Regeling vervallen per 01-01-2013

Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Valkenburg aan de Geul 2010

Geldend van 30-12-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Valkenburg aan de Geul 2010

Raadsvergadering:

Raadsvoorstel:

DE RAAD VAN DE GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. ………… 2010;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Algemene plaatselijke verordening Valkenburg aan de Geul 2010.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;

  • b.

    Weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    Openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.

  • d.

    Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet.

  • e.

    Rechthebbende: degene die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • f.

    Bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1.1 van de bouwverordening

  • g.

    Gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

  • h.

    Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

  • i.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag

  • 2. Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4;

  • 4. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10 lid 2, artikel 2:12 of artikel 4:11.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan zes weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de volgende artikelen van deze Verordening:

  • a.

    artikel 2:9: ontheffing van het verbod tot het optreden als straatartiest e.d.;

  • b.

    artikel 2:25: vergunning tot het organiseren van een evenement;

  • c.

    artikel 2:28: exploitatievergunning horecabedrijf;

  • d.

    artikel 2:39: exploitatievergunning speelgelegenheid;

  • e.

    artikel 3:4: exploitatievergunning seksinrichting of escortbedrijf;

  • f.

    artikel 4:17: ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.

  • g.

    artikel 5:23: vergunning tot het organiseren van een snuffelmarkt.

HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE

Afdeling 1: Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2. Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Afdeling 2: Betoging

Artikel 2:2 Optochten (Vervallen. Is opgenomen in artikel 2:24)

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2. De kennisgeving bevat:

    • a.

      de naam en het adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de routen en plaats van beëindiging

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      de maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3. Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

  • 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Artikel 2:4 Afwijking termijn (Vervallen, opgenomen in artikel 2:3)

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens (Vervallen, opgenomen in artikel 2:3)

Afdeling 3: Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

  • 1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

  • 2. Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3. Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 4: Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d. (Vervallen. Opgenomen in artikel 2:24)

Artikel 2:8 Dienstverlening (Vervallen)

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

  • 1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

  • 2. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Artikel 2:9a Maskeerverbod op de weg

Het is verboden zich anders dan in het kader van de plaatselijke carnavalsviering zonder vergunning van de burgemeester op een weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats te bevinden met het gezicht door een masker geheel of gedeeltelijk bedekt, of op enige andere wijze vermomd of onherkenbaar gemaakt.

Artikel 2:9b Speelgelegenheid op de weg (Vervallen)

Afdeling 5: bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie van de weg.

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college in strijd met de publieke functie van de weg voorwerpen te plaatsen op, aan of boven de weg of een weggedeelte.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, dient bij gebruik van de weg zoals bepaald in artikel 2.2, eerste lid onder j of k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning te worden verleend.

  • 3. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet:

    • a.

      indien sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.24;

    • b.

      indien sprake is van een standplaats als bedoeld in artikel 5:17;

    • c.

      indien sprake is van een terras als bedoeld in artikel 2:28;

    • d.

      voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Woningwet, de Wet milieubeheer, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement.

  • 4. Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod genoemd in het eerste lid niet geldt.

  • 5. Een vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid kan worden geweigerd, indien

    • a.

      het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

    • b.

      het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg (Vervallen)

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1. Het is verboden om zonder vergunning van het bevoegde gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2. Het bevoegde gezag weigert de vergunning voor het maken of veranderen van de uitweg:

  • a. indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

  • b. indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

  • c. indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

  • d. indien er sprake is van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • e. het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt aangetast of dreigt te worden aangetast.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.

Afdeling 6: Veiligheid op de weg

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid (Vervallen)

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

  • 1 De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.

  • 2 Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.

  • 3 Het is verboden een winkelwagentje dat is gebruikt op de weg, onbeheerd daarop achter te laten anders dan op een daartoe aangewezen plaats.

  • 4 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 2:17

Kelderingangen, koekoeken e.d. (Vervallen)

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

  • 1. Het is verboden te roken in bossen, op heidegronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het college aangewezen periode.

  • 2. Het is verboden in bossen, op heidegronden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

Artikel 2:19

Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

  • 1.

    Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 m uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:19a Gevaarlijke voorwerpen (Vervallen)

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen (Vervallen)

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. Het bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Artikel 2:21a Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting (Vervallen)

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

  • 1. Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

  • 1. Het is verboden:

  • a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;

  • b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.

  • 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale vaarwegenverordening.

Artikel 2:23a Benzinepompen op of nabij de weg

(Vervallen)

Afdeling 7. Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

  • a. bioscoopvoorstellingen;

  • b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:21 van deze verordening;

  • c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

  • d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

  • e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

  • f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

  • 2. Onder evenement wordt mede verstaan:

  • a. een herdenkingsplechtigheid;

  • b. een braderie;

  • c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

  • d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

  • e. een klein evenement.

