Regeling vervallen per 14-04-2023

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug  2019

Geldend van 25-06-2019 t/m 13-04-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug  2019

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug van 24 juli 2018 inzake de vaststelling van de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug 2019;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t

 

vast te stellen de volgende: 'Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug 2019'

 

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats: de begraafplaatsen:

    1. de nieuwe algemene begraafplaats aan de Traaij 301 te Driebergen-Rijsenburg;

    2. de oude algemene begraafplaats ter hoogte van de woning Traaij 106 te Driebergen-Rijsenburg;

    3. de nieuwe algemene begraafplaats aan de Holleweg 33 te Amerongen;

    4. de oude algemene begraafplaats aan de Rijksstraatweg te Amerongen;

    5. de nieuwe algemene begraafplaats aan de Burg v/d Boschlaan 62 te Leersum;

    6. de oude algemene begraafplaats aan de Scherpenzeelseweg te Leersum;

    7. de nieuwe algemene begraafplaats aan de Jacob van Wassenaerlaan 2 te Maarn;

    8. Gedenkpark Utrechtse Heuvelrug, voorheen de nieuwe algemene begraafplaats aan de Oude Arnhemse Bovenweg 18 te Doorn;

    9. de oude algemene begraafplaats aan de Amersfoortseweg te Doorn.

  • b.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • c.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • d.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • I.

      het begraven en begraven houden van overledenen;

    • II.

      het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • e.

    kindergraf: een particulier zandgraf waarin gelegenheid wordt geboden tot het begraven van een natuurlijk persoon beneden de 12 jaar en van levenloos geborenen;

  • f.

    natuurgraf: een particulier zandgraf in een natuurlijke omgeving, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het begraven en begraven houden van een overledene in een specifiek vak met aangepaste voorwaarden;

  • g.

    gazongraf: een particulier zandgraf in een gazonrijke omgeving, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het begraven en begraven houden van twee overledenen in een specifiek vak met aangepaste voorwaarden;

  • h.

    keldergraf: een kunststof, betonnen of gemetselde constructie die in de grond is geplaatst en waarin een of meerdere overledenen worden begraven of asbussen worden bijgezet, wandgraven inbegrepen; keldergraven kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • i.

    urnengraf: een particulier graf, urnen-keldergraf daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    urnen-natuurgraf: een particulier graf in een natuurlijke omgeving, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het begraven en begraven houden van de as van een overledene in een biologisch verteerbare urn in een specifiek vak met aangepaste voorwaarden;

  • k.

    urnenplaats: een bovengrondse plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend voor het plaatsen van en geplaatst houden van urnen; 

  • l.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend voor het plaatsen van een gedenkteken of monument om overledenen te gedenken (zonder begrafenis of asbestemming);

  • m.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het begraven van overledenen;

  • n.

    urnennis: een nis in een urnenmuur, een columbarium daaronder begrepen, bij de gemeente in beheer waarin de gelegenheid wordt geboden tot het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; 

  • o.

    verstrooiingsplaats: een strooiveld op een begraafplaats of gedenkpark bij de gemeente in beheer waar as van een overledene kan worden verstrooid;

  • p.

    plaatsingsrecht: het recht tot het doen aanbrengen van een gedenkplaatje op een algemene herdenkingszuil die bij de gemeente in beheer is.

  • q.

    grafbedekking: gedenktekens of vaste planten die op het graf of de urnenplaats zijn geplaatst;

  • r.

    gedenkteken: een grafsteen, liggende of staande zerk, sierurn, sluitplaat, of ander monument ter nagedachtenis van een overledene;

  • s.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

  • t.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • u.

    aanvrager: de persoon of rechtspersoon die – al dan niet door tussenkomst van een uitvaartondernemer– opdracht geeft voor een begrafenis of bijzetting en die de uitgifte verzoekt van een graf, asbestemming, herdenkingsplaats of plaatsing van een gedenkplaatje en hiervoor de betalingsplichtige is;

  • v.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier (kelder-)urnengraf, een particuliere urnenplaats, een particuliere asverstrooiingsplaats, een particuliere urnennis of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • w.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, een algemene urnennis of een algemene herdenkingszuil is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • x.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of een rechtspersoon die met toestemming van de rechthebbende of gebruiker de grafbedekking op een graf of een urn in eigendom heeft;

