Regeling vervallen per 01-01-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp (Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020)

Geldend van 18-02-2021 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp (Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020;

overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ten aanzien van het pgb, financiële tegemoetkomingen en medezeggenschap, inspraak en privacy;

besluit vast te stellen:

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020

Inleiding

In de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020 (hierna: de verordening) is bepaald dat het college met betrekking tot een aantal zaken nadere regels kan stellen in het Besluit. Het onderhavige Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020 omvat deze nadere regels, die vooral van financiële aard zijn. Naast dit Besluit is de inhoudelijke uitvoering van de verordening verder uitgewerkt in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020.

Artikel 1. Eigen Bijdrage

Artikel 1.1 Prijspeil

Het prijspeil wordt enerzijds bepaald door gemeentelijke afspraken over de toe te passen indexering, bijvoorbeeld voor de vergoedingen voor vervoer en woningaanpassingen. Daarnaast zijn er bedragen die landelijk c.q. in de regio Zuid Oost Utrecht zijn vastgelegd en jaarlijks kunnen worden herzien.

Artikel 1.2Maximale eigen bijdrage

Het college kiest ervoor om een eigen bijdrage te heffen voor maatwerkvoorzieningen in natura en via pgb’s van in totaal €19,00 per maand. Dit bedrag is vastgesteld in de Wmo 2015 en kan bij ministeriële regeling jaarlijks (met ingang van 1 januari van het kalenderjaar) op basis van de consumentenprijsindex worden geïndexeerd. Het CAK stelt de eigen bijdrage vast en int deze. In artikel 3.8 van het uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is een aantal uitsluitingsgronden voor het betalen van een eigen bijdrage opgenomen. Daarnaast is in de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020 (hierna: Verordening 2020) opgenomen dat er geen eigen bijdrage betaald hoeft te worden voor een tillift en in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020 dat er geen eigen bijdrage opgelegd wordt bij bemoeizorg.

Artikel 1.3. Looptijd van de bijdrage

Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of een pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt. De cliënt betaalt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.

De gemeente stelt de maatwerkvoorzieningen ter beschikking in bruikleen. Dat betekent dat de gemeente ook kosten maakt voor het onderhoud en dat zolang de gemeente kosten maakt voor de maatwerkvoorziening, er sprake is van de inning van de eigen bijdrage van €19 per maand.

Artikel 2. Huishoudelijke ondersteuning

Het tarief voor huishoudelijke ondersteuning is gebaseerd op de tarieven 2019 vermeerderd met 1,61 % indexering. Dit conform de afspraken in Zuid Oost Utrecht om de indexering te koppelen aan Wmo begeleiding en Jeugd. Hierbij geldt dat de tarieven in ZIN deelbaar moeten zijn door 60, omdat er per minuut gedeclareerd kan worden.

Product

Tarief 2020

Huishoudelijke Hulp ZIN

€ 25,80

PGB door een formele zorgaanbieder A of B

€ 19,70

PGB door een persoon uit het sociale netwerk

€ 16,32

Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT)

€ 25,60

De HHT is per 1 januari 2020 beëindigd. Voor bestaande cliënten geldt een overgangsperiode tot 1 juli 2020. Zorgaanbieders dienen een factuur in bij de gemeente met een tarief van € 25,80. En dit tot uiterlijk 1 juli 2020.

Artikel 3. Woonvoorzieningen

3.1 Persoonsgebonden budget (pgb)

  • 3.1.

    Een pgb voor woonvoorzieningen wordt alleen toegekend voor losse woonvoorzieningen. Voor bouwkundige woonvoorzieningen wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt.

  • 3.1.2

    Het pgb bedrag voor woonvoorzieningen is toereikend en vergelijkbaar met de kosten van de voorziening in natura. De bedragen zijn afgeleid van de bedragen die gelden voor de voorzieningen in natura bij de door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

  • 3.1.3

    Voor kortdurend gebruik (maximaal 6 maanden) zijn losse woonvoorzieningen te leen via de uitleenservice van zorgaanbieders of hulpmiddelenleveranciers. Losse woonvoorzieningen zijn in de regel voorliggend op bouwkundige woonvoorzieningen.