  • 3. Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag.

Artikel 2:25 Evenement

1 Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2 De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

a de openbare orde;

b het voorkomen of beperken van overlast;

c de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

d de zedelijkheid of gezondheid en

e.indien er strijdigheid bestaat met het evenementenbeleid.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren

Afdeling 8. toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

  • 1. Onder horecabedrijf wordt in deze afdeling verstaan:

    • a.

      de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, bed & breakfast, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.

    • b.

      alle al dan niet tegen betaling voor het publiek toegankelijke lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel als bedoeld in de Winkeltijdenwet (met uitzondering van afhaalcentra) worden gebruikt, voor zover daar bij wijze van hoofdfunctie of overwegende nevenfunctie logies wordt verstrekt dan wel gelegenheid wordt gegeven om al dan niet tegen betaling enigerlei eetwaren en/of alcoholvrije drank te verkrijgen en/of te verbruiken.

    • c.

      afhaalcentra, zijnde winkels waar voor gebruik elders dan ter plaatse uitsluitend eetwaren en/of alcoholvrije drank plegen te worden verstrekt.

  • 2. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan: een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.

  • 3. Een terras in de zin van deze afdeling is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

  • 4. Onder houder wordt in deze afdeling verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2:28 of 2:28g.

  • 5. Leidinggevende: degene die de feitelijke leiding geeft aan de exploitatie van een horecabedrijf.

  • 6. Deze afdeling verstaat niet onder bezoekers:

    • a.

      de gezinsleden van de houder, alsmede zijn elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;

    • b.

      de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

    • c.

      de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

  • 1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras

  • 6. Onverminderd het gestelde in het derde en vierde lid kan de burgemeester de in het vijfde lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf horende terrassen weigeren:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • b.

      indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

    • c.

      Indien het gebruik in strijd is met het terrassenbeleid.

  • 7. Het bepaalde in het vijfde en zesde lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wegenverordening provincie Limburg van toepassing is.

Artikel 2:28a Opheffing vergunningplicht (Vervallen)

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 4. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

    • a.

      in de maanden juli en augustus op maandag tot en met donderdag tussen 02.00 en 06.00 uur en op vrijdag tot en met zondag tussen 03.00 en 06.00 uur;

    • b.

      in de overige maanden op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 en 06.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 03.00 en 06.00 uur.

  • 5. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

  • 6. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf (Vervallen)

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven

  • 1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

Artikel 2:33 Ordeverstoring

Het is verboden in een openbare inrichting de orde te verstoren.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:29 tot en met 2:32

Artikel 2:34a Toegang ambtenaren van politie

(Vervallen)

Artikel 2:34b Maskeerverbod in inrichtingen (Vervallen)

Artikel 2:34c Glas op de weg

  • 1. Het is de houder van een inrichting welke is gelegen aan een door de burgemeester bij openbare kennisgeving aangewezen weg, verboden drank in glas te verstrekken, gedurende een door de burgemeester in die openbare kennisgeving aangegeven periode.

  • 2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod.

  • 3. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een ontheffing kan al dan niet tijdelijk worden ingetrokken of gewijzigd.

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft;

  • 2.

    houder: degene die een inrichting exploiteert dan wel daarin de feitelijke leiding heeft

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

Artikel 2:37 Nachtregister (Vervallen)

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Afdeling 10: Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 1. Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

  • a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

  • b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;

  • c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

  • 3. De burgemeester weigert de vergunning:

  • a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

  • b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

Artikel 2:40 Kansspelautomaten

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Wet op de kansspelen;

    • b.

      kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;

    • c.

      hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;

    • d.

      laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet  .

  • 2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee kansspelautomaten toegestaan.

  • 3. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.

Afdeling 11: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:40a Kraken van gebouwen

(Vervallen)

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3. Deze verboden gelden niet voor personen van wie aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

  • 4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

  • a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

  • b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

  • 1. Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

(Vervallen)

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. (Vervallen)

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1. Het is verboden:

  • a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

  • b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.

  • 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 WvSr of artikel 5 van de WvW 1994.

Artikel 2:47a Verplichte route (Vervallen)

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

  • a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

  • b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1. Het is verboden:

  • a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

  • b. zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:

  • a.

    dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of portiek;

  • b.

    daardoor die ingang versperd wordt.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt e.d.

Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, evenement, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

Artikel 2:53 Bespieden van personen

(Vervallen)

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur

(Vervallen)

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren

(Vervallen)

Artikel 2:56 Alarminstallaties

(Vervallen)

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

  • a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;

  • b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

  • c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.

  • 3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  • 1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:

  • a. op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;

  • b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;

  • c. op een andere door het college aangewezen plaats.

  • 2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid, onder a niet geldt.