  • y.

    belanghebbende: een verzamelnaam voor alle contactpersonen met een belang bij een graf, een bewaarplaats voor asbussen of een herdenkingszuil, een natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechthebbende

  • z.

    wet: Wet op de lijkbezorging en de daaruit voortvloeiende regelgeving;

  • aa.

    grafrecht: 

  • I. het gebruiksrecht op het gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een urnennis, of het plaatsen van een gedenkplaatje op een algemeen herdenkingsmonument;

  • II. het uitsluitend recht op een particulier graf, urnenplaats of gedenkplaats;

  • bb.

    vooruitgifte: het uitgeven van een uitsluitend recht op een particulier graf, urnenplaats of gedenkplaats waarbij nog niet wordt overgegaan tot begraving of bijzetting van een asbus;

  • cc.

    reservering: het toekennen van een particulier graf, urnenplaats of gedenkplaats voor toekomstig gebruik gedurende een afgesproken periode, waarbij het grafrecht pas van kracht wordt p het moment van de eerste begraving of bijzetting.

  • dd.

    grafakte: de beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht wordt verleend.

  • ee.

    lijkbezorging: het lichaam van een overledene of doodgeborene laten begraven of cremeren of op een andere bij of krachtens de wet voorziene wijze.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: urnengraf, urnenplaats, kindergraf, natuurgraf, urnen-natuurgraf, gazongraf en particuliere gedenkplaats.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: urnennis en herdenkingszuil voor een gedenkplaatje.

 

Artikel 3. Beheer

  • 1.

    Het beheer van de begraafplaats berust bij het college.

  • 2.

    Het beheer omvat:

  • a. 
de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen en het gedenkpark;

  • b. 
de bijbehorende administratie van de begraafplaatsen en het gedenkpark;

  • c. 
het onderhouden van de begraafplaatsen en het gedenkpark;

  • d. 
het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging.

  • 3.

    Onder toezicht van het college worden één of meer beheerders en administratief medewerkers belast met het dagelijkse beheer van de begraafplaatsen en het gedenkpark.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 4. Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van begrafenissen of algemene herdenkingsbijeenkomsten;

 Artikel 5. Ordemaatregelen

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de in het tweede lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden om met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden, behalve met toestemming van de beheerder. Motorvoertuigen waarvoor toestemming is verleend mogen niet harder dan 10 km per uur.

  • 4.

    Het is niet toegestaan om op de begraafplaats te fietsen en te skeeleren, tenzij anders bepaald.

  • 5.

    De beheerder is bevoegd om bezoekers met een beperking toestemming te verlenen voor het bezoeken van de begraafplaats met een fiets, rolstoel of ander aangepast voertuig.

  • 6.

    Hondenbezitters kunnen uitsluitend met een aangelijnde hond de begraafplaats bezoeken en dienen overeenkomstig het hondenpoepbeleid van de gemeente te handelen en uitwerpselen onmiddellijk te verwijderen.

  • 7.

    Asverstrooiing op de begraafplaatsen is alleen mogelijk in overleg met, na toestemming van en in het bijzijn van de beheerder.

  • 8.

    Het verontreinigen van de begraafplaats en het plaatsen van gebruiksvoorwerpen buiten het grafvak, zoals afval, vazen, potten, gieters, gereedschap en bankjes is niet toegestaan,

  • 9.

    Lopen op graven is niet toegestaan in verband met respect voor doden en nabestaanden, het voorkomen van schade aan de grafbedekking en andere voorwerpen op het graf, tenzij de bereikbaarheid belemmerd wordt.

  • 10.

    Het college kan via nadere regels aanvullende ordemaatregelen vaststellen.

Artikel 6. Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en andere plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren schriftelijk zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 7. Opgravingen en ruimingen

Bij het opgraven van overledenen en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 8. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene die wil begraven, as wil bijzetten of as wil verstrooien, geeft daarvan uiterlijk twee werkdagen voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. Indien de situatie het toelaat kunnen nabestaanden deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien de rechthebbende of gebruiker van een algemeen graf de wens daartoe uiterlijk om 10.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

  • 3.

