Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en invordering van de precariobelasting 2020.

Geldend van 21-11-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van de precariobelasting 2020.

De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2019;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van de precariobelasting 2020.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van percelen welke aan derden zijn verhuurd;

  • b.

    voorwerpen welke, welke moeten worden gedoogd;

  • c.

    vlaggen, vlaggenstokken of sierlampen;

  • d.

    afvoerbuizen van hemelwater, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 10 centimeter buiten de gevel uitsteken;

  • e.

    luifels, erkers, kelderingangen, licht- en luchtopeningen (koekoek), overstekende balkons, uitbouwen, zonneschermen, overbouwingen en dergelijke onderdelen van bouwwerken;

  • f.

    bloemen- of plantenbakken;

  • g.

    voorwerpen welke uitsluitend in een algemeen belang voorzien of welke uitsluitend worden gebezigd voor weldadige doeleinden;

  • h.

    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige maatschappelijke buurtactiviteiten georganiseerd door lokale verenigingen;

  • i.

    reclameobjecten indien de gemeente terzake reeds op grond van de verordening reclamebelasting, reclamebelasting heft;

  • j.

    brievenbussen en telefooncellen;

  • k.

    buizen in de grond, tot lozing van fecaliën, huishoud- of hemelwater;

  • l.

    voorwerpen ten dienste van het wegverkeer om het gebruik van wegen door zich daarop voortbewegend verkeer te vergemakkelijken, waaronder in ieder geval worden begrepen algemene bewegwijzeringen waarmee een algemeen belang wordt gediend.

Artikel 5 Heffingsmaatstaf en tarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat, een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de maatgegevens in die vergunning alsmede bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan telkens het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing; tijdstip van verschuldigdheid

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Betalingstermijn

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

De regelgeving inzake de kwijtschelding is vastgelegd in de Regeling kwijtschelding gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 Overgangsrecht, inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening precariobelasting 2019’ vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2018, wordt ingetrokken, met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2020’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 november 2019.

mr. J.W.L. Pluijmen dr. J.J. Schrijen

griffier voorzitter

Tarieventabel behorende bij de verordening precariobelasting 2020.

Nr.

Omschrijving voorwerp

Heffingsgrondslag

Tarief

Hoofdstuk 1 Gereserveerd

Hoofdstuk 2 Bouwmaterialen en dergelijke

2.1

Het tarief bedraagt voor bouwmaterialen, zoals een loods, een keet, een stelling, een heikar of een heistelling, een kraan, een betonmolen, een asfaltketel, trechter, of enig ander werktuig ten dienste van bouwwerken bij een totaal ingenomen oppervlakte van

per m2 per dag

€ 0,30

Hoofdstuk 3 Gereserveerd

Hoofdstuk 4 Gereserveerd

Hoofdstuk 5 Gereserveerd

Hoofdstuk 6 Gereserveerd

Hoofdstuk 7 Terrassen

7.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen onder, op of boven een terras in gebied:

7.1.1

a

Avondpoelstraat - Berkelstraat - Bogaardlaan - Jan Deckerstraat - Th. Dorrenplein - Engelbertstraat - Dr. Erensstraat - Gosewijnstraat - Grotestraat Centrum – de Guascostraat - Hovetstraat - Kerkstraat - Lindenlaan - Louis van der Maesenstraat – Maturnusstraat - Muntstraat - Passage - Pelerinstraat – Poststraat – Tienschuurstraat – Walramplein - Walravenstraat

per m2 per maand

€ 10,95

7.1.2

b

Burg. Henssingel - Berkelplein - het Bat - Cauberg tot en met huisnummer 2 - Daalhemerweg tot en met huisnummer 4 - Grendelplein - Neerhem tot en met huisnummer 20 - Palankastraat - Plenkertstraat tot en met huisnummer 25

per m2 per maand

€ 8,70

7.1.3

c

Emmalaan - Julianalaan - Molenstraat - Neerhem vanaf huisnummer 20 - Oranjelaan - Plenkertstraat vanaf huisnummer 27 - Pr Bernhardlaan - Reinaldstraat - St. Pieterstraat - Wilhelminalaan

per m2 per maand

€ 5,60

7.1.4

d

overige straten en pleinen

per m2 per maand

€ 2,00

Hoofdstuk 8 Overige voorwerpen

8.1

Gereserveerd

8.2

Het tarief bedraagt voor uitgestalde goederen:

per m2 per maand

€ 3,95

8.3

Het tarief bedraagt voor het anders dan met een motorvoertuig innemen van een standplaats voor de verkoop van waren buiten de wekelijkse warenmarkten in het gebied dat omsloten wordt door de Pr. Margrietlaan - Broekhem - Geneindestraat - Reinaldstraat - St Pieterstraat - Walramplein - Hovetstraat - Berkelstraat - Muntstraat - Grendelplein - Plenkertstraat - Polfermolen - Pr Bernhardlaan, de hierboven genoemde wegen en pleinen of gedeelten daarvan daaronder begrepen:

8.3.1

indien die standplaats wordt ingenomen op een betaalde parkeerplaats of een gedeelte daarvan, per kraam of verkoopwagen

per dag

€ 9,00

8.3.2

indien die standplaats niet wordt ingenomen op een betaalde parkeerplaats, per kraam of verkoopwagen

per dag

€ 2,00

8.4

Het tarief bedraagt voor het innemen van een standplaats voor de verkoop van waren buiten de wekelijkse warenmarkten en buiten het onder 8.3 genoemde gebied, per kraam of verkoopwagen:

per dag

€ 1,50

8.5

Het tarief bedraagt voor voorwerpen waarvoor in dit hoofdstuk en de voorgaande hoofdstukken geen afzonderlijk tarief is opgenomen:

per m2 per maand

€ 9,00

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul van 5 november 2019.

mr. J.W.L. Pluijmen

griffier