  • 3. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

  • 4. Het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid is niet van toepassing op visueel gehandicapten, die geleid worden door een geleidehond of de houder van een hond welke is opgeleid door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland of door de Stichting Servicehonden voor Auditief of Motorisch Gehandicapten en aan de houder ter beschikking is gesteld in verband met een motorisch gebrek.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

  • a.

    anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

  • b.

    anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

  • 2.

    In afwijking van artikel 2:57, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

  • 3.

    In het eerste lid wordt verstaan onder:

  • a.

    muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevig kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;

  • b.

    kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten

van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1. Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

  • a. aanwezig te hebben, of

  • b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of

  • c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • 2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.

  • 3. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Artikel 2:61 Wilde dieren

(Vervallen)

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

Artikel 2:63 Duiven

(Vervallen)

Artikel 2:64 Bijen

  • 1. Het is verboden bijen te houden:

  • a. binnen een afstand van dertig meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;

  • b. binnen een afstand van dertig meter van de weg.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.

  • 3. Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.

  • 4. Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement.

  • 5. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2:65 Sluiting voor het publiek toegankelijke plaats /verbieden sportwedstrijden

  • 1. Een voor het publiek toegankelijke plaats kan door de burgemeester voor ten hoogste drie maanden worden gesloten, indien er zich feiten hebben voorgedaan die de gegronde vrees wettigen, dat het geopend blijven van deze plaats gevaar oplevert voor de openbare orde.

  • 2. De burgemeester kan het spelen of het doen spelen van een sportwedstrijd verbieden uit vrees voor het ontstaan van verstoringen van de openbare orde.

  • 3. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde voorschriften geven met betrekking tot een sportwedstrijd.

  • 4. Het is de beheerder van een voor het publiek toegankelijke plaats verboden gedurende de tijd, door de burgemeester op grond van het eerste lid bepaalt,

          daarop of daarin publiek aanwezig te hebben, te houden of toe te laten.

  • 5. Het is verboden een voor het publiek toegankelijke plaats te bezoeken, of daarin aanwezig te zijn, nadat de sluiting daarvan overeenkomstig het bepaalde in

          het eerste lid is bevolen en bij openbare kennisgeving is bekend gemaakt.

    Afdeling 12: Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

    Artikel 2:66 Begripsbepaling (Vervallen)

    Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister (Vervallen)

    Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht (Vervallen)

    Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen (Vervallen)

    Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

    (Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven artikel 2:32).

    Artikel 2:70a Vervoer van gevaarlijke stoffen (Vervallen)

    Afdeling 13. Vuurwerk

    Artikel 2:71 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

    Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

    Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.

    Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

    • 1.

      Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

    • 2.

      Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

    • 3.

      De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

    Afdeling 14. Drugsoverlast

    Artikel 2:74 Drugshandel op straat

    Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg of andere openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

    Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, Veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

    Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:16, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 5:34 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.

    Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

    Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

    HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.

    Afdeling 1: begripsbepalingen

    Artikel 3:1 Begripsbepalingen

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

    • b.

      prostitué(e): degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

    • c.

      seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

    • d.

      escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

    • e.

      sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

    • f.

      exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

    • g.

      beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

    • h.

      bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    • 1.

      de exploitant;

    • 2.

      de beheerder;

    • 3.

      de prostituee;

    • 4.

      het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    • 5.

      toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

    • 6.

      andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

    Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

    Artikel 3:3 Nadere regels

    Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

    Afdeling 2: seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke

    Artikel 3:4 Seksinrichtingen

    • 1.

      Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

    • 2.

      In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder; en

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

    • d.

      de locatie van de inrichting

    Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

    • 1.

      De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • b.

      is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

    • 2.

      Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van het artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

    • ·

      bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

    • ·

      de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

    • ·

      de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • ·

      de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

    • ·

      de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

    • ·

      de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

    • 3.

      Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

    • 4.

      De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

    • 5.

      De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

    Artikel 3:6 Sluitingstijden

    • 1

      Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

      • a.

        op maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 8.00 uur;

      • b.

        op zaterdag en zondag tussen 0.00. en 12.00 uur.

    • 2

      Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1.4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

    • 3

      Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7 eerste lid, gesloten dient te zijn.

    • 4

      Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

    Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

    • 1.

      Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

    • 2.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.

    Artikel 3:7a Intrekking van de vergunning

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan het bevoegde bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3:3, de vergunning intrekken.

    Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

    • 1.

      Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

    • 2.

      De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

    Artikel 3:9 Straatprostitutie

    • 1.

      Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

    • a.

      op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;

    • b.

      gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.

    • 2.

      Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

    • 3.

      Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

    • 4.

      De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.

    • 5.

      De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

    • 6.

      Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.

    Artikel 3:10 Sekswinkels

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

    Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

    • 1.

      Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • a.

      indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • b.

      anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

    • 2.

      Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

    Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden

    Artikel 3:12 Beslissingstermijn

    • 1.

      Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

    • 2.

      Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

    Artikel 3:13 Weigeringsgronden

    • 1.

      De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

    • a.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

    • c.

      er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

    • 2.

      In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • d.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • e.

      de verkeersvrijheid of – veiligheid;

    • f.

      de gezondheid of zedelijkheid;

    • g.

      de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

    Afdeling 4. beëindiging exploitatie; wijziging beheer

    Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

    • 1.

      De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

    • 2.

      Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

    Artikel 3:15 Wijziging beheer

    • 1.

      Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

    • 2.

      Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

    • 3.

      In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

    Afdeling 5: Overgangsbepaling

    Artikel 3:16 Overgangsbepaling

    • 1.

      Op het exploiteren van een bestaande seksinrichting of escortbedrijf is het gestelde in artikel 3:4, eerste lid, niet van toepassing:

      • a.

        gedurende 8 weken na het in werking treden daarvan;

      • b.

        na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen.

    • 2.

      Gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen de exploitant aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen.

    HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE

    Afdeling 1: Geluidhinder en verlichting

    Artikel 4:1 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

    • b.

      inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

    • c.

      houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

    • d.

      collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

    • e.

      incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

    • f.

      woning: gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is;

    • g.

      geluidgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

    • h.

      geluidgevoelige gebouwen: gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

    • i.

      verblijfsruimten: ruimten als bedoeld in artikel 1.1, sub e Besluit geluidhinder binnen geluidgevoelige gebouwen;

    Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

    • 1.

      De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor maximaal drie door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

    • 2.

      In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente Valkenburg aan de Geul.

    • 3.

      Het college maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

    • 4.

      Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

    • 5.

      Het geluidniveau, veroorzaakt door de inrichting mag in geluidgevoelige ruimten van woningen van derden en verblijfsruimten geen overmatige geluidsoverlast veroorzaken.

    • 6.

      Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan collectieve

      festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

    Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

    • 1.

      Het is een inrichting toegestaan maximaal negen incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan (schriftelijk) in kennis heeft gesteld.

    • 2.

      Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan (schriftelijk) in kennis heeft gesteld.

    • 3.

      Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving

    • 4.

      De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

    • 5.

      De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

    • 6.

      Het geluidniveau, veroorzaakt door de inrichting mag in geluidgevoelige ruimten van woningen van derden en verblijfsruimten geen overmatige geluidsoverlast veroorzaken.

    • 7.

      Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan incidentele festiviteiten ter voorkoming van geluidhinder.

    Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten (Vervallen)

    Artikel 4:5 Onversterkte muziek(Vervallen)

    Artikel 4:6 Overige geluidhinder

    • 1.

      Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

    • 2.

      Bij de beoordeling of sprake is van geluidhinder gelden de geluidsnormen conform de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit. De beoordeling vindt verder plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.

    • 3.

      Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

    • 4.

      Diegene die de zorg heeft voor een dier moet voorkomen dat dit voor omwonenden geluidshinder veroorzaakt.

    • 5.

      Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

    Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

    Artikel 4:7 Straatvegen

    Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.

    Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

    Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

    Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

    Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.

    Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:10 Begripsbepalingen

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Boom; een houtachtig opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

    • b.

      Houtopstand; één of meer boomvormers, of andere houtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal of een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg.

    • c.

      Monumentale boom; een boom die conform toetsing aan het Bomenbeleidsplan en de daarin vastgestelde methodiek voor het bepalen van de boomwaardering als monumentaal beoordeeld wordt

  • 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een boom, houtopstand of monumentale boom te vellen of te doen vellen.

  • 2. Een vergunning wordt onder verwijzing naar het Bomenbeleidsplan verleend of geweigerd op grond van:

    • a.

      de natuurwaarde van de houtopstand;

    • b.

      de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    • d.

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    • e.

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

    • f.

      de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

  • 3. Een vergunning voor het vellen van een monumentale boom wordt slechts bij uitzondering verleend, indien;

    • a.

      een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de monumentale boom;

    • b.

      alternatieven uitputtend zijn onderzocht;

    • c.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

  • 4. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften betreffende;

    • a.

      de termijn waarbinnen herbeplanting plaats dient te vinden;

    • b.

      de minimale termijn van duurzame instandhouding van de herbeplanting;

    • c.

      de boomsoort en plantmaat;

    • d.

      de locatie.

Artikel 4:11a Kapverbod

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

  • a.

    wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    vruchtbomen (m.u.v. notebomen) en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

  • e.

    houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld of als hakhout beheerd wordt:

  • f.

    houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom (4), tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20 (5);

  • g.

    houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:11 lid 3.

Artikel 4:11b Herplant en instandhoudingsplicht

  • 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 4:12 Bescherming groenvoorzieningen

Het is in een voor publiek toegankelijk park, bos, plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem-, gras- of heesterperk dan wel aldaar bloemen te plukken of hout te sprokkelen.