    Het openen van een keldergraf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van het keldergraf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats of door een steenhouwer op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

  • 4.

    De rechthebbende die wil begraven of bijzetting wil laten plaatsvinden in een particulier graf, dan wel een opgraving van een overledene wil laten verrichten, is verplicht voor eigen kosten de voor en op het graf aanwezige grafbedekking, inclusief eventuele afdekplaten, door een steenhouwer te laten verwijderen, indien de beheerder dat noodzakelijk acht.

  • 5.

    De in het vierde lid bedoelde rechthebbende dient onmiddellijk na voltooiing van de werkzaamheden over te gaan tot herplaatsing van de afdekplaten en de grafbedekking.

 

Artikel 9. Lijkomhulsel en grafgiften

  • 1.

    Rechthebbenden of gebruikers leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkomhulsels, die voldoen aan de in of krachtens de wet dan wel op basis van publiekrechtelijke verordeningen, privaatrechtelijke reglementen of algemene voorwaarden gestelde regels ten aanzien van de doorlaatbaarheid van vloeistoffen en gassen, mechanische eigenschappen, vorm en biologische afbreekbaarheid. Genoemde regels zijn vastgesteld in het Besluit op de lijkbezorging en de Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing. In geval van ernstige en gerechtvaardigde twijfel of de materialen aan deze eis voldoen, kan de beheerder een controle instellen. Blijken de gebruikte materialen niet aan de eis te voldoen dan kan begraving geweigerd worden.

  • 2.

    Rechthebbenden of gebruikers zijn verplicht bij het verzoek tot het verlof tot begraven het gebruik van lijkhoezen aan de beheerder door te geven.

  • 3.

    Het is verboden om te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 4.

    Het is niet toegestaan voorwerpen aan de grafruimte toe te voegen die de vertering van het lijk belemmeren of voorkomen en/of vervuilend zijn.

  • 5.

    De beheerder kan bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel verzoeken om een schriftelijke verklaring omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen.

  • 6.

    De beheerder kan door middel van steekproeven controleren of aan de bepalingen in dit artikel is voldaan.

 

Artikel 10. Over te leggen stukken

  • 1.

    Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven en het registratiedocument behorende bij het lijkomhulsel zijn overgelegd aan de beheerder. Het registratiedocument bevat een registratienummer dat overeenkomt met het nummer op het lijkomhulsel, de naam van de overledene, overlijdens- en geboortedatum van de overledene dan wel het geslacht van de doodgeborene, vergezeld van een overlijdensverklaring van een arts.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een reeds uitgegeven particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overlegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren, gerekend vanaf de eerste begraving.

  • 5.

    Indien de burgemeester verlof heeft verleend om een overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven dient het bedoelde verlof van de burgemeester worden overlegd.

  • 6.

    De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

 

Artikel 11. Tijden van begraven, crematiediensten en asbezorging

De tijden van begraving en bijzetting worden door het college bij nadere regels vastgesteld.

Artikel 12. Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1.

    Het gebruik van de gemeentelijke ontvangstruimten, alsmede van de muziekinstallatie –voor zover aanwezig- moet uiterlijk om 10.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2.

    De ontvangstruimten en aula staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager, met een verlengingsmogelijkheid per half uur.

  • 3.

    Artikel 12 is alleen van toepassing op aula’s en ontvangstruimten die bij de gemeente in beheer zijn.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 13. Indeling graven, asbezorging en gedenkmogelijkheden

  • 1.

    Het college stelt de indeling van de begraafplaats en de inrichting van de grafvelden vast.

  • 2.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

  • a. particuliere (kelder-)graven;

  • b. particuliere kindergraven;

  • c. particuliere (kelder-)urnengraven;

  • d. particuliere urnenplaatsen;

  • e. particuliere gedenkplaatsen;

  • f. particuliere (urnen-)natuurgraven;

  • g particuliere gazongraven;

  • h. algemene graven;

  • i. urnennissen;

  • j. gedenkplaatjes.

  • 3.

