Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening Maatschappelijke Participatie 2016

Geldend van 08-03-2018 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Participatie 2016

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

Gelet op ;

BESLUIT

Over te gaan tot vaststelling van de volgende wijzigingsverordening:

 

Maatschappelijke Participatie 2016

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader

worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      De Wet: de Participatiewet.

    • 2.

      Bijdrage: een geldelijke tegemoetkoming, ten behoeve van activiteiten voor:

      • 1.

        Maatschappelijke activiteiten;

      • 2.

        Sociaal-culturele activiteiten;

      • 3.

        Educatieve activiteiten;

      • 4.

        Sportieve activiteiten.

      • 5.

        Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

      • 6.

        Bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Wet.

      • 7.

        Maatschappelijke participatie: deelname aan een maatschappelijke/sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

      • 8.

        Inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet.

 Artikel 2 Doelgroep en voorwaarden

  • 1.

    Een aanvraag voor een bijdrage in de maatschappelijke participatie, kan worden ingediend, door:

  • 1.

    Een persoon van 18 jaar of ouder, die staat ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

  • 2.

    Het netto-inkomen van aanvrager is, op de datum van aanvraag, niet hoger dan 120% van de van toepassing zijnde norm op grond van de Wet.

  • 3.

    Het vermogen van belanghebbende mag niet hoger zijn dan het vrij te laten vermogen, conform artikel 34 van de Wet.

  • 1.

    De aanvrager, die voldoet aan de vereisten als bedoeld in lid 1, kan tevens een bijdrage aanvragen ten behoeve van zijn minderjarige kinderen die op hetzelfde adres woonachtig zijn.

  • 2.

    De bijdrage moet worden aangevraagd in het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft.

  • 3.

    Een bijdrage per regeling kan maximaal een keer per jaar worden aangevraagd. De bijdrage per regeling wordt een keer per jaar toegekend.

  • 4.

    Het college kan een beslissing op aanvraag herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • 1.

      de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • 2.

      de inwoner niet langer op de voorziening is aangewezen;

    • 3.

      de voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • 4.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de voorziening verbonden voorwaarden; of

    • 5.

      de inwoner de voorziening niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 1.

    Ingeval het recht op een verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 2 (Inhoudelijke bepalingen) Artikel 3 Participatieregeling /Sociaal-culturele activiteiten

  • 1.

    Een verzoek als bedoeld in deze verordening, kan worden ingediend middels een door het college vastgesteld formulier. Het college kan aanvrager achteraf verzoeken om een betalingsbewijs.

  • 2.

    Sociaal-culturele activiteiten zijn: een dagje uit en/of reiskosten, contributies/lidmaatschappen van verenigingen (sport, cultuur), museum(jaarkaart), krant, tv (kabel of digitaal), telefoon, internetaansluiting, tijdschriften, concerten, voorstellingen, enzovoort.

  • 3.

    De maximale bijdrage voor een persoon is € 200,-- per jaar. De maximale bijdrage voor een kind tot 18 jaar, bedraagt € 125,-- per jaar.

 Artikel 4 Ruggensteunregeling / Maatschappelijke activiteiten

  • 1.

    Een verzoek ten behoeve van activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub 2, 1e onderdeel, van deze verordening kan worden ingediend middels een door het college vastgesteld formulier. Bij de aanvraag dient een bewijs te worden overgelegd van de te maken kosten.

  • 2.

    Maatschappelijke activiteiten: ondersteuning die niet van structurele aard is ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De voorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 3.

    De maximale bijdrage bedraagt € 2.500,--.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van de Ruggensteunregeling kan worden ingetrokken indien blijkt dat het uitgekeerde bedrag binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

 Artikel 5. Jeugdcultuurfonds

  • 1.

    Een verzoek om een bijdrage ten behoeve van culturele activiteiten van jongeren , kan worden ingediend door een vertegenwoordiger van het Jeugdcultuurfonds, middels een door het college vastgesteld formulier. Bij de aanvraag dient een bewijs te worden overgelegd van de te maken kosten.