Artikel 4.12a Afstand erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 1 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

  • 1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 5:6 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

    • d.

      mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

  • 3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

  • 4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale Verordening

Artikel 4:14. Stankoverlast door gebruik van meststoffen (Vervallen)

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame (Vervallen)

Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:16 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:17 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:

  • a. de bescherming van natuur en landschap;

  • b. de bescherming van een stadsgezicht.

Artikel 4:18 Aanwijzing kampeerplaatsen

  • 1. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:17, eerste lid niet geldt.

  • 2. Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:17, derde lid.

HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE

Afdeling 1: parkeerexcessen

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • b.

    parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

  • 1. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

  • a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een dezer voertuigen; dan wel

  • b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 2. Onder verhuren als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan:

  • a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

  • b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 3. Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:

  • a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, zulks gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

  • b. voertuigen gebezigd voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon.

  • 4. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

  • 1. Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 2. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

  • 1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

  • 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

  • 1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

  • a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

  • b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 4. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

  • 2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen (Vervallen)

Artikel 5:10a Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1. Het is verboden met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden, dan wel een voertuig, fiets of bromfiets te doen of te laten staan, door dan wel in een park of plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing:

  • a. op voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de overheid;

  • b. op voertuigen, waarmede standplaats wordt of is ingenomen op terreinen welke mede of uitsluitend voor dit doel zijn bestemd.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:11 Stationair draaiende motoren van voertuigen

  • 1. Het is verboden motoren van voertuigen, airconditioningsinstallaties daarbij inbegrepen, langer dan 5 minuten stationair te laten draaien, anders dan op de daartoe aangewezen plaatsen.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5:12 Inzameling van geld of goederen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

Afdeling 3. Venten

Artikel 5:13 Begripsbepaling

  • 1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

  • 2. Onder venten wordt niet verstaan:

  • a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

  • b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:21;

  • c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:16.

Artikel 5:14 Ventverbod

  • 1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2. Het is verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 20.00 uur en 08.00 uur.

  • 3. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

Artikel 5:15 Vrijheid van meningsuiting

  • 1. Het verbod als bedoeld in artikel 5:14, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

  • 2. Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen:

  • a. op door het college aangewezen openbare plaatsen, of

  • b. voor bepaalde dagen en uren.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:16 Begripsbepaling

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2. Onder standplaats wordt niet verstaan:

  • a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

  • b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:17 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

  • a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

  • b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Artikel 5:18 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:19 Afbakeningsbepalingen

  • 1. Het verbod van artikel 5:17, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

  • 2. De weigeringsgrond van artikel 5:17, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

Afdeling 5. Snuffelmarkten e.d.

Artikel 5:20 Begripsbepaling

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

  • 2. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

  • a. een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

  • b. een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:21 Organiseren van een snuffelmarkt

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

Afdeling 6. openbaar water

Artikel 5:22 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

(Vervallen)

Artikel 5:23 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

(Vervallen)

Artikel 5:24 Aanwijzingen ligplaats

(Vervallen)

Artikel 5:25 Verbod innemen ligplaats

(Vervallen)

Artikel 5:26 Beschadigen van waterstaatswerken

(Vervallen)

Artikel 5:27 Reddingsmiddelen

(Vervallen)

Artikel 5:28 Veiligheid op het water

(Vervallen)

Artikel 5:29 Overlast aan vaartuigen

(Vervallen)

Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:30 Crossterreinen

  • 1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

  • a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

  • b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

  • c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Artikel 5:31 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.

  • 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

  • a. in het belang van het voorkomen van overlast;

  • b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

  • c. in het belang van de veiligheid van het publiek.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

  • a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

  • b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

  • c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

  • d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

  • e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:

  • a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 8. Verbod vuur te stoken

Artikel 5:32 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2. Het verbod geldt niet voor zover het betreft:

  • a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

  • b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

  • c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

  • 3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Afdeling 9 Straatnaamborden, huisnummers e.d.

Artikel 5:33 Gedoogplicht aanduidingen (Vervallen)

Artikel 5:34 Verwijdering e.d. aanduidingen (Vervallen)

Afdeling 10. Verstrooiing van as

Artikel 5:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

  • 1. Incidentele asverstrooiing is verboden op:

  • a. verharde delen van de weg;

  • b. gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

  • 2. Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.

  • 3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

Artikel 5:37 Hinder of overlast

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6:1 Strafbepaling

Overtreding van bij of krachtens de in deze verordening bepaalde artikelen en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

  • § de functionarissen van het Korps Regiopolitie Limburg-Zuid;

  • § milieu- en parkwachters

  • § de marktmeester

  • § algemeen toezichthouders, tot wiens taak het APV toezicht behoort

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1. De Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Valkenburg aan de Geul 1995 (inclusief naderhand ingevoerde wijzigingen)wordt ingetrokken

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Valkenburg aan de Geul 2010.