    Het college bepaalt middels nadere regels per begraafplaats welke grafsoorten en asbestemmingen mogelijk zijn.

Artikel 14. Aantal overledenen in graven en in asvoorzieningen

  • 1.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere urnengraven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de particuliere graven.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen worden begraven in algemene graven en welk aantal asbussen met of zonder urn in urnennissen worden bijgezet. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de algemene graven.

 

Artikel 15. Volgorde van uitgifte

  • 1.

    Graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven, tenzij door de beheerder anders bepaald.

  • 2.

    De beheerder kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

  • 3.

    Het college bepaalt via nadere regels onder welke voorwaarden vooruitgiften en reserveringen mogelijk zijn.

 

Artikel 16. Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en gebruiksvoorwaarden.

 

Artikel 17. Termijnen particuliere en algemene graven

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, grafrechten. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels de termijnen. De termijn begint te lopen op de datum waarop het grafrecht voor een particulier graf, urnenplaats of gedenkplaats wordt uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met via nadere regels vast te stellen termijnen, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend

  • 3.

    Als het grafrecht niet voor het einde van de termijn van het particulier recht is verlengd vervalt het particulier recht na het einde van die termijn terug aan de gemeente.

  • 4.

    Het gebruik van algemene graven, urnennissen en algemene gedenkmonumenten voor het plaatsen van een gedenkplaatje wordt verleend voor een bij nadere regels vast te stellen termijn. Deze termijn kan niet worden verlengd.

  • 5.

    De bijzetting van een asbus impliceert dat de rechthebbende of gebruiker opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig voor afloop een andere bestemming kenbaar is gemaakt. De verstrooiing vindt ambtshalve plaats, op een door de beheerder te bepalen tijdstip en plaats, zonder kennisgeving aan en buiten aanwezigheid van nabestaanden.

 

Artikel 18. Keldergraven

  • 1.

    Het college kan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening aanbrengen van een keldergraf.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels voorwaarden.

  • 3.

    Het college kan bij nader vast te stellen regels voorwaarden stellen aan het gebruik van bestaande keldergraven.

  • 4.

    Het college kan bij nader vast te stellen regels voor reeds bestaande keldergraven de vergunning voorwaarden wijzigen of intrekken.

Artikel 19. Overschrijving van verleende grafrechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf vervallen te verklaren.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5.

    De gebruiker van een algemeen graf kan het gebruiksrecht overdragen aan een andere belanghebbende door overlegging aan de beheerder van een door de gebruiker en de betrokken opvolger getekend bewijs van overdracht. Deze opvolger is een natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 6.

    De rechthebbende en/of belanghebbende is verplicht om zijn/haar adresgegevens aan de beheerder van de begraafplaats op te geven, alsmede de wijziging van hun adres.

 

Artikel 20. Vervallen grafrechten

  • 1.

    Het grafrecht vervalt:

  • a. door het verlopen van de termijn waarvoor het recht is verleend;

  • b. indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

  • c. indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

  • a. indien de betaling van het grafrecht -ondanks een aanmaning- niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

  • b. indien de rechthebbende -ondanks een aanmaning- in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

  • c. indien de rechthebbende van een particulier graf is overleden en het recht niet binnen de in artikel 19, lid 3, (overschrijving van verleende rechten en gebruiken) gestelde termijn is overgeschreven;

  • d. indien de rechthebbende –ondanks een aanmaning- niet binnen een jaar overgaat tot herstel van een graf dat in verval is.

  • 3.

    Onder in verval zijnde graven wordt verstaan:

    • a.

      breuk van het monument;

    • b.

      een verzakking van het monument van meer dan 10 cm;

    • c.

      het onleesbaar afgesleten zijn van teksten;

    • d.

      beplanting buiten de toegestane afmetingen (groeiend boven de toegestane hoogte en buiten de grafafmeting);

    • e

      omgevallen monumenten, dan wel monumenten die (deels) beschadigd zijn geraakt;

    • f.

      graven die een risico vormen voor de veiligheid van medewerkers en bezoekers van de begraafplaats (ondeugdelijke constructies volgens huidige richtlijnen).