  • 3.1.4

    Voor langdurig gebruik kunnen losse woonvoorzieningen zowel in bruikleen als in eigendom worden verstrekt. Relatief goedkope hulpmiddelen (tot maximaal € 250,- incl. btw), worden in eigendom verstrekt.

  • 3.1.5

    Alle genoemde vergoedingen in de navolgende artikelen zijn inclusief btw.

3.2 Vergoeding bedragen

  • a.

    Als de kostenraming van de woonvoorziening het bedrag van € 10.000 te boven gaat geldt het verhuisprimaat. Als verhuizen geen optie is, geldt als maximum bedrag voor bouwkundige woonvoorzieningen het zgn. plafond dat voor vergoeding in aanmerking komt, € 45.000,- (inclusief Btw en exclusief leges). De kosten boven dit bedrag worden niet door de gemeente vergoed.

  • b.

    voor verhuis– en inrichtingskosten van een 1-persoonshuishouden eenmalig maximaal 3.751,80.- . Dit is 60% van € 6.253. ,- Het bedrag Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie, volgens Burgerlijk Wetboek.

  • c.

    voor verhuis– en inrichtingskosten van een meerpersoonshuishouden eenmalig maximaal

  • d.

    € 4.689,75 . Dit is 75% van € 6.253. ,- Het bedrag Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie, volgens Burgerlijk Wetboek.

  • e.

    voor het bezoekbaar maken van een woning, eenmalig, maximaal € 2.500,-

  • f.

    voor het logeerbaar maken van een woning, eenmalig maximaal € € 4.000,-

3.3 Bijzondere bepalingen bouwkundige woonvoorzieningen

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld als de tegenwaarde van de door de gemeente vastgestelde kostencalculatie verhoogd met leges.

  • 2.

    Voor tijdelijke huisvesting geldt als tegemoetkoming de maximale huurgrens van € 737,14 voor maximaal 6 maanden (Wet op de huurtoeslag )

  • 3.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming bij woningsanering voor het vervangen van vloerbedekking bedraagt maximaal € 30,- per strekkende meter.

  • 4.

    Voor een aanpassing van woonwagen of woonboot geldt : als de technische levensduur nog minimaal 10 jaar is en er nog minimaal 5 jaar een legale lig- of standplaats voor bestaat binnen de gemeente gelden voor aanpassing van woonschepen en woonwagens dezelfde regels als voor woningaanpassingen. Als hieraan niet wordt voldaan geldt een maximale vergoeding van € 10.000,- .

3.4 Terugbetaling economische meerwaarde

Wanneer binnen 10 jaar de woning wordt verkocht, moet de cliënt de gemeente een deel van de toegekende financiële tegemoetkoming terugbetalen. De hoogte van het terug te betalen bedrag is gelijk aan het bedrag van de voorziening, verminderd met 10 procent per jaar. De ontvanger van de tegemoetkoming bericht het college binnen zes weken na verkoop van de woning.

3.5 Huurderving

Het college kan een verhuurder vragen een aangepaste woning beschikbaar te houden voor een persoon met een beperking en de huurderving vergoeden aan de verhuurder met ingang van de datum van opzegging van de vorige huurder. Dit gedurende maximaal zes maanden.

Het bedrag van de vergoeding bedraagt de daadwerkelijk gederfde huurinkomsten, gemaximeerd tot het bedrag van de huurtoeslag ( € 737,14), zoals jaarlijks wordt vastgesteld in het onderdeel Huurtoeslag van de Belastingdienst.

Artikel 4 Vervoersvoorzieningen

4.1. Algemeen

Het pgb voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tarieven Zorg in Natura inclusief onderhoud en reparatie van de goedkoopst adequate voorziening zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 7 jaar.

4.2Financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

De Regiotaxi en Valys is altijd voorliggend in alle situaties.

  • 1.

    De vergoeding voor (individuele) taxiritten is gebaseerd op jurisprudentie waarin wordt gesteld dat cliënt 2000 km per jaar moet kunnen reizen, waarbij in acht wordt genomen dat als cliënt met het reguliere OV of de Regiotaxi had kunnen reizen hij ook kosten had gemaakt.

  • 2.

    De vergoeding wordt verleend voor het gebruik van een:

    • a.