Aldus vastgesteld in de vergadering van … [datum]

De raad van …

De griffier De burgemeester

Alfabetisch register

A.

Aanbieden (van geschreven of gedrukte stukken) 2:6

Aanbrengen van voorwerpen enz. op de weg. 2:10

Aanhanger (verbod tot parkeren). 5:6

Aanleggen van een weg.... 2: 11

Aanlijngebod voor honden. 2:57

Aanplakregeling..............................................2:42

Aanvraag (te laat ingediend) 1:2/1:3

Aanvullen voorschriften en beperkingen. 1:4

Aanwijzing gemeenteambtenaren. 6:2

Aanwezigheid exploitant/beheerder seksinrichting 3:8

Afsteken vuurwerk.......................................... 2:73

Afval opslag……………. 4:13

Afvalstoffen opslag ................................................ 4:13

Afwijking sluitingstijd ................................... 2:30; 3:7

Algemene Plaatselijke Verordening......................... .6:6

Algemene termijnenwet...................................... 1:7

Ambtenaren (belast met toezicht op). 6:2

Autohandelaar (parkeren door). .5:3

B.

Bebouwde kom............................................... 1:1

Beëindiging seksinrichting (of wijzigingen). 3:14

Begripsbepalingen.................................1:1; 2:24; 2:27; 2:71; 3:1; 4:1; 5:1

Beheer (wijziging seksinrichting) 3:15

Beperking verkeer……………………… 5:31

Beperkingen................................................1:4

Beschadigen van een wegdek. 2:11

Beslissingstermijn.........................................1:2; 3:12

Bestuursorgaan………………… .1:2; 1:3; 2:34; 3:2

Betoging.......................................................2:3

Betreden gebouwen en terreinen. 2:41; 6:3

Binnentreden van woningen, gebouwen, terrein enz. 6:3

Borden (gedoogplicht)...................................... 2:21

Bromfiets………….........4:13; 5:11; 5:30

Bij zich hebben van vuurwerk. 2:73

C.

Caravan (verbod tot parkeren).............................. 5:6

Caravan (verbod tot opslag)………………………. 4:13

Categorie (aangewezen geluidsapparaten).............. .4:6

  • Citeertitel……………………………………….

    6:6

  • Collecteren................................................

    5:12

Commerciële reclame voertuigen i.v.m. parkeren............. 5:7

Crossen.................................................… 5:30

Crossterrein……………………………….5:30

D.

Deelnemen (aan verboden optocht)........................... 2:3

Dieren (gevaarlijke)....................................... 2:59;2:60

Doelloos rondhangen........................................ 2:47;2:49

Drank- en horecabedrijf................................ 2:27

Drank- en horecawet…………………………………. 2:24; 2:48; 3:5

  • Drankgebruik………………………….

    2:48

  • Dronkenschap...............................................

    2:48

  • Drugs......................................................

    2:74

E.

Erotisch-pornografische goederen e.d.… 3:11

Escortbedrijf (omschrijving)…………………… 3:1

Escortbedrijf (verbod exploitatie van)…………… 3:4

Evenement..................................................2:24; 2:25

Exploitatie seksinrichting……………………… 3:4

Exploitatie seksinrichting (beëindiging)……… 3:14

F.

  • Feest......................................................

    2:24

  • Fiets…………………………………………….

    2:51; 2:52; 4:13; 5:31

Fotograaf (op of aan de weg)............................... 2:9

G.

Gebruik vuurwerk.............................. 2:73

Gedrag (hinderlijk)........................................ 2:47; 2:49

Gedragseisen(exploitant/beheerder seksinrichting)…… 3:5

Gedoogplicht borden voor openbaar verkeer.................. 2:21

Geluidshinder (overige)…………..................................... 4:6

  • Geluidsapparaat………………….......................

    4:6

  • Gemeenteambtenaren......................

    6:2

Gevaar door vee............................................ 2:62

Gebruik vuurwerk.................................... 2:73

Gegevens (te verstrekken)………………………… 2:3

Gesloten woning (betreden van)……………… 2:41

Gevaarlijke dieren........................................ 2:60

Gevaarlijke honden……………………………… 2:59

Grote voertuigen (verbod parkeren van)………………….. 5:8; 5:9

H.

Handel in horecabedrijf………………………………………… 2:32

Handelen zonder vergunning of ontheffing................... 6:1

Hinder door rondhangen..................................... 2:47 t/m 2:49

Hinderlijk gedrag.......................................... 2:47 t/m 2:49

Hinderlijk parkeren door vrachtwagens...................... 5:8

Honden.....................................................2:58; 2:59

Honden (gevaarlijk)…………………………. .2:59

Honden (aanlijngebod)...................................... 2:57

Hondenpoep..................................................2:58

Hoogspanningslijn…………………………… 2:22

Horecabedrijf.................................….. 2:27; 2:28; 2:32; 2:48;

Houder vergunning of ontheffing........................... .1:5; 1:6

I.