  • 4.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c en in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de betaalde rechten.

Artikel 21. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf, particuliere urnenplaats of particuliere gedenkplaats. Van de ontvangst van zodanige verklaring maken burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen

Artikel 22. Melding grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking dient een schriftelijke melding te worden gedaan bij het college.

  • 2.

    De rechthebbende van een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf dient de melding voor het hebben van een grafbedekking in.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van indienen van de melding, de aard en de afmetingen van de gedenktekens en de wijze van aanbrengen.

  • 4.

    Het college gaat akkoord met de melding indien:

  • a. voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels;

  • b. de grafbedekking geen afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

  • c. de duurzaamheid van de materialen voldoende is;

  • d. de constructie van de grafbedekking deugdelijk is;

  • e. de grafbedekking of het opschrift niet aanstootgevend is;

  • f. vooraf aan de financiële verplichtingen behorend bij de uitgifte van een graf is voldaan.

  • 5.

    Voor plaatsing van een grafbedekking en gedenkteken is altijd een schriftelijke melding vooraf aan de beheerder vereist en vervolgens toestemming van de beheerder voor het tijdstip van en handelwijze bij plaatsing.

  • 6.

    Het college kan in speciale situaties de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen voor een grafbedenking en gedenkteken dat afwijkt van de voorwaarden van de gestelde nadere regels.

 

Artikel 23. Aansprakelijkheid

  • 1.

    Zolang het graf of de urnennis niet geruimd mag worden, blijft de rechthebbende of de gebruiker het eigendom houden van de in artikel 22 (Melding grafbedekking) bedoelde grafbedekking en gedenkteken, maar ook beplantingen en andere voorwerpen. Al hetgeen wat op het graf geplaatst is, wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende van een particulier graf of gebruiker van een algemeen graf of urnennis te zijn aangebracht.

  • 2.

    Het plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking, de afdichtvoorziening van urnennissen inbegrepen, geschiedt door en voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker van een algemeen graf.

  • 3.

    Schade en eventuele gevolgschade voor derden is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker van een algemeen graf of urnennis en deze dient de daaraan toegebrachte schade, door welke omstandigheid ook, op eerste aanschrijven te herstellen.

  • 4.

    Indien binnen twaalf weken na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is de beheerder bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen en andere voorwerpen over te gaan zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 5.

    Indien door een ondeugdelijke (geworden) constructie naar het oordeel van de beheerder een gevaarlijke situatie is ontstaan, kan de beheerder direct maatregelen treffen.

 

Artikel 24. Onderhoud door de houder van de begraafplaats

  • 1.

    De gemeente voorziet slechts in het algemeen onderhoud van de begraafplaats. Het betreft het onderhouden van de wegen en paden, bomen, algemeen groen en door de gemeente geplaatst meubilair (banken en afvalbakken).

  • 2.

    De beheerder van de begraafplaats is gerechtigd om ten alle tijden, zonder toestemming van de eigenaar van de grafbedekking, overhangend groen van graven en beplanting die buiten en boven de toegestane maximale hoogte uitreikt, te snoeien of te verwijderen, zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding.

  • 3.

    Voor grafrechten die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn uitgegeven waarbij met de rechthebbende een regeling is getroffen omtrent het verrichten van onderhoud door de gemeente, blijft de rechthebbende verplicht om voor dit onderhoud een bedrag te betalen. De hoogte van dit bedrag wordt vastgesteld in een afzonderlijke verordening.

Artikel 25. Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

  • 1.

    Het plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de belanghebbende.

  • 2.

    De rechthebbende of de belanghebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3.

    Indien de rechthebbende of de belanghebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan de beheerder de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de belanghebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de belanghebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de belanghebbende niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5.

    Het college kan de rechthebbende of de belanghebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van de beheerder het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

  • 6.

    Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel26. Grafbeplanting

  • 1.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aard, de afmetingen en de wijze van aanbrengen van grafbeplanting.

  • 2.

    Niet-blijvende beplanting op een graf die, naar oordeel van de beheerder, in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding.

  • 3.

    Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

 

Artikel 27. Tijdelijke verwijdering grafbedekking

  • 1.