      (eigen) auto: een bedrag per kilometer ad maximaal € 0,30 per kilometer met een maximum van € 600,- per jaar;

    • b.

      Taxi: een bedrag per kilometer gelijk aan 40% van het maximale bedrag per kilometer (€ 2,40) zoals bepaald in artikel 1 a onder lid 1 b van de geldende ‘Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer’. Voor 2020 is dit € 0,96. Er geldt een maximum jaarbedrag van € 1.920,-

    • c.

      Rolstoeltaxi: een bedrag per kilometer gelijk aan 40% van het maximale bedrag per kilometer (€ 3,02) zoals bepaald in artikel 1 a onder lid 1 b van de geldende ‘Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer’. Voor 2020 is dit € 1,20. Er geldt een maximum jaarbedrag van € 2.400,-

    • d.

      De regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven (taxi)vervoer is te vinden; https://wetten.overheid.nl/BWBR0010998/2020-01-01

Maximale financiële tegemoetkoming (2000 km per jaar)

Vervoermiddel

Bedrag per kilometer (incl. Btw)

Maximum per jaar (incl. Btw)

(eigen) auto

€ 0,30/km

€ 600,-

Taxi

€ 0,96/km

€ 1.920,-

Rolstoeltaxi

€ 1,20/km

€ 2.400,-

Artikel 5. Wmo Huishoudelijke hulp, Wmo individuele begeleiding Wmo dagbeststeding en Wmo kortdurend verblijf

Bij de maatwerkvoorzieningen huishoudelijke hulp en begeleiding wordt met het toekennen van een pgb onderscheid gemaakt tussen ondersteuning door:

  • door een formele zorgaanbieder A of B

  • door een persoon uit het sociale netwerk, C

In artikel 13 van de Verordening staan de voorwaarden voor de toetsing berekening pgb.

5.1WMO maximalepgb-tarieven 2020

Tarieven WMO

Voorziening

Eenheid

Uur, dagdeel, etmaal

Pgb 100 % ZIN

zorgaanbieder A

Pgb 80 % ZIN

zorgaanbieder B

Pgb 50 % ZIN

Persoon uit het sociaal netwerk

Reguliere begeleiding

Uur

€ 47,40

€ 37,92

€ 23,70

Gespecialiseerde begeleiding

Uur

€ 76,20

€ 60,96

€ 38,10

Reguliere dagbesteding

Dagdeel

€ 35,76

€ 28,61

Nvt

Gespecialiseerde dagbesteding

Dagdeel

€ 53,08

€ 42,46

Nvt

Kortdurend verblijf en respijtzorg

Etmaal

€ 162,50

€ 130,-

Nvt

Vervoer dagbesteding / dagbehandeling GGZ extramuraal

Etmaal

€ 8,97

€ 7,17

Nvt

Vervoer dagbesteding / dagbehandeling GHZ rolstoel extramuraal

Etmaal

€ 21,66

€ 17,33

Nvt

Artikel 6. (Sport)Rolstoelen

Artikel 6.1 Hoogte pgb voor rolstoelen

  • 1.

    Het pgb voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier;

  • 2.

    Het pgb-bedrag wordt verhoogd met een jaarlijks bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag dat de gemeente betaalt voor onderhoud en reparatie voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

  • 3.

    Als het om een tweedehands voorziening gaat, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven.

Artikel 6.2 Financiële tegemoetkoming sportrolstoel

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor een (handbewogen) sportrolstoel bedraagt maximaal € 3.000,- (incl. btw).

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor een elektrische sportrolstoel bedraagt € 5.000,- (incl. btw).

Beide financiële tegemoetkomingen zijn bedoeld voor de aanschaf en het onderhoud van de voorziening voor een periode van minimaal drie jaar. Na de periode van drie jaar worden onderhoudskosten vergoed, indien de voorziening technisch is goedgekeurd en de offerte is goedgekeurd door de backoffice.

Artikel 7. Slotbepalingen

7.1 Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2020, onder gelijktijdige intrekking van “Aangepast besluit maatschappelijke ondersteuning Utrechtse Heuvelrug 2018”.

7.2 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2020”.

Ondertekening