Identificatiekenmerk………………………………..2:59

Inbrekerswerktuigen (vervoer).............................. 2:44

Incidentele festiviteit (twaalfdagenregeling)……….. 4:3

Intrekking vergunning/ontheffing........................... 1:6; 3:5;

Inwerkingtreding overgangsmaatregel........................ 6:4; 6:5

Inzage vergunning.......................................... 2:42

Inzameling van geld of goed.......................... 5:12

J.

K.

Kampeerwagen (verbod tot parkeren)......................... 4:13; 5:6

Kansspelen (Wet op de)………………………………… 2:39; 2:40

  • Kennisgeving...................................

    2:3; 4:3

  • Kladden…………………………………………….

    2:42

Kom (bebouwde)............................................ . 1:1

L.

Laden...................................2:10; 5:1

Landbouwproducten(ingekuild)……………………… 4:13

Loslopende honden.......................................... 2:57

Loslopend vee.............................................. 2:62

Lossen..................................2:10; 5:9

M.

Materialen (opslag van oude)............................... 2:43; 4:13

Muilkorven van honden...................................... 2:59

N.

Nadere regels.............................................. 2:42; 3:3; 2:59

Naleving verordening....................................... 3:9; 6:1; 6:2; 6:3

Natuurgebied……………………………………..2:18; 5:31

Natuurlijke behoefte doen (verbod op)………………………….. 4:8

Niet rijklare voertuigen op de weg (parkeren).............. 5:5

Nutsvoorzieningen (gedoogplicht voorwerpen t.b.v.)......... 2:21;

O.

Onbetamelijk gedrag bij bijeenkomsten...................... 2:33; 2:47

Ongeregeldheden………………………………….2:1

Ontheffing (sluitingsuur).................................. 2:29; 3:6

Ontsiering………………………………………….4:13

Openbare dronkenschap...................................... 2:47; 2:48

Openbare plaats……………………………… 1:1; 2.1; 2.3

Openbare manifestaties (wet)…………………… 2:3; 2:24

Openbare plaats (kennisgeving betoging).................... 2:3

Openbare vermakelijkheid.................................. 2:24; 2:25

Openbare vertoning......................................... 2:24; 2:25

Openbaren (gedachten/gevoelens)……………… 2:10; 3:11; 5:14; 5:15;

Opslag oude materialen..................................... 4:13

Opiumwet………………………………………..2:41; 2:74

Optocht (verbod)..................................... 2:25

Ordeverstoring.............................................2:26; 2:33

Ordeverstoring bij bijeenkomsten........................... 2:26; 2:33

Orgaan (bevoegd)........................................... 1:2; 1:3; 2:34; 3:2

Overgangsmaatregel........................6:4; 6:5

Overlast van (brom)fiets………………………………….. 2:52; 5:11

Overlast door rondhangen................................... 2:47; 2:49

Overlast door vee.......................................... 2:62

Overlast door vuurwerk...................................… 2:73

Overgangsbepaling (bestaande seksinrichting)…………….. 3:16; 6:5

P.

Paarden (verbod ruiters zich te bevinden op bepaalde plaatsen)....... 5:31

Parkeren (begripsomschrijving)...........................… 5:1

Parkeren (door autohandelaren etc.)......................… 5:2

Parkeren grote voertuigen................................… 5:8

Parkeren (uitzicht belemmerend)............................ 5:9

Parkeren niet-rijklare voertuigen........................… 5:5

Parkeren reclamevoertuigen...............................… 5:7

Parkeren recreatievoertuigen.............................… 5:6

Persoonlijk karakter (vergunning/ontheffing)………… ..1:5; 1:6

Plakken………………………………………………… 2:42

Plakmiddelen (vervoer)...................................… 2:43

Plantsoenen (rijden of parkeren in, betreden)......................…. 5:11; 5:31

Pluimvee……………………………………………………… 2:62

R.

Raamprostitutie (verbod op)…………….. 3:9

Rechthebbende..............................................2:21; 2:62; 3:11; 5:18

Reclamevoertuig (parkeren)............................... .5:7

Recreatievoertuigen (parkeren)............................ .5:6

Riool……………………………………… .4:9

Rondhangen (doelloos).................................... ..2:47

Rookverbod………………………………………..2:18

S.