    Het afnemen en herplaatsen van een gedenkteken respectievelijk afdekplaat ten behoeve van de begraving van een lijk of de bijzetting van een asbus in het particulier graf geschiedt namens de rechthebbende en is voor rekening en risico van de rechthebbende.

  • 2.

    Een rechthebbende en eigenaar van een grafbedekking is verplicht te gedogen dat de op een graf aanwezige gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

  • 3.

    Een rechthebbende en eigenaar van een grafbedekking is verplicht te gedogen dat tijdelijk grond op een graf geplaatst wordt, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

 

Artikel 28. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking wordt na het verstrijken van de termijn van uitgifte in opdracht van het college, door de begraafplaatsbeheerder van het graf verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van het graf en de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de graftermijn zal verlopen per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van het graf en de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 3.

    Indien de grafbedekking bij afloop van de grafrechtentermijn niet verwijderd is, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    Voorafgaande de verwijdering van de grafbedekking is melding en toestemming van de beheerder nodig over het tijdstip en wijze van verwijdering.

 

Artikel 29. Losse voorwerpen

  • 1.

    Zolang het graf niet geruimd mag worden, blijven de op de graven geplaatste losse voorwerpen ter beschikking van de eigenaar van de grafbedekking.

  • 2.

    Na afloop van het grafrecht of het gebruik, vervalt het recht op deze voorwerpen aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven en urnenfaciliteiten.

Artikel 30. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf of urnennis te laten ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden overgebracht naar een verzamelgraf of worden verdiept begraven en de aanwezige as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te brengen voor crematie of voor herbegraving elders.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen.

 

Hoofdstuk 7. In stand houden historische graven en bijzondere grafbedekking

Artikel 31. Lijst historische graven

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Van de in lid 1 bedoelde lijst wordt aantekening gemaakt in het grafregister.

  • 3.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de in lid 1 genoemde lijst te worden bijgeschreven.

  • 4.

    Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

  • 5.

    Voor graven op een oude begraafplaats die is aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument zijn de betreffende Monumentenverordeningen van toepassing.

 

Hoofdstuk 8. Inrichting register

Artikel 32. Voorschriften

  • 1.

    De administratie bevat een openbaar register van diegenen die zijn begraven of waarvan de as is bezorgd. In dit register worden de naam, de geboortedatum en de datum van overlijden opgenomen. Daarbij is vermeld de grafaanduiding en de dag van de begraving of bijzetting.

  • 2.

    De administratie bevat gegevens van alle rechthebbenden en gebruikers/ belanghebbenden van de graven en urnenplaatsen, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar doch de gegevens van rechthebbenden en gebruikers kunnen worden verstrekt aan derden, indien deze schade leiden door of als gevolg van de grafbedekking op de graven, urnenplaatsen of gedenkplaatsen van die rechthebbenden en gebruikers.

  • 3.

    De rechthebbenden van particuliere graven, gebruikers van algemene graven en eigenaren van grafbedekkingen voor zover niet de rechthebbende of gebruiker van het graf, zijn verplicht de wijziging van hun NAW-gegevens binnen 1 maand aan de administratie van de begraafplaats door te geven.

  • 4.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder van de begraafplaats.

  • 5.

    Een plattegrond van de begraafplaatsen, waarop de graven genummerd zijn aangeduid, wordt bijgehouden door de administratie van de begraafplaats.

  

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 33. BeslissingsbevoegdheidIn gevallen waarin deze verordening niet voorziet of indien verschil van mening bestaat over de uitleg van haar bepalingen, dan wel dat toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, beslist het college. 

Artikel 34. Intrekking oude regeling

De huidige Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug 2015, vastgesteld op 15 december 2014 wordt ingetrokken.

 

Artikel 35. Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de huidige Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug 2015, vastgesteld op 15 december 2014, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de huidige verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

 

Artikel 36. Strafbepaling

Overtreding van enige bepaling van deze verordening of van een krachtens enige bepaling van deze verordening gegeven voorschrift wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 37. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

Artikel 38. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Utrechtse Heuvelrug  2019.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 8 november 2018.

 

De griffier,

 

De voorzitter,

Ondertekening