of exploitant worden verhuurd voor perioden korter dan een maand aan steeds wisselende personen;

  • 8.

    kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

  • 9.

    stacaravans: caravans die op een seizoens-, vaste seizoens- of jaarplaats op een kampeerterrein zijn neergezet om voor langere tijd als verblijfsplaats te dienen en die bestemd zijn voor en gebezigd worden als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • 10.

    arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een gezin, echtpaar of samen reizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

  • 11

    voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend aan het eind van de maand juni;

  • 12

    verlengd voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;

  • 13

    naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;

  • 14

    maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september.

  • 15

    winterarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer vijf maanden, startend bij de afloop van het kampeerseizoen en eindigend bij de start van het volgende kampeerseizoen.

 Hoofdstuk 2 Inhoudelijke bepalingen  

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “toeristenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

a. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de

Wet Toelating Zorginstellingen ;

  • 1.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • 2.

    van degene die verblijft houdt in een instelling met een charitatief doel, welke instelling uitsluitend is bestemd voor het bieden van gelegenheid tot het houden van vakantie aan personen met een lichamelijke handicap dan wel geestelijke handicap en/of een kwetsbare gezondheid;

  • 3.

    van degene die de leeftijd van 13 jaar nog niet heeft bereikt en gedurende een periode van maximaal 4 weken recreatief verblijft binnen de gemeente;

  • 4.

    van degene die tijdelijk in de gemeente verblijft als deelnemer aan schoolwerkweken, landgoedwerkkampen en scouting activiteiten;

  • 5.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g en h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2, van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

 

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

a. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste

jaarplaatsen, bepaald op 2,6;

b. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste

seizoenplaatsen, bepaald op 2,6;

c. mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen, bepaald op 2,7;

d. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen, vaste seizoenplaatsen of op seizoenplaatsen, bepaald op:

1o 2,4, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

2o 2,4, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

3o 2,2, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

4o 2,1, indien sprake is van een maandarrangement;

5o 2,1, indien sprake is van een winterarrangement.

2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

a. in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op 70;

b. in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op 56;

c. in geval van het eerste lid, sub c, bepaald op 45;

d. in geval van het eerste lid, sub d, bepaald op:

1o 29, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

2o 39, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

3o 15, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

4o 13, indien sprake is van een maandarrangement;

5o 16, indien sprake is van een winterarrangement.

3. In afwijking van de eerste twee leden wordt het forfait niet toegepast op verblijf in verhuureenheden, vakantieonderkomens en mobiele kampeeronderkomens, die niet door dezelfde persoon of personen worden gehuurd voor de gehele jaar-, seizoens-, of arrangementenperiode, doch steeds worden gehuurd door wisselende verblijfhoudenden voor een korte periode.

 

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op verzoek van de belastingplichtige bij de aangifte, de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

 

Artikel 8 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per overnachting € 1,02 per persoon.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 10 Wijze van heffing

1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

2. Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

 

Artikel 11 Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

 

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

 

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 14 Nadere regels heffen en invorderen

Het bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

 

Artikel 15 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, dat schriftelijk te melden aan de aangewezen ambtenaren bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet.

 

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De “Verordening Toeristenbelasting 2017”vastgesteld door de gemeenteraad van de Utrechtse Heuvelrug op 19 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting 2018”.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 september 2017.

 

de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug

    

de griffier de voorzitter

W. Hooghiemstra G.F. Naafs