  • 2.

    Deze bijdrage kan alleen worden aangevraagd ten behoeve van kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar die in de Basisregistratie personen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn opgenomen.

  • 3.

    De bijdrage wordt versterkt voor deelname aan culturele activiteiten.

  • 4.

    Onder culturele activiteiten wordt verstaan: muziek- en theaterles en/of de aanschaf van kostuumkleding en/of instrumenten

  • 5.

    De maximale bijdrage bedraagt € 350,00 per kalenderjaar.

  • 6.

    De bijdrage wordt rechtstreeks uitbetaald aan de vereniging of instelling.

 Artikel 6. Jeugdsportfonds

  • 1.

    Een verzoek om een vergoeding kan worden ingediend door een vertegenwoordiger van het Jeugdsportfonds. Bij de aanvraag dient een bewijs te worden overgelegd van de te maken kosten.

  • 2.

    Deze bijdrage kan alleen worden aangevraagd ten behoeve van kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar die in de Basisregistratie personen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn opgenomen.

  • 3.

    De bijdrage wordt versterkt voor deelname aan sport- en sportbenodigdheden.

  • 4.

    De maximale bijdrage bedraagt € 900,00 per kalenderjaar.

  • 5.

    De bijdrage wordt rechtstreeks uitbetaald aan de vereniging of instelling.

 Artikel7. Voorliggende voorzieningen

Er wordt geen bijdrage verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere vergoeding wordt verstrekt.

 Artikel 8. Uitvoering

Het college kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

 Artikel 9. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 8 maart 2018.

 Artikel 11 CiteertitelDeze verordening wordt aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Participatie 2016. 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 juni 2016.

 

de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug

  

de griffier de voorzitter

W. Hooghiemstra G.F. Naafs

Toelichting op de Verordening Maatschappelijke Participatie 2016 Artikel 1. Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

 

Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze verordening is bepaald dat onder maatschappelijke participatie wordt verstaan: deelname aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een lidmaatschap van een (sport)vereniging.

Hierbij is in ogenschouw gehouden dat het deelnemen aan sociale activiteiten noodzakelijke kosten van het bestaan zijn en deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, individuele inkomenstoeslag, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm zoals benoemd in artikel 35 lid 1 WWB.

 Artikel 2. Doelgroepen en voorwaarden

In artikel 2 zijn algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 WWB. In artikel 2 lid 1 is bepaald dat mensen tot een inkomensnorm tot 120% van de bijstandsnorm in aanmerking komen voor de regelingen. In de Wet wordt door de wijziging vanaf 2015 geen inkomensnorm meer gesteld. Gemeenten zijn hier vrij in. Los van artikel 35 van de Participatiewet kan een bijdrage worden verstrekt aan rechthebbende en zijn eventuele gezin voor kosten voor sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten in verband met maatschappelijke participatie.

 

In artikel 2 lid 2 van deze verordening is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 in aanmerking komen voor individuele bijzondere bijstand op grond van deze verordening. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 1 van deze verordening.

 Artikel 3. Participatieregeling/Sociaal-culturele activiteiten

Voor deelname aan sociaal-culturele activiteiten kan een tegemoetkoming in de kosten volgens de regeling sociaal-culturele activiteiten worden aangevraagd. Tot sociaal-culturele activiteiten worden gerekend: een dagje uit en/of reiskosten, contributies/lidmaatschappen van verenigingen (sport, cultuur), museum(jaarkaart), krant, tv (kabel of digitaal), telefoon, internetaansluiting, tijdschriften, concerten, voorstellingen, enzovoort.

