Regeling vervallen per 02-11-2021

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het finan-cieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Valkenswaard

Geldend van 30-03-2012 t/m 01-11-2021

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het finan-cieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Valkenswaard

Financiële beheersverordening gemeente Valkenswaard 

De raad van de gemeente Valkenswaard

besluit,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

vast te stellen:

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het finan-cieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Valkenswaard.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. team:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen recht-streekse verantwoordelijkheid aan de directie en het college.

b. administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoe-ve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Valkenswaard en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c. product:

onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende deelproducten of een enkel product.

d. renteresultaat:

het verschil tussen de werkelijk betaalde rente en de toegerekende rente op basis van de reken-rente.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

De raad stelt een programma-indeling vast.

Artikel 3. Planning en controlcyclus

Uiterlijk 1 november, voorafgaande aan een begrotingsjaar, biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de Jaarbescheiden, de nota Kaders Begroting, de tussentijdse (bestuurs)rapportages en de Begro-ting met de meerjarenraming.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarbescheiden

1. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming (met inbegrip van de deelproducten) ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie (en deelproducten realisatie) ingedeeld naar programma’s.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investerin-gen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investerings-kredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

4. De begroting en de jaarbescheiden bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf ‘sub-sidies’ met daarin een overzicht van de subsidies.

Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de investeringskredieten, tenzij de raad een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

2. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende raadsvergadering aan de raad ge-meld. Een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet voegt het college bij de tussentijdse (bestuurs)rapportage. Een voorstel voor bijstelling van het beleid voegt het col-lege bij, gelijktijdig met de melding.

3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse (bestuurs)rapportage

1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse (bestuurs)rapportages over de rea-lisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie maanden en de eerste zeven maanden van het lopende boekjaar.

2. De 1e tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting van beleidsontwikkelingen, de daaraan gerelateerde financiële effecten en de uitvoering en de bijstelling van het beleid.

3. De 2e tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid, een overzicht met de bijgestelde raming van de baten en lasten per programma en de prognose van het jaarrekeningresultaat.

4. In de tussentijdse rapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van (deel)producten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000,-- toegelicht.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

 Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

1. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

2. In de Nota Kaders Begroting worden de afschrijvingstermijnen voor investeringen en onderzoe-ken opgenomen. Wijziging van een afschrijvingstermijn kan in principe alleen via deze nota.

3. Activa met economisch nut en een verkrijgingprijs van minder dan € 50.000,-- worden niet geac-tiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.

4. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raads-besluit wordt afgeweken, wordt het actief afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

Artikel 8. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een sys-teem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden de directe kosten en de indirecte kosten betrokken. De indirecte kosten worden door middel van opslagen toegere-kend.

2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor (brede) rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Artikel 9. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen en heffingen.

2. Bij de Nota Kaders Begroting biedt het college de raad de kaders aan voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons.

3. Bij de Nota Kaders Begroting biedt het college de raad de kaders voor de prijzen van gemeente-lijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid.

Artikel 10. Financieringsfunctie

1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

b. het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

c. het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

a. het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een AA rating afgegeven door ten minste twee gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

b. overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom met inbegrip van een opbrengstpercentage – zijnde de marktrente – ten minste aan het eind van de looptijd in tact is;

c. derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

d. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden ten min-ste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

e. overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële par-ticipaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

4. De methodiek van rekenrente wordt gehanteerd voor de rentetoerekening aan de activa. Het rekenrentepercentage wordt gebaseerd op het gemiddelde van de marktrente (op moment van samenstellen van de Nota Kaders Begroting) en de feitelijke rentedruk.

5. In de Nota Kaders Begroting wordt inzicht gegeven in het te verwachten renteresultaat voor de komende begrotingsjaren.

6. Bij de Nota Kaders Begroting biedt het college de raad de uitgangspunten aan van de rekenren-te en de wijze van inzet van het renteresultaat.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle

Artikel 11. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten.

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investerings-kredieten en voor het maken van kostencalculaties

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltref-fendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en re-levante wet- en regelgeving

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie,

alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving

Artikel 12. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk ge-bruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie

Artikel 14. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informa-tie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten

d. de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende infor-matievoorziening van de financieringsfunctie

e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 30 maart 2012.

2. Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële beheersverordening gemeente Valkens-waard 2008’, vastgesteld door de raad op 28 februari 2008, laatstelijk gewijzigd op 16 december 2008.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële be-heersverordening gemeente Valkenswaard 2012’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 29 maart 2012.
de burgemeester, de griffier,
drs. A.B.A.M. Ederveen drs. C. Miedema 

Toelichting 1

Algemeen

In artikel 1 worden uitsluitend de begrippen gedefinieerd die niet in een hogere regelgeving zijn ge-definieerd. Om de leesbaarheid te bevorderen zijn de relevante begrippen en terminologieën (hier-onder) toegelicht. Daarnaast zijn de gehanteerde afkortingen opgesomd.

 

Activa met : die activa die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen van de

economisch nut gemeente en/of die verhandelbaar zijn.

Dekkingsmiddelen : middelen die worden aangewend om de lasten in de begroting op te van-gen.

Doelmatigheid : het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen. Doelmatigheid wordt ook wel efficiëntie genoemd.

Doeltreffendheid : de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald. Een ander woord voor doeltreffendheid is effectiviteit.

Exploitatie : de bedrijfseconomische baten en lasten van alle gemeentelijke taken die tot uitdrukking komen in de begroting, meerjarenraming en de jaarrekening.

Financiële positie : het vermogen van de gemeente in relatie tot de exploitatie, met inachtne-ming van de risico’s.

Financiering : de wijze waarop (geld) middelen worden ingezet om activa aan te schaffen. Financiering kan met eigen financieringsmiddelen (reserves en voorzienin-gen) geschieden dan wel met externe financieringsmiddelen (opgenomen geldleningen).

Investering : het vastleggen van vermogen in ene object waarvan het nut zich over meer-dere jaren uitstrekt.

Paragraaf : onderdeel van de begroting waarin onderwerpen van belang voor het inzicht in de financiële positie, politiek, of anderszins worden behandeld. Een para-graaf bevat de beleidsuitgangspunten van beheersmatige activiteiten. Een paragraaf geeft een dwarsdoorsnede van de begroting

Planning & control- : via plannen sturing geven aan het beleid en beheer en beheersen, waarbij de

cyclus planning en control zich voltrekt in één cyclus.

Productenraming : ‘Document’ van het college waarin de programma’s uit de Begroting zijn uitgewerkt naar producten. De productenraming geeft alle gemeentelijke activiteiten weer in termen van producten. De productenraming is het be-grotingsdocument van het college en heeft met name een beheersfunctie voor de uitvoering van de begroting.

Programma : een samenhangend geheel van producten, activiteiten en geldmiddelen gericht op het bereiken van vooraf bepaalde maatschappelijke effecten, waaraan idealiter indicatoren gekoppeld zijn.

Rechtmatigheid : het handelen in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder ook begrepen de gemeentelijke verordeningen en raadsbeslui-ten.

 

BAGP : Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten

BBV : Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten

Fido : Financiering decentrale overheden

Het Rijk heeft regels gesteld aan hoe gemeenten en provincies hun geld en kapitaal beheren.

GW : Gemeentewet

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit ac-countantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in arti-kel 1 van de verordening gedefinieerd.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat een bepaling over de inrichting van de begroting en de jaarbescheiden. De indeling van de programma’s worden door de raad vastgesteld. De indeling is tijdongebonden, daar deze is gerelateerd aan het toekomstperspectief van de gemeente (toekomstvisie).

Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteinde-lijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hier-voor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).

De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een bud-get voor een samenstel van activiteiten of per activiteit beschikbaar te stellen. In de verordening is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.

Op voorstel van het college bepaalt de raad niet-financiële indicatoren per programma. Het is het zogenaamde SMART-maken van de begroting. Om de gemeente te kunnen monitoren is het raad-zaam per programma van de begroting enkele indicatoren op te nemen.

Het is niet raadzaam om de indeling van de begroting en jaarbescheiden regelmatig overhoop te halen. Als de indeling en gebruikte indicatoren goed bevallen, kunnen deze ongewijzigd blijven. (Kleine) bijstellingen of wijzigingen zijn meestal voldoende.

Artikel 3. Planning en controlcyclus

Het artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarbescheiden

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begro-ting. Zo wordt in het eerste lid het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voe-gen. En zo wordt ook bepaald de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen. Dit zijn geen stan-daard verplichting in het BBV. Wel moet men opletten dat de productrealisatie inderdaad bij het jaarverslag voegt en niet bij de jaarrekening. Anders gaat deze onderdeel uitmaken van de accoun-tantscontrole, hetgeen niet de bedoeling van de wet is.

