Regeling vervallen per 01-03-2013

Afstemmingsverordening IOAZ en IOAW Gemeente Valkenburg aan de Geul

Geldend van 01-07-2010 t/m 28-02-2013

Intitulé

Afstemmingsverordening IOAZ en IOAW Gemeente Valkenburg aan de Geul

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 25 mei 2010;

gezien het advies van de commissie Cultuur, sociale zaken, Welzijn en Onderwijs (CSWO)

d.d. 7 juni 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid van de gemeentewet;

gelet op artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid IOAZ;

besluit vast te stellen: Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Valkenburg aan de Geul.

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • b.

    IOAZ:

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • c.

    IOAW/IOAZ:

    de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

  • d.

    Wet SUWI:

    Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • e.

    Uitkering:

    de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

  • f.

    grondslag:

de voor de werkloze werknemer dan wel gewezen zelfstandige toepasselijke grondslag bedoeld in artikel 5, derde ,vierde en vijfde lid van de IOAW, onderscheidenlijk artikel 5, vierde lid van de IOAZ;

g.maatregel:

g. het verlagen van de grondslag op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20,

eerste lid IOAZ alsmede het blijvend (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

  • h.

    inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

  • i.

    benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul.

Zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de IOAW en IOAZ.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting -anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ- schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2. Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

  • 3. Indien naar het oordeel van het college bij belanghebbende sprake is van een situatie bedoeld in artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ, welke niet is omschreven in het eerste lid, wordt eveneens overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

Artikel 3 De berekeningsgrondslag en de ingangsdatum

De maatregel in de vorm van een verlaging wordt toegepast op de grondslag.

Artikel 4 Afstemming en duur van de maatregel

  • 1. Een maatregel bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2. Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

  • 3. De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan drie jaren vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

  • 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden in één kalendermaand ten uitvoer gelegd. Indien de maatregelen niet in één kalendermaand kunnen worden geëffectueerd, worden de maatregelen na het besluit tot opleggen van de maatregel achtereenvolgend ten uitvoer gelegd.

Artikel 8 Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1.eerste categorie:

het zich niet dan wel niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV werkbedrijf of het niet dan wel niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening.

  • 3.

    derde categorie

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • c.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening.

Artikel 9 Hoogte van de maatregel

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      tien procent van de grondslag bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      vijftig procent van de grondslag bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      honderd procent van de grondslag bij gedragingen van de derde categorie.

Artikel 10 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren inkomen.

Artikel 11 Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college blijvendeen maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen inkomen uit deze arbeid.

Artikel 12 Door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgen

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college blijvendeen maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen inkomen uit deze arbeid.

Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens / niet meewerken

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van tien procent van de grondslag, indien:

    • a.

      belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ, eerste lid niet nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken.

    • b.

      belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ, tweede lid niet is nagekomen door niet de desgevraagde medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de IOAW/IOAZ.

  • 2. Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid onder a kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing kenbaar is gemaakt.

Artikel 14 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de

uitkering

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een bruto benadelingbedrag tot € 1000,-: tien procent van de grondslag;

    • b.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: twintig procent van de grondslag;

    • c.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: veertig procent van de grondslag;

    • d.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 4000,- of meer: honderd procent van de grondslag.

  • 3.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvordering is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvordering is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Artikel 15 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor

de uitkering

Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van tien procent van de grondslag, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien de belanghebbende zich jegens het college of zijn medewerkers zeer ernstig misdraagt legt het college een maatregel op. In een op directieniveau vast te stellen protocol wordt nader aangegeven wanneer sprake is van zo’n zeer ernstige misdraging.

  • 2. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel bepaald op:

    • a.

      vijftig procent van de grondslag gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als vernieling;

    • b.

      honderd procent van de grondslag gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als bedreiging, belaging of mishandeling.

Artikel 17 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Gemeente Valkenburg aan de Geul.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 juni 2010

De Griffier, De Voorzitter,

A.M. Hoeberigs Drs. M.J.A. Eurlings