 

De bijdrage moet per gezin aangevraagd worden; dat wil zeggen dat u tegelijk voor alle gezinsleden die in aanmerking willen komen één aanvraag indient. Thuiswonende kinderen vanaf 18 jaar horen niet tot het gezin. Als zij in aanmerking willen komen, moeten zij zelfstandig een aanvraag indienen. De vergoeding bedraagt € 200,-- per volwassene en € 125,-- voor kinderen en jongeren tot 18 jaar. De RSD kan achteraf bewijsstukken opvragen waaruit moet blijken dat rechtmatig gebruik is gemaakt van deze regeling. Het is dus van belang dergelijke bewijsstukken te bewaren. Met een bewijsstuk wordt bedoeld: een toegangskaartje, een treinkaartje, een bewijs van gebruik van openbaar vervoer of een bank- of giroafschrift waaruit uw abonnementskosten blijken (bijvoorbeeld een abonnement voor tv, krant, telefoon of internetaansluiting). Aanvullende aanvraag in het kader van sociaal-culturele activiteiten

 Artikel 4. Ruggensteunregeling/Maatschappelijke Participatie

Met het vaststellen van het beleidsplan Ruggensteun en Vangnet, Begeleiding naar werk, ondersteuning minima en Schuldhulpverlening 2016 – 2017 hebben we er een nieuw voornemen bij gekregen, namelijk het voornemen om inwoners te compenseren als geldproblemen leiden tot beperkte zelfredzaamheid en/of een obstakel vormen voor maatschappelijke participatie. Met deze regeling zij beperkingen ondervinden in de zelfredzaamheid, en/of de maatschappelijke participatie.

 

De voorziening draagt bij aan:

  • 1.

    De voorziening maakt deelname aan een preventieve activiteit mogelijk die leidt tot het bereiken van financiële zelfredzaamheid;

  • 2.

    de voorziening draagt incidenteel bij aan het verwerven van een structureel inkomen door betaald werk.

 

Inwoner en consulent verkennen tijdens de brede intake welke obstakels inwoner ervaart als het gaat om deelnemen aan de samenleving of het vinden van werk.

Waar mogelijk wordt de Ruggensteunregeling uitbetaald aan de debiteur en niet aan de inwoner.

 Artikel 5 Jeugdcultuurfonds

Bij het Jeugdcultuurfonds kunnen kinderen per jaar maximaal € 350,-- vergoed krijgen aan lidmaatschap van een culturele instelling, kleding, instrument en materiaal. De aanvraag bij dit fonds wordt gedaan door een intermediair. Het is voor ouders niet mogelijk om zelf een aanvraag in te dienen. De aanvragen geschieden

via intermediairs die aangewezen zijn door het jeugdsportfonds. De Stichting maakt bekent wie de intermediairs zijn en wie u kunt benaderen.

 Artikel 6 Jeugdsportfonds

Afspraken tussen de gemeente en het Jeugdsportfonds worden vastgelegd in een overeenkomst. Het jeugdsportfonds voorziet in een bijdrage van maximaal € 225,-- per jaar voor kinderen voor het deelnemen aan sport en een bijdrage in kosten voor sportbenodigdheden.

Het is voor ouders niet mogelijk om zelf een aanvraag in te dienen. De aanvragen geschieden

via intermediairs die aangewezen zijn door het jeugdsportfonds. De Stichting maakt bekent wie de intermediairs zijn en wie u kunt benaderen. Op basis van de aanmelding voert de RSD een inkomenstoets uit.

De bijdrage is een maximaal bedrag van €900,--. De kosten voor het lidmaatschap worden direct overgemaakt naar de sportvereniging ( die aangesloten moet zijn bij een bond die door NOC*NSF erkend wordt) De vergoeding van de kleding wordt na ontvangst van de factuur verstrekt aan de sportvereniging, intermediair of de ouder.

 Artikel 7 Voorliggende voorzieningen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 Artikel 8 Uitvoering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 Artikel 9 Nadere regels en hardheidsclausule

Juist omdat het bij deze regeling om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid ter zake niet aangepast zou moeten worden.

 Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.