In de verordening wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de (nieuwe) investeringen wordt gegeven.

Tot slot is de aanvullende bepaling opgenomen dat de begroting en de jaarbescheiden naast de door het BBV verplichte paragrafen een paragraaf subsidies bevatten. Overigens kunnen ook andere pa-ragrafen waaraan behoefte is, worden toegevoegd. Indien een paragraaf aan de verplichte paragra-fen wordt toegevoegd, kan een aanvullend artikel worden opgenomen waarin de raad aangeeft welke informatie zij minimaal in deze paragraaf wenst.

Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

Het artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. De autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigin-gen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad (lid 3).

Het college autoriseert mutaties van de baten en lasten op productenniveau. Gezien het bud-getrecht van de raad is er voor gekozen deze (administratieve) begrotingswijzigingen mee te nemen bij de behandeling van de tussentijdse rapportages (lid 4).

Naast lopende uitgaven doet de gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij be-grotingsbehandeling mee te nemen (lid 1). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangege-ven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de au-torisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begro-ting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Er zijn legio aanvullende bepalingen denkbaar voor het vooraf autoriseren van bepaalde soorten begrotingsoverschrijdingen. Zo heeft de gemeente te maken met veel verplichte uitgaven, waarvan de hoogte maar op beperkte wijze is te sturen. Voorbeelden hiervan zijn bijstandverlening of ver-strekking voorzieningen (maatschappelijke ondersteuning). Het is denkbaar dat in de financiële ver-ordening regels worden opgenomen, waarmee (beperkte) begrotingsoverschrijdingen op deze uit-gaven vooraf worden geautoriseerd.

Indien in de financiële verordening wordt opgenomen dat begrotingswijzigingen worden geautori-seerd bij de behandeling van de tussentijdse rapportages, is er minder noodzaak voor aanvullende bepalingen in de financiële verordening over de autorisatie van begrotingsoverschrijdingen.

Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de (concept)begroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.

Artikel 6. Tussentijdse (bestuurs)rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdse rappor-tages. Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Gekozen is voor twee tussentijdse (bestuurs)rapportages, die gekoppeld zijn aan de voorbereiding van de be-groting. De rapportages komen gelijktijdig beschikbaar aan de behandeling van de Nota Kaders Begroting respectievelijk aan de begrotingsbehandeling. De rapportages vallen in principe samen met de kwartaalrapportages IV 3 aan het Rijk.

Het tweede en derde lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het vierde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgeno-men dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 7 invulling gegeven. In de verordening zijn de methoden direct in de ver-ordening opgenomen. De afschrijvingstermijnen worden kenbaar gemaakt in de Nota Kaders Be-groting.

Voor de materiele vaste activa (met economisch nut) zijn daarbij de maximale afschrijvingstermij-nen als kader opgenomen. Hiervan kan naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een korte afschrijvings-termijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.

Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan de gemeente voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat de gemeente de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening namelijk aangetast.

Artikel 8. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prij-zen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 8 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke dien-sten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kos-ten die met de dienst samenhangen.

Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzie-ningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.

De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoere-kening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 9. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen en heffingen jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden.

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke be-sluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).

Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastge-steld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede en derde lid bepalen dat de raad deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt.

Artikel 10. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de finan-ciële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 10 wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de finan-cieringsfunctie. In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen. Een gemeente kan echter binnen de ruimte die de Wet Fido biedt, ook kiezen voor strakkere of ruimere kaders.

Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mag de ge-meente alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappij-en niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een (concept)besluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het derde lid stelt aanvul-lende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemoti-veerd.

Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar er niet al te veel vertrouwen meer in.

Artikel 11. Administratie

Onder artikel 11 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke ad-ministratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vast-gelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 12. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 12 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de admini-straties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 13 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen wor-den getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daad-werkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.

Artikel 14. Financiële organisatie

Artikel 14 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opge-dragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.

De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatie-besluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d. Een andere mogelijkheid voor het college is de regels voor de organisatie van de financieringsfunctie in een apart treasurystatuut vast te leg-gen. De verordening laat deze mogelijkheid open.

Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.

Een aanvullende bepaling kan worden opgenomen dat het organisatiebesluit en het eventueel apart opgestelde treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad worden aangeboden.

Artikel 15. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het ge-noemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarbescheiden van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

Artikel 16. Citeertitel

Artikel 16 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet wor-den verwezen.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).

De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strek-king in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.