Samenkomsten..............................................2:1; 2:24

Samenscholing (verbod)………………………. .2:1

Samenscholing (verwijderen)................................ 2:1

Schriftelijk...............................................2:3; 2:42; 3:14; 3:15

Seksinrichting (omschrijving)……………………………… 3:1

Seksinrichting (verbod exploitatie zonder vergunning)………… 3:4

Sloot……………………………………………… 4:9

Sluiting horecabedrijf (tijdelijk)……………………………….. 2:30

Sluitingsuur (horecabedrijf; seksinrichting).............. 2:29; 3:6; 3:7

Snuffelmarkt…………………………………………..5:22; 5:23

Speelautomatenbeleid………………………………… 2:40

Sportwedstrijd.........................................….2:24; 5:32

Speelautomaat………………………… ….2:40

Stalling van auto's op de openbare weg......... ............5:2: 5:6

Standplaatsen..............................................2:10; 5:14; 5:15; 5:16 t/m 5:19

Storten van afval........................................ ..4:13

Straatartiest………………………… ……2:9

Straatprostitutie (tippelverbod)…… …….3:9

Strafbepaling..............................................6:1

T.

Tekenaar (op of aan de weg).................... ............2:9

  • Tentoonstelling.......................................

    .....2:24

  • Termijnen..................................

    .1:7; 3:12; 3:16; 6:5

Tippelverbod……………………… …..3:9

Toestel....................................................4:6; 5:33

Toezichthouders…………………… ……………..6:2

Toezicht op vee.............................. 2:62

Twaalfdagenregeling ……………………… ….4:3

Twaalfdagenregeling (kennisgeving incidentele festiviteit)… .4:3

U.

Uitstalling………………………………………… …2:10; 5:17; 5:18

Uitweg (maken/veranderen)…………………… …..2:12

Uitwerpselen van honden................................... .2:58

Uitzichtbelemmerend parkeren............................ ...5:9

Urineren...................................................4:8

V.

Vee........................................................2:62

Vee (toezicht op)....................................... ...2:62

  • Veldloop..................................................

    .2:24

  • Venten...................................................

    ..5:13; 5:14

Verbod tot deelname aan optochten e.d........ ..............2:24

Verbod (evenement)................................... ....…2:24

Verboden drankgebruik………………………. 2:48

Verdovende middelen (verhandelen op de weg)............. .............2:74

Verfgereedschap............................................2:42

Vergadering (ordeverstoring)...................... .........2:33

Vergunning/vergunningaanvraag..............................1:2; 1:3; 1:4; 1:5; 1:6

Vergunningsplicht (opheffing)……………… ………..1:3

Verhandelen (van drugs)op de weg................... ................2:74

Verhandelen van goederen…………………… .5:12 t/m 5: 23

Vermakelijkheid............................................2:24; 2:25

Verontreiniging door honden………………… ……2:58

Verstoring van de openbare orde......................... ...2:26; 2:33

Verstoring van de orde bij bijeenkomsten............. ......2:33

Vervallen verordening................................... ...6:4

Vervoer plakgereedschap e.d.......................... ......2:43

Vervoer inbrekerswerktuigen.......................... ......2:44

Verwijderen afvalstoffen................................ ...4:13

Verwijderen uit samenscholing e.d..................... .....2:1

Voertuig(en)...........................2:47; 2:60; 2:74; 4:13; 4:17; H5 Afd. 1; 5:30; 5:31

Voertuigen (parkeren grote)............ ....................5:8

Voertuigen (parkeren niet rijklare)...... ..................5:4

Voertuigwrak (begripsomschrijving)...... ...................5:5

Voorschriften aan een vergunning/ontheffing..... ...........1:4

Voorwerpen op, in, over of aan de weg.................... ..2:10

Voorzieningen voor het openbaar verkeer.... .2:21

Vorm vergunning of ontheffing............................. .1:5

Vrachtwagens (verbod tot parkeren)...................... ...5:8; 5:9

Vrijheid van meningsuiting............................... ..2:42; 5:15

Vuurwerk (afleveren van)…………………… …2:72

Vuurwerk....................................2:72; 2:73

Vuilnis (zich ontdoen van).......................... ....... 4:13

W.

  • Wanordelijkheden.....................................

    ......2:1

  • Water......................................................

    1:1;4:9

Water (verontreiniging van)..................... .........…4:9

Weg........................................................1:1

Weg (voorwerpen op, in, over of boven).... .................2:10

Weg (bekladden openbare)............................ .......2:42

Weg (vervuiling van)................................... ....2:42

Weigeringsgronden (afgifte vergunning seksinrichting) …1:8; 3:13

Welstand……………………..........................2:10

Werkzaamheden (verontreiniging van de weg)...... ........4:12; 5:2; 5:9; 5.11

Wijziging beheer (seksinrichting)………………… ……………….3:15

Wijzigen vergunning of ontheffing.................. ........1:6

Wildplassen……………………………………… ……..4:8

IJ.

IJs (veiligheid op het ijs)……… …………..2:23

Z.

Zich ontdoen van afval..................... ................ 4:13

Zonneschermen..............................................2:10